Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Overijssel

Belastingverordening Overijssel

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Overijssel
Officiële naam regelingBelastingverordening Overijssel
CiteertitelBelastingverordening Overijssel
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Uitvoeringsbesluit belastingen Overijssel

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201001-10-2010wijziging artikel(en)

 

Provinciaal Blad nr. 2009-81

-
01-01-200831-12-2009tarieventabel

14-11-2007

Provinciaal Blad nr. 2007-94

-
01-01-200731-12-2007nieuwe regeling

 

Provinciaal Blad nr. 2006-123

-

Tekst van de regeling

Algemene toelichting

Algemeen

Op grond van artikel 220a Provinciewet dienen in de belastingverordening een aantal onderwerpen te worden geregeld, zoals de belastingplicht, het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief en het tijdstip van ingang van de heffing.

Verder zijn er een aantal onderwerpen, zoals hardheidsclausule, oninbaarverklaring, dwanginvordering, die al in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Algemene wet) en de Invorderingswet 1990 (Invorderingswet) in samenhang met de Provinciewet zijn vastgelegd.

De heffing en invordering geschieden met toepassing van de Algemene wet en de Invorderingswet in samenhang met de Provinciewet.

Hardheidsclausule

Op grond van artikel 63 van de Algemene wet zijn Gedeputeerde Staten bevoegd voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, die zich bij de toepassing van de belastingverordening mochten voordoen.

Kwijtschelding

Indien een belastingschuldige niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar een belastingaanslag geheel of gedeeltelijk te betalen, kan de met de invordering belaste ambtenaar op grond van artikel 26 van de Invorderingswet gehele of gedeeltelijke kwijtschelding verlenen. Hoofdstuk II ‘Kwijtschelding en ontslag van betalingsverplichting' van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 is van overeenkomstige toepassing.

In artikel 4.5. van deze verordening is in afwijking daarvan bepaald dat geen kwijtschelding wordt verleend bij de invordering van de nazorgheffing stortplaatsen.

Oninbaarverklaring

Gedeputeerde Staten kunnen met toepassing van artikel 232 e, vijfde lid van de Provinciewet de belasting geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren. Het daartoe strekkende besluit ontheft de invorderingsambtenaar van de verplichting om in te vorderen.

Ambtshalve vermindering

Een onjuiste belastingaanslag kan met toepassing van artikel 65, eerste lid van de Algemene wet door de met de heffing belaste ambtenaar worden verminderd.

Aangifte

• Uitreiking aangiftebiljet

Voor het bepalen van de hoogte van de aanslag kan de met de heffing belaste ambtenaar met toepassing van artikel 6 van de Algemene wet juncto de artikelen 227a en 228a van de Provinciewet aan de belastingplichtige een aangiftebiljet uitreiken.

• Ontvangstbevestiging

Op grond van artikel 8, vierde lid van de Algemene wet wordt bij ontvangst van de aangifte desgewenst een ontvangstbevestiging afgegeven.

• Opgaveplicht

Op grond van artikel 8, eerste lid van de Algemene wet is degene die een aangiftebiljet heeft ontvangen verplicht tot verstrekking van de gevraagde gegevens.

• Termijn van aangifte

Op grond van artikel 9, eerste lid van de Algemene wet juncto artikel 227a van de Provinciewet, stelt de met de heffing belaste ambtenaar de termijn van aangifte op tenminste een maand. Op grond van het tweede lid van dat artikel kan deze de aangiftetermijn verlengen.

Ambtshalve vaststelling aanslag

Indien de belastingplichtige geen aangifte doet, kan de met de heffing belaste ambtenaar op grond van artikel 11, tweede lid van de Algemene wet de aanslag ambtshalve vaststellen.

Bestuurlijke boete

De met de heffing belaste ambtenaar kan, indien geen aangifte wordt gedaan of onjuiste gegevens worden verstrekt, met toepassing van het bepaalde in hoofdstuk VIIIa van de Algemene wet een bestuurlijke boete opleggen. Ook bij navorderen kan hij een bestuurlijke boete opleggen.

Verstrekking inlichtingen

Op grond van artikel 47, eerste lid van de Algemene wet is de belastingplichtige verplicht gegevens te verstrekken aan de met de heffing belaste ambtenaar.

