Organisatie | Weert |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Weert houdende regels omtrent gemeentelijke regelgeving op het gebied van openbare orde en veiligheid Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Weert |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Weert |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Standplaatsenverordening, vastgesteld 14 juli 2010.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-03-2019 | 01-09-2020 | afdeling 8a, artikel 2:34b, toelichting | 13-03-2019 | DJ-650125 | |
18-10-2018 | 21-03-2019 | afdeling 4, artikel 2:10, 2:12, 2:25, 2:65b, 5:17, 5:18, 5:18a, 5:19, 5:20 | 26-09-2018 | DJ-489868 | |
21-06-2018 | 18-10-2018 | artikel 2:79 | 30-05-2018 | DJ-35472 | |
08-02-2018 | 21-06-2018 | artikel 2:78 | 24-01-2018 | DJ-27592 | |
01-06-2017 | 08-02-2018 | artikel 1:3, 1:8, 2:10a, 2:12, 2:24, 2:27, 2:28, 2:39, 2:62, 4:16, 5:11, 5:13, 6:2 | 17-05-2017 | RAD-001399 | |
31-12-2015 | 01-06-2017 | art. 2:44, 2:50a, 2:66, 2:67, 2:68 | 25-11-2015 | RAD-001182 | |
22-10-2015 | 31-12-2015 | nieuwe regeling | 01-10-2015 Elektronisch Gemeenteblad, 21-10-2015 | RAD-001129 |
De raad van de gemeente Weert,
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 augustus 2015;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
gezien het advies van de Raadscommissie Bedrijfsvoering en Inwoners;
In afwijking van het collegevoorstel is in de openbare vergadering van 01 oktober 2015 als volgt besloten:
Besluit vast te stellen de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Weert met uitzondering van de artikelen:
2:15 (hinderlijke beplanting),
2:30 (afwijking sluitingstijd).
Deze artikelen blijven ongewijzigd ten opzichte van de thans geldende APV 2009.
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Degene die op een openbare plaats
zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;
is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie of een buitengewoon opsporingsambtenaar van Stadstoezicht van de gemeente Weert of een buitengewoon opsporingsambtenaar gedetacheerd bij de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de gemeente Weert, krachtens artikel 6:2 van deze verordening belast met het toezicht op de naleving van deze verordening, zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste één week voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Voorwerpen op openbare plaatsen in strijd met de publieke functie ervan
Afdeling 6. Veiligheid op de weg
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat het op andere wijze wordt gehinderd of in gevaar gebracht.
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
Het verbod van het eerste lid geldt niet als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
het evenement wordt niet gehouden op de rijbaan (niet zijnde een woonerf), fiets- of bromfietspad of parkeergelegenheid of vormt niet anderszins een belemmering voor het verkeer en de hulpdiensten, hetgeen ook betekent dat er op het trottoir een doorgang van 1.20 meter open moet blijven en op promenades en woonerven een doorgang van minstens 4.50 meter;
Bij de indiening van een aanvraag om een vergunning voor een evenement, zoals bedoeld in lid 1, en bij de indiening van een meldingsformulier, zoals genoemd in lid 2, aanhef, onder h, bij een evenement met meer dan 150 personen tegelijk aanwezig, worden de gegevens, vermeld in artikel 2.3. Indieningsvereisten gebruiksmelding van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd via het daartoe beschikbaar gestelde formulier;
De burgemeester kan naar aanleiding van een melding, zoals bedoeld in lid 2, aanhef, onder h, besluiten een evenement te verbieden, indien er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid, de bescherming van het milieu en de brandveiligheid in gevaar komt.
Afdeling 8. Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een openbare inrichting worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren in strijd met onderstaande regels:
de leidinggevenden van een openbare inrichting dienen er zorg voor te dragen dat:
er in de directe omgeving van de openbare inrichting geen overlast/hinder ontstaat ten gevolge van het parkeren van voertuigen van bezoekers of het stallen van andere vervoermiddelen van bezoekers, zoals fietsen of bromfietsen, en dat deze vervoermiddelen conform de daarvoor geldende voorschriften worden geparkeerd of gestald;
Artikel 2:28a Gedragsregels exploitatie openbare inrichting
Het bevoegde gezag kan gedragsregels vaststellen die bij het exploiteren van horeca-inrichtingen in acht moeten worden genomen ter voorkoming van ontoelaatbare verstoring van de openbare orde of aantasting van het woon- en leefklimaat.
