Organisatie | Overijssel |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Belastingverordening Overijssel |
Citeertitel | Belastingverordening Overijssel |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 9-11-2016
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal Blad 2016 nr. 6323
Onbekend.
Uitvoeringsbesluit belastingen Overijssel
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | 01-01-2018 | wijziging artikel(en) | 09-11-2016 Provinciaal Blad 2016 nr. 6323 | PS/2016/825 | |
01-01-2017 | wijziging artikel(en) | 09-11-2016 Provinciale Bladen nr. 2013/0398495 en 2014/0352254 | PS/2016/825 | ||
01-01-2016 | 01-01-2017 | wijziging artikel(en) | 11-11-2015 Provinciaal Blad nr. 8132 | PS/2015/701 | |
01-01-2015 | 01-01-2016 | wijziging artikel(en) | 12-11-2014 Provinciaal Blad nr. 2014/0266331 | PS/2014/676 | |
01-01-2013 | 01-01-2014 | wijziging artikel(en) | 14-11-2012 Provinciaal Blad nr. 2012/0269855 | PS/2012/846 | |
01-01-2013 | 01-01-2014 | wijziging artikel(en) | PS/2012/846 | ||
01-01-2012 | 01-01-2013 | wijziging artikel(en) | Provinciaal Blad nr. PS/2011/678 en 2012/0194318 (rectificatie) | 2011/0155147 | |
01-01-2011 | 01-01-2012 | wijziging artikel(en) | 2010/0171768 | ||
01-10-2010 | 01-01-2011 | wijziging artikel(en) | - | ||
01-01-2010 | 01-10-2010 | wijziging artikel(en) | - | ||
01-01-2008 | 31-12-2009 | tarieventabel | 14-11-2007 Provinciaal Blad nr. 2007-94 | - | |
01-01-2007 | 31-12-2007 | nieuwe regeling | - |
Op grond van artikel 220a Provinciewet dienen in de belastingverordening een aantal onderwerpen te worden geregeld, zoals de belastingplichtige, het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief en het tijdstip van ingang van de heffing en van beëindiging van de heffing en hetgeen overigens voor de heffing en de invordering van belang is.
Verder zijn er een aantal onderwerpen, zoals hardheidsclausule, oninbaarverklaring, dwanginvordering, die al in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Algemene wet) en de Invorderingswet 1990 (Invorderingswet) in samenhang met de Provinciewet zijn vastgelegd.
De heffing en invordering geschieden met toepassing van de Algemene wet en de Invorderingswet in samenhang met de Provinciewet.
Op grond van artikel 63 van de Algemene wet zijn Gedeputeerde Staten bevoegd voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, die zich bij de toepassing van de belastingverordening mochten voordoen.
Indien een belastingschuldige niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar een belastingaanslag geheel of gedeeltelijk te betalen, kan de met de invordering belaste ambtenaar op grond van artikel 26 van de Invorderingswet gehele of gedeeltelijke kwijtschelding verlenen. Hoofdstuk II ‘Kwijtschelding en ontslag van betalingsverplichting' van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 is van overeenkomstige toepassing.
In artikel 4.5. van deze verordening is in afwijking daarvan bepaald dat geen kwijtschelding wordt verleend bij de invordering van de nazorgheffing stortplaatsen.
Gedeputeerde Staten kunnen met toepassing van artikel 232 e, vijfde lid van de Provinciewet de belasting geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren. Het daartoe strekkende besluit ontheft de invorderingsambtenaar van de verplichting om in te vorderen.
Een onjuiste belastingaanslag kan met toepassing van artikel 65, eerste lid van de Algemene wet door de met de heffing belaste ambtenaar worden verminderd.
Voor het bepalen van de hoogte van de aanslag kan de met de heffing belaste ambtenaar met toepassing van artikel 6 van de Algemene wet juncto de artikelen 227a en 228a van de Provinciewet aan de belastingplichtige een aangiftebiljet uitreiken.
