Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Overijssel

Verordening Innovatie Stimuleringsregeling Overijssel 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOverijssel
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingVerordening Innovatie Stimuleringsregeling Overijssel 2004
CiteertitelVerordening Innovatie Stimuleringsregeling Overijssel 2004
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Stimuleringsregeling Twente en de Stimuleringsregeling Noordoost-Overijssel worden ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op aanvragen die zijn verleend of vastgesteld voor de inwerkingtreding van deze regeling.

De uitvoering van deze regeling is opgedragen aan Senter, een agentschap van het Ministerie van economische Zaken. 

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 12-11-2003

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal Blad nr. 2003-86

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht,

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200401-11-2005nieuwe regeling

12-11-2003

Provinciaal Blad nr. 2003-86

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Innovatie Stimuleringsregeling Overijssel 2004

 

 

Algemene Toelichting

TOELICHTING OP INNOVATIE STIMULERINGSREGELING OVERIJSSEL 2004 

In deze toelichting worden de artikelen van de verordening uitgelegd. Bovendien staan in de toelichting de verwijzigen naar hogere regelingeving van het Rijk (Algemene wet bestuursrecht) en de provinciale verordeningen die reeds door Provinciale Staten zijn vastgesteld en van invloed zijn op de Innovatie Stimuleringsregeling Overijssel.

 

ALGEMEEN

Doelstelling

De stimuleringsregeling is primair gericht op het bevorderen van vernieuwingsprojecten door het regionale bedrijfsleven. Dit met het oogmerk om daarmee de regionale economische structuur te versterken. Voor de financiering van de stimuleringsregeling worden middelen vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Ministerie van Economische Zaken en de provincie Overijssel beschikbaar gesteld. Daarnaast dienen de bedrijven ook zelf zorg te dragen voor een gedeelte van de financiering.

De Stimuleringsregeling kent als doelstelling het stimuleren van het midden- en kleinbedrijf in de betrokken subsidieregio’s bij het doorvoeren van vernieuwingen (innovaties). Op deze wijze wordt getracht om de vernieuwingskracht van de regio’s te stimuleren.

Evaluatie

De onderhavige Stimuleringsregeling is een vervolg op de Stimuleringsregelingen Twente en Noord-Overijssel die in de periode van 1995 tot en met 2001 hebben gegolden. Deze regeling is op verzoek van Gedeputeerde Staten geëvalueerd door Bureau Bartels. Als algemene conclusie kwam uit de evaluatie naar voren dat de Stimuleringsregeling een positieve bijdrage heeft geleverd aan het vergroten van de vernieuwingskracht van het bedrijfsleven in Twente en Noordoost-Overijssel. Op basis van de positieve evaluatie hebben Gedeputeerde Staten besloten om de regeling voort te zetten.

Met de nieuwe stimuleringsregeling continueert de provincie Overijssel haar rol om in samenwerking met relevante partijen aan bedrijven een omgeving te bieden die aanzet tot continue aanpassing en vernieuwing. Deze rol is onderdeel van het sociaal-economisch beleid ‘Ruimte voor vernieuwing 2000+’. Bovendien past het in de uitgangspunten van het nieuwe Onderhandelingsakkoord ‘Ruimte voor actie 2003-2007’. Met de Stimuleringsregeling wordt het praten over innovatie ook omgezet in daadwerkelijke financiële ondersteuning van innovatieve plannen binnen het MKB.

Speerpunten

Naar aanleiding van de evaluatie is in de stimuleringsregeling de mogelijkheid opgenomen om specifieke projecten danwel ondernemers in aanmerking te laten komen voor een hoger subsidiepercentage.

Dit geldt met betrekking tot milieuaspecten van projecten en het uitvoeren van projecten door kleine ondernemingen danwel technostarters of projecten op het gebied van informatie- en communicatietechnologie. De Innovatiestrategie van de provincie Overijssel is een nadere uitvoering van Ruimte voor vernieuwing 2000+. De vergroting van het innovatief vermogen vormt daarbij een specifiek aandachtsgebied. De Innovatiestrategie richt zich daarom onder andere op (techno)starters en ICT. In de nieuwe stimuleringsregeling zijn elementen opgenomen om juist op dit beleidsspeerpunt accenten te leggen.

Een dynamisch ondernemersklimaat is gebaat bij startende ondernemers. Een startende ondernemer richt vaak een onderneming op vanuit een bepaalde technologische vernieuwing. Deze ondernemingen zijn, op het moment dat de ondernemingen in de doorstartfase komen, dikwijls verantwoordelijk voor een grote vraag naar arbeidskrachten.

Naast de algemene aandacht voor het innovatieve vermogen van het midden- en kleinbedrijf in Overijssel, wil de provincie nadrukkelijk ook technostarters stimuleren. Deze startende ondernemers brengen vaak innovatieve technologische producten met een hoge toegevoegde waarde op de markt.

Deze starters hebben doorgaans een hoge opleiding en zijn zeer wel in staat om hun kennis te commercialiseren. Dit levert een bijdrage aan een stimulerend kennisklimaat.

Dit geldt ook voor projecten gericht op de informatie- en communicatietechnologie. Deze technologie is van grote invloed op het vernieuwen van bedrijfsprocessen en producten.

Verder wil de provincie het gebruik van duurzame energiebronnen, energiebesparing en innovatieve processen met milieuwinst bevorderen. Ondernemers of projecten die met hun innovatie milieuvriendelijke producten en processen beogen krijgen extra aandacht.

In bovenomschreven gevallen kan het subsidiebedrag met 10% verhoogd worden. Dit is geregeld in het tweede lid van de artikelen 10, 14 en 19. Met nadruk zij er op gewezen dat deze verhoging niet beperkt is tot technologische bedrijven of bedrijven gericht op een specifieke technologie. Ook de MKB-ondernemingen op terreinen van Life Science, Nanotechnologie, Procestechnologie, Biomedische technologie, et cetera komen voor de verhoging in aanmerking.

Looptijd

De onderhavige stimuleringsregeling zal in beginsel van kracht zijn van 1 januari 2004 tot 1 januari 2006.

Instrumentarium

De stimuleringsregeling bestaat uit een drietal onderdelen, te weten subsidie voor externe adviezen, subsidie voor ontwikkelingsprojecten en subsidie voor een investeringsproject (voortvloeiend uit een ontwikkelingsproject). Met dit instrumentarium wordt het belang van deze activiteiten onder de aandacht van het MKB gebracht en worden tegelijkertijd de financiële drempels verlaagd.

Teneinde ondernemers te stimuleren tot innovatie kan aldus subsidie worden ontvangen voor een, door een externe adviseur uitgebracht, advies dat betrekking heeft op de uitvoering van een ontwikkelingsproject of de ontwikkeling van een nieuwe markt. Tevens kan een tegemoetkoming in de kosten voor de uitvoering van een ontwikkelingsproject worden verkregen. Daarop aansluitend kan een subsidie worden verkregen ten behoeve van investeringen in duurzame activa die voortvloeien uit een ontwikkelingsproject dat onder deze stimuleringsregeling door Gedeputeerde Staten gesubsidieerd is.

