Organisatie | Werkendam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels standplaatsenbeleid Werkendam 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels standplaatsenbeleid Werkendam 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | archief |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-09-2015 | nieuwe regeling | 08-09-2015 | 87305 |
Artikel 1. Begripsomschrijving
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
aanvraag: een schriftelijk verzoek voor een standplaatsvergunning;
college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Werkendam;
locatie: een plaats op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel een andere – met enige beperking – voor publiek toegankelijke plaats, bestemd en/of ingericht voor het innemen van één of meer standplaatsen;
standplaats: een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, met uitzondering van een Koek en Zopie-standplaats gerelateerd aan het op natuurijs schaatsen;
tijdelijke standplaats: standplaats die incidenteel wordt ingenomen;
toezichthouder: persoon die, bij of krachtens wettelijk voorschrift, belast is met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift
vaste standplaats: standplaats die met regelmaat voor een of meerdere dagdelen per week wordt ingenomen;
weg: hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1.1 onder b van de APV.
Artikel 2. Bereik van de beleidsregels
Artikel 4. Gebruik gemeentegrond, stroomvoorziening
Artikel 5. Natuurlijke personen
Artikel 6. Wijze van aanvragen
Artikel 7. Meerdere aanvragers voor één locatie
Indien er meerdere aanvragers zijn voor een locatie als bedoeld in artikel 8, dan kan een bieding plaatsvinden, onder nader te bepalen voorwaarden.
Artikel 8. Vergunning onder voorwaarden/weigeren
De standplaats moet worden ingenomen met een verplaatsbaar middel die buiten de verkoopuren van de standplaats verwijderd wordt.
Artikel 10. Locaties voor vaste standplaatsen
Vaste standplaatsen worden uitsluitend toegewezen op de volgende locaties, met het daarbij aangegeven maximum aantal standplaatshouders verdeeld over het maximaal aantal dagdelen per week:
locatie: parkeerterrein nabij sporthal De Crosser
aantal standplaatshouders per week: twee(2)
locatie: parkeerterrein bij De Nieuwe Es
aantal standplaatshouders per week: één (1)
aantal standplaatshouders per week: één (1)
aantal standplaatshouders per week: één (1)
locatie: Kerkstraat, tussen Jachtsloot en Hoefken
aantal standplaatshouders per week: één (1)
Artikel 11. Maximale afmetingen
Artikel 12. Locaties voor tijdelijke standplaatsen
Tijdelijke standplaatsen dienen in beginsel te worden ingenomen op een locatie als genoemd onder artikel 8, tenzij gemotiveerd verzocht wordt om een andere locatie. De gevraagde locaties worden per aanvraag beoordeeld op basis van beschikbaarheid, geschiktheid, verkeersveiligheid en openbare orde.
Artikel 13. Standplaatsen op niet-openbare grond
Voor de verkoop van seizoensgebonden producten, kan op niet-openbare grond een standplaats worden ingenomen. Deze standplaatsen worden per aanvraag beoordeeld op basis van geschiktheid, verkeersveiligheid en openbare orde. Bij het verlenen van een vergunning voor het innemen van een standplaats op niet-openbare grond kan het college afwijken van deze regeling.
Artikel 14. Tijdelijke wijziging situering standplaats
Artikel 16. Het aanzien, de hygiëne en de reiniging van de standplaats
1. Vergunninghouder mag geen gebruik maken van voorzieningen tot versterking van geluid.
2. Vergunninghouder mag maximaal twee statafels bij de standplaats plaatsen. Vergunning-houder mag geen terras inrichten, noch andere objecten bij de standplaats plaatsen.
3. Vergunninghouder is verplicht om de standplaats en de directe omgeving van de standplaats schoon te houden, zulks ter beoordeling van het college. Daarom dient de vergunninghouder er voor te zorgen dat er voldoende afvalbakken bij de standplaats aanwezig zijn.
4. Vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat de standplaats en de directe omgeving van de standplaats, meteen na het beëindigen van de activiteiten, schoon wordt gemaakt en alle afval wordt meegenomen.
5. Indien vergunninghouder handelt in strijd met artikel 15.3 en 15.4 dan heeft het college het recht om op kosten van de vergunninghouder de schoonmaakwerkzaamheden te laten uitvoeren.
6. Vergunninghouder dient de door de gemeente gemaakte kosten binnen dertig dagen na ontvangst van de rekening te betalen.