Op grond van artikel 8, vierde lid van de Algemene wet wordt bij ontvangst van de aangifte desgewenst een ontvangstbevestiging afgegeven.
Op grond van artikel 8, eerste lid van de Algemene wet is degene die een aangiftebiljet heeft ontvangen verplicht tot verstrekking van de gevraagde gegevens.
Op grond van artikel 9, eerste lid van de Algemene wet juncto artikel 227a van de Provinciewet, stelt de met de heffing belaste ambtenaar de termijn van aangifte op tenminste een maand. Op grond van het tweede lid van dat artikel kan deze de aangiftetermijn verlengen.
Ambtshalve vaststelling aanslag
Indien de belastingplichtige geen aangifte doet, kan de met de heffing belaste ambtenaar op grond van artikel 11, tweede lid van de Algemene wet de aanslag ambtshalve vaststellen.
De met de heffing belaste ambtenaar kan, indien geen aangifte wordt gedaan of onjuiste gegevens worden verstrekt, met toepassing van het bepaalde in hoofdstuk VIIIa van de Algemene wet een bestuurlijke boete opleggen. Ook bij navorderen kan hij een bestuurlijke boete opleggen.
Op grond van artikel 47, eerste lid van de Algemene wet is de belastingplichtige verplicht gegevens te verstrekken aan de met de heffing belaste ambtenaar.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.1. Belastbare feiten
Onder de naam ‘nazorgheffing’ wordt een directe provinciale belasting geheven als bedoeld in artikel 15.44 van de Wet milieubeheer ter bestrijding van de kosten gemoeid met:
de door de provincie Overijssel uitgevoerde inventarisatie van plaatsen waar in de provincie Overijssel afvalstoffen zijn gestort en waar dat storten vóór 1 september 1996 is beëindigd en het onderzoek naar en systematische controle van de aanwezigheid, aard en omvang van eventuele verontreiniging aldaar;
Onder de naam ‘precariobelasting’ als bedoeld in artikel 222c Provinciewet wordt, overeenkomstig de tot deze verordening behorende tarieventabel, een directe provinciale belasting geheven voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde grond of water van de provincie.
Artikel 1.4. Tijdstip betaling
De verschuldigde grondwaterheffing, nazorgheffing, precariobelasting en heffing Lijst der Geldelijke Regelingen moet worden betaald binnen vier weken na dagtekening van het aanslagbiljet.
Hoofdstuk 2. Grondwaterheffing
Artikel 2.1. Belastingplichtige
Belastingplichtig is de houder van de door Gedeputeerde Staten of een waterschap verleende vergunning, dan wel degene die de opdrachtgever is van een meldingsplichtige onttrekking, die op grond van artikel 4.6.1 dan wel artikel 4.6.3 van de Omgevingsverordening Overijssel gedurende het belastingjaar of een gedeelte daarvan ingeschreven is in het register als bedoeld in artikel 4.6.1, eerste lid van de Omgevingsverordening Overijssel 2009.
Het tarief bedraagt tot 1 januari 2019 € 0,015 per kubieke meter onttrokken grondwater, vastgesteld op grond van artikel 2.2.
Vrijgesteld van grondwaterheffing zijn inrichtingen waarbij grondwater wordt onttrokken en vervolgens in een gesloten systeem weer volledig wordt teruggevoerd in hetzelfde watervoerende pakket als waaraan het is onttrokken, in overeenstemming met de voorwaarden welke daartoe zijn gesteld in de vergunning die voor het onttrekken en terugvoeren van grondwater is verleend bij of krachtens de Waterwet.
Artikel 3.1. Belastingplichtige
De leges worden geheven van de aanvrager van de dienst dan wel van degene ten behoeve van wie de dienst wordt verleend.