Navordering

De met de heffing belaste ambtenaar kan met toepassing van artikel 16 van de Algemene wet in bepaalde gevallen belasting navorderen.

Dwanginvordering

Bij nalatigheid in de betaling vindt de invordering plaats met toepassing van artikel 11 en volgende van de Invorderingswet.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Belastbare feiten

  • 1. Onder de naam ‘grondwaterheffing’ als bedoeld in artikel 7.7, eerste lid van de Waterwet, wordt een directe provinciale belasting geheven op het onttrekken van grondwater. 1

  • 2. Onder de naam ‘leges’ als bedoeld in artikel 223 van de Provinciewet wordt een directe provinciale belasting geheven ter zake van het genot van door of vanwege de provincie verstrekte diensten overeenkomstig de bepalingen van deze verordening en de bijbehorende tarieventabel.

  • 3. Onder de naam ‘nazorgheffing’ wordt een directe provinciale belasting geheven als bedoeld in artikel 15.44 van de Wet milieubeheer ter bestrijding van de kosten gemoeid met:

    • a.

      de in artikel 8.49 van de Wet milieubeheer bedoelde zorg voor de in de provincie Overijssel gelegen stortplaatsen;

    • b.

      de door de provincie Overijssel uitgevoerde inventarisatie van plaatsen waar in de provincie Overijssel afvalstoffen zijn gestort en waar dat storten vóór 1 september 1996 is beëindigd en het onderzoek naar en systematische controle van de aanwezigheid, aard en omvang van eventuele verontreiniging aldaar;

    • c.

      de dekking van de aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 6:176 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 4. Onder de naam ‘ontgrondingenheffing’ wordt een directe provinciale belasting geheven als bedoeld in artikel 21f, eerste lid, onderdeel a van de Ontgrondingenwet ter bestrijding van ten hoogste 50% van de ten laste van de provincie komende kosten van werkzaamheden in verband met onderzoek en planning met betrekking tot ontgrondingen en van werkzaamheden, voortvloeiende uit de toepassing van artikel 7b van de Ontgrondingenwet.

  • 5. Onder de naam ‘precariobelasting’ als bedoeld in artikel 222c Provinciewet wordt, overeenkomstig de tot deze verordening behorende tarieventabel, een directe provinciale belasting geheven voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde grond of water van de provincie.2

Artikel 1.2. Wijze van heffing

  • 3

  • 1. De belastingen genoemd in artikel 1.1., eerste, derde tot en met vijfde lid, worden geheven door uitreiking of toezending van een aanslag.

  • 2. De leges, genoemd in artikel 1.1., tweede lid, worden geheven door uitreiking of toezending van een schriftelijke kennisgeving waaronder mede worden verstaan een nota.

Artikel 1.3. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 1.4. Tijdstip betaling

4

De verschuldigde grondwaterheffing, nazorgheffing, ontgrondingenheffing en precariobelasting moet worden betaald binnen vier weken na dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 1.5. Nadere regels

5

Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de belastingen die op grond van deze verordening worden geheven.

Hoofdstuk 2. Grondwaterheffing

Artikel 2.1. Belastingplichtige

6

Belastingplichtig is de houder van de door Gedeputeerde Staten of een waterschap verleende vergunning, dan wel degene die de opdrachtgever is van een meldingsplichtige onttrekking, die op grond van artikel 4.6.1 dan wel artikel 4.6.3 van de Omgevingsverordening Overijssel gedurende het belastingjaar of een gedeelte daarvan ingeschreven is in het register als bedoeld in artikel 4.6.1, eerste lid van de Omgevingsverordening Overijssel 2009. 

Artikel 2.2. Grondslag

  • 7

  • 1. De grondwaterheffing wordt opgelegd naar de in het belastingjaar onttrokken hoeveelheid grondwater, gemeten in kubieke meters per jaar.

  • 2. Indien op grond van de vergunningsvoorschriften water wordt geïnfiltreerd, wordt de helft van het aantal kubieke meters geïnfiltreerd water in mindering gebracht op de onttrokken hoeveelheid grondwater.

Artikel 2.3. Tarief

8

Het tarief bedraagt tot 1 januari 2016 € 0,0136 per kubieke meter onttrokken grondwater, vastgesteld op grond van artikel 2.2.

