Organisatie | Aalten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidiebeleidsregels Welzijn gemeente Aalten 2015-2018 |
Citeertitel | Subsidiebeleidsregels Welzijn gemeente Aalten 2015-2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | algemeen |
Deze beleidsregels vervangen de Subsidiebeleidsregels Welzijn gemeente Aalten 2011-2014.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-09-2015 | Nieuwe regels | 22-09-2015 | Geen. |
Als aanvulling op de gemeentelijke Subsidieverordening gemeente Aalten heeft het college beleidsregels voor de jaren 2015 tot en met 2018 opgesteld. Dit met het doel tot een eenduidige uitvoering van het subsidiebeleid te komen.
In de subsidiebeleidsregels wordt vervolgens inhoudelijk geformuleerd:
De definitieve subsidietoekenning en vaststelling op grond van deze criteria vindt vervolgens plaats middels individuele beschikkingen. De individueel te verstrekken subsidieverleningbeschikkingen of -vaststellingbeschikkingen zijn de definitieve, voor bezwaar en beroep vatbare, beslissingen van het college naar aanleiding van de beoordeling van de ingediende subsidieaanvragen op basis van de door de gemeenteraad in de verordening, beleidsregels en begroting geformuleerde subsidiecriteria. De te verstrekken beschikkingen zullen moeten voldoen aan titel 4.1. van de Awb.
Artikel 2.1 De te onderscheiden subsidiebeleidsvelden op het brede welzijnsterrein
Gekozen is voor dezelfde onderverdeling zoals die is gehanteerd bij de subsidiebeleidsregels Welzijn 2011-2014. Deze onderverdeling vormt de opbouw van de navolgende subsidiebeleidsregels.
1. Samen leven in dorp, buurt(schap) en wijk
1.2. Speeltuinen en openbare speelplaatsen
1.3. Ontwikkelingssamenwerking
2.1. Peuterspeelzaalwerk en speel-o-theek-werk
2.4. Overlast van (hang)jongeren en jeugdcriminaliteit
3. Informeren, signaleren en ondersteunen
3.1. Professioneel welzijnswerk
3.2. Belangenbehartiging, ondersteuning en advisering van kwetsbare groepen
4. Meedoen makkelijker maken, sociale en culturele verrijking
4.1. Sportbeoefening, -stimulering en –ondersteuning
4.3. Kunst, cultuur en recreatie
4.3.1. Kunsteducatie en culturele vorming
4.3.2. (Amateur)kunst en kunst- en cultuurbeleving
4.3.3. Cultuurbehoud en volkscultuur
5.1. Algemeen Maatschappelijk Werk
5.3. Maatschappelijke opvang, OGGZ en ambulante verslavingszorg
Artikel 2.2 De te onderscheiden subsidievormen
In de nieuwe Algemene Subsidieverordening gemeente Aalten (ASV) 2015 zijn formeel de volgende subsidievormen opgenomen:
A. Budgetsubsidie (structureel)
Met professionele organisaties, waarbij het overgrote deel van de exploitatiekosten worden bepaald door loonkosten van professionele beroepskrachten, worden afspraken over budgetsubsidies gemaakt. Budgetsubsidies krijgen een meerjarig perspectief door zoveel mogelijk te werken met budgetsubsidieovereenkomsten. Het college sluit dergelijke overeenkomsten met de subsidiënt. Daarbij dient zij wel rekening te houden met en aan te sluiten op de randvoorwaarden die de gemeenteraad heeft vastgesteld middels de gemeentebegroting, subsidiebeleidsregels en op dat beleidsterrein van toepassing zijnde beleidsnota's.
De hieruit voortvloeiende subsidiebudgetten worden bij ongewijzigd beleid in principe jaarlijks geïndexeerd. Uit oogpunt van (gemeentelijk) financieel beheer zou het de voorkeur verdienen de jaarlijkse indexering op de budgetsubsidies toe te passen overeenkomstig het jaarlijks door de gemeenteraad vast te stellen (gewogen) indexpercentage bij de kaderstelling voor de gemeentebegroting van het eerstvolgende boekjaar (op grond van de Financiële verordening). Het voordeel hiervan is dat de budgetsubsidies op deze wijze met hetzelfde percentage groeien als de daarvoor uit te trekken budgetten in de gemeentebegroting. Daarmee kan feitelijk geen overschrijding van de gemeentelijke budgettaire ruimte plaats vinden.Een budgetcontract is echter een overeenkomst tussen twee partijen en daardoor onderhavig aan een onderhandelingstraject. Afspraken over de wijze van indexering van de gemeentelijke financiële vergoeding in relatie tot de overeen te komen prestaties maken daar dan ook onderdeel van uit. Indien de indexering overeenkomstig de begrotingskaderstelling, zoals hiervoor uiteen gezet, uiteindelijk niet haalbaar blijkt, dient nog steeds gestreefd te worden naar een zo eenduidig, maar ook eenvoudig, mogelijke en tijdig beschikbare indexeringsvorm. Een werkbare optie hiervoor kan zijn de zgn. ‘jaarmutatie van het consumentenprijsindexcijfer (CPI) totaal bestedingen’ van de maand september van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar. De hieruit voortvloeiende budgettaire effecten dienen dan meegenomen te worden in de tussentijdse (financiële) rapportage.