Wijzigingen ten opzichte van vorige stimuleringsregelingen

In de onderhavige stimuleringsregeling is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de Stimuleringsregelingen Twente en Noordoost-Overijssel (1995-2001). Echter als gevolg van gewijzigde Europese regelgeving en aanvullende regelgeving waaronder (tranches van) de Algemene wet bestuursrecht, is de stimuleringsregeling op diverse onderdelen aangepast. Zoals hierboven reeds weergegeven is tevens rekening gehouden met de aanbevelingen uit het evaluatierapport van Bureau Bartels.

De belangrijkste wijzigingen zijn de navolgende.

- Doelgroep van de regeling is de MKB-onderneming. In de Aanbeveling van de Commissie van de Europese Gemeenschappen (2003/361/EG) van 6 mei 2003, wordt een definitie verstrekt voor het midden- en kleinbedrijf. 

- Anders dan de vorige stimuleringsregelingen valt deze stimuleringsregeling onder de werking van de ‘de minimis-verordening’(EG nr.96/2001). Ingevolge deze verordening behoeve steunmaatregelen niet op grond van artikel 88, derde lid van het EG-verdrag te worden aangemeld indien het totale steunbedrag dat aan een onderneming is verleend niet hoger is dan € 100.000,-- over een periode van drie jaar. Aan deze ‘de minimis-bepaling’ is een controleverplichting verbonden zodat telkens moet worden nagegaan of met een voorgenomen subsidieverlening de toegestane limiet niet wordt overschreden. 

- De onderneming dient daartoe een verklaring af te leggen in het aanvraagformulier. 

- Het voorgaande doet overigens niet af aan de mogelijkheid van de subsidieontvanger om steun te ontvangen uit hoofde van door de Europese Commissie goedgekeurde regelingen. 

- Onder de voorgaande stimuleringsregeling kon voor ontwikkelingsprojecten een krediet worden verkregen. Dit kredietinstrument is nu gewijzigd in een subsidie instrument. 

- Voor ondernemers met een, in hoofdzaak, toeristisch bedrijf geldt een eigen specifieke regeling, te weten de ‘Subsidieverordening Kwaliteitimpuls Toerisme Overijssel 2002’ (besluit van Provinciale Staten d.d. 17 april 2002, nr. 7-I). Hiervoor is onder deze regeling dus geen subsidie meer mogelijk. 

- In afwijking van de vorige stimuleringsregelingen behoort subsidie voor een ontwikkelingsproject gericht op voor de ondernemer technisch nieuwe diensten niet meer tot de mogelijkheden. 

- Een subsidie voor een investeringsproject kan slechts worden verleend indien daaraan voorafgaand een ontwikkelingsproject is doorlopen, waaruit de investering voortvloeit en waarvoor in het kader van deze regeling de subsidie is vastgesteld. 

- Aanvragen kunnen niet meer worden ingediend bij de intermediaire organisaties Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Nederland NV (OOST NV) en Syntens. 

- Ten slotte is met de inwerkingtreding van diverse tranches van de Algemene wet bestuursrecht de noodzaak verdwenen om veel algemene bepalingen in de stimuleringsregeling zelf op te nemen. Deze zijn namelijk reeds in de Algemene wet bestuursrecht opgenomen. Dit heeft geleid tot aanmerkelijk minder artikelen in de stimuleringsregeling. Waar mogelijk wordt in de toelichting bij het betreffende artikel van de stimuleringsregeling verwezen naar de relevante bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht.

Intermediaire organisaties

De voorlichting met betrekking tot de stimuleringsregeling wordt verzorgd door de intermediaire organisaties: Syntens en de OOST NV.

OOST NV, vestiging Enschede: OOST NV, vestiging Deventer:

Hengelosestraat 585 Keulenstraat 11a

7512 AG Enschede 7418 ET Deventer

Postbus 5518 T 0570 85 59 17

7500 GM Enschede F 0570 85 58 66

T 053 484 96 49

F 053 484 96 78

OOST NV, vestiging Zwolle: Syntens, vestiging Overijssel:

Govert Flinckstraat 1  Hengelosestraat 585

8021 ET Zwolle  7521 AG Enschede

T 038 456 14 56 T 053 484 98 00

F 038 454 68 69 F 053 484 98 10

Postbus 5503

7500 GM Enschede

Zie ook www.oostnv.nl Zie ook www.syntens.nl

De aanvragen moeten door de ondernemers rechtstreeks bij Senter worden ingediend. Senter is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de besluitvorming en is tevens verantwoordelijk voor de financiële afwikkeling van de aanvragen. Alle beslissingen die nodig zijn voor de uitvoering van deze regeling worden genomen onder verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel.

Hoofdstuk 1. Algemene Bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Gedeputeerde Staten: het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel; 1

  • b.

    Senter: agentschap van het Ministerie van Economische Zaken. Senter is een aanbestedende dienst als bedoeld in artikel 6, juncto artikel 1, onder b van de Richtlijn 92/50/EEG; 2

  • c.

    intermediaire organisaties: Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Nederland NV (OOST NV), danwel Syntens; 3

  • d.

    subsidieregio’s: de in de provincie Overijssel aangewezen gemeenten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling en vastgesteld overeenkomstig Europese regelgeving, te weten de doelstellingsgebieden D2 en 5B; 4

  • e.

    de ondernemer: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die een MKB-onderneming in stand houdt in een subsidieregio;

  • f.

    MKB-onderneming: dit is een onderneming:5

    • -

      met minder dan 250 werknemers, en waarvan: 

    • -

      ofwel de jaaromzet de € 50 miljoen niet overschrijdt; 

    • -

      ofwel het jaarlijks balanstotaal de € 43 miljoen niet overschrijdt; 

    • -

      die voldoet aan het zogenoemde zelfstandigheidscriterium, dat wil zeggen noch partneronderneming, noch verbonden onderneming zijn zoals hieronder omschreven;

  • g.

    partneronderneming: dit is een onderneming die niet meer dan 25% van het kapitaal of van de stemrechten in het bezit heeft van één of meer ondernemingen die niet aan deze definitie voldoen, met uitzondering van:6

    • -

      publieke investeringsmaatschappijen; 

    • -

      participatiemaatschappijen; 

    • -

      risicokapitaalmaatschappijen; 

    • -

      natuurlijke personen of groepen natuurlijke personen die geregeld risicokapitaal beleggen (‘business angels’) en eigen middelen in niet ter beurze genoteerde ondernemingen investeren, mits de totale investering van deze ‘business angels’ in eenzelfde onderneming € 1.250.000,-- niet overschrijdt; 

    • -

      universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk; 

    • -

      autonome lokale autoriteiten, die een jaarlijkse begroting hebben onder € 10 miljoen en minder dan 5.000 inwoners tellen; 

    • -

      institutionele beleggers, mits deze geen enkele zeggenschap over de onderneming hebben;

  • h.

    verbonden ondernemingen: dit zijn ondernemingen die met elkaar een van de volgende banden onderhouden:7

    • -

      een onderneming heeft de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of de vennoten van een andere onderneming; 

    • -

      een onderneming heeft het recht de meerderheid van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een andere onderneming te benoemen of te ontslaan; 

    • -

      een onderneming heeft het recht een overheersende invloed op een andere onderneming uit te oefenen op grond van een met deze onderneming gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van laatstgenoemde onderneming; 