Artikel 2:29 Sluitingstijd openbare inrichtingen
De houder van een inrichting is verantwoordelijk voor en verplicht tot het treffen van zodanige maatregelen dat een tijdige exploitatie-afbouw (zoals het sluiten van de tapinstallatie, het uitschakelen van apparatuur, het aanpassen van de muziek, het inschakelen van de poetsverlichting etc.) wordt gerealiseerd, waardoor de sluitingstijd kan worden nageleefd.
Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten openbare inrichting
Het is bezoekers verboden zich in een openbare inrichting te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn.
Afdeling 8A Voor publiek openstaande gebouwen
Artikel 2:34b Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.
De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.
In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.
Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden en toezicht op smartshops en headshops
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Een ambtenaar van politie, een buitengewoon opsporingsambtenaar van Stadstoezicht van de gemeente Weert of een buitengewoon opsporingsambtenaar gedetacheerd bij de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de gemeente Weert, krachtens artikel 6:2 belast met het toezicht op de naleving van deze verordening, kan, als hij van oordeel is dat het in het eerste lid van dit artikel bedoelde verbod wordt overtreden, aan de overtreder een bevel tot verwijdering verstrekken. Degene, aan wie het verwijderingsbevel gegeven wordt, is verplicht zich in de door de politie- of opsporingsambtenaar aangegeven richting te verwijderen over tenminste de door deze ambtenaar aangegeven afstand.
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
Een ambtenaar van politie, een buitengewoon opsporingsambtenaar van Stadstoezicht van de gemeente Weert of een buitengewoon opsporingsambtenaar gedetacheerd bij de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de gemeente Weert, krachtens artikel 6:2 belast met het toezicht op de naleving van deze verordening, kan, als hij van oordeel is dat het in het eerste of tweede lid van dit artikel bedoelde verbod wordt overtreden, aan de overtreder een bevel tot verwijdering verstrekken. Degene, aan wie het verwijderingsbevel gegeven wordt, is verplicht zich in de door de politie- of opsporingsambtenaar aangegeven richting te verwijderen over tenminste de door deze ambtenaar aangegeven afstand.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd
Een ambtenaar van politie, een buitengewoon opsporingsambtenaar van Stadstoezicht van de gemeente Weert of een buitengewoon opsporingsambtenaar gedetacheerd bij de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de gemeente Weert, krachtens artikel 6:2 belast met het toezicht op de naleving van deze verordening, kan, als hij van oordeel is dat het in het eerste of tweede lid van dit artikel bedoelde verbod wordt overtreden, aan de overtreder een bevel tot verwijdering verstrekken. Degene, aan wie het verwijderingsbevel gegeven wordt, is verplicht zich in de door de politie- of opsporingsambtenaar aangegeven richting te verwijderen over tenminste de door deze ambtenaar aangegeven afstand.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets (al dan niet voorzien van een hulpmotor) neer te zetten buiten een beschikbaar fietsrek, fietsklem, fietsbeugel e.d. en overigens, wanneer geen fietsrek e.d. beschikbaar is, om die zodanig neer te zetten dat die voor anderen hinder of overlast bezorgt.
Artikel 2:57b Verbod tot onbeheerd laten loslopen van honden buiten bebouwde kom
Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond, alsmede eenieder die een hond onder zijn hoede heeft, verboden deze buiten de bebouwde kom op de openbare weg en op een openbare plaats en op andere door het college aangewezen plaatsen zonder geleide of toezicht te laten loslopen.
Artikel 2:57d Voor honden verboden plaatsen
Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond, alsmede eenieder die een hond onder zijn hoede heeft, verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
In het eerste lid wordt verstaan onder:
muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;
De rechthebbende op vee, dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein, dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen worden getroffen dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Artikel 2:65a Slaapverbod op openbare plaats
Onverminderd het bepaalde in afdeling 5 van Hoofdstuk 4 van deze verordening is het verboden op een openbare plaats, al dan niet in een motorvoertuig, te slapen dan wel op of aan de weg een voertuig, woonwagen, tent, caravan of ander onderkomen te plaatsen met het kennelijk doel dit als slaapplaats te gebruiken of daarin te slapen dan wel gelegenheid daartoe te bieden.
Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, gebiedsontzeggingen en cameratoezicht openbare orde
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet te besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:10, 2:26, 2:47, 2:48, 2:48a, 2:49, 2:50, 4:8 en 5:34 of van deze verordening niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester is bevoegd, overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet, bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester is bevoegd, in het belang van de openbare orde, aan degene, die een of meer van de wettelijke bepalingen overtreedt, die genoemd zijn in het laatste lid van dit artikel, een verbod op te leggen om zich te bevinden in een door het college aangewezen gebied en de daarin gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en inrichtingen.
De burgemeester is bevoegd, in het belang van de openbare orde, aan degene die hij eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid heeft opgelegd en ten aanzien van wie binnen 1 jaar na het opleggen van dit verbod wordt geconstateerd dat hij opnieuw een of meer van de in het laatste lid genoemde artikelen overtreedt, een verbod op teleggen om zich te bevinden in een door het college aangewezen gebied en in de daarin gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en inrichtingen voor een tijdvak van maximaal 12 weken.
De in het eerste lid bedoelde wettelijke bepalingen zijn: 2:1 (samenscholing), 2:26 (ordeverstoring), 2:33 (ordeverstoring) en 2:47 t/m 2:50 (diverse vormen van hinderlijk gedrag), 2:74 (drugshandel op straat) en het overtreden van een krachtens artikel 2:77 van deze APV opgelegd verbod. Van het Wetboek van Strafrecht de artikelen 138 (huisvredebreuk), 139 (lokaalvredebreuk), 141 (gezamenlijke openlijke geweldpleging), 170 (vernieling van gebouwen), 180 (wederspannigheid), 184 (niet voldoen aan bevel), 267 (belediging), 285 (bedreiging), artikel 300 t/m 303 (mishandeling), 306 (deelnemen aan aanval), 310 (diefstal), 321 (verduistering), 350 (zaakbeschadiging), 424 (straatschenderij), 426 (ordeverstoring in dronkenschap), 453 (openbare dronkenschap). Van de Opiumwet de artikelen 2 en 3, alsmede de bepalingen inzake verboden wapenbezit in de Wet Wapens en munitie.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratiepersonen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
De burgemeester kan bij schending van deze zorgplicht aan de overtreder een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang opleggen. Daarbij kan hij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van zijn bevoegdheid.
Afdeling 16. Route gevaarlijke stoffen
Artikel 2:79a Route gevaarlijke stoffen
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en als wegen, bedoeld in artikel 24, lid 2, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (WVGS) worden, behoudens tijdelijke verkeersomleidingen, de volgende wegen en weggedeelten, voor zover gelegen binnen de gemeente Weert, aangewezen:
HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:7a Intrekking vergunning
Met het oog op de in artikel 3:13 tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan de op basis van artikel 3:4 verleende vergunning voor een seksinrichting intrekken.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Artikel 3:9 Straat- en raamprostitutie
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen of gebieden en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 3. Beslissingstermijn; weigeringsgronden
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
Afdeling 4. Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden, waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit tot 02.00 uur (op vrijdag, zaterdag en zondag) en tot 01.00 uur (op de overige dagen van de week) niet van toepassing zijn en bij welke festiviteiten ramen en deuren gesloten dienen te blijven, behoudens tijdens het onmiddellijk doorlaten van personen en/of goederen, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4:5 Overige geluidhinder
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het Besluit (recreatie)toestellen, (bouw)machines of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt.
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder of overlast voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1.30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. Bomen geplant vanuit herplant- of instandhoudingsplicht zijn uitgezonderd van deze begripsomschrijving;
dunnen: gedeeltelijk verwijderen van houtopstand ter bevordering van de duurzame instandhouding van de houtopstand, welke niet valt onder vellen; wordt de kroonsluiting teruggebracht tot minder dan 60%, dan is er sprake van kap vellen (uitgezonderd beschermingsgebieden als bedoeld in het plaatselijk bomenregister);
Artikel 4:11c Aanvraag vergunning
(vervallen: wordt geregeld in de regelgeving Wabo, i.c. Regeling omgevingsrecht.)
Artikel 4:11d1 Herplantplicht en instandhoudingsplicht
Bij het teniet gaan of doen gaan/vellen van een houtopstand uit het plaatselijk bomenregister (zonder omgevingsvergunning) kan het bevoegd gezag aan de rechthebbende op een houtopstand een herplantplicht opleggen en daaraan voorschriften verbinden; de rechthebbende op de houtopstand is verplicht daaraan te voldoen.