Artikel 2.4. Vrijstellingen

  • 9

  • 1. Naast de in artikel 7.1 van het Waterbesluit genoemde vrijgestelde onttrekkingen zijn de onttrekkingen van minder dan 100.000 m³ grondwater per belastingsjaar van de grondwaterheffing vrijgesteld.

  • 2. Indien op grond van de vergunningsvoorschriften water wordt geïnfiltreerd, wordt bij de toepassing van de vrijstelling in het eerste lid het aantal kubieke meters geïnfiltreerd water in mindering gebracht op de onttrokken hoeveelheid grondwater.

  • 3. Vrijgesteld van grondwaterheffing zijn inrichtingen waarbij grondwater wordt onttrokken en vervolgens in een gesloten systeem weer volledig wordt teruggevoerd in hetzelfde watervoerende pakket als waaraan het is onttrokken, in overeenstemming met de voorwaarden welke daartoe zijn gesteld in de vergunning die voor het onttrekken en terugvoeren van grondwater is verleend bij of krachtens de Waterwet.

Hoofdstuk 3. Leges

10

Artikel 3.1. Belastingplichtige

De leges worden geheven van de aanvrager van de dienst danwel van degene ten behoeve van wie de dienst wordt verleend.

Artikel 3.2. Tarieven

1. De leges worden geheven naar de grondslagen en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

2. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 3.3. Tijdstip betaling

De leges moeten worden voldaan bij het uitreiken van de kennisgeving danwel, in geval van toezending, binnen vier weken na de dagtekening van de kennisgeving.

Artikel 3.4. Teruggaaf

Aan de belastingplichtige wordt een teruggave van 50% van de leges verleend ingeval een in behandeling genomen aanvraag als bedoeld in de tarieventabel wordt ingetrokken voordat het ontwerpbesluit is gepubliceerd danwel het besluit een weigering of afwijzing inhoudt.

Hoofdstuk 4. Nazorgheffing stortplaatsen

Artikel 4.1. Begripsomschrijving

  • 11

  • a. storten van afvalstoffen: op of in de bodem brengen van afvalstoffen, al dan niet in verpakking, om deze stoffen daar te laten;

  • b. stortplaats: inrichting waar na 1 september 1996 afvalstoffen worden gestort, danwel het gedeelte van een inrichting, waar afvalstoffen worden gestort, indien in de inrichting niet uitsluitend afvalstoffen worden gestort;

  • c. gesloten stortplaats: stortplaats ten aanzien waarvan de in artikel 8.47, derde lid van de Wet milieubeheer, bedoelde verklaring is afgegeven;

  • d. ton: gewichtseenheid van 1.000 kg;

  • e. doelvermogen: het voor de altijddurende nazorg benodigde vermogen dat op het moment van aanvang van de nazorg aanwezig moet zijn.

Artikel 4.2. Belastingplichtige

12

De nazorgheffing wordt geheven van degene die een stortplaats drijft.

Artikel 4.3. Grondslag

13

De nazorgheffing wordt opgelegd op basis van het berekende doelvermogen voor de eeuwigdurende nazorg per stortlocatie overeenkomstig de tarieventabel.

Artikel 4.4. Kwijtschelding

14

Bij de invordering van de nazorgheffing wordt geen kwijtschelding verleend.

Hoofdstuk 5. Ontgrondingenheffing

Artikel 5.1. Begripsomschrijving

Hoeveelheid stoffen: de hoeveelheid vaste stoffen in kubieke meter (m³), gemeten in profiel van ontgraving, waarvoor een vergunning of machtiging volgens de Ontgrondingenwet is verleend. Hieronder zijn begrepen alle vaste stoffen die op basis van een vergunning of machtiging ontgrondt kunnen worden, zowel de verhandelbare als de onverhandelbare.

Artikel 5.2. Belastingplichtige

De ontgrondingenheffing wordt geheven van alle categorieën van houders van vergunningen en machtigingen als bedoeld in de artikelen 3 en 12 van de Ontgrondingenwet.

Artikel 5.3. Grondslag

15

De ontgrondingenheffing wordt geheven over de hoeveelheid stoffen, waarvoor een vergunning of machtiging is verleend.

Artikel 5.4. Tarief

Het tarief bedraagt € 0,030 per m³.