1. De leges worden geheven naar de grondslagen en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
2. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
Artikel 3.4. Vermindering van leges
Indien aanvrager een aanvraag om vergunning, ontheffing of beoordeling binnen 4 weken na het indienen daarvan, maar voordat op het verzoek is beschikt, geheel of gedeeltelijk voor bepaalde activiteiten (als bedoeld in de tarieventabel) intrekt, dan worden de met toepassing van de tarieventabel berekende bedragen voor die activiteiten met 50% verminderd.
Indien ingevolge artikel 4.5 van de Algemene Wet Bestuursrecht wordt besloten om een aanvraag om vergunning, ontheffing of beoordeling geheel of gedeeltelijk voor bepaalde activiteiten (als bedoeld in de tarieventabel) niet verder te behandelen, dan worden de met de toepassing van de tarieventabel berekende bedragen voor die activiteiten met 50% verminderd.
Indien een aanvraag op verzoek van het College van Gedeputeerde Staten van Overijssel geheel of gedeeltelijk voor bepaalde activiteiten (als bedoeld in de tarieventabel) wordt ingetrokken, dan worden de met toepassing van de tarieventabel berekende bedragen voor die activiteiten met 100% verminderd.
Hoofdstuk 4. Nazorgheffing stortplaatsen
Artikel 4.2. Belastingplichtige
De nazorgheffing wordt geheven van degene die een stortplaats drijft.
De nazorgheffing wordt opgelegd op basis van het berekende doelvermogen voor de eeuwigdurende nazorg per stortlocatie overeenkomstig de tarieventabel.
Hoofdstuk 6. Precariobelasting
Artikel 6.1. Belastingplichtige
De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde provinciale grond heeft, danwel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde provinciale grond aanwezig zijn.
Hoofdstuk 7. Heffing Lijst der Geldelijke Regelingen
Artikel 7.2 Belastingplichtige
De heffing Lijst der Geldelijke Regelingen wordt geheven van iedere eigenaar die schuldplichtig is voor de over hem omgeslagen kosten zoals bepaald in de Lijst der Geldelijke Regelingen.
De hoogte van de schuldplichtigheid van de eigenaren volgt uit de Lijst der Geldelijke Regelingen waarop door Gedeputeerde Staten een correctiefactor is toegepast als bedoeld in artikel 90, lid 4, van de Wet inrichting landelijk gebied.
Indien uit de Lijst der Geldelijke Regelingen volgt dat een eigenaar niet schuldplichtig is, maar een vordering uit de landinrichting heeft, dan wordt dit bedrag door Gedeputeerde Staten aan deze eigenaar uitbetaald binnen vier weken nadat Gedeputeerde Staten de correctiefactor als bedoeld in artikel 90, lid 4, van de Wet inrichting landelijk gebied heeft vastgesteld.
Indien de over een eigenaar omgeslagen kosten geringer/lager zijn dan € 10,-, dan worden deze kosten niet geheven.
behorende bij en deel uitmakende van de Belastingverordening Overijssel
[Toelichting: De precariobelasting is als directe belasting ingesteld op grond van artikel 222c van de Provinciewet voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde grond of water van de provincie. De belastbare voorwerpen in de verordening (tarieventabel) betreffen tankstations (installaties voor het al dan niet aftappen van motorbrandstoffen).]