Artikel 17. Persoonlijk innemen standplaats
Artikel 18. Kennisgeving bij niet innemen standplaats wegens ziekte
Artikel 19. Ontheffing persoonlijk innemen standplaats
In bijzondere gevallen, waaronder begrepen (langdurige) ziekte of afwezigheid wegens vakantie, kan na het schriftelijk indienen van een verzoek daartoe aan de vergunninghouder door of namens het college voor een bepaalde periode ontheffing worden verleend van het bepaalde in artikel 16.1.
Artikel 20. Vervallen recht op vaste standplaats
Het recht op een vaste standplaats vervalt:
Artikel 21. Gronden voor intrekking van de standplaatsvergunning
Bij overlijden van de houder van een standplaatsvergunning, wordt de vergunning overgeschreven op de overblijvende echtgeno(o)t(e), dan wel duurzaam samenwonende partner, of een kind dat bij voortduring zijn ouder op diens standplaats heeft bijgestaan, mits een schriftelijk verzoek daartoe binnen vier weken na het overlijden wordt ingediend.
De standplaatsvergunning kan analoog aan het in lid 1 bepaalde ook overgeschreven worden bij blijvende arbeidsongeschiktheid of pensioen van de vergunninghouder, mits daartoe een schriftelijk verzoek wordt gedaan binnen vier weken na het bekend worden van de blijvende arbeidsongeschiktheid, dan wel vier weken voor aanvang van het pensioen.
Artikel 23. Verkoop e.d. van verkoopwagen
Wanneer een standplaatshouder zijn verkoopwagen, kraam etc. verkoopt, verhuurt of in gebruik geeft, verschaft dat de koper, huurder of gebruiker geen recht op toekenning van de standplaats.
Uitgangspunt is dat de overtreding onmiddellijk beëindigd moet worden. Met handhaving is belast de daartoe door de gemeente aangewezen toezichthouder.
Artikel 25. Overgangsbepaling locatie AH Werkendam
De standplaatsvergunning die verleend is voor het innemen van een standplaats nabij de Albert Heijn te Werkendam en waarvoor deze beleidsregels geen mogelijkheid meer biedt, is nog eenmalig aan de bestaande standplaatshouder verstrekt voor de duur van vijf jaren, tenzij deze vergunninghouder eerder verzoekt om intrekking van diens vergunning.
Artikel 26. Overgangsbepaling locatie De Nieuwe Es
In de gevallen waarin deze beleidsregels niet of onvoldoende voorzien, beslist het college.
Artikel 28. Citeertitel en inwerkingtreding
Artikel 29. Intrekken oude beleidsregels
De “Beleidsregels standplaatsenbeleid Werkendam 2014” zijn ingetrokken op de dag van het in werking treden van deze beleidsregels.
Deze beleidsregel is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Werkendam op 8 september 2015.
burgemeester en wethouders van Werkendam,
de secretaris, de burgemeester,
A.J.L.G. van Oudheusden mw. S. Haasjes – van den Berg
TOELICHTING BELEIDSREGELS STANDPLAATSENBELEID GEMEENTE WERKENDAM
Artikel 5.18 van de Algemene plaatselijke verordening (APV) bepaalt dat het verboden is om zonder vergunning van het college op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere – al dan niet met enige beperking – voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats een standplaats in te nemen teneinde goederen te koop aan te bieden dan wel diensten aan te bieden. Ook een rechthebbende op een perceel is het verboden om zonder vergunning van het college toe te staan dat een standplaats op zijn perceel wordt ingenomen. Overdekte passages in winkelcentra vallen ook onder dit verbod. Wanneer in winkelcentra kraampjes uitgestald worden, kan dit alleen wanneer het college de bijbehorende standplaatsvergunning heeft verleend.
Artikel 5.18 van APV bepaalt dat een standplaatsvergunning geweigerd kan worden:
In deze beleidsregels worden keuzes gemaakt ten aanzien van de locaties waar standplaatsvergunningen voor kunnen worden verleend. Bij het bepalen van de locaties zijn het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast en de verkeersvrijheid en –veiligheid van doorslaggevende betekenis geweest. De standplaats dient het straatbeeld ook niet teveel te verstoren. Alleen voor de aangewezen locaties kunnen vaste standplaatsvergunningen afgegeven worden. De locaties zijn aangegeven op een bij deze beleidsregels behorende plattegrond.
Artikel 1 maakt onderscheid tussen vaste - en tijdelijke standplaatsen. Een vaste standplaats is een standplaats voor de duur van vijf jaren voor een vast dagdeel per week. Een vergunning voor een tijdelijke standplaats kan slechts incidenteel verleend worden.