Artikel 5.5. Teruggaaf

  • 1. Indien een vergunning geheel wordt vernietigd of op verzoek of ambtshalve ingetrokken, wordt teruggaaf verleend van de ontgrondingenheffing.

  • 2. Indien een vergunning gedeeltelijk wordt vernietigd, gewijzigd of op verzoek of ambtshalve ingetrokken, wordt teruggaaf verleend van het verschil van de ontgrondingenheffing als berekend op basis van de oorspronkelijke hoeveelheid stoffen, en die berekend op basis van de resterende hoeveelheid stoffen.

  • 3. Geen teruggaaf van de ontgrondingenheffing geschiedt over de hoeveelheid stoffen, die reeds gewonnen is.

Hoofdstuk 6. Precariobelasting

Artikel 6.1. Belastingplichtige

16

De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde provinciale grond heeft, danwel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde provinciale grond aanwezig zijn.

Artikel 6.2. Grondslag en tarief

  • 17

  • 1. De precariobelasting wordt geheven naar de grondslag en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Voor de berekening van de precariobelasting voor de installaties voor het al dan niet automatisch aftappen van motorbrandstoffen vermeld in de tarieventabel wordt uitgegaan van het aantal liters voor de omzet afgeleverde motorbrandstoffen in het kalenderjaar voorafgaande aan het belastingjaar.

  • 3. Op het tarief voor het jaar 2007 voor de installaties voor het al dan niet automatisch aftappen van motorbrandstoffen wordt een korting toegepast van 20%.

Artikel 6.3. Vrijstellingen

  • 18

  • Geen precariobelasting wordt geheven voor:

  • a. het hebben van voorwerpen die rechtens moeten worden gedoogd;

  • b. het hebben van voorwerpen waarvoor een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen.

Artikel 6.4. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar, of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

Hoofdstuk 7. Slotbepaling

Artikel 7.1. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De navolgende verordeningen worden ingetrokken: 19

    • a.

      Grondwaterheffingsverordening Overijssel 1998, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 17 december 1997, nr. 65-I, laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 7 december 2005, nr. PS/2005/1108;

    • b.

      Heffingsverordening ontgrondingen Overijssel, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 29 januari 1997, nr. 2-I, laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 29 oktober 2003, nr. 47-I;

    • c.

      Legesverordening Overijssel 1996, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 13 december 1995, nr. 57-I, laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 9 november 2005, nr. PS/2005/1041;

    • d.

      Precarioverordening Overijssel 1998, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 17 december 1997, nr. 63-I, laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 9 november 2005, nr. PS/2005/1041;

    • e.

      Verordening Nazorgheffing Stortplaatsen provincie Overijssel 1999, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 30 maart 1999, nr. 17-I, laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 4 juli 2001, nr. 16-I.

  • 2. De in het eerste lid genoemde verordeningen blijven van toepassing op de belastbare feiten die zich voor de inwerkingtreding van deze verordening hebben voorgedaan.

  • 3. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007. 20

  • 4. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2007.21

  • 5. Deze verordening kan worden aangehaald als: Belastingverordening Overijssel.

Tarieventabel 2008

behorende bij en deel uitmakende van de Belastingverordening Overijssel

Tarieventabel Leges

Wegenverkeerswet, Voertuigreglement, Reglement Verkeersregels en

Verkeerstekens 

 

 1. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor:  

 

a. vervallen per 1 januari 2007

 

b. een ontheffing ingevolge het Voertuigreglement/Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens met een geldigheidsduur van 1 tot 5 jaar

61,35

c. een ontheffing ingevolge de Wegenverkeerswet/Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens ten behoeve van wedstrijden op de openbare weg

42,65

   

Scheepvaartverkeerswet, Binnenvaartpolitiereglement, Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Overijssel, hoofdstuk 5 Wegen en Kanalen

 

2. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor:

 

a. een ontheffing ingevolge de Scheepvaartverkeerswet, voor:

    • het beoefenen van de waterskisport op het westelijke Belterwijde 

    • het voor incidentele transporten varen met schepen waarmee de maximaal toegestane afmetingen worden overschreden  

42,65 

42,65

b. een vrijstelling, ontheffing of toestemming ingevolge de Scheepvaartverkeerswet of het Binnenvaartpolitiereglement, anders dan onder a bedoeld 