    • -

      een onderneming die aandeelhouder of vennoot is van een andere onderneming, heeft op grond van een met andere aandeelhouders of vennoten van die andere onderneming gesloten overeenkomst als enige zeggenschap over de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van laatstgenoemde onderneming;

  • i.

    kleine onderneming: indien het noodzakelijk is tussen een kleine en een middelgrote onderneming te onderscheiden wordt de ‘kleine onderneming’ omschreven als een onderneming met 8

    • -

      minder dan 50 werknemers, en waarvan: 

    • -

      ofwel de jaaromzet de € 10 miljoen niet overschrijdt; 

    • -

      ofwel het jaarlijks balanstotaal de € 10 miljoen niet overschrijdt; 

    • -

      die het zelfstandigheidscriterium in acht neemt;

  • j.

    technostarter: een natuurlijke of rechtspersoon die:9

    • -

      voor eigen rekening en risico producten, processen, of diensten – niet zijnde adviezen – verkoopt en levert, die op basis van een technische vinding of een nieuwe combinatie van bestaande technologieën mede door eigen kennisontwikkeling nieuw uitgevonden of substantieel vernieuwd zijn; 

    • -

      ten tijde van het aanvragen van subsidie nog niet, of niet langer dan vijf jaar, is ingeschreven bij een Kamer van Koophandel en Fabrieken; 

    • -

      niet deel uitmaakt van een groep;

  • k.

    groep: een combinatie van enerzijds een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die direct of indirect de helft of meer van het geplaatste kapitaal verschaft aan, volledig aansprakelijk vennoot is van of overwegende zeggenschap heeft over één of meer rechtspersonen of vennootschappen en anderzijds laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • l.

    ‘de minimis-steun’; steun zoals omschreven in artikel 2 van de Verordening EG nr. 69/2001 van de Europese Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de ‘de minimis-steun’; 10

  • m.

    ontwikkelingsproject: een creatieve systematische activiteit, erop gericht om voor de ondernemer technisch nieuwe producten, technisch nieuwe werkwijzen, nieuwe systemen danwel wezenlijke onderdelen daarvan te ontwikkelen;

  • n.

    investeringsproject: betreft investeringen van een ondernemer in duurzame bedrijfsmiddelen welke investeringen direct verband houden met het uitvoeren van de uit een ontwikkelingsproject voortvloeiende productie.

Artikel 2. Subsidieplafond

11

Gedeputeerde Staten maken bekend welk subsidieplafond voor de verlening van subsidies op grond van deze regeling per subsidieregio en per subsidieonderdeel beschikbaar is.

Artikel 3. Aanvragen om subsidieverstrekking

  • 1.

    Aanvragen worden ingediend met gebruikmaking van daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde formulieren (bijlage 2 en 3). Het aanvraagformulier moet volledig en juist worden ingevuld en vergezeld gaan van alle in het aanvraagformulier aangegeven stukken.

  • 2.

    Aanvragen moeten worden ingediend bij Senter, Postbus 10073, 8000 GB te Zwolle.

  • 3.

    Aanvragen kunnen niet per e-mail of telefax worden ingediend.

  • 4.

    Subsidieaanvragen worden behandeld in volgorde van ontvangst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld, met betrekking tot de verdeling van het beschikbare budget als datum van ontvangst geldt.

Artikel 4. Afwijzing

  • 1.

    Een aanvraag wordt in elk geval afgewezen indien er geen sprake is van de ‘de minimis-steun’ als bedoeld in de Verordening EG nr. 69/2001 van de Europese Commissie (12 januari 2001, PbEG L 10).

  • 2.

    Geen subsidie wordt verstrekt indien:

    • a.

      de aanvraag niet voldoet aan deze regeling;

    • b.

      de subsidieaanvrager voorafgaand aan het indienen van de aanvraag om subsidieverlening terzake van het externe advies, het ontwikkelingsproject of investeringsproject verplichtingen is aangegaan;

    • c.

      het subsidieplafond dat voor subsidieverleningen is vastgesteld, zal worden overschreden; 14

    • d.

      de subsidieaanvrager een onderneming in stand houdt als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van Verordening EG nr. 69/2001 van de Europese Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de ‘de minimis-steun’ (Pb EG L 10); 15

    • e.

      de aanvrager een toeristische onderneming in stand houdt, zoals bedoeld in artikel 1, sub b van de Subsidieverordening Kwaliteitsimpuls Toerisme Overijssel 2002.16

Artikel 5. Anticumulatiebepaling

  • 1.

    Indien terzake van de projectkosten of een deel daarvan reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt, wordt ingevolge deze verordening slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan:

    • a.

      het uit artikel 10, derde lid, respectievelijk artikel 14, derde lid, respectievelijk artikel 19, derde lid, voortvloeiende bedrag, ofwel

    • b.

      het uit artikel 10, eerste of tweede lid, respectievelijk artikel 14, eerste of tweede lid, respectievelijk artikel 19, eerste of tweede lid, voortvloeiende percentage.

  • 2.

    Het bedrag van de subsidie bedoeld in de artikelen 10, derde lid, 14, derde lid en 19, derde lid, wordt verlaagd voorzover dit tezamen met in de drie voorafgaande kalenderjaren door een bestuursorgaan verstrekte subsidies of andere niet marktconforme voordelen, waarvoor van de Commissie van de Europese Gemeenschappen geen goedkeuring is verkregen, meer bedraagt dan € 100.000,--.

  • 3.

    Bij de aanvraag overlegt de subsidieaanvrager alle gegevens over de ‘de minimis-steun’ die subsidieaanvrager in de periode van drie jaar, voorafgaande aan het indienen van de aanvraag, heeft ontvangen.

Artikel 6. Aanvraag om vaststelling

  • 1.

    In afwijking van artikel 15, eerste lid van de Algemene Subsidieverordening Overijssel wordt bepaald dat de subsidieontvanger zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 8 weken, na afloop van de periode als genoemd in de beschikking tot subsidieverlening, een aanvraag tot vaststelling van het definitieve subsidiebedrag in.

  • 2.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.

  • 3.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voorzover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 4.

    Een verzoek om vaststelling in het kader van een ontwikkelingsproject dient in ieder geval te worden vergezeld van een accountantsverklaring, conform het als bijlage 4 bij deze regeling gevoegde model. Dit geldt ook in geval van een investeringsproject indien de aanvraag om vaststelling betrekking heeft op een bedrag hoger dan € 25.000,--. Ten aanzien van het externe advies is geen accountantsverklaring vereist.

Artikel 7. Wijzigingen

  • 1.

    In geval van het wijzigingen, vertragen of stopzetten van het project, kunnen Gedeputeerde Staten het definitieve subsidiebedrag bij de vaststelling naar evenredigheid verlagen.

  • 2.

    De subsidieontvanger stelt Senter in elk geval vooraf schriftelijk op de hoogte wanneer hij binnen vijf jaren na aanschaf van (één of meer onderdelen van) de duurzame bedrijfsmiddelen uit het investeringsproject waarvoor subsidie is verkregen wenst te vervreemden danwel de onderneming verplaatst naar een plaats buiten de subsidieregio’s.

Hoofdstuk 2. Subsidie voor extern advies

Artikel 8. Subsidie voor extern advies

20

Op een overeenkomstig deze regeling ingediende aanvraag kan aan een ondernemer subsidie worden verleend ter tegemoetkoming in de kosten van de verkrijging van een door een extern adviseur aan de aanvrager schriftelijk uitgebracht advies betreffende de uitvoering van een ontwikkelingsproject of de ontwikkeling van een voor de ondernemer nieuwe markt.

