Organisatie | Drechterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling klokkenluiders gemeente Drechterland 2006 |
Citeertitel | Regeling klokkenluiders gemeente Drechterland 2006 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
bestuur en recht
Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Drechterland, artikel 15:2
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-01-2006 | 01-01-2018 | ingetrokken vanwege nieuw Protocol Veilige Werkomgeving | 03-01-2006 de Middenstander, 11-01-2006 | 1.11 |
Het college van burgemeester en wethouders van Drechterland,
overwegende de wenselijkheid van invoering van een regeling op basis waarvan ambtenaren die misstanden aan de orde willen stellen niet kunnen worden ontslagen of anderszins in hun positie binnen de gemeente benadeeld worden (regeling klokkenluiders);
gehoord de commissie voor Bijzonder Georganiseerd Overleg op 4 februari 2004, resp. 29 november 2004, waarbij instemming is verleend op de voorstellen tot harmonisatie van de geldende rechtspositieregelingen en (secundaire) arbeidsvoorwaarden van de gemeenten Drechterland en Venhuizen;
gelet op het bepaalde in artikel 15:2 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Drechterland (CAR);
In deze regeling wordt verstaan onder:
- ambtenaar: de ambtenaar bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a en artikel 1:2, onderdeel a, d, e en f van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Drechterland;
- vertrouwenspersoon: de functionaris die als zodanig door het college is aangewezen;
- meldpunt: een externe commissie of persoon die als zodanig door het college is aangewezen;
- vermoeden van een misstand: een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden met betrekking tot de gemeentelijke organisatie waar de ambtenaar werkzaam is omtrent:
b. een schending van regelgeving of beleidsregels;
c. het misleiden van justitie;
d. een gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu, of
Het college zendt aan de ambtenaar dan wel de vertrouwenspersoon die een vermoeden van een misstand heeft gemeld, een ontvangstbevestiging. De ontvangstbevestiging bevat het gemelde vermoeden van een misstand en het moment waarop de ambtenaar het vermoeden aan de leidinggevende of de vertrouwenspersoon heeft gemeld.
Artikel 5a Rechtstreekse melding bij het meldpunt
In het geval zwaarwegende belangen bij de toepassing van de interne procedures in de weg staan, kan de ambtenaar, in afwijking van de artikelen 2, 3 en 5, eerste lid, het vermoeden van een misstand rechtstreeks melden bij het meldpunt.
Artikel 6 Ontvangstbevestiging en onderzoek
Wanneer de inhoud van bepaalde door het college verstrekte informatie vanwege het vertrouwelijke karakter uitsluitend ter kennisneming van het meldpunt dient te blijven, wordt dit aan het meldpunt meegedeeld. Het meldpunt beveiligt informatie met een vertrouwelijk karakter tegen kennisneming door onbevoegden.
Artikel 7 Niet ontvankelijkheid
Het meldpunt verklaart de melding niet ontvankelijk indien:
a. de misstand niet van voldoende gewicht is;
b. de ambtenaar de procedure bedoeld in artikel 2 niet heeft gevolgd en artikel 5a niet van toepassing is, of
c. de ambtenaar de procedure bedoeld in artikel 2 heeft gevolgd, maar de termijnen bedoeld in artikel 3 nog niet zijn verstreken;
Artikel 8 Inhoudelijk advies van het meldpunt
Indien het gemelde vermoeden van een misstand ontvankelijk is, legt het meldpunt binnen zes weken zijn bevindingen omtrent de melding van een vermoeden van een misstand neer in een advies aan het college. Het meldpunt zendt een afschrift van het advies aan de ambtenaar met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van de aan het meldpunt verstrekte informatie.
Het advies wordt in geanonimiseerde vorm en met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van aan het meldpunt verstrekte informatie en de terzake geldende wettelijke bepalingen openbaar gemaakt op een wijze die het meldpunt geëigend acht, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.
In dat verslag wordt in geanonimiseerde zin en met inachtneming van de terzake geldende wettelijke bepalingen gemeld:
a. het aantal en de aard van de meldingen van een vermoeden van een misstand;
b. het aantal meldingen dat niet tot een onderzoek geleid heeft;
c. het aantal onderzoeken die het meldpunt heeft verricht, en
d. het aantal adviezen en de aard van de adviezen die het meldpunt heeft uitgebracht.