Niet als standplaats wordt aangemerkt het innemen van een Koek-en-Zopie stand indien er op de lokale wateren geschaatst wordt en ten behoeve van de bezoekers daarvan een hapje en een drankje wordt verkocht. Uiteraard laat dit onverlet dat mogelijk andere vergunningen (bijv. ontheffing Drank- en Horecawet) hiervoor wel vereist kunnen zijn.
Artikel 2 definieert wanneer de beleidsregels niet van toepassing zijn. In ieder geval zijn de beleidsregels niet van toepassing op standplaatsen op de weekmarkt. In dat geval is de marktverordening van toepassing. Ook zijn de beleidsregels niet van toepassing op standplaatsen bij evenementen. Standplaatsen bij evenementen worden gereguleerd via de verleende evenementenvergunning.
Artikel 3 geeft het college de mogelijkheid om bij het verlenen van de vergunning een afweging te maken over het aantal dagdelen en de tijden waarvoor de vergunning verleend wordt. Per locatie kan maximaal één vergunning voor dezelfde dag en tijd verleend worden. Als er sprake is van een weekmarkt in de betreffende kern, zal er geen vaste standplaatsvergunning voor die dag verleend worden. Het is in het belang van de openbare orde en het voorkomen van verkapte marktvorming om niet meer vergunningen per locatie af te geven.
Artikel 4 regelt de bijkomende zaken voor het innemen van een standplaats, zoals de privaatrechtelijke huurovereenkomst met de gemeente en de verschuldigde vergoeding voor het gebruik van de grond en/of de stroom.
Artikel 5 bepaalt wie voor een standplaatsvergunning in aanmerking kan komen. Door te bepalen dat aan een persoon slechts twee standplaatsvergunningen en slechts eenmaal in de drie maanden een tijdelijke standplaats toegekend kan worden, wordt voorkomen dat één persoon alle standplaatsen inneemt.
Artikel 6 bepaalt dat de aanvraag schriftelijk ingediend moet worden en welke informatie de aanvraag minimaal dient te bevatten.
Artikel 7 geeft aan dat er een openbare biedingsprocedure kan plaatsvinden indien er voor één locatie meerdere geïnteresseerden zijn. De voorwaarden waaronder zo’n procedure plaatsvindt worden voorafgaand aan de inschrijving bepaald.
Artikel 8 geeft aan op grond waarvan een vergunning kan worden geweigerd en dat er voorwaarden aan de vergunning kunnen worden verbonden.
Artikel 9 bepaalt dat standplaatsen moeten worden ingenomen met een verplaatsbaar voertuig. Het is dus niet mogelijk om voor een kiosk of ander permanent gebouw een standplaatsvergunning aan te vragen.
Artikel 10 wijzen de locaties aan waarvoor standplaatsvergunningen aangevraagd kunnen worden. Het is niet mogelijk om voor andere locaties een vaste standplaatsvergunning aan te vragen. Bij het aanwijzen van de locaties is een afweging gemaakt met betrekking tot een aanvaardbare omvang van mogelijk te verwachten overlast voor omwonenden, voetgangers en ander verkeer. Daarbij is ondermeer gekeken naar de verkeersaantrekkende werking van standplaatsen, lawaai, geuroverlast (bijv. bak- en braadlucht, vislucht) en het in beslag nemen van parkeerruimte. Ook de afstand tot woningen is meegewogen. Tenslotte is rekening gehouden met de toegankelijkheid voor hulpverleningsdiensten, kabels/leidingen, rioolputten en ongewenste groepsvorming bij de standplaatsen (bijv. groepen jongeren bij snackwagens). Standplaatsen mogen nooit verkeersgevaarlijke situaties opleveren doordat zij bijvoorbeeld het zicht op naderend verkeer ontnemen.
Artikel 11 geeft aan wat de maximale toegestane afmetingen van de verkoopwagen, waarmee de standplaats wordt ingenomen, zijn. Het college kan hier op verzoek van afwijken.
Artikel 12 geeft aan dat voor het innemen van een tijdelijke standplaats, in eerste instantie gebruik moet worden gemaakt van één van de locaties genoemd in artikel 10. Indien een andere locatie meer gewenst is, kan dit gemotiveerd worden aangevraagd.
Artikel 13 geeft aan dat in beginsel alleen voor de verkoop van seizoensgebonden producten, (zoals bijvoorbeeld seizoensfruit en oliebollen) op niet openbare grond een standplaatsvergunning zal worden verleend, waarbij in de vergunningverlening zo veel mogelijk gestreefd wordt naar maatwerk en daarbij kan worden afgeweken van het bepaalde in de beleidsregels ten aanzien van standplaatsen in de openbare ruimte.