Indien een houtopstand uit het plaatselijk bomenregister in zijn voortbestaan ernstig wordt bedreigd kan het bevoegd gezag aan de rechthebbende op de houtopstand de verplichting opleggen om overeenkomstig nadere aanwijzingen voorzieningen te treffen, waardoor de bedreiging wordt opgeheven; de rechthebbende op de houtopstand is verplicht daaraan te voldoen.
Artikel 4:11h Intrekking vergunning (artikel 2.33, lid 2, onder g, Wabo)
De verleende omgevingsvergunning voor het vellen of doen vellen van een houtopstand kan worden ingetrokken indien daarvan niet binnen maximaal één jaar, nadat deze onherroepelijk is geworden, volledig gebruik is gemaakt.
Artikel 4:11j Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek, wordt vastgesteld op 0.50 meter voor bomen en nihil (0.00 meter) voor heggen en heesters.
Artikel 4:11m Bestrijding van boomziekten
Indien zich op een terrein een of meer bomen bevinden, die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van een boomziekte, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vastgestelde termijn te voldoen aan de gestelde verplichtingen in de aanschrijving.
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast of hinder dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht.
Artikel 4:16 Vergunningsplicht handelsreclame
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd:
voor zover het handelsreclame betreft in een beschermd stads- en dorpsgezicht en die niet valt onder de uitzondering van lid 2 van dit artikel, indien de reclame op zichzelf of in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, waaronder de criteria voor reclames uit de geldende welstandsnota;
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4:17 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4:18b Verenigingskamperen en groepskamperen
Het college kan ontheffing van het verbod uit het vorige artikel verlenen voor groepen om gedurende korte periode buiten een kampeerterrein te kamperen. Daarbij moet de initiatiefnemer aantonen dat er geen bestaande waarden worden verstoord of aangetast (geen kap van bomen en struiken, geen aantasting of verstoring van beschermingswaardige flora en fauna, geen aantasting van de bodemstructuur).
Artikel 4:18c Kamperen op eigen terrein
Het plaatsen van één kampeermiddel op eigen terrein is gedurende het gehele jaar toegestaan, dit onder de voorwaarde dat het kampeermiddel niet zichtbaar is vanaf de openbare weg. Bovendien dient dit kampeermiddel binnen 20 meter uit de bebouwing behorende tot een burgerwoning of op het agrarische bouwblok gesitueerd te worden.
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING VAN DE GEMEENTE
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: een plaats op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere – al dan niet met enige beperking – voor het publiek toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats, teneinde vanuit een verplaatsbare verkoopinrichting goederen en/of diensten te koop aan te bieden of te leveren.
Artikel 5:18a Standplaatsvergunning voor consumptie-ijs en oliebollen en bijzondere weigeringsgronden
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde, kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Afdeling 8. Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- en SLOTBEPALINGEN
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:
de medewerkers van het team Toezicht en Handhaving van de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de gemeente Weert voor zover ze op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht toezichthoudende bevoegdheden hebben en de desbetreffende bepalingen in deze verordening op hun taakveld betrekking hebben;
alle politieambtenaren van de eenheid Limburg (artikel 141 en 142 Wetboek van Strafvordering Opsporingsambtenaren en Buitengewoon Opsporingsambtenaren), voor zover het betreft het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens Hoofdstuk 3 (seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.) van deze verordening.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften, welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
De Algemene plaatselijke verordening 2009, vastgesteld in de vergadering van 10 juni 2009 en gewijzigd in de vergaderingen van 9 december 2009, 27 januari 2010, 10 juni 2010, 14 juli 2010, 22 september 2010, 20 april 2011, 25 mei 2011, 2 november 2011, 14 december 2011, 26 september 2012 en 10 april 2013, wordt ingetrokken, welke intrekking ingaat op het moment dat deze nieuwe Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Weert in werking treedt.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 01 oktober 2015 De raad van de gemeente Weert; de griffier, de voorzitter,
Zie voor toelichting op de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Weert:
wat betreft de (al dan niet) toepassing van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen/vergunning van rechtswege) de VNG Ledenbrief 12/002 van 10 januari 2012 (ledenbrief:https://vng.nl/files/vng/vng/Documenten/actueel/brieven/ledenbrieven/2012/20120110_Ledenbrief_ECGR-U201102334.pdf, bijlage_1:https://vng.nl/files/vng/vng/Documenten/actueel/brieven/ledenbrieven/2012/20120110_bijlage-1_ECGR-U201102334.pdf, bijlage_2:https://vng.nl/files/vng/vng/Documenten/actueel/brieven/ledenbrieven/2012/20120110_bijlage-2_ECGR-U201102334.pdf); en
de VNG Ledenbrief 15/063 van 5 augustus 2015 over de jaarlijkse actualisering van de Model-APV (https://vng.nl/files/vng/brieven/2015/20150805_ledenbrief_wijziging-model-apv-zomer-2015.pdf).
