Organisatie | Lisse |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Lisse 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Lisse 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2015 | 17-04-2018 | Nieuwe regeling | 16-09-2015 | Onbekend. |
Burgemeester en wethouders van Lisse
Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, eerste lid, 1.66 en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Lisse 2015 vast te stellen.
Persoon van 18 jaar of ouder die bij een kindercentrum werkt en belast is met de verzorging en opvoeding van kinderen.
Belangenvereniging Ouders in de kinderopvang.
Buiten Schoolse Opvang, opvang voor kinderen van 4-12 jaar buiten schooltijd. Dit kan onderverdeeld worden in VSO (voorschoolse opvang) en NSO (naschoolse opvang). (art. 1.1 Wko)
een in het register geregistreerde organisatie voor kinderopvang.
Gemeentelijke Gezondsheids Dienst Hollands Midden/ zie ook toezichthouder. (Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang en peuterspeelzalen 2013)
Gast Ouder die opvang biedt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau. Deze biedt opvang aan (maximaal 6) kinderen tussen 0-12 jaar bij de kinderen thuis (vraagouder) of op het eigen woonadres van de gastouder. (art. 1.1, 1.53, 1.55 en 1.56b Wko)
Gast Ouder Bureau, een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt. (art. 1.1, 1.49, art. 1.56a Wko)
degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en die met die onderneming een kindcentrum of een gastouderbureau exploiteert. (art. 1.49 t/m art. 1.56 Wko)
de toezichthouder legt zijn oordeel naar aanleiding van een onderzoek als bedoeld in art. 1.62 t/m 5e lid vast in een inspectierapport. (art. 1.63 Wko)
Tweedelijns toezichthouder kwaliteit kinderopvang. (art. 1.68 Wko)
Kinder Dag Verblijf, opvang in een kindcentrum (dagopvang van 0-4 jarigen of buitenschoolse opvang van 4-12 jarigen) gedurende de hele dag of een deel daarvan. (art. 1.1 Wko)
Overkoepelende term, hieronder worden alle mogelijke functies geschaard: kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderopvang en peuterspeelzaal.
een ouder heeft recht op kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten, indien het kinderopvang of gastouderopvang in een geregistreerde voorziening betreft. (art. 1.3 t/m 1.9 Wko)
Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen, een landelijk register waarin alle voorzieningen voor kinderopvang geregistreerd worden die aan de wettelijke eisen voldoen. (Paragraaf 1, art. 1.45, 1.46, art. 147, art. 1.47b Wko)
Peuter Speel Zaal, opvang in een kindcentrum voor 2-4 jarigen gedurende 2 tot 4 uur per dag enkele malen per week. (Art. 2.1 Wko)
Een bijdrage van de gemeente voor het aanbieden van voorschoolse educatie en peuterspeelzaalwerk.
voor de naleving van gestelde beleidsregels wijst het college de directeur publieke gezondheid van de GGD, aan als toezichthouder. (art. 1.61 Wko)
Verklaring Omtrent het Gedrag van de Minister van veiligheid en Justitie waaruit blijkt dat het gedrag van een natuurlijk persoon of rechtspersoon in het verleden geen bezwaar vormt voor het vervullen van een specifieke taak of functie in de samenleving, in dit geval kinderopvang of het peuterspeelzaalwerk. (art. 1.1 Wko)
Voor- en Vroegschoolse Educatie, methode om ontwikkelingsachterstanden bij bepaalde kinderen te voorkomen. (art. 1.50 a en b)
de persoon van 18 jaar of ouder die structureel al dan niet tegen een vrijwilligersvergoeding op regelmatige, niet incidentele basis werkzaam is in de kinderopvang en is belast met de verzorging, de opvoeding of het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen en geen ouder is. (art. 1.1 Wko)
Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen dd. 1 augustus 2010.
Aanwijzing (art. 1.65, 1e lid en 2.23, 1e lid Wko)
Bestuurlijke boete (art. 1.72 1e lid en 2.28 1e lid WKO en art. 5:46 2e lid Awb)
Exploitatieverbod (art. 1.66 en 2.24 Wko)
Last onder dwangsom/last onder bestuursdwang (art. 125, 2e lid Gem.wet en art. 5:32 awb)
Verwijdering uithet register (art. 1.47a 2e lid en 24a 2e lid Wko en art. 8 1e lid en art. 14 1e lid van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzalen)
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wko) gestelde regelgeving.
