Organisatie | Uden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling bestuurlijke boete basisregistratie personen |
Citeertitel | Beleidsregels bestuurlijke boete Brp |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
N.v.t.
Wet basisregistratie personen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-10-2015 | 06-01-2014 | Nieuwe regeling | 11-11-2014 Gemeentelad 2015-73 | 11-11-2014 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uden ;
Gelet op; de artikelen 1.1, 2.38, 2.39, 2.40 lid 5, 2.43 tot en met 2.47, 2.50, 2.51, 2.52 en 4.17 van
de Wet basisregistratie personen (wet Brp).
Overwegende; dat het noodzakelijk is een beleidsregel in te stellen om personen te kunnen
verbaliseren indien zij de verplichtingen die voortvloeien uit de wet basisregistratiepersonen niet
Besluit vast te stellen de Regeling bestuurlijke boete basisregistratie personen
Artikel 1 Hoogte bestuurlijke boete
Er kunnen twee boetes opgelegd worden:
a) het is aannemelijk dat de verplichting bewust niet is nagekomen;
b) het gaat om de gelegenheid, als bedoeld in artikel 4.17 onder b wet Brp;
a) de termijn waarbinnen alsnog de verplichting moet zijn vervuld;
b) een clausule, die vermeldt dat als de burger niet aan de verplichting voldoet, hem een bestuurlijke boete kan worden/wordt opgelegd.
Als tijdens een gesprek ter plaatse of in persoon aan de balie of tijdens een telefoongesprek van de burger blijkt dat hij niet aan de verplichting wil voldoen, dan kan er ook een boeterapport opgesteld worden.
Gaat het om een de verplichting tot het overleggen van documenten waaraan gegevens over de identiteit, de burgerlijke staat en nationaliteit moeten worden ontleend, de verplichting om in persoon te verschijnen of het verstrekken informatie: Ga verder naar stap 9.
gestelde termijn de verplichting vervuld. In het voornemen is een clausule opgenomen dat de bestuurlijke boete wordt opgelegd bij gelegenheid van die ambtshalve beslissing.
a) Het besluit tot ambtshalve opname van persoonsgegevens i.v.m. de vestiging,adreswijziging of vertrek.
b) Het besluit tot het opleggen van de bestuurlijke boete.
Bij elk besluit is gemotiveerd en tevens is vermeld dat er bezwaar gemaakt kan worden. Deze twee besluiten kunnen in één brief worden meegedeeld of in twee afzonderlijke brieven. Als u de besluiten in één brief meedeelt, is het wel van belang dat in de brief duidelijk staat dat er afzonderlijk bezwaar gemaakt kan worden tegen de ambtshalve beslissing en tegen de bestuurlijke boete. Het bezwaar moet binnen 6 weken na verzending van het besluit worden ingediend.
vermeld dat er tegen het besluit bezwaar gemaakt kan worden. Het bezwaar moet binnen 6 weken na verzending van het besluit worden ingediend.
Artikel 3 Afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete
Het hoofd afdeling Publiekszaken kan in een aantal situaties afzien van het opleggen van een boete:
1.Het hoofd afdeling Publiekszaken kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van
a) de ernst van de overtreding,
b) de mate van verwijtbaarheid,
c) de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of
d) de omstandigheden waarin de overtreder verkeert, het opleggen van een boete volgens deze Beleidsregels onevenredig is.
2.Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien
sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze beleidsregels niet is voorzien.
Artikel 5 Aan wie kan de bestuurlijke boete opgelegd worden
De bestuurlijke boete wordt opgelegd aan de overtreder.
De bestuurlijke boete kan ook worden opgelegd aan de juridische vertegenwoordigers van
De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere
overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.
Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels Bestuurlijke boete Brp”.
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders op 11 november 2014.
college van Burgemeester en Wethouders van Uden,
de burgemeester, de gemeentesecretaris,
Overtreding Bestuurlijke boete
artikel 2.38: vestiging uit buitenland
Lid 1: betrokkene weigert aangifte te doen
Lid 2: betrokkene weigert het adres binnen de gemeente Uden te overleggen
Lid 4: betrokkene weigert aangifte te doen na wijziging status als bedoeld in art. 2.6 Wet BRP
Lid 1: betrokkene weigert aangifte te doen van de nieuwe verblijfplaats binnen Nederland
Artikel 2.47: inlichtingen verstrekken
Indien betrokkene weigert inlichtingen te verstrekken over een mogelijke adreswijziging
Lid 3: betrokkene geeft briefadres op terwijl er sprake is van een woonadres
Lid 4: de briefadresgever weigert informatie te verstrekken over de briefadreshouder
Artikel 2.38: vestiging uit buitenland
Lid 3: betrokkene weigert documenten te overleggen betreffende zijn burgerlijke staat of nationaliteit, indien noodzakelijk voorzien van legalisaties en vertaling door een beëdigd vertaler.
Artikel 2.44: Overleggen wijzigingen in het buitenland
betrokkene weigert documenten te overleggen betreffende zijn burgerlijke staat of nationaliteit, welke zich buiten Nederland hebben voorgedaan, indien noodzakelijk voorzien van legalisaties en vertaling door een beëdigd vertaler.
Artikel 2.46: verstrekken documenten op verzoek
betrokkene weigert documenten te overleggen betreffende zijn burgerlijke staat of nationaliteit wanneer hierom verzocht wordt, indien noodzakelijk voorzien van legalisaties en vertaling door een beëdigd vertaler.
Artikel 2.51: verstrekken documentenbij overlijden in buitenland
De echtgenoot, de geregistreerde partner of andere nabestaande tot en met de tweede graad van eeningezetene die in het buitenland is overleden weigert inlichtingen over dit overlijden te verstrekken indien hierom verzocht wordt.
Artikel 2.52: overleggenidentiteitsdocumenten
Lid 1: Betrokkene weigert een document te overleggen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op deidentificatieplicht.