Artikel 2:34b Tegengaan onveilig, niet leefbaar of malafide ondernemersklimaat
De aanpak van ondermijnende criminaliteit staat hoog op de landelijke, regionale en lokale politieke agenda. Drugshandel, witwassen, (belasting)fraude, illegaal gokken, underground banking en uitbuiting zijn voorbeelden van criminele (economische) activiteiten die de samenleving kunnen ondermijnen. De aanpak van deze vorm van (georganiseerde) criminaliteit is een bijzonder lastige taak. De verwevenheid van boven- en onderwereld, alsmede de verhulling van de criminaliteit, bemoeilijken de bestrijding daarvan. Deze vormen van criminaliteit zijn niet altijd zichtbaar, maar tasten de fundering van de samenleving aan. Ze bedreigen niet alleen de legale lokale economie maar zorgen ook voor een onveilig, niet leefbaar woon- en ondernemersklimaat.
Het risico bestaat dat malafide ondernemers zich vestigen in sectoren waar het toezicht van de overheid beperkter is. Dit in combinatie met brancheverschraling, leegstand en een hoog verloop van ondernemers maakt dat de leefbaarheid onder druk staat.
Om de aanpak ondermijning te versterken, is in de APV een artikel opgenomen gericht op het stimuleren van een gezond ondernemingsklimaat. Artikel 2:34b geeft de burgemeester de bevoegdheid om via een aanwijzing een vergunningplicht te introduceren voor panden, straten, gebieden of branches om een onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemingsklimaat tegen te gaan. De gemeenteraad is bevoegd op grond van de autonome verordenende bevoegdheid om openbare belangen zoals een veilig, leefbaar en bonafide ondernemersklimaat te reguleren met een vergunningplicht. Het betreft hier geen vergunning in het belang van economische ordening, maar primair in het belang van openbare orde en veiligheid. Om die reden is de bevoegdheid belegd bij de burgemeester.
Deze vergunningplicht staat niet op zichzelf, maar loopt eigenlijk vooruit op de vaststelling van een Weerter plan van aanpak ondermijning dat is voorzien voor het derde kwartaal 2019. De praktijk vraagt om een snellere actie.
De mogelijkheid tot het instellen van een vergunningplicht voor ondernemers is een van de instrumenten voor de bestrijding van malafiditeit in het ondernemerschap. De gemeente kan controle uitoefenen op de naleving van de gestelde voorwaarden en handhaven bij overtreding. Van de mogelijkheid om een vergunningplicht te introduceren gaat bovendien een preventieve werking uit. Dit draagt bij aan het aantrekken van bonafide ondernemers en het weren van malafide ondernemers. Pandeigenaren worden zo gestimuleerd hun verantwoordelijkheid te nemen om bonafide ondernemers in hun panden te vestigen. Ook kan bij de aanvraag voor een vergunning de Wet Bibob worden ingezet. Dit vereist wel een aanpassing van de Weerter beleidsregels.
De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Het ‘voor rekening en risico’ heeft betrekking op de natuurlijke persoon of op de rechtspersoon. Het bestuur van een rechtspersoon kan zelf ook een rechtspersoon zijn, maar gelet op de (persoonlijke) eisen die worden gesteld aan de exploitant dient er uiteindelijk altijd één natuurlijke persoon te zijn die kan worden beschouwd als exploitant in de zin van de APV – al dan niet als vertegenwoordiger van die rechtspersoon. De dagelijkse leiding in het bedrijf kan in plaats van bij de exploitant zelf, bij een beheerder rusten. Er wordt dus in het kader van de vergunningverlening gewerkt met een beheerderslijst. Voor het begrip bedrijf wordt aangesloten bij het algemeen spraakgebruik. Het betreft hier voor het publiek toegankelijke bedrijven, zoals winkels (al dan niet met een horecacomponent) of dienstverlenende bedrijven.
De systematiek van artikel 2:34b gaat uit van een pand-, gebieds- of branchegerichte aanpak. Hiermee kan maatwerk geleverd worden. De burgemeester kan met een aanwijzingsbesluit nieuwe en reeds gevestigde ondernemers onderwerpen aan een systeem van verplichte vergunningen.