61,35

c. een ontheffing ingevolge de verordening voor de Fysieke Leefomgeving Overijssel, hoofdstuk 5 Wegen en scheepvaartwegen danwel een goedkeuring als bedoeld in een algemene ontheffing 

61,35

   

Grondwaterwet

 

3.a. Het in behandeling nemen van een aanvraag voor een vergunning is bedoeld in artikel 6.4 of een wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 6.22 eerste lid van de Waterwet:

 

1. voor permanente en tijdelijke onttrekkingen en/of infiltratie ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening

11.424,00

2. voor permanente en tijdelijke onttrekkingen en/of infiltratie ten behoeve van industriële toepassingen groter dan 150.000 m3 per jaar

   8.568,00

3. voor onttrekkingen ten behoeve van bodem energiesysteem van meer dan 500.000 m3 per jaar

   5.712,00

4. voor onttrekkingen ten behoeve van bodem energiesysteem van meer dan 100.000 m3  tot maximaal 500.000 m3 per jaar

   3.600,00

5. voor onttrekkingen ten behoeve van bodem energiesysteem tot maximaal 100.000 m3 per jaar

   1.530,00

b. het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van de aan  een vergunning verbonden voorschriften als bedoeld in artikel 6.22 eerste lid van de Waterwet

   2.040,00

c. Het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van de voorwaarden, mede in belang van de provincie, van een vergunning als bedoeld onder a

      510,00

d. Het in behandeling nemen van een vergunning of wijziging als bedoeld onder 3.a, 3.b en 3.c, een bedrag ter hoogte van de door de provincie te maken kosten van publicaties ex artikel 3:12 en artikel 3:44 van de Algemene wet bestuursrecht. 

De in 3.a en 3.b genoemde bedragen worden verhoogd met het bedrag van de voorafgaande aan het in behandeling nemen van de aanvraag aan de aanvrager schriftelijk meegedeelde naar verwachting in rekening te brengen publicatiekosten. Voor de toepassing van dit tarief wordt een aanvraag in behandeling genomen één week na de dag waarop de publicatiekosten aan de aanvrager ter kennis zijn gebracht.

 

e. De bedragen onder 3.a en 3.b worden verhoogd met 100% ingeval sprake is van een MER-plichtige activiteit overeenkomstig tabel C, MER-besluit.

 

f. De bedragen onder 3.a en 3.b worden verhoogd met 50% ingeval sprake is van een MER-beoordelingsplichtige activiteit overeenkomstig tabel D, MER-besluit.

 
   

Wet Hygiëne en Veiligheid Zwemgelegenheden

 

4. Het in behandeling nemen van een aanvraag voor: ontheffingen op basis van de Wet Hygiëne en Veiligheid Zwemgelegenheden

155,0

   

Ontgrondingenwet

 

5.  I. Het in behandeling nemen van een aanvraag voor (uitbreiding van de winningsmogelijkheden van) een vergunning of wijziging ervan als bedoeld in artikel 8, tweede lid, juncto artikel 3 van de  Ontgrondingenwet voor:

 

a. egalisaties tot en met 1.000 m3 berekende winbare hoeveelheid bodemspecies (categorie 1)

304,00

b. 1.001 m3 tot en met 10.000 m3 berekende winbare hoeveelheid bodemspecie (categorie 2)

304,00

vermeerderd vanaf 1.001 m3 tot en met 10.000 m3 met (naar boven afgerond) per 100 m3

12,20

c.  10.001 m3 tot en met 20.000 m3 berekende winbare hoeveelheid bodemspecie (categorie 3)

1.817,00

d. 20.001 m3 tot en met 50.000 m3 berekende winbare hoeveelheid bodemspecie (categorie 4)

3.630,00

e. 50.001 m3 tot en met 100.000 m3 berekende winbare hoeveelheid bodemspecie (categorie 5)

7.260,00

f. 100.001 m3 tot en met 250.000 m3 berekende winbare hoeveelheid bodemspecie (categorie 6)

15.272,00

g. 250.001 m3 tot en met 1.000.000 m3 berekende winbare hoeveelheid bodemspecie (categorie 7)

30.543,00

h. meer dan 1.000.000 m3 berekende winbare hoeveelheid bodemspecie(categorie 8)

48.859,00

i. indien tevens een machtiging ex artikel 12 van de Ontgrondingenwet wordt aangevraagd, geldt een toeslag van 10% over de verschuldigde leges vanwege een aanvraag om ontgrondingsvergunning, ook aangaande het gestelde onder II en III. 

