Organisatie | Hoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Speelautomatenhal Hoorn 2015 |
Citeertitel | Verordening Speelautomatenhal Hoorn 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | 140 openbare orde en veiligheid |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-10-2015 | nieuwe regeling | 15-09-2015 | 1090322 |
gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders d.d.
betreft: Vaststellen nieuwe Verordening Speelautomatenhal 2015
De Raad van de gemeente Hoorn besluit:
gezien het advies van de raadscommissie van …. 2015;
overwegende dat het in het licht van de gewijzigde Wet op de Kansspelen het noodzakelijk is de verordening speelautomatenhallen Hoorn 1998 te wijzigen;
gelet op titel V a van de Wet op de Kansspelen, het Speelautomatenbesluit en artikel 149 van de Gemeentewet;
vast te stellen de volgende verordening: de Verordening speelautomatenhal Hoorn 2015.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
speelautomaat: een toestel, als bedoeld in artikel 30a van de wet, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld, mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;
Artikel 2 Vergunningsplicht speelautomatenhal
De vergunning, als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, wordt verleend voor één speelautomatenhal met maximaal 200 kansspelautomaten waarbij een meerspeler als één kansspelautomaat wordt aangemerkt. De ondernemer dient met betrekking tot de speelautomaten in het kader van de productdifferentiatie een ideale mix op te stellen.
Artikel 3 Over te leggen gegevens
De exploitant dient de vergunning aan te vragen onder overlegging van:
De burgemeester beslist binnen twaalf weken na de datum waarop hij de aanvraag met bijbehorende bescheiden heeft ontvangen. Het besluit kan eenmaal voor ten hoogste twaalf weken worden verdaagd.
Indien een overeenkomstig artikel 5, tweede lid, in de vergunning vermelde beheerder de hoedanigheid van beheerder heeft verloren, dient de ondernemer onder overlegging van de in artikel 3, onder d, genoemde bescheiden een nieuwe vergunning aan te vragen binnen twee weken nadat de in artikel 3 bedoelde verklaring omtrent het gedrag aan hem is verzonden.
De vergunning vervalt indien de beslissing op een aanvraag voor een nieuwe vergunning voor het vestigen of exploiteren van een speelautomatenhal in hetzelfde pand onherroepelijk is geworden dan wel indien geen aanvraag is ingediend binnen zes maanden na het verlies van de hoedanigheid als bedoeld in het eerste lid.
Overtreding van het bepaalde in deze verordening of van voorschriften verbonden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning – voorzover niet strafbaar gesteld in artikel 31 van de wet – wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de door de burgemeester aan te wijzen personen.
Hier wordt voor toelichting verwezen naar omschrijvingen uit de Wet op de kansspelen en het Speelautomatenbesluit 2000.
De in artikel 1 gegeven omschrijving van ‘weg’ is ruimer dan die van de wegenverkeerswetgeving.
Het mogen vestigen en exploiteren van een speelautomatenhal dient bij gemeentelijke verordening te worden toegestaan. Hierbij is er een maximum van één hal vastgesteld en tevens het gebied aangewezen waarbinnen de hal gevestigd en geëxploiteerd mag worden. De burgemeester verleent deze exploitatievergunning speelautomatenhal, hij kan daaraan voorschriften en beperkingen verbinden. Het motief dat aan het vergunningsvereiste ten grondslag ligt is de openbare orde, meer in het bijzonder de leef- en woonsituatie, te beschermen. Bij de weigeringsgronden wordt hier nader ingegaan.
Het gaat om twee vergunningen: de exploitatievergunning voor een speelautomatenhal en de aanwezigheidsvergunning voor de aanwezigheid van de kansspelautomaten inde hal. De vergunningen kunnen gelijktijdig worden verleend. Bij besluit van 16 februari 2010 heeft de raad besloten dat maximaal 200 speelautomaten in de inrichting van de Blauwe Berg mogen worden geplaatst. In de leden 2 en 3 zijn deze punten vastgelegd.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat de eigenaar van de automaten ook nog een vergunning nodig heeft van de minister van Economische Zaken, dit voor de exploitatie van de speelautomaten. Tevens kunnen andere gemeentelijke vergunningen noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld een horeca-exploitatievergunning.
In de toelichting van artikel 5 is een verdere uitleg gegeven aan de ideale mix van speelautomaten.