De noodzaak van een aanwijzing, alsmede de duur van de aanwijzing, wordt zorgvuldig gemotiveerd. De uitgangspunten van proportionaliteit en subsidiariteit gelden. Bij een gebiedsgewijze aanpak wordt de noodzaak van de aanwijzing mede bezien in samenhang met de andere maatregelen in een gebied. De vergunning wordt op grond van artikel 1.7 verleend voor de duur van het aanwijzingsbesluit.
De vergunningplicht kan op pandniveau worden ingezet door deze bijvoorbeeld na concrete incidenten (strafbare feiten) van toepassing te verklaren op het pand of wanneer als gevolg van de wijze van exploitatie in dat pand de leefbaarheid of openbare orde onder druk staat (repressieve aanwijzing). Daar waar strafbare feiten in een pand worden geconstateerd en de pandeigenaar niet intrinsiek gemotiveerd is om mee te werken aan de bestrijding hiervan biedt een pandsgewijze vergunningplicht soelaas. De vergunningplicht is dan direct van toepassing op de nieuwe of zittende ondernemer. Daarmee kan maatwerk worden geboden, en worden andere ondernemers, voor zover dat niet nodig is, niet in de aanwijzing betrokken. Een aanwijzing die specifiek op een bepaald pand is gericht, kan dan juist proportioneel en gerechtvaardigd zijn.
Indien sprake is van een (ernstige) structurele problematiek in een bepaalde branche of gebied kan op grond van het APV-artikel een vergunningplicht voor een branche of gebied worden ingevoerd.
Een aanwijzing van een bepaalde branche kan op een bepaalde wijk of straat betrekking hebben, maar het gebied waarvoor een bepaalde branche wordt aangewezen, kan ook de gehele gemeente beslaan. Bij aanwijzing van een branche wordt gemotiveerd waarom de bedrijfsmatige activiteiten met het oog op de openbare orde en veiligheid gereguleerd moeten worden.
Tot slot kunnen (op voorhand) straten of gebieden aangewezen worden (preventieve aanwijzing). Bij een dergelijke aanwijzing gelden voor gevestigde en nieuwe ondernemers in die gebieden of straten een vergunningplicht. Dit kan gerechtvaardigd zijn nu de aanwijzing alleen plaatsvindt bij straten of gebieden waar de leefbaarheidsproblemen het grootst zijn en de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Het belang van de verbetering van de situatie in de gehele straat of het gebied kan zo’n aanwijzing rechtvaardigen. Het kan ook van belang zijn om te voorkomen dat het probleem zich onmiddellijk naar een naastgelegen pand verplaatst. Een dergelijke aanwijzing zal doorgaans deel uitmaken van een bredere aanpak.
De burgemeester wijst een pand, gebied of een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend aan als in dat gebied dan wel door de wijze van exploitatie van het pand of door de bedrijfsmatige activiteiten naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid onder druk staat dan wel nadelig kan worden beïnvloed. Dit criterium drukt uit dat het voor een aanwijzing niet noodzakelijk is dat zich concrete incidenten hebben voorgedaan. Een aanwijzing kan ook preventief worden gegeven voor een branche of gebied waar extra aandacht nodig is bijvoorbeeld om de leefbaarheid en openbare orde en veiligheid ten goede te keren.
In het derde lid is het verbod opgenomen om in een aangewezen gebouw, straat of gebied zonder vergunning van de burgemeester bedrijfsmatige activiteiten te verrichten. In het aanwijzingsbesluit worden de bedrijfsmatige activiteiten genoemd waar de aanwijzing betrekking op heeft. Dat kunnen ook alle bedrijfsmatige activiteiten zijn, zoals detailhandel. De burgemeester kan ook gemeentebreed een branche aanwijzen. Dan geldt een vergunningplicht voor die activiteiten die behoren tot de branche.
De algemene intrekkings- en weigeringsgronden staan vermeld in de artikelen 1:6 en 1:8. In deze leden staan de specifieke weigerings- en intrekkingsgronden vermeld. Toezicht op en handhaving van de vergunningplicht is mogelijk door intrekking van een reeds verstrekte vergunning of door sluiting van het bedrijf. Aan een vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden (artikel 1:4).
Voor de reikwijdte van het begrip ‘niet in enig opzicht van slecht levensgedrag’ wordt aangesloten bij de terminologie van de Drank- en Horecawet.