[Toelichting: De omschrijving van belastingplichtige volgt uit artikel 7.7, eerste lid van de Waterwet. Met de woorden “gedurende het heffingsjaar of een gedeelte daarvan” wordt tot uitdrukking gebracht, dat de eis van inschrijving in het register betrekking heeft op het heffingsjaar of een gedeelte daarvan. Zonder deze tussenvoeging zou een houder van een inrichting die niet meer is ingeschreven, kunnen menen dat hij niet belastingplichtig is over de onttrekkingen in het heffingsjaar of gedeelte daarvan waarin de inrichting wel ingeschreven stond. Het is uiteraard de bedoeling om een zodanige belastingplichtige wel voor zijn grondwateronttrekkingen aan te slaan. Om een belasting te kunnen opleggen moet aan twee voorwaarden zijn voldaan. De inrichting moet zijn ingeschreven in het register en de onttrokken hoeveelheid moet worden gemeten. In artikel 4.6.5 van de Omgevingsverordening Overijssel 2009 is bepaald dat kleine onttrekkingen (< 10 m³/uur en < 5.000 m³/ kwartaal) zijn vrijgesteld van de meetplicht. In de keuren van de waterschappen is geregeld dat onttrekkingen voor noodvoorzieningen en onttrekkingen voor beregening en bevloeiing niet meetplichtig zijn. Derhalve kan aan deze groepen onttrekkingen geen provinciale grondwaterheffing worden opgelegd. ]
[Toelichting: De grondslag is de maatstaf waarnaar het tarief wordt berekend. Op basis van de grondslag en de werkelijke hoeveelheid onttrokken water is het mogelijk de omvang van de heffing te bepalen. Indien tevens infiltratie op grond van de vergunningsvoorschriften plaatsvindt, wordt voor de vaststelling van de hoogte van de heffing de helft van de hoeveelheid geïnfiltreerd water in mindering gebracht op de hoeveelheid onttrokken grondwater. ]
[Toelichting: In artikel 7.1 van het Waterbesluit is onder meer, via wijziging van artikel 48 van de Grondwaterwet, een drietal categorieën onttrekkingen van de grondwaterheffing vrijgesteld, te weten onttrekkingen ten behoeve van:
1 "koude- en warmteopslag door middel van een inrichting waarbij grondwater wordt onttrokken en het water vervolgens in een gesloten systeem weer volledig wordt geïnfiltreerd in hetzelfde watervoerende pakket als waaraan het is onttrokken, in overeenstemming met de voorwaarden welke daartoe zijn gesteld in de vergunning die voor het onttrekken van grondwater en infiltreren van water ingevolge deze wet is verleend";
2 de sanering van het grondwater;
In dit artikel is een vrijstelling opgenomen ten aanzien van onttrekkingen van minder dan 100.000 m³. Indien naast het onttrekken van grondwater, infiltratie op grond van de vergunningsvoorschriften plaatsvindt, wordt voor de toepassing van deze vrijstellingsbepaling de totale hoeveelheid geïnfiltreerd water in mindering gebracht op de hoeveelheid onttrokken grondwater.
Het derde lid regelt de vrijstelling voor onttrekkingen voor bouwputbemaling waarbij via retourbemaling de onttrokken hoeveelheid geheel of gedeeltelijk in hetzelfde watervoerende pakket wordt teruggebracht. ]
[Toelichting: Artikel 223 van de Provinciewet geeft de provincie de mogelijkheid om rechten te heffen ter zake van het genot van door of vanwege het provinciebestuur verstrekte diensten. Dit worden leges genoemd. De provincie Overijssel bepaalt in de Belastingverordening Overijssel en de bijbehorende tabel dat leges worden geheven voor bepaalde vergunningaanvragen die zeer bewerkelijk zijn en waarbij de ontvanger duidelijk een voordeel heeft.
De tarieven zijn ten hoogste kostendekkend. De basis voor de tarieven zijn de kosten voor provinciale organisatie, die gemoeid zijn met het verstrekken van de dienst. Het kan daarbij gaan om personele kosten van de provincie zelf en/of kosten van leveringen of diensten die de provincie zelf heeft moeten inkopen.
De tarieven worden jaarlijks aangepast voor inflatie, gebruikmakend van het indexpercentage voor programmalasten dat in de begroting wordt toegepast. ]
[Toelichting: Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in deze verordening voorkomende begrippen is daarvan in dit artikel een omschrijving opgenomen.