 

j. in geval van een MER-plichtige aanvraag geldt een toeslag van 50% over de terzake verschuldigde leges vanwege deze aanvraag.

 

II. Het in behandeling nemen van een aanvraag voor wijziging van eenvoudige aard van een vergunning waarbij andere belangen dan die van de aanvrager niet of nauwelijks zijn betrokken (m.n. verlenging geldigheidstermijn, wijziging tenaamstelling) en aanvragen voor intrekking van een vergunning door

      de vergunninghouder:

      voor categorie 1  

      voor categorie 2  

      voor categorie 3, 4 en 5  

      voor categorie 6, 7 en 8  

122,00

245,00

491,00

982,00

III. Het in behandeling nemen van een aanvraag voor wijziging van een vergunning, waarbij andere belangen dan die van de aan vrager expliciet zijn betrokken, zonder dat sprake is van een uitbreiding van de winningsmogelijkheden: 50% van de leges die verschuldigd zouden zijn indien het een aanvraag voor een vergunning betrof, met een maximum van   

1.831,00

IV. Een vergunning, verlenging of wijziging als bovenbedoeld, boven de leges als genoemd onder I t/m III, een bedrag ter hoogte van de door de provincie te maken kosten van publicaties als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de Ontgrondingenwet. 

De in I t/m III genoemde bedragen worden verhoogd met het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag aan de aanvrager schriftelijk meegedeelde naar verwachting in rekening te brengen publicatiekosten. 

Voor de toepassing van dit tarief wordt een aanvraag in bhandeling genomen één week na de dag waarop de publicatiekosten aan de aanvrager ter kennis zijn gebracht.

 
Tarieventabel Nazorgheffing stortplaatsen

Boeldershoek

 € 254.934,00

 > 58.500

 € 4,30

Elhorst-Vloedbelt

 € 227.798,00

 > 110.500

 € 2,03

Bovenveld

 € 329.558,00

 > 50.050

 € 6,51

De vaste voet van de heffing is inclusief € 3.630,00 voor apparaatskosten ten laste van het nazorgfonds.

De opslag voor het monitoringsonderzoek bij plaatsen waar in het verleden afval is gestort, de zogenaamde NAVOS-heffing, bedraagt € 0,91 per ton gestort afval (tot en met 2002).

Tarieventabel Precario

Benzinepompinstallaties, enz. (rubriek 1)

   

1. een installatie voor het al dan niet automatisch aftappen van motorbrandstoffen per 1.000 liter voor de omzet afgeleverde motorbrandstoffen

