Organisatie | De Ronde Venen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bestuurlijke boete PW-IOAZ-IOAW De Ronde Venen 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels bestuurlijke boete PW-IOAZ-IOAW De Ronde Venen 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-09-2015 | 24-11-2014 | 27-10-2017 | nieuwe regeling | 22-09-2015 Gemeenteblad, nr. 99458, 26 oktober 2015 | Onbekend |
Burgemeester en Wethouders van gemeente De Ronde Venen;
Overwegende dat het gewenst is regels te stellen voor de uitvoering van bestuurlijke boete;
gelet op artikel 18a van de Participatiewet, artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemer, artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze gewezen zelfstandige;
gelet op het raadsbesluit van 11 juni 2015, betreffende de vaststelling van de Handhavingsverordening PW-IOAW-IOAZ De Ronde Venen 2015, artikel 6 tweede lid;
gelet op het raadsbesluit van 11 juni 2015, betreffende de vaststelling van de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive PW-IOAW-IOAZ De Ronde Venen 2015;
gelet op de bepalingen in titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht,
Vast te stellen de beleidsregels bestuurlijke boete PW-IOAW-IOAZ De Ronde Venen 2015
Artikel 1. Omschrijving begrippen
Alle begrippen en begrippen die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemer, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandige, het Algemene wet bestuursrecht, de Wet Suwi en de Gemeentewet;
Artikel 2. Opstarten boete-onderzoek bij bezwaar
Wanneer de belanghebbende bezwaar tegen een collegebesluit heeft aangetekend, dan wordt eerst de beslissing op bezwaar afgewacht, alvorens besloten wordt een boete-onderzoek op te starten.
Artikel 3. Inspanningsverplichting college
Wanneer de belanghebbende de inlichtingenverplichting heeft geschonden en uit het onderzoek door het college geen feitelijke omstandigheden blijken op grond waarvan opzet of grove schuld kan worden vastgesteld, dan zal bij uitvoering van de bestuurlijke boete aan belanghebbende een boete van 50% van het benadelingsbedrag worden opgelegd.
Artikel 4. Categorisering bestuurlijke boete bij een “eerste overtreding”
Wanneer de inlichtingenverplichting door de belanghebbende is geschonden en er sprake is van een benadelingsbedrag, dan kan aan hem op grond van artikel 18a eerste en tweede lid van de PW, artikel 20a eerste en tweede lid van de IOAW, artikel 20a eerste en tweede lid van de IOAZ, bij een eerste overtreding de maximumboete van 100% van het benadelingsbedrag worden opgelegd. Het college is verplicht om haar boetebesluit aan de strafmaat opzet, grove schuld, verwijtbaar, verminderd verwijtbaar en niet verwijtbaar te toetsen en de hoogte van de boete af te stemmen op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van persoon en gezin.
De volgende situaties worden in het kader van de bestuurlijke boete onderscheiden bij een eerste overtreding;
Wanneer de belanghebbende de inlichtingenverplichting heeft geschonden, maar binnen 30 dagen uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd (zelfmelder), dan wordt aan de belanghebbende eveneens een schriftelijke waarschuwing gegeven, tenzij het college financieel is benadeeld.
Artikel 5. Categorisering bestuurlijke boete bij een “herhaalde overtreding” - Recidive
Wanneer de inlichtingenverplichting door de belanghebbende is geschonden en er sprake is van een benadelingsbedrag, dan kan aan hem op grond van artikel 18a vijfde lid van de PW, artikel 20a vijfde lid van de IOAW, artikel 20a vijfde lid van de IOAZ, bij een herhaalde overtreding de maximumboete van 150% van het benadelingsbedrag worden opgelegd. Het college is op grond van de jurisprudentie ECLI:CRVB:2014:3754 verplicht om haar boetebesluit aan de strafmaat opzet, grove schuld, verwijtbaar, verminderd verwijtbaar en niet verwijtbaar te toetsen en de hoogte van de boete af te stemmen op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van persoon en gezin.
wanneer de belanghebbende de inlichtingenverplichting heeft geschonden, maar binnen 30 dagen uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd (zelfmelder), dan wordt aan de belanghebbende een recidive-boete opgelegd van € 150,00, tenzij het college financieel is benadeeld.
Wanneer vast is komen te staan dat de inlichtingenverplichting is geschonden, dan dient artikel 5:50 van de Awb altijd ten uitvoering worden gebracht. Dit geldt ook bij situaties waarbij de gemeente niet financieel benadeeld is. De belanghebbende wordt dan door het college uitgenodigd om zijn zienswijze in het kader van de bestuurlijke boete te geven.
Wanneer de belanghebbende in het kader van de bestuurlijke boete wordt gehoord, waarbij het college het voornemen heeft om aan hem een boete op te leggen, dan is hij niet verplicht ten behoeve daarvan een verklaring omtrent de overtreding af te leggen. Het college is op grond van artikel 5:10a van de Awb verplicht vooraf aan het gesprek de belanghebbende mede te delen dat hij niet verplicht is tot antwoorden.
