Organisatie | De Fryske Marren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Ligplaatsenverordening De Fryske Marren |
Citeertitel | Ligplaatsenverordening De Fryske Marren |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-12-2015 | nieuwe regeling | 28-10-2015 | 2015/072 |
De raad van de gemeente De Fryske Marren,
overwegende, dat het in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne, de belangenbehartiging van natuur, landschap en recreatie en het aanzien van de gemeente noodzakelijk is regels te stellen met betrekking tot het aanleggen, ligplaats innemen en ankeren van vaartuigen in de openbare wateren van de gemeente;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders met nummer 2015/072;
gelet op de Algemene wet bestuursrecht en artikel 149 van de Gemeentewet;
vast te stellen de volgende verordening: “Ligplaatsenverordening De Fryske Marren”
Het in lid 1 gestelde verbod is niet van toepassing op het innemen van ligplaats met een vaartuig aan een krachtens artikel 13 of bij een geldend bestemmingsplan als zodanig aangewezen ligoever dan wel in een bij geldend bestemmingsplan aangewezen haven of andere bij bestemmingsplan aangewezen gelegenheid die bestemd is om een vaartuig onder te brengen.
Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee aan te leggen in of aan een rietkraag of aan of op een krachtens artikel 14 als zodanig aangewezen oever:
de rechthebbende op een vaartuig wordt geacht daarmee gedurende drie achtereenvolgende dagen of gedeelten daarvan op dezelfde plaats te hebben gelegen, indien dat vaartuig op die plaats door een met de uitvoering van de verordening belaste ambtenaar als bedoeld in artikel 16 wordt aangetroffen op enig tijdstip van de eerste van drie dagen en op enig tijdstip van de eerste dag na die drie dagen;
Onverminderd het bepaalde in artikel 3, lid 1 en 2, is het de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmede op een plaats aan te leggen, indien burgemeester en wethouders hem schriftelijk hebben meegedeeld, dat zij het, met het oog op de verdeling van de beschikbare aanlegplaatsen, onaanvaardbaar achten dat genoemde rechthebbende aldaar nog langer aanlegt.
Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee te ankeren in een rietkraag of op een afstand van minder dan vijf meter vanuit een rietkraag, in een krachtens artikel 14 als zodanig aangewezen water of op een afstand van minder dan vijf meter vanuit een krachtens artikel 14 als zodanig aangewezen oever.
Onverminderd het bepaalde in lid 1 is het de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee te ankeren anders dan gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor een recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig, dan wel die vaartuigen die bedrijfsmatig ankeren gedurende de tijd dat deze voor de uitoefening van het bedrijf op die plek nodig is.
Artikel 9 Aanleggen bij particulieren
Het is verboden aan een niet bij overheid in beheer en onderhoud zijnde wal of kade met een vaartuig aan te leggen tegen de duidelijk kenbaar gemaakte wil van de rechthebbende, gebruiker of beheerder van die wal of kade.
Artikel 11 Aanleggen bij gemeentelijke voorzieningen
met een vaartuig van een bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnde vaart, haven, kade, wal of beschoeiing, ten aanzien van het gebruik maken waarvan burgemeester en wethouders een door aan het water geplaatst bord kenbaar gemaakte beperkingen hebben vastgesteld, gebruik te maken in strijd met bepalingen, door burgemeester en wethouders aan die beperking verbonden.
Artikel 12 Innemen ligplaats of varen
De schipper, eigenaar of gebruiker van een vaartuig, die in de gemeente ligplaats inneemt of vaart is verplicht zich hierbij te gedragen naar de aanwijzingen van de met het toezicht op de bij de gemeente in beheer of onderhoud zijnde vaart, haven, kade, wal of beschoeiing belaste ambtenaar.
Artikel 14 Procedure met betrekking tot de aanwijzing van oevers en/of wateren waar het verboden is aan te leggen, te ankeren of te varen
Overtreding van een in deze verordening neergelegde verbodsbepaling wordt bestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 16 Toezicht op de naleving van de verordening
Met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde ambtenaren, de door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren der gemeente.
De bepalingen van deze verordening gelden niet voor zover de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement en de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken van toepassing is.
Een ontheffing van een verbodsbepaling als bedoeld in artikel 2 lid 4, 3 lid 3, 5 lid 3 en 6 lid 3 van de Ligplaatsenverordening Friesland wordt, voor zover het respectievelijk in artikel 2 lid 1, 3 lid 1, 5 lid 1, 5 lid 2 of 6 lid 2 van deze verordening bedoelde verbod van toepassing is, geacht een ontheffing te zijn van het verbod vervat in artikel 2 lid 4, 3 lid 3 5 lid 3 of 6 lid 3 van deze verordening. De ontheffing blijft met de daaraan verbonden voorschriften van kracht tot op het moment dat in de ontheffing zelf is bepaald.