Artikel 9. Projectkosten

21

Als kosten, bedoelt in artikel 8, worden slechts de kosten in aanmerking genomen die de subsidieontvanger maakt met betrekking tot het uitgebrachte advies en welke de aanvrager uiterlijk twee maanden na het uitbrengen van het advies aan de extern adviseur heeft betaald. De verschuldigde omzetbelasting wordt niet tot de kosten van het advies gerekend. De kosten voor het externe advies dienen minimaal € 2.500,-- te bedragen.

Artikel 10. Maximale subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt in beginsel maximaal 40% van de in artikel 9 bedoelde kosten.

  • 2.

    Het in het eerste lid genoemde percentage kan worden verhoogd met maximaal 10% indien één van de volgende gevallen zich voordoet:

    • a.

      indien de subsidieontvanger een kleine onderneming in stand houdt in de zin van artikel 1, sub i;

    • b.

      indien de subsidieontvanger een technostarter is in de zin van artikel 1, sub j;

    • c.

      indien er sprake is van een advies terzake van milieuvriendelijke producten en processen;

    • d.

      indien er sprake is van een advies terzake van ondernemers op het gebied van informatie- en communicatietechnologie.

  • 3.

    Het maximale subsidiebedrag dat per kalenderjaar voor extern advies aan een ondernemer kan worden verleend bedraagt € 15.000,--.

Artikel 11. Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1.

    Het externe advies waarop de subsidieverlening betrekking heeft dient binnen 6 maanden na subsidieverlening te zijn uitgebracht.

  • 2.

    De subsidieontvanger dient het project uit te voeren overeenkomstig het projectplan waarop de verlening betrekking heeft en binnen de in verleningsbeschikking genoemde periode.

  • 3.

    De subsidieontvanger zal, indien hij een rechtspersoon is, niet overgaan tot ontbinding van de rechtspersoon, of indien hij deelneemt in een vennootschap onder firma of een maatschap, meewerken aan de ontbinding daarvan of het uittreden van een of meer deelnemers.

  • 4.

    De subsidieontvanger dient een administratie te voeren waaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze is af te lezen welke projectkosten er zijn gemaakt en betaald. 

Hoofdstuk 3. Subsidie voor ontwikkelingsprojecten

Artikel 12. Subsidie voor ontwikkelingsprojecten

23

Op een overeenkomstig deze regeling ingediende aanvraag kan subsidie worden verleend aan een ondernemer die voor eigen rekening en risico een ontwikkelingsproject wil uitvoeren waaraan voor de ondernemer technische en daaruit voortvloeiende financiële risico’s verbonden zijn.

Artikel 13. Projectkosten

  • 1.

    Als projectkosten worden uitsluitend in aanmerking genomen:

    • a.

      de voor het project noodzakelijke en daaraan rechtstreeks toe te rekenen kosten, exclusief omzetbelasting, die voor rekening van de subsidieontvanger worden gemaakt na het indienen van de aanvraag, met uitzondering van:

    • -

      winstopslagen bij transacties binnen groepsverband; 

    • -

      rentekosten welke binnen groepsverband worden berekend;

    • b.

      de daadwerkelijke gemaakte en betaalde kosten van voorbereiding van de commercialisatie, met dien verstande dat hiervoor een maximumbedrag geldt van 10% van de onder a bedoelde kosten.

  • 2.

    De kosten voor het ontwikkelingsproject dienen minimaal € 25.000,-- te bedragen.

Artikel 14. Maximale subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt in beginsel maximaal 40% van de in artikel 13 bedoelde kosten.

  • 2.

    Het in het eerste lid genoemde percentage kan worden verhoogd met maximaal 10% indien één van de volgende gevallen zich voordoet:

    • a.

      indien de subsidieontvanger een kleine onderneming in stand houdt in de zin van artikel 1, sub i;

    • b.

      indien de subsidieontvanger een technostarter is in de zin van artikel 1, sub j;

    • c.

      indien er sprake is van een ontwikkelingsproject terzake van milieuvriendelijke producten en processen;

    • d.

      indien er sprake is van een ontwikkelingsproject terzake van ondernemers op het gebied van informatie- en communicatietechnologie.

  • 3.

    Het maximale subsidiebedrag dat per kalenderjaar voor een ontwikkelingsproject aan een ondernemer kan worden verleend bedraagt € 50.000,--.

Artikel 15. Afwijzing

  • Een aanvraag wordt in ieder geval afgewezen:

  • 1.

    indien onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische en economische haalbaarheid van het ontwikkelingsproject;

  • 2.

    indien onvoldoende aannemelijk is dat de subsidieontvanger naast de subsidie tenminste de eigen bijdrage van de projectkosten van het ontwikkelingsproject zal kunnen financieren;

  • 3.

    indien onvoldoende vertrouwen bestaat dat de subsidieontvanger de commercialisatie van de resultaten van het ontwikkelingsproject met succes ten uitvoer kan brengen.

Artikel 16. Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger dient het project uit te voeren overeenkomstig het projectplan waarop de verlening betrekking heeft en binnen de in verleningsbeschikkinggenoemde periode.

  • 2.

    De subsidieontvanger dient het project uit te voeren in de subsidieregio.

  • 3.

    De subsidieontvanger zal de uit het project voortvloeiende rechten op intellectuele eigendom op zijn naam stellen en dergelijke rechten gedurende een periode van vijf jaar na de subsidievaststelling niet vervreemden of aan derden ter beschikking stellen.

  • 4.

    De subsidieontvanger zal de onderneming waarin het project wordt uitgevoerd en de activa, anders dan prototypen, welke mede met de subsidie zijn gefinancierd, niet geheel of gedeeltelijk vervreemden, gedurende een periode van vijf jaar na de subsidievaststelling.

  • 5.

    De subsidieontvanger zal, indien hij rechtspersoon is, niet binnen een periode van vijf jaar na de subsidievaststelling, overgaan tot ontbinding van de rechtspersoon, of indien hij deelneemt in een vennootschap onder firma of een maatschap, meewerken aan de ontbinding daarvan of het uittreden van een of meer deelnemers.

  • 6.

    De subsidieontvanger dient een administratie te voeren waaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze is af te leiden welke projectkosten er zijn gemaakt en betaald. 

Hoofdstuk 4. Subsidie voor investeringsprojecten

Artikel 17. Subsidie voor investeringsprojecten

27

Op een overeenkomstig deze regeling ingediende aanvraag kan aan een ondernemer een subsidie voor een investeringsproject worden verleend voor investeringen die direct verband houden met het uitvoeren van de uit een ontwikkelingsproject voortvloeiende productie. Voor dit ontwikkelingsproject dient de subsidie te zijn vastgesteld op grond van deze regeling.

Artikel 18. Projectkosten

  • 1.

    Als projectkosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de noodzakelijke rechtstreeks aan het investeringsproject toe te rekenen en na de indiening van de aanvraag door de subsidieontvanger gemaakte en betaalde kosten (exclusief omzetbelasting), ter verkrijging van duurzame bedrijfsmiddelen, met uitzondering van:

    • a.

      duurzame bedrijfsmiddelen die de ondernemer heeft verkregen van een natuurlijk persoon of rechtspersoon die tot dezelfde groep behoort, tenzij deze nieuw voor het project is vervaardigd;

    • b.

      bedrijfsgebouwen en grond;

    • c.

      immateriële vaste activa.

