Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Woensdrecht

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWoensdrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet
CiteertitelBeleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet, art. 6

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-201501-01-2015Nieuwe beleidsregels

30-09-2015

Gemeenteblad 2015 - nr. 43, 14-10-2015

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht;

overwegende dat het noodzakelijk is regels vast te stellen ten aanzien van de krachten en bekwaamheden van een persoon alsmede de door hem geleverde inspanningen om tot inkomensverbetering te komen in relatie tot het recht op individuele inkomenstoeslag;

gelet op artikel 6 van de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet;

BESLUIT:

de Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet vast te stellen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    a. wet: Participatiewet;

    b. verordening: Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet.

Artikel 2 Recht op individuele inkomenstoeslag

  • 1

    Recht op een individuele inkomenstoeslag bestaat bij geen uitzicht op inkomensverbetering en het voldoen aan de overige voorwaarden als gesteld in de wet, de verordening en deze beleidsregels.

  • 2

    Geen recht op een individuele inkomenstoeslag bestaat bij uitzicht op inkomensverbetering dan wel bij onvoldoende inspanningen om tot inkomensverbetering te komen.

  • 3

    De criteria als vermeld in lid 1 gelden bij gehuwden voor beiden.

Artikel 3 Geen uitzicht op inkomensverbetering

Geen uitzicht op inkomensverbetering wordt in ieder geval verondersteld bij:

a. de persoon die een uitkering voor levensonderhoud op grond van de Participatiewet I Wet werk en bijstand, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen ontvangt en naar het oordeel van het college in de periode van 12 maanden onmiddellijk voorafgaand aan de maand van aanvraag de opgelegde arbeidsverplichtingen en inlichtingenplicht in voldoende mate is nagekomen;

b. de persoon die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

c. de persoon met een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Artikel 4 Uitzicht op inkomensverbetering

  • 1

    Uitzicht op inkomensverbetering wordt verondersteld bij de persoon die in de referteperiode een uitkering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten heeft genoten.

  • 2

    Uitzicht op inkomensverbetering wordt ook aanwezig geacht bij de persoon met een hoger inkomen dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm, maar vanwege het doorlopen van een minnelijke schuldregeling dan wel het wettelijke schuldsaneringstraject op bijstandsniveau leeft.

  • 3

    Van uitzicht op inkomensverbetering is eveneens sprake wanneer dit onomstotelijk kan worden vastgesteld.

Artikel 5 Inspanningen van de persoon

  • 1

    Er is sprake van onvoldoende inspanningen om tot inkomensverbetering te komen als bedoeld in artikel 36, lid 2, sub b, van de wet, wanneer:

    a. de persoon in de periode van 12 maanden onmiddellijk voorafgaand aan de maand van aanvraag een boete- en/of maatregelwaardige gedraging in de zin van de Participatiewet / Wet werk en bijstand, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet

    inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen heeft gepleegd op grond waarvan een maatregel en/of boete is opgelegd, waarbij een opgelegde boete of maatregel in de vorm van een waarschuwing in dit kader buiten beschouwing blijft;

    b. de persoon in de referteperiode langer dan 180 dagen rechtens van zijn vrijheid beroofd is geweest.

  • 2

    Van onvoldoende inspanningen om tot inkomensverbetering te komen is eveneens sprake wanneer dit in andere situaties als in het vorige lid gesteld, onomstotelijk kan worden vastgesteld.

Artikel 6 Hardheidsclausule

Door of namens het college kan met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van deze beleidsregels, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 7 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: "Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet".

Artikel 8 Inwerkingtreding

  • 1

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking en hebben terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2015 met uitzondering van artikel 4, lid 2.

  • 2

    Artikel 4, lid 2, van deze beleidsregels treedt in werking met ingang van 1 oktober 2015.

Aldus vastgesteld in de vergadering van september 2015.