Artikel 14 bepaalt dat het college in geval van onvoorziene omstandigheden van tijdelijke aard (zoals wegwerkzaamheden, calamiteiten, onderhouds- en nieuwbouwactiviteiten) een andere locatie kan aanwijzen. Indien de standplaats met spoed benodigd is, dient de standplaats onmiddellijk te worden ontruimd, zonder dat er recht ontstaat op een vervangende locatie, c.q. schadevergoeding, hoe ook genaamd.
Artikel 15 bepaalt voor welke dagen en binnen welke tijdspanne vergunningen afgegeven kunnen worden. Standplaatsvergunning worden in principe per dagdeel van 5 uren afgegeven, waarbij de aanvrager zelf in de aanvraag kan aangeven binnen welk tijdvak hij daarvan gebruik wil maken.
Artikel 16 ziet op het schoonhouden van de standplaats en de wijze waarop deze wordt achtergelaten. Indien er schoonmaakwerkzaamheden door de gemeente moeten worden verricht, dan worden de kosten die hiermee gemoeid zijn verhaald op de vergunninghouder. Tevens wordt hierin aangegeven dat er behalve 2 statafels en voldoende afvalbakken niets anders bij de standplaats mag worden geplaatst.
Artikel 17 bepaalt dat de standplaatsvergunning persoonsgebonden is, hetgeen inhoudt dat de vergunning in principe niet overdraagbaar is. De vergunninghouder is verplicht om zelf de standplaats in te nemen. De vergunninghouder mag wel derden inschakelen die hem bij de verkoop behulpzaam zijn.
Artikel 18 bepaalt wat de vergunninghouder moet doen wanneer hij door ziekte niet in staat is om persoonlijk de standplaats in te nemen.
Artikel 19 bepaalt dat de vergunninghouder in bijzondere omstandigheden ontheffing kan vragen van het persoonlijk innemen van de standplaats. In geval van vakantie of een voorzienbare ziekteperiode zal de ontheffing slechts voor die periode verleend worden.
Artikel 20 bepaalt wanneer het recht op een vaste standplaats vervalt.
Artikel 21 bepaalt wanneer een verleende standplaatsvergunning kan worden ingetrokken. Dit is met name het geval als de vergunninghouder zich niet houdt aan het bepaalde in deze beleidsregels en alle overige vergunningvoorwaarden. Vooruitlopend op de intrekking kan het college de vergunninghouder maximaal vier weken het recht ontzeggen om de standplaats daadwerkelijk te gebruiken. In die periode dient hoor en wederhoor plaats te vinden, voordat definitief over de intrekking besloten wordt.
Artikel 22 bepaalt dat het college kan besluiten om een standplaatsvergunning in specifiek benoemde omstandigheden en na een schriftelijk verzoek daartoe over te schrijven op een partner of kind die de vergunninghouder heeft bijgestaan op de standplaats.
Artikel 23 bepaalt dat aan de verkoop van de verkoopwagen/kraam geen enkel recht tot overdracht van de standplaatsvergunning kan worden ontleend.
Artikel 24 regelt een goede naleving van de standplaatsvergunningen. Toezicht hierop wordt uitgevoerd door een toezichthouder van de gemeente. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft de toezichthouder bevoegdheden gekregen die nodig zijn voor de uitvoering van zijn taak.
Artikel 25 bepaalt dat de tot nog toe vergunde locatie voor de Albert Heijn in Werkendam nog in 2014 nog eenmalig voor de duur van vijf jaren is verleend. Als de huidige ondernemer er mee stopt, dan wordt voor die locatie geen nieuwe vergunning verleend. Ook na afloop van de termijn van 5 jaren eindigt de standplaats aldaar.
Artikel 26 bepaalt dat de huidige vergunninghouders in Sleeuwijk beiden in de gelegenheid blijven om hun standplaats in te nemen in Sleeuwijk. Pas wanneer zij zelf aangeven geen gebruik meer te willen nemen van hun vergunning, of de vergunning wordt ingetrokken, geldt voor de kern Sleeuwijk dat er nog maar 1 standplaatsvergunning wordt verleend.
Artikel 27 bepaalt dat het college kan beslissen in gevallen waarin de beleidsregels niet of onvoldoende voorzien.
Artikel 28 bepaalt de aanduiding van de beleidsregels en wanneer de beleidsregels in werking treden.
Artikel 29 bepaalt wanneer de oude beleidsregels hun werking hebben verloren.