 5,15

5,25


Noot
1[Toelichting: De grondwaterheffing is als directe provinciale belasting ingesteld op grond van artikel 48, eerste lid van de Grondwaterwet, dat het grondwater als voorwerp van belasting en het onttrekken van grondwater als belastbaar feit aanmerkt.]
Noot
2[Toelichting: De precariobelasting is als directe belasting ingesteld op grond van artikel 222c van de Provinciewet voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde grond of water van de provincie. De belastbare voorwerpen in de verordening (tarieventabel) betreffen tankstations (installaties voor het al dan niet aftappen van motorbrandstoffen) en kabels en leidingen.]
Noot
3 [Toelichting: Bij leges kan worden volstaan met een eenvoudige vorm van heffing, zoals een nota of andere schriftuur.]
Noot
4 [Toelichting: Voor de legesheffing geldt een afwijkende regeling, zoals opgenomen in artikel 3.3.]
Noot
5 [Toelichting: Nadere regels kunnen door Gedeputeerde Staten worden gesteld met betrekking tot de verplichting te verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet, de mogelijkheid om een voorlopige aanslag op te leggen en het berekenen van invorderingsrente.]
Noot
6[Toelichting: De omschrijving van belastingplichtige volgt uit artikel 48, derde lid van de Grondwaterwet. Met de woorden “gedurende het heffingsjaar of een gedeelte daarvan” wordt tot uitdrukking gebracht, dat de eis van inschrijving in het register betrekking heeft op het heffingsjaar of een gedeelte daarvan. Zonder deze tussenvoeging zou een houder van een inrichting die niet meer is ingeschreven, kunnen menen dat hij niet belastingplichtig is over de onttrekkingen in het heffingsjaar of gedeelte daarvan waarin de inrichting wel ingeschreven stond. Het is uiteraard de bedoeling om een zodanige belastingplichtige wel voor zijn grondwateronttrekkingen aan te slaan. Om een belasting te kunnen opleggen moet aan twee voorwaarden zijn voldaan. De inrichting moet zijn ingeschreven in het register en de onttrokken hoeveelheid moet worden gemeten. In hoofdstuk 4 van de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving is bepaald dat kleine onttrekkingen (< 10 m³/uur en < 5.000 m³/ kwartaal), onttrekkingen voor noodvoorzieningen en onttrekkingen voor beregening en bevloeiing zijn vrijgesteld van de meetplicht. Derhalve kan aan deze groepen onttrekkingen geen provinciale grondwaterheffing worden opgelegd. ]
Noot
7[Toelichting: De grondslag is de maatstaf waarnaar het tarief wordt berekend. Op basis van de grondslag en de werkelijke hoeveelheid onttrokken water is het mogelijk de omvang van de heffing te bepalen. Indien tevens infiltratie op grond van de vergunningsvoorschriften plaatsvindt, wordt voor de vaststelling van de hoogte van de heffing de helft van de hoeveelheid geïnfiltreerd water in mindering gebracht op de hoeveelheid onttrokken grondwater. ]
Noot
8[Toelichting: De kosten die uit de heffing mogen worden betaald, zijn limitatief opgenomen in artikel 48, eerste lid van de Grondwaterwet en in de Algemene Maatregel van Bestuur die is gebaseerd op het tweede lid van genoemd wetsartikel. Bij de Wet van 19 december 1996 (verbreding heffingsdoeleinden) zijn de bestedingsdoeleinden van de grondwaterheffing met ingang van 1 januari 1997 verruimd. ]
Noot
9[Toelichting: Bij de Wet van 19 december 1996 tot wijziging van de Grondwaterwet (verbreding heffingsdoeleinden, Staatsblad 647) is onder meer, via wijziging van artikel 48 van de Grondwaterwet, een drietal categorieën onttrekkingen van de grondwaterheffing vrijgesteld, te weten onttrekkingen ten behoeve van:
  • "koude- en warmteopslag door middel van een inrichting waarbij grondwater wordt onttrokken en het water vervolgens in een gesloten systeem weer volledig wordt geïnfiltreerd in hetzelfde watervoerende pakket als waaraan het is onttrokken, in overeenstemming met de voorwaarden welke daartoe zijn gesteld in de vergunning die voor het onttrekken van grondwater en infiltreren van water ingevolge deze wet is verleend";

  • de sanering van het grondwater;

  • landijsbanen.