Vierde lid: lex silencio positivo
Deze vergunning beoogt met name de bescherming van de openbare orde. Daarnaast speelt het bestrijden van gokverslaving een belangrijke rol. Het is niet wenselijk dat deze vergunning van rechtwege verleend zou kunnen worden voordat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden en is voltooid. Een lex silencio positivo is hier dan ook niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde en volksgezondheid. Op basis hiervan is paragraaf 4.1.3.3 Awb niet van toepassing verklaard.
Het aangeven van het aantal kansspel- en/of behendigheidsautomaten in de plattegrond, als bedoel onder a, staat in verband met artikel 13 van het Speelautomatenbesluit.
De exploitant kan tevens eigenaar en beheerder zijn, maar het is ook mogelijk dat deze hoedanigheden niet samenvallen. De bescheiden die moeten worden overlegd zijn afhankelijk van de concrete situatie die zich voordoet. De onder d bedoelde verklaring kan bijvoorbeeld een huurcontract zijn, waaruit de beschikkingsbevoegdheid blijkt.
De verklaring waaruit blijkt dat de exploitant gerechtvaardigd over de ruimte beschikt waarin de speelautomatenhal is gevestigd, is noodzakelijk in verband met de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob). In dat kader wordt de hele organisatie, dus ook de huisvesting, beoordeeld. De vestigingsruimte speelt hierbij een wezenlijke rol, aangezien hieruit de financiering van de hal kan worden afgeleid.
De criteria voor amusementscentra zijn door DEKRA Certification geaccepteerd als voorwaarden voor het aspectcertificaat met betrekking tot de erkenning en bedrijfsvoering van het bedrijfsproces van amusementscentra (het DEKRA-keurmerk).
De vergunning wordt voor een bepaalde tijd verleend. Op basis van lid 3 kunnen er voorschriften en beperkingen worden verbonden aan het aantal en type kansspelautomaten dat mag worden opgesteld. Bij de vaststelling van het aantal kan gewicht worden toegekend aan de plaats en de wijze van exploitatie. In de speelautomatenhal is het daarbij mogelijk productdifferentiatie in te voeren. Dit wil zeggen dat er andere (afwijkende) kansspelautomaten kunnen worden geplaatst dan in horeca-inrichtingen. De volgende automaten zijn toegestaan: meerspelers, kansspelautomaten met een gekoppeld jackpotsysteem, Pre-Nijpels-automaten, “Nijpels”-automaten.
Het is de bedoeling dat de aanvrager een evenwichtig en gespreid aanbod van speelautomaten (‘de ideale mix’) opstelt. Het Ministerie van Economische Zaken, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn & Sport, de GGZ Nederland, de VNG en de VAN Speelautomaten Brancheorganisatie hebben de volgende richtlijnen voor de ideale mix ontwikkeld voor een speelautomatenhal:
Het vereiste onder b dient om een speelautomatenhal duidelijk van de openbare weg af voor een ieder herkenbaar te maken. Tevens om te voorkomen dat in een achteraf lokaal van een gebouw, waarin bijvoorbeeld een horecabedrijf wordt uitgeoefend, een speelautomatenhal wordt geëxploiteerd en deze speelautomatenhal mede of uitsluitend via het andere bedrijf bereikbaar zou zijn. De leeftijdseis van ten minste 25 jaar is gesteld aangezien men er in zijn algemeenheid vanuit gaat dat bij een dergelijke leeftijd een zekere overwicht bestaat ten opzichte van het bezoekende publiek.
Het criterium openbare orde is niet opgenomen in de verordening. De wet noemt dit criterium reeds in verband met de weigeringsgronden voor een aanwezigheidsvergunning van kansspelautomaten (artikel 30e van de wet). Ook ten aanzien van het zedelijk gedrag van de vergunningsaanvrager, bedrijfsleiders en beheerders zijn bij of krachtens de wet (artikel 30d van de wet juncto artikel 4 Speelautomatenbesluit) regels gesteld die worden beoordeeld bij de aanvraag van de aanwezigheidsvergunning voor de aanwezigheid van de speelautomaten in de hal.