Artikel 3 Vormen van sanctioneren
Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:
In deze Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en peuterspeelzalen wordt uitgegaan van de kwaliteitseisen voor de kinderopvang en peuterspeelzalen , met als wettelijke grondslag de Wet kinderopvang.
HOOFDSTUK 2 Herstellend traject
Indien gebleken is dat een houder van een kinderopvangvoorziening (kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, gastouderopvang of peuterspeelzaal) niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wko en alle daaruit voortvloeiende regelgeving, kan het college een herstellend traject starten. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en voorkoming van herhaling van de overtreding(-en).
HOOFDSTUK 3 Bestraffend traject
Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen (art. 2.27 Wko).
Artikel 7 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het college legt een bestuurlijke boete op bij een herhaling van overtredingen van de eisen die bij of krachtens de Wko aan de Verklaring Omtrent Gedrag gesteld zijn;
Artikel 8 Hoogte bestuurlijke boete
Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72, eerste lid en artikel 2.28, eerste lid van de Wko wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is neergelegd in het afwegingsoverzicht als uitgangspunt gehanteerd.
HOOFDSTUK 4 Overige bepalingen
Artikel 11 Bedrijfsbeëindiging
Indien niet of niet meer wordt voldaan aan de definities van de Wko voor wat betreft de te registreren voorzieningen zal de registratie worden verwijderd uit het LRKP.
Artikel 13 Intrekking voorgaande regeling en inwerkingtreding
Het ‘Handhavingsbeleid Kinderopvang & Peuterspeelzaalwerk versie december 2012’ en de daarbij behorende afwegingsmodel toezicht en handhaving wordt ingetrokken met ingang van de datum waarop de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Lisse 2015 in werking treedt.
TOELICHTING op de ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Lisse 2015’
De Wet kinderopvang is op 1 januari 2005 in werking getreden en heeft een ingrijpende wijziging van de rol van de gemeenten tot gevolg gehad. De kinderopvang is met de komst van deze wet een marktgerichte sector geworden, waarin vraag en aanbod door de ouders en de ondernemers wordt bepaald. De verantwoordelijkheid voor het bieden van voldoende kwaliteit wordt bij de ondernemer neergelegd. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het handhaven van de kwaliteit in de kinderopvang.
Een goede kwaliteit van de kinderopvang is belangrijk omdat kinderen een kwetsbare groep vormen. Daarnaast moeten ouders de zorg voor hun kinderen met een gerust hart kunnen uitbesteden.
Deze beleidsregel gaat over het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang. Deze beleidsregel heeft tot doel:
Vastleggen hoe de gemeente Lisse toezicht houdt op de kwaliteit van de kinderopvang en omgaat met de overtredingen van de kwaliteitsregels kinderopvang. Het toezicht en de handhaving hebben als doel te waarborgen dat er in de gemeente Lisse verantwoorde kinderopvang wordt aangeboden.
Na de invoering van de Wet kinderopvang per 1 januari 2005 zijn er verschillende wetswijzigingen doorgevoerd. Vanaf 1 januari 2010 gelden strengere kwaliteitseisen voor gastouderopvang en vallen gastouders onder direct toezicht van de GGD. Sinds 1 augustus 2010 zijn de peuterspeelzalen onder de werking gebracht van de Wet kinderopvang in een apart hoofdstuk 2. Per 1 augustus 2010 is dan ook de citeertitel van de wet gewijzigd in ‘Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen’. (hierna: Wko)
Naast de naam is ook de artikelnummering aangepast. Tevens zijn in 2010 de gemeentelijke registers kinderopvang vervallen en vervangen door het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (hierna: LRKP).
De Wko bevat een regeling voor de tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang, eisen voor de kwaliteit van de kindercentra, gastouderbureaus, voorzieningen voor gastouderopvang en de peuterspeelzalen en een regeling voor het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen.
Op 28 april 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders het ‘Toezicht- en Handhavingsbeleid op het gebied van kinderopvang’ vastgesteld.
Met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel OKE per 1 augustus 2010 was het noodzakelijk om het bestaande beleid te actualiseren. Op 26 mei 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders het ‘Handhavingsbeleid kinderopvang en peuterspeelzaalwerk’ vastgesteld.
Deze ontwikkelingen zijn in 2012 aanleiding geweest tot actualisering van het handhavingsbeleid van 2011 en het daarbij behorende Afwegingsmodel toezicht en handhaving.