De opgelegde geldboete wordt op grond van artikel 2, tweede lid van het Boetebesluit socialezekerheidswetten tot € 10, - naar boven afgerond.
Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels bestuurlijke boete PW-IOAZ-IOAW De Ronde Venen 2015”.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 22 september 2015,
Burgemeester en wethouders van De Ronde Venen
secretaris burgemeester
Lilian Schreurs Maarten Divendal
Toelichting beleidsregels bestuurlijke boete 2015
Bij beoordeling van de hoogte van de boete wordt gekeken naar de ernst van de overtreding, de omstandigheden van het geval en de mate van verwijtbaarheid. Daarnaast wordt onderzocht of de boete tot ongewenste persoonlijke omstandigheden kan leiden.
Bij beoordeling hiervan wordt rekening gehouden met de volgende criteria;
Voor al het overheidshandelen geldt dat het evenredig moet zijn in relatie tot de gestelde doelen. Het ingezette middel en met name de wijze waarop moet in verhouding staan tot het beoogde doel.
Werkende burgers mogen er vanuit gaan dat alleen mensen die recht hebben op een uitkering deze ontvangen. Bovendien wil de regering iedereen zoveel mogelijk laten participeren in de samenleving, om mensen perspectief te geven op fatsoenlijk werk en inkomen. Het draagvlak voor sociale voorzieningen blijft op deze manier behouden.
Aan artikel 2 derde lid van het Boetebesluit socialezekerheidswetten (minimum boete), kan op grond van de op grond van de jurisprudentie ECLI:CRVB:2014:3754 geen invulling worden gegeven.
Artikel 1. Begrippen omschrijving
Artikel 2. Opstarten boete-onderzoek bij bezwaar
De belanghebbende kan tegen een besluit van het college bezwaar aantekenen. Bij een financiële benadeling is er vaak sprake van een terugvordering. Uit de praktijk blijkt dat de belanghebbenden bij een negatieve- en/of terugvorderingsbesluit vaak in bezwaar gaan. Daarom wordt aanbevolen om bij een dergelijke situaties het advies van de bezwarencommissie af te wachten. Afhankelijk van de beslissing op bezwaar kan in overweging worden genomen om een boete-onderzoek te starten.
Artikel 3. Inspanningsverplichting college
Het college heeft een inspanningsverplichting om actief te onderzoeken of er sprake is van opzet dan wel grove schuld. Als uit het onderzoek geen feitelijke omstandigheden blijken, waardoor opzet of grove schuld aangetoond kan worden, dan wordt de hoogte van de op te leggen boete op 50% gesteld.
Artikel 4 en 5. Categorisering bestuurlijke boete bij een “eerste en herhaalde overtreding”
Voor boetes waarbij sprake is van een benadelingsbedrag geldt dat de wet alleen een maximumboete noemt, namelijk 100% bij een eerste overtreding of 150% bij een herhaalde overtreding (recidive) van het benadelingsbedrag. Dit betekent dat de hoogte van de boete altijd afgestemd moet worden op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van persoon en gezin.
Er is sprake van opzet, wanneer de belanghebbende “opzettelijk” heeft gehandeld in strijd met de inlichtingenverplichtingen of opzettelijk heeft nagelaten juist en/of volledig de inlichtingenverplichtingen na te komen. Onder opzet wordt verstaan het willens en wetens handelen of nalaten.
Het kan zijn dat iemand echt tot doel had om de inlichtingenplicht te overtreden, om bijvoorbeeld, door het bewust verzwijgen van informatie geldelijk gewin aan over te houden.
Alleen wanneer “opzet” kan worden aangetoond is er sprake van verwijtbaar gedrag, dat de evenredigheidstoets voor het opleggen van het maximumboete kan rechtvaardigen.
Bij “grove schuld” heeft de belanghebbende verzuimd (nagelaten) tijdig de inlichtingenverplichting na te komen, door niet, onjuist of onvolledig de noodzakelijke gegevens of inlichtingen te verstrekken.
Grove schuld is een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove onachtzaamheid leidend tot het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting.
Wanneer de belanghebbende de inlichtingenverplichting heeft geschonden, maar er geen sprake is van opzet of grove schuld, dan wordt de belanghebbende verweten dat hij zicht onverantwoordelijk heeft gedragen (te kort schietend besef van verantwoordelijkheid).
Als de inlichtingenverplichting wel is geschonden en opzet of grove schuld niet aangetoond kan worden, dan is er sprake van verwijtbaarheid gedrag. Hier valt ook de ‘kennelijke vergissing’ onder.
Het college stemt de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Er wordt daarbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd, conform artikel 5:46 tweede lid van de AwB en artikel 2a tweede lid van het Boetebesluit socialezekerheidswetten.