  • 2.

    Voor de berekening van de projectkosten worden slechts in aanmerking genomen, voorzover zij geactiveerd zijn op de balans, niet binnen twee jaar worden afgeschreven en de taxatiewaarde niet te boven gaan:

    • a.

      de koopsom, indien de bedrijfsuitrusting is verkregen van een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die behoort tot de groep, exclusief winstopslag;

    • b.

      de gekapitaliseerde termijnen van de door middel van financial lease verkregen duurzame bedrijfsuitrusting.

  • 3.

    De kosten voor het investeringsproject dienen minimaal € 15.000,-- te bedragen.

Artikel 19. Maximale subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt in beginsel maximaal 30% van de in artikel 18 bedoelde kosten.

  • 2.

    Het in het eerste lid genoemde percentage kan worden verhoogd met maximaal 10% indien één van de volgende gevallen zich voordoet:

    • a.

      indien de subsidieontvanger een kleine onderneming in stand houdt in de zin van artikel 1, sub i;

    • b.

      indien de subsidieontvanger een technostarter is in de zin van artikel 1, sub j;

    • c.

      indien er sprake is van een investeringsproject terzake van milieuvriendelijke producten en processen;

    • d.

      indien er sprake is van een investeringsproject terzake van ondernemers op het gebied van informatie- en communicatietechnologie.

  • 3.

    Het maximale subsidiebedrag dat per kalenderjaar voor een investeringsproject aan een ondernemer kan worden verleend bedraagt € 50.000,--.

Artikel 20. Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger dient het project uit te voeren overeenkomstig het projectplan waarop de verlening betrekking heeft en binnen de in verleningsbeschikking genoemde periode.

  • 2.

    De subsidieontvanger dient het project uit te voeren in de subsidieregio.

  • 3.

    De subsidieontvanger zal de onderneming waarin het project wordt uitgevoerd en de activa, anders dan prototypen, welke mede met de subsidie zijn gefinancierd, niet geheel of gedeeltelijk vervreemden, gedurende een periode van vijf jaar na de subsidievaststelling.

  • 4.

    De subsidieontvanger zal, indien hij een rechtspersoon is, niet binnen vijf jaar na de subsidievaststelling, overgaan tot ontbinding van de rechtspersoon, of indienhij deelneemt in een vennootschap onder firma of een maatschap, meewerken aan de ontbinding daarvan of het uittreden van een of meer deelnemers.

  • 5.

    De subsidieontvanger dient een administratie te voeren waaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze is af te leiden welke projectkosten er zijn gemaakt en betaald.

Hoofdstuk 5. Overige bepalingen

Artikel 21. Controle

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van subsidie opgelegde verplichtingen.

  • 2.

    De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 22. Afwijking van bepalingen

  • 1.

    Na voorafgaande schriftelijke toestemming van Gedeputeerde Staten kan op schriftelijk verzoek van de aanvrager worden afgeweken van de bepalingen in de artikelen: 6, eerste lid, 7, eerste lid, 11, 16 en 20.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen aan de toestemming, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, verplichtingen verbinden.

Artikel 23. Intrekken subsidievaststelling

  • Gedeputeerde Staten kunnen de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

  • a.

    op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

  • b.

    indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

  • c.

    indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de, aan de subsidieverlening verbonden, verplichtingen.

Artikel 24. Looptijd

Aanvragen voor deze regeling kunnen uiterlijk tot 1 januari 2006 worden ingediend.

Artikel 25. Overgangsbepaling

De Stimuleringsregeling Twente en de Stimuleringsregeling Noordoost-Overijssel worden ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op aanvragen die zijn verleend of vastgesteld voor de inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel 26. Citeerbepaling

Deze regeling kan worden aangehaald als Innovatie Stimuleringsregeling Overijssel 2004.

Artikel 27. Uitvoering

De uitvoering van deze regeling is opgedragen aan Senter, een agentschap van het Ministerie van Economische Zaken.

Bijlage 1. Subsidieregio's

Locatie- en projectgebiednamen behorende bij de doelstellingsgebieden EPD-Oost voor de provincie Overijssel

Doelstelling 2

de buitengebieden van de gemeenten Losser, Enschede (alleen D2 nieuw gebied), Haaksbergen, Hof van Twente (Ambt-Delden, Diepenheim, Markelo), Rijssen (alleen Holten), Bathmen (volledig), Olst-Wijhe (alleen Olst volledig), Twenterand (Den Ham volledig), Deventer, Raalte, Hellendoorn

Doelstelling 2 Phasing out 

Almelo, Hof van Twente (alleen de kernen Goor, Stad Delden), Hengelo, Oldenzaal, Tubbergen, Twenterand (Vriezenveen), Dinkelland (slechts gedeeltelijk: niet de oude gemeenten Denekamp en Ootmarsum, alleen de oude gemeente Weerselo), Borne (met uitzondering van Bornebroek), Enschede (alleen phasing out gebied), Haaksbergen (alleen de kern), Losser (alleen de kern), Wierden

Doelstelling 5b Phasing out 

Steenwijkerland (Brederwiede, IJsselham, Steenwijk), Zwartewaterland (Zwartsluis), Dalfsen, Ommen (alleen oude gemeente), Hardenberg (deels en alleen oude gemeente)

Een meer gedetailleerde beschrijving van de in aanmerking komende gemeenten is te vinden op http://www.snnonline.nl/ onder de KITO 2002-regeling. Voor die regeling gelden namelijk dezelfde Europees-rechtelijk aangewezen grenzen. Indien nodig zijn bij Senter de gedetailleerde kaarten aanwezig waarop deze grenzen exact staan aangegeven. 

Bovenstaande gemeenten (vet gedrukt), tussen haken de namen die zijn gebaseerd op de oude gemeenten (van voor de gemeentelijke herindeling. S.v.p. de vet gedrukte namen gebruiken!!!!!!


1

[Toelichting: In artikel 1 zijn de bij de uitvoering van deze regeling betrokken partijen beschreven. Deze vindt plaats onder de eindverantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten. Namens dit college wordt de beoordeling van de aanvragen verricht door Senter. In het kader van de Europese bepalingen met betrekking tot aanbesteding is in de regeling opgenomen dat Senter een aanbestedende dienst is. Vanwege die hoedanigheid hoeft het uitvoeren van de regeling niet aanbesteed te worden.

Voorlichting met betrekking tot de regeling wordt – naast Senter – gegeven door OOST NV en Syntens.]

2

[Toelichting: In artikel 1 zijn de bij de uitvoering van deze regeling betrokken partijen beschreven. Deze vindt plaats onder de eindverantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten. Namens dit college wordt de beoordeling van de aanvragen verricht door Senter. In het kader van de Europese bepalingen met betrekking tot aanbesteding is in de regeling opgenomen dat Senter een aanbestedende dienst is. Vanwege die hoedanigheid hoeft het uitvoeren van de regeling niet aanbesteed te worden.

Voorlichting met betrekking tot de regeling wordt – naast Senter – gegeven door OOST NV en Syntens.]