De strekking van de verordening is het afwenden van een ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de leef- en woonomgeving in de naaste omgeving van de hal. De jurisprudentie met betrekking tot artikel 30 van de wet geeft blijk dat bij de beoordeling van een vergunningsaanvraag voor een speelautomatenhal acht mag worden geslagen op de mogelijke gevolgen voor het leefklimaat. In het bepaalde onder e komt tot uiting dat de vergunning dient te worden geweigerd, wanneer gevreesd moet worden dat de woon- en leefsituatie door de vestiging van (nog) een hal op ontoelaatbare wijze zal worden aangetast. Daarbij wordt rekening gehouden met het karakter van de straat, het winkelniveau aldaar en van de wijk waarin de speelautomatenhal is gelegen of zal komen te liggen. In de beoordeling van de aanvraag wordt de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan betrokken.
Het is ook mogelijk om een vergunning te weigeren, wanneer er sprake is van een op ontoelaatbare wijze aantasten van het karakter van een (deel van) winkelstraat/-buurt/-centrum. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn in een winkelstraat met winkels van een ‘exclusief’ karakter. Door de vestiging van een automatenhal zal er sprake (kunnen) zijn van een ontoelaatbaar spanningsveld, waardoor een te grote inbreuk mag worden gevreesd op de bestaande functie van de winkelstraat.
Onder f is als weigeringsgrond opgenomen dat er geen sprake mag zijn van strijd met een geldend bestemmingsplan. Voor de toepassing van deze bepaling wordt handelen op grond van een vrijstelling van het geldende bestemmingsplan beschouwd als handelen in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Doel van dit lid is de koppeling van de vereiste vergunning met het planologisch regime.
Vereist is dus niet dat de locatie waar vergunning voor wordt gevraagd is aangewezen als speelautomatenhal in het bestemmingsplan, maar dat een bestemmingsplan de vestiging niet mag uitsluiten. Op deze wijze wordt voorkomen dat op basis van deze verordening een vergunning moet worden verleend, terwijl later op grond van strijd met het bestemmingsplan tegen de vestiging moet worden opgetreden. Deze constructie is blijkens het KB van 2 januari 1980, AB 1980, 151, mogelijk. Zie ook ARRS 28 oktober 1983, AB 1984, 42.
Indien een exploitant de beheerder verliest, door overlijden of vertrek, behoeft de exploitant de bedrijfsuitoefening niet te staken, indien binnen de aangegeven termijn een nieuwe vergunning wordt aangevraagd. Het vervallen van de bestaande vergunning van rechtswege betekent dat belanghebbenden hiertegen geen bezwaar of beroep kunnen aantekenen, aangezien van een beschikking geen sprake is.
Het eerste lid van dit artikel heeft tot doel aan de erfgenamen bij overlijden van een exploitant enige tijd te geven om zich te beraden over de al dan niet voorzetting van het bedrijf. Ingevolge het bepaalde artikel 5, eerste lid, is de vergunning niet overdraagbaar en dient een nieuwe vergunning te worden aangevraagd door degene die de exploitatie voortzet. In afwachting hiervan behoeft de bedrijfsuitoefening niet te worden gestaakt, mits de aard van de inrichting en overige omstandigheden ongewijzigd blijven.
Bij wisseling van exploitant geldt eveneens dat bedrijfsuitoefening niet behoeft te worden gestaakt gedurende de beslissingsperiode op een nieuwe aanvraag. Ook hier geldt als voorwaarde, evenals in het eerste lid, voor het voortzetten van de exploitatie dat de aard van de inrichting en de wijze van exploitatie ongewijzigd blijven.
Onderbreking van de exploitatie voor een periode langer dan in de bepaling is genoemd, onder lid d, behoeft niet in alle gevallen aanleiding te geven om de vergunning in te trekken. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld een langdurige verbouwing.
Dit artikel spreekt voor zich. Met betrekking tot de aanwezigheidsvergunnning staan de strafbepalingen vermeld in artikel 31 van de wet. Dit betreft gedragingen in strijd met voorschriften vastgesteld bij of krachtens artikel 30b, eerste lid en 30d, eerste lid, tweede volzin van de wet.
Het college is bevoegd tot aanwijzing van toezichthouders. Er is daarbij sprake van:
De aanwijzingsbevoegdheid onder a. rust op artikel 30w, tweede lid van de wet. De aanwijzingsbevoegdheid vermeld onder b. vindt zijn grondslag in artikel 12 van deze verordening.
Deze bepaling spreekt voor zich.
Deze bepaling spreekt voor zich.