De tekst van de leden a tot en met c komt grotendeels overeen met de tekst als opgenomen in artikel 8.47 van de Wet milieubeheer. Onder doelvermogen - lid e - wordt verstaan het vermogen dat op het moment dat de nazorg aanvangt aanwezig moet zijn om de altijddurende nazorg te kunnen blijven financieren. ]
[Toelichting: Voor wat betreft de te hanteren tarieven is ervoor gekozen om te werken met een tarieventabel. De tarieventabel wordt iedere vijf jaar door Provinciale Staten vastgesteld. Provinciale Staten gaan daarbij uit van een jaarlijkse heffing. Het bedrag van de jaarlijkse aanslag wordt in principe zodanig vastgesteld dat uit de opbrengst van de jaarlijkse aanslagen gedurende de verwachte exploitatieperiode en de daarover verkregen rentebaten en beleggingsopbrengsten over die periode de ‘basis voor het doelvermogen’ wordt gegenereerd. ]
[Toelichting: Op grond van artikel 232e Provinciewet volgen provincies het kwijtscheldingsbeleid van de rijksoverheid. Dit is vastgelegd in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Artikel 232e Provinciewet biedt echter de mogelijkheid om van de ministeriële regeling af te wijken. Het hierover door Provinciale Staten te nemen besluit is vormvrij. ]
[Toelichting: Met de Lijst der Geldelijke Regelingen wordt de herverkaveling in financiële zin afgewikkeld. Hierin wordt, op basis van het inrichtingsplan, de bijdrage van de gezamenlijke eigenaren (als bedoeld in artikel 17, lid 2, sub f, van de Wet inrichting landelijk gebied) verdeeld over de individuele eigenaren. Daarnaast worden in de Lijst der Geldelijke Regelingen ook de verrekenposten over en weer tussen de verschillende bij de herverkaveling betrokken eigenaren opgenomen, zoals de verrekening van waardeveranderingen tussen ingebrachte en toegedeelde percelen, de financiële gevolgen van kortingen, onder- en overbedelingen en van de vestiging of opheffing van beperkte rechten (het recht van huur en dergelijke).]
[Toelichting: In artikel 90, lid 4, van de Wet inrichting landelijk gebied, is bepaald dat nadat het besluit tot vaststelling van de Lijst der Geldelijke Regelingen is genomen en de beroepstermijn is verstreken, dan wel, indien beroep is ingesteld, door de rechtbank op het beroep is beslist, de kosten die over de eigenaren worden omgeslagen gecorrigeerd worden met een door Gedeputeerde Staten vastgestelde correctiefactor. Deze correctiefactor is het quotiënt van de definitieve kosten en de kosten zoals deze in de Lijst der Geldelijke Regelingen zijn opgenomen. De hoogte van de schuldplichtigheid wordt dus bepaald nadat de correctiefactor op de over de eigenaren omgeslagen kosten is toegepast. Tegen het besluit tot vaststelling van de correctiefactor staat bezwaar en beroep open.]
[Toelichting: In artikel 91, lid 3, van de Wet inrichting landelijk gebied is geregeld dat wanneer de omgeslagen kosten lager zijn dan bij een provinciale verordening bepaald bedrag, deze kosten niet worden geheven. De gedachte achter deze bepaling is dat inning van kosten beneden dit minimumbedrag hogere kosten met zich mee zou brengen dan de opbrengst van de inning zou opleveren. In dit artikel wordt dit minimumbedrag bepaald.]
[Toelichting: Het is mogelijk dat uit een Lijst der Geldelijke Regelingen een aanzienlijke schuldplichtigheid voor bepaalde eigenaren volgt (bijvoorbeeld vanwege overbedeling van landbouwgrond). Deze eigenaren zullen zo nodig aanvullende financiering moeten regelen om de aanslag te kunnen betalen. De standaard betalingstermijn van vier weken zal hiervoor in de regel onvoldoende zijn. Om die reden geldt voor een schuldplichtigheid van meer dan € 25.000,- een afwijkende betalingstermijn van twaalf weken. Voor aanslagen tot en met € 25.000,- geldt de standaard betalingstermijn van vier weken.]