Organisatie | Oosterhout |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels ontheffing van de verboden op het parkeren van grote voertuigen |
Citeertitel | Beleidsregels ontheffing van de verboden op het parkeren van grote voertuigen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Algemene Plaatselijke Verordening, art. 5.8 lid 4
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-08-2015 | Nieuwe regeling | 28-07-2015 Weekblad Oosterhout, 12-08-2015 | BI.0150219 |
Burgemeester en Wethouders van de gemeente Oosterhout;
Gelet op artikel 5.8 lid 4 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);
De ontheffing wordt verleend indien de aanvrager in het bezit is van een algemene gehandicapten parkeerkaart (als hoofdbestuurder of vaste passagier) én indien de aanvrager medisch afhankelijk is van een specifiek aangepast voertuig om zichzelf te kunnen verplaatsen.
In de Algemene Plaatselijke Verordening Oosterhout (verder APV) is in artikel 5.8 lid 1 en lid 2 opgenomen dat het parkeren van grote voertuigen op een door het college aangewezen plaats verboden is. Het college heeft onder andere de bebouwde kom op 13 april 1989 hiertoe aangewezen. Onder grote voertuigen vallen in dit verband voertuigen die langer zijn dan 6 meter en/of hoger zijn dan 2,4 meter.
Het parkeren van grote voertuigen, in het bijzonder vrachtwagens, wordt in de woonwijken als zeer storend ervaren. De gevaren en ongemakken die deze parkeergedragingen kunnen opleveren zijn:
Al deze gedragingen worden gekwalificeerd als parkeerexcessen. Uit de jurisprudentie kan worden opgemaakt dat volgens de Hoge Raad het parkeren van vrachtwagens in woonwijken niet als redelijkerwijze normaal verkeer kan worden beschouwd. Uitgangspunt is dat ondernemingen in principe zélf zorg dienen te dragen voor parkeergelegenheid voor grote voertuigen op eigen terrein. Voor belanghebbenden die hiertoe geen ruimte beschikbaar hebben zijn als vervangende parkeergelegenheid onder meer (weggedeelten van) de industrieterreinen aangewezen en meerdere speciaal hiertoe ingerichte parkeerterreinen binnen de bebouwde kom. De aantasting van het uiterlijk aanzien wordt op dergelijke terreinen het minst schadelijk geacht én industrieterreinen bieden over het algemeen qua weginrichting betere mogelijkheden tot het parkeren van genoemde voertuigen dan woonwijken.
Het college heeft de mogelijkheid om van de verbod in artikel 5.8 lid 1 en lid 2 van de APV ontheffing te verlenen. Daarbij is door het college de keuze gemaakt om alleen in het geval van een medische noodzaak ontheffing van het verbod te verlenen.
Het college acht het parkeren in de directe omgeving van de woning van de hoofdbestuurder of de vaste passagier, die op hetzelfde adres als de hoofdbestuurder woonachtig is, medisch noodzakelijk als men in het bezit is van een algemene gehandicapten parkeerkaart én men afhankelijk is het betreffende aangepaste voertuig om zichzelf te kunnen verplaatsen.
De afhankelijkheid tot het aangepaste voertuig wordt vastgesteld door een consulent van de gemeente.
De ontheffing wordt op kenteken verleend.
Artikel 2 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden
Dit artikel geeft ruimte aan het college om in bijzondere en/of onvoorziene gevallen af te wijken van de regels zoals neergelegd in deze regeling. Het is aan het college om te beoordelen wanneer een situatie bijzonder of onvoorzien is.