Op 22 januari 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders het ‘Handhavingsbeleid Kinderopvang en Peuterspeelzaalwerk 2012’ en het daarbij behorende Afwegingsmodel toezicht en handhaving vastgesteld.
De noodzaak om nieuw beleid vast te stellen volgt uit het feit dat het huidige handhavingsbeleid niet meer actueel is.
Nieuw afwegingsoverzicht model VNG
In het voorliggende model van de VNG zijn niet meer alle overtredingen per voorziening overgenomen en voor elke overtreding zijn niet meer apart de te volgen stappen vastgelegd. Er is voor gekozen om vanuit de domeinen alle overtredingen te benoemen, maar niet meer uitgesplitst in de diverse punten van het inspectierapport.
De stappen van het herstellend handhavingstraject staan niet meer bij elke overtreding apart vermeld maar worden algemeen in de beleidsregels benoemd. Aangezien deze stappen altijd hetzelfde zijn is apart elke keer weer opnemen niet nodig.
In vergelijking met de eerder vastgestelde afwegingsmodellen is onderliggend model veel compacter en overzichtelijker.
Daarnaast heeft het niet meer expliciet opnemen van de overtredingen als voordeel dat als de regelgeving en/of de verwoording in het modelrapport wijzigt, er niet meer direct een nieuw handhavingsbeleid moet worden vastgesteld.
Verantwoordelijkheden en uitvoering in Lisse
Eén van de belangrijkste verantwoordelijkheden uit de Wet voor de gemeente is het toezicht en de handhaving op de kwaliteit van de kinderopvang in de gemeente.
De uitvoering van de handhaving van de Wko is gemandateerd en neergelegd bij de afdeling B&P/MON en de afdeling BJZ (zie tabel)
De afdeling B&P/MON is ook de contactpersoon van de GGD met betrekking tot het toezicht op de verschillende locaties voor kinderopvang. Deze afdeling is naast de handhaving ook verantwoordelijk voor de registratie van de locaties van voorzieningen voor kinderopvang in het LRKP, de jaarverantwoording richting de Inspectie van het Onderwijs en het opstellen van het handhavingsbeleid.
Per 1 juli 2015 waren per opvangsoort het volgende aantal locaties geregistreerd:
De beleidsregels handhavingsbeleid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk is opgesteld door de gemeente Leiden. Met de vaststelling is in alle gemeenten de situatie eenduidig voor inspectie door de GGD.
Het handhavingsbeleid en de uitvoering daarvan leiden tot een aantal veranderingen en zorgt voor meer duidelijkheid in het handelen van de gemeente. De beleidsregels vragen om een zorgvuldige communicatie om deze goed onder de aandacht te brengen van (potentiële) houders van voorzieningen voor kinderopvang.
Na vaststelling van de beleidsregels worden deze bekend gemaakt op de website overheid.nl
De houders van de kindercentra en gastouderbureaus krijgen de beleidsregels toegestuurd.
De beleidsregels zullen ook op internet worden gepubliceerd bij de overige gemeentelijke regelgeving en de voorlichting op internet zal worden aangepast.
Samenwerking Hillegom/Lisse en Teylingen
Ikv van samenvoeging ambtelijke organisatie met gemeente Hillegom en Teylingen zullen deze beleidsregels worden toegestuurd om in overleg met elkaar tot afstemming op dit beleid te komen.
Het vastleggen van de manier waarop de gemeente Lisse toezicht houdt op de kwaliteit van de kinderopvang en omgaat met de overtredingen van de kwaliteitsregels kinderopvang heeft tot doel te waarborgen dat er in de gemeente Lisse verantwoorde kinderopvang wordt aangeboden.
Artikel 3 Vormen van sanctioneren
In dit artikel worden de vormen van handhaving die de gemeente tot haar beschikking heeft benoemd.
Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling.
Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. Er wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.
De kwaliteitseisen waaraan organisaties voor kinderopvang en peuterspeelzalen moeten voldoen staan in de Wko en de daaronder hangende regelgeving.
De toezichthouder onderzoekt of aan deze kwaliteitseisen voldaan wordt. Een opsomming van de uitgewerkte kwaliteitseisen is terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte inspectierapporten.
HOOFDSTUK 2 Herstellend traject
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kinderopvangvoorziening bevindt dat de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3, of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen”) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.