3

[Toelichting: In artikel 1 zijn de bij de uitvoering van deze regeling betrokken partijen beschreven. Deze vindt plaats onder de eindverantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten. Namens dit college wordt de beoordeling van de aanvragen verricht door Senter. In het kader van de Europese bepalingen met betrekking tot aanbesteding is in de regeling opgenomen dat Senter een aanbestedende dienst is. Vanwege die hoedanigheid hoeft het uitvoeren van de regeling niet aanbesteed te worden.

Voorlichting met betrekking tot de regeling wordt – naast Senter – gegeven door OOST NV en Syntens.]

4

[Toelichting: De regeling maakt het mogelijk voor ondernemers gevestigd in een subsidieregio om subsidie aan te vragen. In bijlage 1 bij de stimuleringsregeling is een overzicht van de aangewezen gebieden opgenomen.]

5

[Toelichting: Bij aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 (2003/361/EG) heeft de Europese Commissie een definitie opgenomen van MKB-ondernemingen. Voor de uitvoering van op MKB-gerichte subsidieprogramma’s is aanbevolen deze definities te hanteren. Ondernemingen kunnen een verklaring opstellen over hun hoedanigheid van zelfstandige onderneming, partneronderneming of verbonden onderneming en de gegevens met betrekking tot de in dit artikel vermelde drempels. Ook wanneer het wegens de spreiding van het kapitaal onmogelijk is om precies te weten wie het in handen heeft, kan deze verklaring toch worden opgesteld, mits de onderneming te goeder trouw verklaart dat zij terecht mag aannemen niet voor 25% of meer in handen te zijn van één onderneming of van verscheidene verbonden ondernemingen gezamenlijk of via natuurlijke personen afzonderlijk of in een groep. Dergelijke verklaringen doen overigens geen afbreuk aan de controles of verificaties waarin de nationale of communautaire regelgeving voorziet.]

6

[Toelichting: Bij aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 (2003/361/EG) heeft de Europese Commissie een definitie opgenomen van MKB-ondernemingen. Voor de uitvoering van op MKB-gerichte subsidieprogramma’s is aanbevolen deze definities te hanteren. Ondernemingen kunnen een verklaring opstellen over hun hoedanigheid van zelfstandige onderneming, partneronderneming of verbonden onderneming en de gegevens met betrekking tot de in dit artikel vermelde drempels. Ook wanneer het wegens de spreiding van het kapitaal onmogelijk is om precies te weten wie het in handen heeft, kan deze verklaring toch worden opgesteld, mits de onderneming te goeder trouw verklaart dat zij terecht mag aannemen niet voor 25% of meer in handen te zijn van één onderneming of van verscheidene verbonden ondernemingen gezamenlijk of via natuurlijke personen afzonderlijk of in een groep. Dergelijke verklaringen doen overigens geen afbreuk aan de controles of verificaties waarin de nationale of communautaire regelgeving voorziet.]

7

[Toelichting: Bij aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 (2003/361/EG) heeft de Europese Commissie een definitie opgenomen van MKB-ondernemingen. Voor de uitvoering van op MKB-gerichte subsidieprogramma’s is aanbevolen deze definities te hanteren. Ondernemingen kunnen een verklaring opstellen over hun hoedanigheid van zelfstandige onderneming, partneronderneming of verbonden onderneming en de gegevens met betrekking tot de in dit artikel vermelde drempels. Ook wanneer het wegens de spreiding van het kapitaal onmogelijk is om precies te weten wie het in handen heeft, kan deze verklaring toch worden opgesteld, mits de onderneming te goeder trouw verklaart dat zij terecht mag aannemen niet voor 25% of meer in handen te zijn van één onderneming of van verscheidene verbonden ondernemingen gezamenlijk of via natuurlijke personen afzonderlijk of in een groep. Dergelijke verklaringen doen overigens geen afbreuk aan de controles of verificaties waarin de nationale of communautaire regelgeving voorziet.]

8

[Toelichting: Bij aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 (2003/361/EG) heeft de Europese Commissie een definitie opgenomen van MKB-ondernemingen. Voor de uitvoering van op MKB-gerichte subsidieprogramma’s is aanbevolen deze definities te hanteren. Ondernemingen kunnen een verklaring opstellen over hun hoedanigheid van zelfstandige onderneming, partneronderneming of verbonden onderneming en de gegevens met betrekking tot de in dit artikel vermelde drempels. Ook wanneer het wegens de spreiding van het kapitaal onmogelijk is om precies te weten wie het in handen heeft, kan deze verklaring toch worden opgesteld, mits de onderneming te goeder trouw verklaart dat zij terecht mag aannemen niet voor 25% of meer in handen te zijn van één onderneming of van verscheidene verbonden ondernemingen gezamenlijk of via natuurlijke personen afzonderlijk of in een groep. Dergelijke verklaringen doen overigens geen afbreuk aan de controles of verificaties waarin de nationale of communautaire regelgeving voorziet.]

9

[Toelichting: In artikel 1, sub j, is gedefinieerd wat onder ‘technostarter’ in de zin van de regeling moet worden verstaan. De component ‘techno’ van de definitie van technostarter brengt tot uitdrukking dat het moet gaan om een technische vinding of nieuwe combinatie van bestaande technologieën die aan het fysieke product of de dienst van de technostarter ten grondslag moet liggen. De component ‘starter’ van die definitie is uitgewerkt in de eis dat de starter ten tijde van het aanvragen van de subsidie, niet of niet langer dan 5 jaar bij de Kamer van Koophandel is ingeschreven.]

10

[Toelichting: In artikel 1, onder sub l, wordt aangegeven wat onder de ‘de minimis-steun’ wordt verstaan. Dit is een Europees-rechtelijk begrip. Ingevolge Verordening (EG nr. 69/2001) van de Europese Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de ‘de minimis-steun’ (PbEG L 10), behoeven steunmaatregelen niet op grond van artikel 88, derde lid van het EG-verdrag te worden aangemeld, indien het totale steunbedrag dat aan een onderneming is verleend niet hoger is dan € 100.000,-- over een periode van drie jaar gemeten vanaf de eerste aanvraag. Aan deze zogenoemde ‘de minimis-bepaling’ is een controleverplichting verbonden, zodat telkens moet worden nagegaan of met een voorgenomen subsidieverlening de toegestane limiet niet wordt overschreden. De onderneming dient daartoe een verklaring af te leggen in het aanvraagformulier. Het voorgaande doet overigens niet af aan de mogelijkheid van de ondernemer om steun te ontvangen uit hoofde van door de Europese Commissie goedgekeurde regelingen. Zie in dit verband artikel 4, onder d en artikel 5, tweede lid van de regeling.]

11

[Toelichting: Deze regeling zal vanaf moment van inwerkingtreding gelden tot 1 januari 2006. Voor de uitvoering van de regeling zal Gedeputeerde Staten éénmaal een subsidiebudget per subsidieregio voor de drie afzonderlijke subsidieonderdelen, te weten extern advies, ontwikkelingsprojecten en investeringsprojecten, beschikbaar stellen.]