De “Ligplaatsenverordening gemeente Skarsterlân”, zoals vastgesteld door de raad op 30 juni 2004, alsmede de “Ligplaatsenverordening gemeente Gaasterlân-Sleat”, zoals vastgesteld door de raad op 11 mei 1999, alsmede de “Ligplaatsenverordening gemeente Lemsterland”, zoals vastgesteld door de raad op 26 april 1999, alsmede de “Ligplaatsenverordening Boarnsterhim 2013” voor zover het grondgebied betreft dat deel uitmaakt van de gemeente De Fryske Marren wordt op het tijdstip als bedoeld in lid 1 ingetrokken.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente De Fryske Marren in zijn openbare vergadering van 28 oktober 2015.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
Met het oog op de fusie tussen de gemeenten Gaasterlân-Sleat, Lemsterland, Skarsterlân en voor een klein gedeelte Boarnsterhim is het wenselijk de aanwezige ligplaatsenverordeningen van de verschillende gemeenten te harmoniseren tot één Ligplaatsenverordening De Fryske Marren. Daarnaast blijven op grond van de Wet algemene regels herindeling gemeentelijke voorschriften behouden gedurende twee jaren na herindeling. Deze periode is op 1 januari 2016 verstreken.
De regeling van ligplaatsen is al sinds 1 januari 1999 een gemeentelijke taak, aangezien op die datum Provinciale Staten haar tot dan toe nog geldende Ligplaatsverordening Friesland introk. Vanaf dat moment hebben dan ook alle drie de gemeenten haar eigen (op een VFG-model gebaseerde) ligplaatsenverordening afzonderlijk vastgesteld. De bedoeling is dat dit opnieuw gebeurt, echter nu met een geharmoniseerd model.
Om de werkingssfeer van de ligplaatsenverordening zo groot mogelijk te laten zijn, wordt conform de regeling in de afzonderlijke gemeenten, voorgesteld als motieven aan te geven het belang van openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne, de belangenbehartiging van natuur, landschap en recreatie en het aanzien van de gemeente.
Regelgewijze toelichting (voor zover noodzakelijk)
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De omschrijving die voor het begrip vaartuig is gekozen is bedoeld om te laten uitkomen dat “vaartuig” in de meest ruime betekenis van het woord moet worden opgevat. Zo zijn bijvoorbeeld ook surfplanken en recreatiewoonarken vaartuigen in de zin van de verordening.
Aanleggen en ligplaats innemen
Het verschil tussen aanleggen en ligplaats innemen is gelegen in de vraag of er al dan niet sprake is van recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig. Het onderscheid is gebaseerd op de tot nu toe gevoerde beleidslijn dat aanleggen (afmeren ten behoeve van recreatief verblijf) overal is toegestaan, behalve daar waar het is verboden en dat ligplaats innemen (“stallen”) overal is verboden, behalve daar waar het is toegestaan.
In onderlinge samenhang regelen deze bepalingen dat het innemen van ligplaats in beginsel slechts kan worden toegestaan in (jacht)havens en aan daartoe aangewezen oevers.
Als uitgezonderde categorieën van vaartuigen zijn aangewezen:
Voor rietkragen is een absoluut verbod opgenomen, waarvan geen ontheffing mogelijk is.
Het hangt van de concrete omstandigheden af of er sprake is van een aanleg-exces. Om een indruk te geven volgen hier twee voorbeelden.
Indien in het centrale merengebied gedurende het hoogseizoen (als de druk op de aanlegplaatsen dus het grootst is) een groot vaartuig (bijvoorbeeld 15 meter lang) een Marrekrite-aanlegplaats bezet houdt op een zodanige wijze dat het voor andere vaartuigen praktisch onmogelijk wordt om daarnaast of elders aan deze of nabij gelegen Marrekrite-aanlegplaatsen aan te leggen, als dit langer dan een week duurt en er klachten over zijn, dan is er sprake van een aanleg-exces.
Indien een vaartuig gedurende een groot deel van het seizoen een aanlegplaats bezet houdt (bijvoorbeeld drie maanden) dan is er, ook al is de druk op deze plaats niet zo groot, eveneens sprake van een aanleg-exces als dit door anderen als storend wordt ervaren en dit aanleiding geeft tot klachten. Daarbij kan gedacht worden aan de situatie dat een vaartuig gedurende het seizoen wordt verhuurd aan wisselende groepen van recreanten die ter plaatse tijdens hun vakantie recreëren.
Pas zodra een rechthebbende op een vaartuig zowel vaartuig als anker 5 meter uit de rietkraag of de aangewezen oever houdt, is het hier bedoelde verbod niet van toepasing.
Vergelijkbaar met het aanleggen is ook het ankeren ten behoeve van een recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig in het algemeen toegestaan. Voorts is het ankeren ten behoeve van de beroepsvaart toegestaan, gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor bedrijfsmatige handelingen. Onder beroepsvaart wordt hierbij mede verstaan het gebruik van vaartuigen voor instructiedoeleinden.
Het is verboden door of in het riet te varen en door een krachtens artikel 14 als zodanig aangewezen water. Afhankelijk van de waarden die in het geding zijn kan de aanwijzing van een dergelijk water voor meer of mindere categorieën vaartuigen een vaarverbod inhouden.
Deze bepaling is opgenomen ter voorkoming van strijdigheid met hogere regelgeving.
Ingevolge deze overgangsbepalingen blijven bij het inwerkingtreden van de gemeentelijke verordening van kracht:
Artikel 9 Aanleggen bij particulieren
Artikel 10 Ligplaats aan laad- of losplaats
Artikel 11 Aanleggen bij gemeentelijke voorzieningen
Artikel 12 Innemen ligplaats of varen
Artikel 13 Procedure met betrekking tot de aanwijzing van ligoevers
Artikel 14 Procedure met betrekking tot de aanwijzing van oevers en/of wateren waar het verboden is aan te leggen, te ankeren of te varen