A.P.E. Baart MBA                                drs. J.J.C. Adriaansen

de secretaris                                        de burgemeester

1  

I. Participatiewet (Pw), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz)

a. besluiten inzake de ingangsdatum van de uitkering;

b. besluiten tot weigering verstrekking uitkering met terugwerkende kracht;

c. besluiten tot afwizjing van uitkering op grond van schendign artikel 17 Pw dan wel artikel 13 Ioaw/z;

d. besluiten tot opschorting van de uitkering;

e. besluiten inzake beeindiging van de uitkering;

f. besluiten tot het opleggen dan wel ontheffen van de arbeidsverplichtingen als bedoeld in artikel 9 Pw dan wel artikel 37 Ioaw/z;

g. besluiten tot het opleggen van een maatregel;

h. besluiten tot afwijzing van individuele bijzondere bijstand tot een bedrag van € 750,00 op

jaarbasis;

i. besluiten tot afwijzing individuele inkomenstoeslag/studietoeslag;

J. besluiten met betrekking tot categoriale bijzondere bijstand voor collectieve zorgverzekering;

k. terugvorderingsbesluiten alsmede eventueel daaraan gekoppelde herzienings- en/of

intrekkingsbesluiten;

l. besluiten in het kader van het debiteurenbeleid.

II Wet inburgering

Alle besluiten in het kader van deze wet.

III Minimabeleid

a. alle besluiten op grond van de Regeling ter bevordering van maatschapelijke participatie door schoolgaande kinderen 2015;

b. Alle besluiten van de Regeling sociaal-culturele bijdrage voor de minima 2015.

IV Algemene wet bestuursrecht

a. besluiten tot toepassing van artikel 4:5, lid 1 (buiten behandeling stelling van een aanvraag);

b. besluiten tot toepassing van artikel 4:6 (herhaalde aanvraag);

c. kennelijk niet ontvankelijkheid van het ingediende bezwaarschrift.

Toelichting 1  

Algemene toelichting

In de Participatiewet is de langdurigheidstoeslag onder de Wet werk en bijstand vervangen door een individuele inkomenstoeslag bedoeld voor personen van 21 jaar en ouder tot de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig van een laag inkomen moeten rond komen zonder uitzicht op verbetering van het inkomen gelet op hun individuele omstandigheden.

Bij een wettelijk voorgeschreven verordening zijn door de gemeenteraad regels vastgesteld over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet. Deze regels hebben betrekking op de hoogte van de inkomenstoeslag alsmede op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen 'langdurig' en 'laag inkomen'.

In de wet is opgenomen, welke individuele omstandigheden het college in ieder geval in de beoordeling van het recht op een individuele inkomenstoeslag moet betrekken.

In artikel 36, lid 2, van de Participatiewet is bepaald, dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend:

- de krachten en bekwaamheden van de persoon, en

- de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

Mede aan de hand van deze weging van de individuele omstandigheden stelt het college vast, of de betreffende persoon naar het oordeel van het college al dan niet zicht op inkomènsverbetering heeft en daarmee recht op de individuele inkomenstoeslag.

Het college kan op grond van artikel 36 Participatiewet nadere regels stellen ten aanzien van het begrip uitzicht op inkomensverbetering. Wie heeft wel en wie heeft geen uitzicht op inkomensverbetering.

In deze beleidsregels worden de criteria voor deze beoordeling neergelegd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 2. Recht op individuele inkomenstoeslag

Iedere aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de criteria in artikel 36 van de Participatiewet en die in de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet, maar ook op de vraag of er sprake is van uitzicht op inkomensverbetering alsmede op de verrichte inspanningen om tot inkomensverbetering te komen.

Bij elke aanvraag dienen dan ook de krachten en bekwaamheden van de aanvrager (en eventuele partner) en de inspanningen die betrokkene heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen, in ogenschouw te worden genomen. Als dit is beoordeeld, kan pas worden vastgesteld of de aanvrager (en/of de eventuele partner) uitzicht heeft op inkomensverbetering. Alleen als daar geen uitzicht op is en er wordt aan de overige voorwaarden voortvloeiend uit artikel 36 van de wet, de bepalingen in de verordening en de beleidsregels voldaan, is er recht op de individuele inkomenstoeslag.

Voor de beoordeling of voldoende inspanningen zijn verricht om tot inkomensverbetering te komen, wordt de referteperiode van 3 kalenderjaren in ogenschouw genomen bij wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen geweest.

De periode van 12 maanden onmiddellijk voorafgaande aan de maand van aanvraag wordt in ogenschouw genomen bij degene die een boete- en/of maatregelwaardige gedraging in het kader van de Participatiewet / Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen heeft gepleegd.