Indien de exploitant zijn verplichtingen uit het artikel of de vergunningvoorschriften niet nakomt, kan er reden zijn de vergunning in te trekken. Sub i is opgenomen om constructies van schijnbeheer tegen te kunnen gaan indien de praktijk niet in overeenstemming is met de situatie zoals op de vergunning vermeld.
In dit lid wordt de wijze van indiening van de aanvraag van een vergunning geregeld, alsmede welke gegevens en bescheiden moeten worden overgelegd. De vereiste gegevens worden nodig geacht teneinde een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. Zo moet er in ieder geval sprake zijn van een geldige inschrijving bij de KvK. Indien dat op enig moment niet meer het geval is, kan dit reden zijn om de vergunning in te trekken (zevende lid, sub h en i).
Als het bevoegd bestuursorgaan dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag, kan hij om aanvullende gegevens verzoeken (zesde lid). Uiteraard moeten die gegevens wel in verband staan met de weigeringsgronden van de aangevraagde vergunning. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een actuele verklaring betalingsgedrag nakoming fiscale verplichtingen.
Artikel 2:34b bevat een sluitingsbevoegdheid wanneer sprake is van een vergunningplicht maar gehandeld wordt zonder vergunning dan wel een aantal in lid 7 nader genoemde situaties zich voordoet.
Om oog te kunnen houden op relevante veranderingen moet de vergunningverlener daarvan weet hebben. De vergunninghouder is verplicht wijzigingen te melden. Als er met inachtneming van de geldende regels geen bezwaar bestaat tegen een voortgezet bedrijf, wordt een gewijzigde vergunning verleend. Als blijkt dat de wijzigingen niet zijn gemeld, kan dat leiden tot intrekking van de vergunning. Het is van groot belang om een actueel overzicht te hebben van de in de gemeente actieve exploitanten. Om die reden moet ook worden gemeld dat de exploitatie wordt beëindigd of overgedragen. Ook wanneer slechts een van de exploitanten stopt. Om schijnbeheer te voorkomen en te bestrijden is het van belang dat de beheerders bij de gemeente bekend zijn. Een wijziging in het beheer kan pas plaatsvinden indien de burgemeester de gevraagde wijziging in het beheer heeft bijgeschreven en de exploitant hiervan bericht heeft ontvangen.
De vergunningplicht op grond van het aanwijzingsbesluit en het verbod om zonder vergunning bedrijfsmatige activiteiten te verrichten, geldt voor nieuwe exploitanten onmiddellijk na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit. Onder nieuwe exploitanten worden ook verstaan: exploitanten die een andere bedrijfsmatige activiteit dan voorheen willen uitoefenen, en/of op een andere locatie dan voorheen. Exploitanten kunnen dus niet de inwerkingtreding van het verbod rekken door op een locatie waar zij al actief zijn, over te stappen op een andere bedrijfsmatige activiteit die ook onder de aanwijzing valt.
Zij kunnen de inwerkingtreding van het verbod ook niet rekken door naar een locatie verderop in de aangewezen straat uit te wijken. Zij worden dan aangemerkt als nieuwe exploitanten en dienen over een vergunning te beschikken. Voor zittende exploitanten geldt dat zij drie maanden de tijd krijgen om een vergunning aan te vragen en te verkrijgen. Lukt dat niet tijdig, dan handelen zij in strijd met het verbod. Wordt de aanvraag om een vergunning binnen de periode van drie maanden geweigerd of wordt een eventueel reeds verleende vergunning ingetrokken, dan handelen zij vanaf dat moment in strijd met het verbod. De burgemeester kan dan met onmiddellijke ingang tot handhaving van het verbod overgaan.
Voor zover de Dienstenrichtlijn van toepassing is op het vergunningstelsel en de voorwaarden, geldt dat met name gelet op de openbare orde en veiligheid er een dwingende reden van algemeen belang is en de gestelde eisen ook evenredig (geschikt en noodzakelijk) zijn, zodat het stelsel en de voorwaarden gerechtvaardigd zijn. De openbare orde en veiligheid vormt eveneens de reden om van een lex silencio positivo af te zien.