In dit artikel is een vrijstelling opgenomen ten aanzien van onttrekkingen van minder dan 100.000 m³. Indien naast het onttrekken van grondwater, infiltratie op grond van de vergunningsvoorschriften plaatsvindt, wordt voor de toepassing van deze vrijstellingsbepaling de totale hoeveelheid geïnfiltreerd water in mindering gebracht op de hoeveelheid onttrokken grondwater. Het derde lid regelt de vrijstelling voor onttrekkingen voor bouwputbemaling waarbij via retourbemaling de onttrokken hoeveelheid geheel of gedeeltelijk in hetzelfde watervoerende pakket wordt teruggebracht. Deze bepaling is gelijkluidend aan de vrijstelling zoals die is opgenomen in de Wet belasting op milieugrondslag.]
Noot
10[Toelichting: Artikel 223 van de Provinciewet geeft de provincie de mogelijkheid om rechten te heffen ter zake van het genot van door of vanwege het provinciebestuur verstrekte diensten. Dit worden leges genoemd. De provincie Overijssel bepaalt in de Belastingverordening Overijssel en de bijbehorende tabel dat leges worden geheven voor bepaalde vergunningaanvragen die zeer bewerkelijk zijn en waarbij de ontvanger duidelijk een voordeel heeft. De tarieven zijn ten hoogste kostendekkend. De basis voor de tarieven zijn de kosten voor provinciale organisatie, die gemoeid zijn met het verstrekken van de dienst. Het kan daarbij gaan om personele kosten van de provincie zelf en/of kosten van leveringen of diensten die de provincie zelf heeft moeten inkopen. De tarieven worden jaarlijks aangepast voor inflatie, gebruikmakend van het indexpercentage voor programmalasten dat in de begroting wordt toegepast.  ]
Noot
11[Toelichting: Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in deze verordening voorkomende begrippen is daarvan in dit artikel een omschrijving opgenomen. De tekst van de leden a tot en met c komt grotendeels overeen met de tekst als opgenomen in artikel 8.47 van de Wet milieubeheer. Onder doelvermogen - lid e - wordt verstaan het vermogen dat op het moment dat de nazorg aanvangt aanwezig moet zijn om de altijddurende nazorg te kunnen blijven financieren. ]
Noot
12 [Toelichting: Dit artikel geeft een aanduiding van degenen, die in beginsel in de heffing worden betrokken. De tekst is overgenomen van artikel 15.45 van de Wet milieubeheer.]
Noot
13 [Toelichting: Voor wat betreft de te hanteren tarieven is ervoor gekozen om te werken met een tarieventabel. De tarieventabel wordt iedere vijf jaar door Provinciale Staten vastgesteld. Provinciale Staten gaan daarbij uit van een jaarlijkse heffing. Het bedrag van de jaarlijkse aanslag wordt in principe zodanig vastgesteld dat uit de opbrengst van de jaarlijkse aanslagen gedurende de verwachte exploitatieperiode en de daarover verkregen rentebaten en beleggingsopbrengsten over die periode de ‘basis voor het doelvermogen’ wordt gegenereerd.]
Noot
14 [Toelichting: Op grond van artikel 232e Provinciewet volgen provincies het kwijtscheldingsbeleid van de rijksoverheid. Dit is vastgelegd in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Artikel 232e Provinciewet biedt echter de mogelijkheid om van de ministeriële regeling af te wijken. Het hierover door Provinciale Staten te nemen besluit is vormvrij.]
Noot
15[Toelichting: Van belang is hier te vermelden, dat artikel 21f, vijfde lid van de Ontgrondingenwet twee vrijstellingen van heffing kent, waarvan een vrijstelling weer volgens het zesde lid wordt beperkt. Vrijgesteld van heffing zijn bijgevolg:
  • een vergunde hoeveelheid voor zover minder dan 10.000 m³;

  • een vergunde hoeveelheid waarover reeds eerder is geheven volgens de Ontgrondingenwet, tenzij inmiddels sprake is van een voltooide ontgronding waar opnieuw wordt ontgrond. ]

Noot
16 [Toelichting: Bij de heffing van precario zal worden aangekoppeld bij het ontheffingenbestand.]
Noot
17[Toelichting: De precariobelasting voor tankstations wordt bepaald aan de hand van voor de omzet afgeleverde motorbrandstoffen in het kalenderjaar voorafgaande aan het belastingjaar. Voor de vaststelling van de hoogte van de aanslag dient de belastingplichtige aangifte te doen van de omzet. Voor 2007 wordt nog een korting toegepast van 20%. Dat is in overeenstemming met afspraken met marktpartijen om naar het nieuwe tarief toe te groeien. ]
Noot
18[Toelichting: a. Geen precario kan worden geheven van kabels ten dienste van een openbaar telecommunicatienetwerk of omroepnetwerk op grond van artikel 5.1, eerste lid van de Telecommunicatiewet. b. Verder wordt geen precario geheven van tankstations waarmee een huurovereenkomst is gesloten. ]
Noot
19[Toelichting: Conform de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving wordt de datum waarop de in dit lid genoemde verordeningen vervallen niet afzonderlijk geregeld. Die datum is namelijk gelijk aan de datum waarop deze verordening in werking treedt.]
Noot
20[Toelichting: De datum van inwerkingtreding houdt in dat belastingaanslagen na die datum kunnen worden opgelegd. Deze verordening dient dan wel voor dat tijdstip bekend te zijn gemaakt.]
Noot
21[Toelichting: De datum van ingang van de heffing geeft aan dat de aanslagen betrekking kunnen hebben op de periode vanaf die datum.]