12

[Toelichting: Artikel 3 regelt op welke wijze de verdeling van het subsidieplafond plaatsvindt. Dit komt neer op ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’. Daarbij is het tijdstip van indiening van de aanvraag, die aan alle wettelijke voorschriften voldoet, bepalend. Het betreft hier overigens niet een regel over de volgorde van het nemen van besluiten. Het is zeer wel mogelijk om op een later ontvangen aanvraag eerder te besluiten dan op een eerder ontvangen aanvraag, zolang toewijzing van de aanvraag maar niet tot gevolg heeft dat op de eerdere aanvraag afwijzend moet worden beschikt wegens uitputting van het beschikbare budget.

Voor het bepalen van de volgorde van ontvangst is van belang dat de aanvraag volledig is. Indien een aanvraag niet volledig is, zal op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid tot herstel geboden worden.]

13

[Toelichting: In dit artikel zijn een aantal algemene afwijzingsgronden opgenomen. Ten eerst geldt dat subsidie slechts verstrekt kan worden indien voldaan wordt aan de voorwaarden van de zogenoemde ‘de minimis-verordening’.

Daarnaast is onder sub a de mogelijkheid opgenomen dat aanvragen worden afgewezen indien zij niet voldoen aan deze regeling. Aan de afwijzingsgrond van sub b, ligt de gedachte ten grondslag dat alleen subsidie wordt verstrekt voor projecten waarvan mag worden aangenomen dat zij zonder subsidie niet tot stand komen. Dat is niet het geval als een subsidieaanvrager al voorafgaand aan de aanvraag verplichtingen is aangegaan jegens een derde voor de uitvoering van het project. De regeling geeft hem ook de mogelijkheid om eerst zekerheid omtrent de subsidieverlening te verkrijgen, voordat hij dergelijke verplichtingen aangaat.]

14

[Toelichting: Artikel 4:25, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een subsidie wordt geweigerd voorzover door verstrekking daarvan het subsidieplafond, zoals bedoeld in artikel 2 van deze regeling, zal worden overschreden. Overschrijding van het subsidieplafond levert aldus een verplichte weigeringsgrond op. Deze afwijzingsgrond is in sub c van artikel 4 van deze regeling opgenomen.]

15

[Toelichting: Uit de afwijzing van sub d van artikel 4 van de regeling vloeit voort dat ondernemingen die werkzaam zijn op het gebied van vervoer, landbouw en visserij niet voor subsidie op grond van deze regeling in aanmerking komen. Deze uitzondering is noodzakelijk omdat de in artikel 4, sub d, genoemde verordening (de zogenoemde ‘de minimis-verordering’) niet van toepassing is op deze ondernemingen.]

16

[Toelichting: Toeristische ondernemingen als bedoeld in dit artikel 4, sub e, zijn de volgende bedrijfsgroepen van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS): 

- bedrijfsgroep 551; hotels, pensions en conferentieoorden; 

- bedrijfsgroep 552; kampeerterreinen en overige voorzieningen voor recreatief verblijf; 

- bedrijfsgroep 6120.4; passagiersvaart en veerdiensten; 

- bedrijfsgroep 7140.2; verhuur van sport- en recreatieartikelen;  

- bedrijfsgroep 9233.2; o.a. pretparken, verkeerstuinen en recreatieparken; 

- bedrijfsgroep 9253.1; dieren- en plantentuinen, kinderboerderijen; 

- bedrijfsgroep 9264.4; jachthaven; 

- waterrecreatieondernemingen (zeilschool en verhuur van pleziervaartuigen).

De code waaronder de onderneming in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel staat ingeschreven is een belangrijk gegeven, maar niet doorslaggevend. Het bevoegd bestuursorgaan behoudt te allen tijde het recht om op basis van de feitelijke ondernemingsactiviteiten tot een ander oordeel te komen omtrent de zogenaamde SBI-codering.

Toeristische activiteiten bij een agrarisch bedrijf, waarbij de activiteiten in bedrijfseconomisch opzicht in voldoende mate afgezonderd opereren, zullen behandeld worden als een toeristische onderneming. Daarbij geldt de eis dat de toeristische activiteiten als zodanig zelfstandig staan ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.]

17

[Toelichting: Het eerste lid is opgenomen om te voorkomen dat meer wordt gesubsidieerd dan is bepaald ingevolge artikel 10, derde lid, artikel 14, derde lid, en artikel 19 derde lid, voortvloeiende bedrag ofwel het percentage uit artikel 10, eerste lid, artikel 14, eerste lid, respectievelijk artikel 19, eerste lid.

Ingevolge Verordening EG nr. 69/2001 van de Europese Commissie (de zogenoemde ‘de minimis-verordening’), behoeven steunmaatregelen niet te worden aangemeld indien het totale steunbedrag dat aan de onderneming is verleend niet hoger is dan € 100.000,-- over een periode van 3 jaar. Of daarvan sprake is zal moeten blijken uit de gegevens die de ondernemer daarover moet overleggen.]

18

[Toelichting: Bij de subsidievaststelling wordt beoordeeld of de subsidieontvanger de bij de verlening omschreven activiteiten heeft verricht en de verplichtingen is nagekomen. Indien de uitvoering van het project conform de subsidieverlening heeft plaatsgevonden, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag dat bij de subsidieverlening in het vooruitzicht is gesteld. De subsidieverlening is dus voorwaardelijk.

Voor kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk worden beschouwd, wordt geen subsidie verleend. Ingevolge artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht blijven deze kosten bij de subsidievaststelling buiten beschouwing. Dit artikel kan een rol spelen bij constructies waarbij aan de subsidieontvanger door een onderneming onevenredige kosten in rekening worden gebracht.]

19

[Toelichting: In artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht wordt geregeld dat in een aantal gevallen een vergoeding verschuldigd is. Omdat het niet redelijk en doenlijk is iedere vermogenstoename af te romen, is de vergoedingsplicht aan enkele beperkingen gebonden.]

20

[Toelichting: Onder adviseur wordt in de regeling verstaan een onafhankelijke deskundige, d.w.z. een adviseur

die als externe professional de subsidieontvanger van advies dient over de uitvoering van een

ontwikkelingsproject of de ontwikkeling van een nieuwe markt. ‘Onafhankelijk’ wil zeggen dat de

adviseur in ieder geval geen belang mag hebben in de onderneming van meer dan 25% (direct of

indirect). Hetzelfde geldt voor de subsidieontvanger in zijn relatie tot de adviseur.

Er mag evenmin sprake zijn van een dienstbetrekking tussen de adviseur en de onderneming danwel

de groep waarvan de onderneming deel uitmaakt. Indien er sprake is van een aandelenverhouding van

minder dan 5% tussen de adviseur en de aanvrager wordt er geacht geen afhankelijke relatie te zijn.

Indien de aandelenverhouding ligt in de range van 5 tot 25% worden de volgende aspecten getoetst:

a. is de aandeelhouder tevens bestuurder;

b. over hoeveel personen is het aandelenbezit verdeeld.]

21

[Toelichting: De kosten van het externe advies bedragen maximaal € 140,-- per uur, inclusief reiskosten, exclusief BTW, op basis van een 8 uurs werkdag. Dit bedrag is conform het bepaalde in de Beleidsregels met betrekking tot Subsidieregeling Europese programma’s Overijssel van 31 oktober 2001, bijlage A.]