Als in deze aangegeven periodes geen sprake is van vrijheidsbeneming langer dan 180 dagen dan wel geen boete- en/of maatregelwaardige gedragingen hebben plaatsgevonden of anderszins niet onomstotelijk is vastgesteld dat onvoldoende inspanningen zijn verricht om tot inkomensverbetering te komen, wordt ervan uitgegaan, dat voldoende inspanningen zijn geleverd.

Uitgangspunt is, dat het recht op individuele inkomenstoeslag gehuwden gezamenlijk toekomt. Indien één van beide gehuwden niet voldoet aan de voorwaarden, hebben beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag.

Artikel 3. Geen uitzicht op inkomensverbetering

Personen met een uitkering voor levensonderhoud op grond van de Participatiewet / Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers dan wel de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, die de hieraan verbonden verplichtingen in voldoende mate zijn nagekomen, worden geacht voldoende inspanningen te hebben

geleverd om tot inkomensverbetering te komen.

Praktisch kan dit worden afgeleid uit het uitblijven van een boete en/of maatregel.

Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt (zoals bij artikel 9, lid 5, Participatiewet) is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Onder duurzaam wordt mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.

Een volledig duurzaam arbeidsongeschikte heeft per definitie geen uitzicht op betaalde arbeid en de daarmee samenhangende inkomensverbetering.

De situatie waarin gehuwden uitsluitend leven van het inkomen uit de arbeidsongeschiktheidsuitkering van één van hen, is lastiger te bepalen. De andere partner kan uitzicht hebben op inkomensverbetering door te werken of zich hiervoor beschikbaar te stellen, maar er voor kiezen thuis te blijven.

Dit artikel is geen limitatieve opsomming.

Artikel 4. Uitzicht op inkomensverbetering

Van studenten kan in het algemeen worden gesteld, dat zij een (goed) perspectief op inkomensverbetering hebben. Een recht op de individuele inkomenstoeslag zou derhalve niet overeen komen met de aard en doelstelling ervan.

Ook bij personen die een hoger inkomen hebben, maar wegens een schuldregeling op basis van een minnelijk traject of een WSNP traject op bijstandsniveau leven, is er na het met goed gevolg doorlopen van de schuldregeling weer uitzicht op inkomensverbetering.

Dit artikel bevat eveneens een niet-limitatieve opsomming. Het is onmogelijk alle doelgroepen te benoemen die uitzicht op inkomensverbetering hebben, dit vanwege de individuele toets die altijd moet plaatsvinden. Om deze reden is lid 3 toegevoegd.

Artikel 5. Inspanningen van de persoon

De persoon die in de periode van 12 maanden onmiddellijk voorafgaand aan de maand van aanvraag van een individuele inkomenstoeslag , een boete- en/of maatregelwaardige gedraging in de zin van artikel 18 / artikel18a van de Participatiewet / Wet werk en bijstand, artikel 20/ artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of artikel 20/ artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen heeft gepleegd op grond waarvan aan belanghebbende een maatregel en/of boete is opgelegd word geacht niet de juiste inspanningen te hebben verricht om tot inkomensverbetering te komen en heeft hiermee geen recht op de individuele inkomenstoeslag.

Uit oogpunt van proportionaliteit blijft een opgelegde boete of maatregel in de vorm van een waarschuwing in dit kader buiten beschouwing.

De persoon die in de referteperiode langer dan 180 dagen rechtens van zijn vrijheid beroofd is geweest, wordt eveneens geacht niet de juiste inspanningen te hebben verricht om tot inkomensverbetering te komen en heeft hiermee geen recht op de individuele inkomenstoeslag.

Artikel 6. Hardheidsclausule

Met deze beleidsregels wordt beoogd zoveel mogelijk duidelijkheid, rechtsgelijkheid en rechtszekerheid te waarborgen. Desalniettemin kunnen er zich situaties voordoen, waarin onverkorte handhaving van deze regels onrecht zou doen aan de doelstelling van de individuele inkomenstoeslag.

In uitzonderlijke gevallen dient dan ook de mogelijkheid te bestaan om af te wijken van de hier neergelegde regels. Uiteraard zal het besluit in een dergelijk geval ook de motivering moeten omvatten, waarom in de situatie van de beleidsregels wordt afgeweken.

Artikel 7. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.