Aanleg van wegen 2:11 (vervallen)
Aanplakken, aanplakbiljetten 2:42
Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf 2:31
Aanwezigheid, hinderlijk 2:47, 2:49, 2:50
Afbraakmaterialen, opslag 4:13
Autobedrijven, parkeren voertuigen 5:2
Baldadig gedrag 2:26, 2:33, 2:47, 2:49, 2:50
Behoefte doen, natuurlijke 4:8
Bekladden, openbare plaats of onroerende zaak 2:42, 4:12a
Beperking, aanbieden gedrukte stukken 2:6 (vervallen)
Beperking, gemotoriseerd verkeer, fiets en paard in natuurgebieden 5:33
Beplanting, uitzicht belemmerende 2:15
Beschadigen van wegen 2:11 (vervallen)
Bespieden van personen 2:53 (vervallen)
Betreden van plantsoenen e.d. 2:45 (vervallen)
Bromfietsen, overlast door 2:51
Cameratoezicht op openbare plaatsen 2:78
Caravans, parkeren op de weg 5:6
Commerciële reclame 4:15, 4:16
Dieren, hinderlijke of schadelijke 2:60
Drankgebruik, op openbare plaats 2:48
Erotisch – pornografische goederen, afbeeldingen e.d. 3:11
Fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d. 2:52 (vervallen)
Fietsen, neerzetten van 2:51, 5:12
Gebouw, hinderlijk gedrag bij of in 2:49
Gedachten of gevoelens openbaren op voorwerpen 2:42
Gedoogplicht, voorzieningen voor verkeer en verlichting 2:21
Gedrag, hinderlijk 2:26, 2:33, 2:47, 2:49, 2:50, 2:51,
Gedrukte stukken 2:6 (vervallen)
Gedrukte stukken, venten met 5:16 (vervallen)
Geluiden, hinderlijke 4:1 e.v.
Gemotoriseerd verkeer in natuurgebieden 5:33
Glas op straat (voorkomen) 2:48a
Havens, beschadiging van 5:28 (vervallen)
Heling, bestrijding van 2:32 (vervallen)
Hinderlijk gedrag 2:26, 2:33, 2:47, 2:49, 2:50, 2:51
Hinderlijk gedrag op of aan de weg 2:47
Hinderlijke dieren, houden van 2:60
Honden, loslopende 2:57a, 2:57b
Inbrekerswerktuigen, vervoer 2:44 (vervallen)
Inzameling van geld of goed 5:13
Kapvergunning/omgevingsvergunning 4:11b
Landbouwafval, opslag van 4:13
Landbouwproducten, opslag ingekuilde 4:13
Loslopend vee 2:62 (vervallen)
Loslopende honden 2:57a, 2:57b
Manifestaties, Wet Openbare 2:3
Markt, snuffel-, vlooien- 5:23
Objecten onder hoogspanningslijn 2:22 (vervallen)
Ophokplicht duiven 2:63 (vervallen)
Ordeverstorend gedrag 2:1, 2:26, 2:33, 2:47, 2:49, 2:50
Parkeren van voertuigen autobedrijf e.d. 5:2
Personen, bespieden van 2:53 (vervallen)
Plakgereedschap, vervoer 2:43 (vervallen)
Pornografische goederen, afbeeldingen e.d. 3:11
Route gevaarlijke stoffen 2:79a e.v.
Reclameborden aan, op of boven de weg 4:15, 4:16
Reclamevoertuigen, parkeren op de weg 5:7
Register (nacht) 2:37 [gereserveerd]
Sluitingstijd horecabedrijven 2:29
Stankoverlast 4:13, 4:14 [gereserveerd]
Stankverspreidende stoffen, parkeren voertuigen 5:10 [gereserveerd]
Stoffen op, aan of boven de weg 2:10
Straatartiest, straatfotograaf 2:9 (vervallen)
Strooibiljetten 2:6 (vervallen)
Toelatingsgebieden prostitutiebedrijven 3:1
Uitzichtbelemmerende beplanting 2:15
Vallende voorwerpen 2:20 [gereserveerd]
Veiligheid van de weg 2:10, 2:12, 3:13, 4:15, 4:16
Veranderen van een weg 2:11 (vervallen)
Verkeer, voorwerpen, borden of voorzieningen voor 2:21
Vermakelijkheden (evenementen) 2:24
Verontreiniging door honden 2:58
Verspreiden van gedrukte stukken 2:6 (vervallen)
Vervoer inbrekerswerktuigen 2:44 (vervallen)
Voorwerpen op, aan of boven de weg 2:10
Voorwerpen, gevaarlijke of hinderlijke 2:19 [gereserveerd]
Wedstrijden op crossterreinen 5:32
Wedstrijden op of aan de weg 2:25