Wanneer er sprake is van verminderde verwijtbaarheid, dan wordt de bestuurlijke boete op grond van artikel 18a zevende lid onder a van de PW, artikel 20a zevende lid onder a van de IOAW, artikel 20a zevende lid onder a van de IOAZ verlaagt.
De volgende criteria kunnen in ieder geval leiden tot verminderde verwijtbaarheid:
de belanghebbende verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenverplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt;
er wordt rekening gehouden met de rechten van het kind, waarbij opleggen van de toepasselijke boete de gezondheid van het kind (de kinderen) ernstig in gevaar kan brengen, omdat hierdoor mogelijkheden om noodzakelijke medicatie en/of medische behandelingen te financieren ernstig zal worden bedreigd of onaanvaardbare consequenties voor de minderjarige inwonende kinderen en/of ten laste komende kinderen kan hebben.
Als de belanghebbende aannemelijk kan maken dat de geschonden inlichtingenverplichting niet geheel aan hem verweten kan worden, dan wordt de op te leggen boete verlaagt. Dit geld ook voor situaties waarbij de inlichtingenverplichting is geschonden, maar dit mede door toedoen van het college heeft plaatsgevonden. Bij dergelijke situaties verlaagt het college op grond van artikel 18a zevende lid onder a van de PW, artikel 20a zevende lid onder a van de IOW, artikel 20a zevende lid onder a van de IOAZ het op te leggen boete.
Een schriftelijke waarschuwing wordt gegeven, wanneer er sprake is van schending van de inlichtingenverplichting, waarbij de gemeente financieel niet benadeeld is.
Is er sprake van een herhaalde overtreding (recidive) zonder een benadelingsbedrag, dan wordt aan de belanghebbende een geldboete opgelegd van € 150,00.
Wanneer de belanghebbende de schending van de inlichtingenverplichting – geteld vanaf datum overtreding - binnen 30 dagen uit eigen beweging hersteld en alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding door het college is geconstateerd, dan wordt aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing opgelegd, tenzij het college financieel is benadeeld.
Is er sprake van een herhaalde overtreding (recidive) zonder een benadelingsbedrag, dan wordt aan de belanghebbende een geldboete opgelegd van € 150,00, tenzij het college financieel is benadeeld.
Wanneer de belanghebbende niet reageert of geen gebruik maakt van het door het college geboden gelegenheid, om zijn zienswijze in het kader van de bestuurlijke boete te geven, dan wordt aan hem op grond van de jurisprudentie ECLI:CRVB:2014:3754 (24 november 2014) een boete opgelegd, die 50% van het benadelingsbedrag bedraagt.
Daar waar het college vragen gaat stellen vanuit het oogpunt van boeteoplegging, dient artikel 5:10a Awb toegepast te worden. De belanghebbende is immers niet verplicht tot het antwoorden.
Met het nieuwe boeteregime wordt de boete afgestemd op ernst van de overtreding, mate van verwijtbaarheid en omstandigheden. Wanneer er sprake is van opzet, dan is de boete maximaal 100% (of 150% bij recidive) van het benadelingsbedrag, bij grove schuld bedraagt de boete 75% (of 112,5% bij recidive) van het benadelingsbedrag. Is er geen sprake van opzet of grove schuld, maar is dit wel verwijtbaar, dan bedraagt de boete 50% (of 75% bij recidive) van het benadelingsbedrag. Bij verminderde verwijtbaarheid bedraagt de boete 25% (of 37,5% bij recidive) van het benadelingsbedrag.
In het Wetboek van Strafrecht, artikel 23 en Boetebesluit socialezekerheidswetten is bij wet geregeld hoe hoog de op te leggen geldboete maximaal mag bedragen.
De jurisprudentie ECLI:CRVB:2014:3754 geeft aan dat de maximale geldboete bij opzet conform artikel 23 vierde lid vijfde categorie van het Wetboek van Strafrecht bedraagt en bij alle overige gevallen, zoals grove schuld, verwijtbaar, verminderde verwijtbaarheid, etc. conform artikel 23 vierde lid derde categorie van het Wetboek van Strafrecht.
conform artikel 23 vierde lid vijfde categorie van het Wetboek van Strafrecht | ||||
conform artikel 23 vierde lid derde categorie van het Wetboek van Strafrecht | ||||
De opgelegde geldboete wordt op grond van artikel 2, tweede lid van het Boetebesluit socialezekerheidswetten tot € 10, - naar boven afgerond, tenzij de maximale boete van 100% (of 150% bij recidive) wordt opgelegd.
Artikel 10. Volgorde van inning boete en vorderingen
Artikel 12. Intrekken oude Beleidsregels
www.wetrecht.nl/de-grens-tussen-opzet-en-schuld.
Brief Tweede Kamer 16 december 2014.