In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen de houder binnen de gestelde termijn dient te nemen. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis en kan afgeleid worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan zal de handhaver bewijsstukken opvragen dan wel opdracht geven voor een nader onderzoek. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.
Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang (artikel 125, tweede lid Gemeentewet en artikel 5:32 Awb)
De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet.
In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden.
De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.
Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.
De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend traject te zetten.
De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
De hoogte van de last onder dwangsom wordt in beginsel als volgt bepaald. De last wordt gebaseerd op de boetebedragen in het afwegingsoverzicht uit de bijlage. Deze boetebedragen zijn gebaseerd op de ernst van de overtreding. Bij het definitief vaststellen van de last onder dwangsom houdt het college rekening met eventuele omstandigheden die kunnen leiden tot matiging of verzwaring.
Stap 3: exploitatieverbod (artikel 1.66 en 2.24 Wko)
Het college kan de houder verbieden een kinderopvangvoorziening in exploitatie te nemen danwel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college in de volgende gevallen:
Stap 4: verwijdering uit het LRKP (artikel 1.47a, tweede lid en 2.4a, tweede lid van de Wko en artikel 8, eerste lid en artikel 14, eerste lid van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het LRKP kan verwijderen:
Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang of peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang of peuterspeelzaalwerk en tot een boete en/of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
Los van deze handhavende instrumenten die het college tot haar beschikking heeft, heeft de toezichthouder op grond van de Wko de bevoegdheid om een schriftelijk bevel op te leggen indien hij oordeelt dat de kwaliteit van een voorziening van kinderopvang zodanig tekort schiet dat het nemen van maartregelen geen uitstel kan lijden (artikel 1.65, lid 3).
HOOFDSTUK 3 Bestraffend traject
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wko is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid, van de Wko).
De Wko bepaalt dat een bestuurlijke boete alleen opgelegd kan worden aan niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen. Bij gesubsidieerde peuterspeelzalen kan via de subsidie ingegrepen worden.
Deze uitsluiting betreft slechts het bestraffende traject.
Artikel 7 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kán leggen, maar daartoe niet verplicht is. Lisse kiest in beginsel voor de inzet van een herstellend traject en zal de bestuurlijke boete slechts in situaties inzetten waarbij het idee bestaat dat een herstellend traject niet zal leiden tot een toereikende oplossing.
7.1.a Het college vindt het tijdig in bezit hebben van een voor de functie afgegeven Verklaring Omtrent Gedrag van groot belang. Herstellende sancties in het verleden hebben op dit onderdeel onvoldoende (preventief) effect gehad. Indien binnen drie jaar een herhaalde overtreding van de voorwaarden van het domein “Verklaring omtrent Gedrag” plaatsvindt, maakt het college gebruik van zijn bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen.
7.2.a Indien de herhaling en de zwaarte van de overtreding hiertoe aanleiding geven kan het college gemotiveerd besluiten een bestuurlijke boete op te leggen.
7.2.b Deze overige overtredingen betreffen het niet melden van wijzigingen als bedoeld in de artikelen 1.47 en 2.4 van de Wko, de verplichtingen op grond van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, het exploiteren in strijd met artikel 1.45 of 2.2 van de Wko; het niet naleven van een aanwijzing of bevel als bedoeld in de artikel 1.65 en 2.23 van de Wko en het niet nakomen, dan wel in strijd handelen met een verbod krachtens artikel 1.66 en 2.24 van laatstgenoemde wet. Als er sprake is van dergelijke “overige overtredingen” kan het college gebruik maken van zijn bevoegdheid.
Artikel 8 Hoogte bestuurlijke boete
8.1 In de Wko is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft binnen dit maximum beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag.
Het college heeft de hoogte van de boetebedragen afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lag(ere) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.
Mede gelet op het in artikel 1.72 en 2.28 van de Wko neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.
In geval van overtreding van de artikelen 1.66, 2.24 en 1.45 en 2.2 is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.
Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: ‘Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.’ Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.
8.2 Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.
Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
HOOFDSTUK 4 overige bepalingen
Indien een geregistreerde kinderopvangvoorziening niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wko, zal deze uit het register (LRKP) worden verwijderd. Dit omdat uitsluitend voorzieningen die aan de definitie voldoen dienen te worden geregistreerd. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet, omdat herstel niet aan de orde zal zijn.
Bijlage behorend bij de Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Lisse 2015
Afwegingsoverzicht prioritering