22

[Toelichting: Milieuvriendelijke producten of processen zijn producten of processen die in vergelijking met bestaande producten of processen leiden tot een aantoonbaar meer dan marginale vermindering van de belasting van het milieu op één of meer van de volgende aspecten:

1. het verminderen van de hoeveelheid toegepaste grondstoffen;

2. het verminderen van de hoeveelheid ge- en verbruikte energie tijdens de productie, en/of in de gebruiksfase van het product;

3. het toepassen van hernieuwbare energiebronnen;

4. het verminderen van de hoeveelheid verontreinigende stoffen in het product of vrijkomend tijdens het productieproces;

5. het vergroten van het hergebruik van materialen en onderdelen;

6. het toepassen van duurzame energie (wind water zon of bio) tijdens het proces.

Onder informatie- en communicatietechnologie in de zin van deze regeling wordt verstaan het geheel van technische kennis, en toepassing daarvan, dat gericht is op het met behulp van elektronica verzamelen, opslaan, bewerken, toegankelijk maken en verzenden van informatie, eventueel ter ondersteuning van de interactie over afstand of tijd tussen mensen of processen.]

23

[Toelichting: In afwijking van de vorige stimuleringsregeling behoort subsidie voor een ontwikkelingsproject gericht op voor de ondernemer technisch nieuwe diensten niet meer tot de mogelijkheden.

Onder een ontwikkelingsproject wordt tevens niet verstaan routinematige of periodieke wijzigingen van bestaande producten, productielijnen of fabricageprocessen en andere reguliere werkzaamheden zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen zijn. Het project moet in technisch opzicht aantoonbare, meer dan marginale, vernieuwende elementen bezitten.

Projecten waaraan geen technische risico’s zijn verbonden, maar waarbij enkel een financieringsbehoefte bestaat, komen op grond van het tweede lid niet in aanmerking. Anderzijds mogen de technische en economische risico’s ook niet zó groot zijn, dat getwijfeld moet worden aan de slaagkans van het project.]

24

[Toelichting: In dit artikel worden de projectkosten in essentie weergegeven. Kosten die tot de projectkosten kunnen worden gerekend zijn hieronder vermeld. Uit oogpunt van praktische uitvoerbaarheid wordt op een enkel onderdeel afgeweken van de bestaande provinciale beleidsregels over subsidiabele kosten.

Loonkosten

Loonkosten doen zich voor wanneer subsidieontvangers voor een bepaald project ten behoeve van het projectmanagement en de projectuitvoering zelf kosten maken en aan het project toerekenen. Wanneer de subsidieontvanger optreedt als uitvoerder, dan moeten de uit te voeren activiteiten duidelijk additioneel zijn ten opzichte van zijn reguliere activiteiten. De subsidieontvanger dient dit aan te tonen.

Ook kan er sprake zijn van loonkosten wanneer bedrijven uren inbrengen in een project en deze kosten tegelijkertijd als medefinancieringsbijdrage in aanmerking worden genomen.

Loonkosten komen voor subsidie in aanmerking, voorzover:

1. het personeel betreft dat direct bij de uitvoering is betrokken;

2. terzake een separate urenregistratie wordt bijgehouden die toegankelijk en controleerbaar is; de registratie moet inzicht geven in alle werkzaamheden die de persoon in kwestie verricht;

3. wordt uitgegaan van een uurloon, berekend op basis van het jaarloon bij een volledige dienstbetrekking volgens de kolom ‘loon voor de loonbelasting’ van de loonstaat van het betrokken directe personeel, verhoogd met de wettelijke danwel de op grond van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, en van 1750 productieve uren per jaar.

Indien geen loonkosten als hierboven omschreven worden gemaakt, maar niettemin arbeid ten behoeve van het ontwikkelingsproject wordt verricht, zoals in het geval van een zelfstandige ondernemer, wordt voor de berekening van de projectkosten uitgegaan van een in de subsidieverlening vast te stellen uurtarief.

Andere kosten

Naast loonkosten kunnen als projectkosten worden aangemerkt: 

- kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen; 

- andere aan derden verschuldigde kosten, met uitzondering van binnenlandse reis- en verblijfkosten; 

- kosten van machines en apparatuur die uitsluitend voor het ontwikkelingsproject zijn aangeschaft.

Onder b van dit artikel wordt voor de voorbereiding van de commercialisatie een opslag mogelijk gemaakt van maximaal 10% van de daadwerkelijk gemaakte en betaalde loonkosten. Dit bedrag is bedoeld voor zaken als promotie, drukwerk, beursbezoeken en dergelijke. Ook deze commercialisatiekosten dienen aldus daadwerkelijk gemaakt en betaald te zijn.]

25

[Toelichting: Het in het eerste lid genoemde criterium betreft de technische en economische risico’s. Het project moet een reële kans van slagen hebben. Daarnaast zal het project ook een duidelijk uitzicht moeten bieden op commerciële exploitatie. Bij de beoordeling van de technische en economische haalbaarheid wordt ook gekeken naar de belemmeringen en mogelijkheden op het gebied van technische regelgeving, normen, certificatie alsmede de activiteiten gericht op aanpassing daarvan.]

26

[Toelichting: De ontwikkelingen en uitvoering daarvan dienen in de regio plaats te vinden. Dit betekent dat productie en het uiteindelijke nut van hetgeen ontwikkeld is ten goede komt aan de regio. Vanzelfsprekend kan wel expertise van buiten de regio worden ingehuurd, maar dan wel ten faveure van het in de regio te ontwikkelen project.]

27

[Toelichting: Subsidie voor een investeringsproject kan worden verkregen indien er op grond van deze regeling subsidie is vastgesteld voor een ontwikkelingsproject. De ondernemer hoeft niet te wachten met het aanvragen van de subsidie voor het investeringsproject totdat de subsidie voor het ontwikkelingsproject is vastgesteld teneinde zijn claim op het beschikbare budget veilig te stellen. Subsidie ten behoeve van het investeringsproject echter eerst verleend kan worden op het moment dat de subsidie voor het ontwikkelingsproject is vastgesteld, dus eerst nadat het ontwikkelingsproject is afgerond en de subsidie is vastgesteld.]

28

[Toelichting: Voor de subsidie voor een investeringsproject gelden dezelfde kostencategorieën als in de toelichting op artikel 13 zijn opgenomen. Vereist is dat de aanvrager economisch en juridisch eigenaar wordt van het bedrijfsmiddel. Operational lease is derhalve in het geval van een investeringsproject uitgesloten.

Ter aanvulling op de in dit eerste lid, onder b, vermelde uitzondering geldt nog dat verbouwingen aan bedrijfspanden, het aanleggen van bedrijfsvloeren, aanloopkosten en het volgen van cursussen niet in aanmerking komen voor een investeringsproject. Onder immateriële vaste activa worden onder andere verstaan bezittingen in de vorm van licenties, merkenrecht, octrooien, goodwill, enz.]

29

[Toelichting: Zie voor een toelichting op dit artikel hetgeen ter toelichting bij artikel 10 is opgenomen.]

30

[Toelichting: Deze bepaling sluit aan bij artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht. Het artikel regelt de intrekking of wijziging met terugwerkende kracht van de beschikking tot subsidievaststelling.

Evenals bij de intrekking van een subsidieverlening op grond van artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht kan het hier enerzijds gaan om een sanctie, anderzijds om herstel van onjuistheden die niet uitsluitend voor rekening van Gedeputeerde Staten behoren te komen.]