Eén van de uitgangspunten van de ASV 2015 is, ter realisatie van zo min mogelijk regeldruk, de (administratieve) aanvraag- en verantwoordingsprocedure in redelijke overeenstemming te houden met de hoogte van het verleende subsidiebedrag. De vorm en omvang van de budgetovereenkomst dient daar dus ook mee overeen te stemmen. Daar alle budgetsubsidies hoger zijn dan € 5.000,00 zal enige vorm van verantwoording door de subsidiënt noodzakelijk blijven. Alleen bij subsidies boven € 100.000,00 is een accountantsverklaring op basis van een controleopdracht verplicht gesteld.
B. Organisatiesubsidie (structureel)
Algemene uitgangspunten van een organisatiesubsidie zijn:
Elke zelfstandig georganiseerde (non-profit) instelling die aantoonbaar in positieve zin bijdraagt aan de zelfredzaamheid en participatie van de Aaltense inwoners en daarmee de leefbaarheid van de Aaltense samenleving positief beïnvloedt, mag voor deze inzet in principe rekenen op een gemeentelijke financiële bijdrage;
C. Projectsubsidie (incidenteel)
Deze nieuwe subsidiebeleidsregels kennen wederom een specifieke projectsubsidieregeling. De projectsubsidie is bedoeld om de mogelijkheid te hebben om naast de reguliere structurele subsidiëring ook flexibel in te kunnen spelen op verzoeken om medefinanciering van maatschappelijk wenselijke incidentele aanvullende activiteiten. Over het algemeen dienen de bijzondere activiteiten waarvoor een incidentele projectsubsidie wordt aangevraagd derhalve een duidelijk aantoonbare meerwaarde te hebben ten opzichte van het met inzet van structurele subsidie reeds mogelijk gemaakte activiteitenpakket.
In 2014 heeft de gemeenteraad besloten om het structureel jaarlijkse budget voor de projectsubsidies af te stemmen op de werkelijke aanvragen. Dit betekent dat het structureel jaarlijkse budget voor de projectsubsidies per 2015 in de gemeentelijke meerjarenbegroting € 7.500 lager is vastgesteld ten opzichte van het jaar 2014, namelijk op € 12.900,00. Deze begrotingspost zal als een subsidieplafond worden afgekondigd, waardoor een aanvraag om een projectsubsidie slechts kan worden gehonoreerd zolang er nog budget beschikbaar is. Zowel reeds gesubsidieerde als (nog) niet gesubsidieerde organisaties kunnen hierop een beroep doen.
D. Investeringsubsidie (incidenteel)
Deze nieuwe subsidiebeleidsregels kennen net als in de voorgaande periode een specifieke investeringsubsidieregeling. In 2008 heeft de gemeenteraad besloten de mogelijkheid van een incidentele investeringsubsidie opnieuw in te voeren. Hiermee maakt de raad het voor een aantal specifiek te benoemen categorieën van subsidiënten mogelijk een eenmalig gemeentelijke subsidie aan te vragen in de kosten van nieuwbouw of verbouw/renovatie van (onderdelen) van eigen clubgebouwen. Het betreft hierbij met name organisaties, die voor de uitoefening van hun hoofdactiviteiten noodgedwongen aangewezen zijn op eigen accommodaties en niet terug kunnen vallen op mede met gemeentelijke subsidie in stand gehouden algemene verenigingsgebouwen c.q. gemeenschapshuizen. Deze laatste categorie vormt uiteraard zelf ook een niet onbelangrijke categorie die voor een investeringsubsidie in aanmerking kan komen.
Overeenkomstig het besluit van de raad in 2008 is er voor het toekennen van een investeringsubsidie geen structureel budget in de gemeentelijk meerjarenbegroting opgenomen. Elk individueel verzoek zal derhalve afzonderlijk aan de nieuwe subsidiecriteria worden getoetst en afhankelijk van de financiële ruimte in de algemene reserve door de raad worden beoordeeld. Deze nieuwe subsidiebeleidsregels kennen in hoofdstuk 5 daarom wederom een specifieke investeringsubsidieregeling.
Artikel 2.3 Algemeen geldende subsidiecriteria voor alle te onderscheiden beleidsterreinen
Om ook voor de komende vier jaar voor gemeentelijke subsidie in aanmerking te komen zal vastgesteld moeten kunnen worden dat de subsidiënt:
de tot haar beschikking staande middelen zorgvuldig beheert, haar (on)roerende zaken voldoende verzekert, het bij haar in dienst zijnde personeel en de voor haar werkzame vrijwilligers, voor zover deze vrijwilligers niet al verzekerd zijn via de collectieve vrijwilligersverzekering van de gemeente, voldoende verzekert tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid;
Op grond van het gemeentelijke subsidiebeleid wordt geen bijdrage verstrekt in kosten voor feestelijke vieringen van jubilea, (besloten) feesten en partijen, consumpties, geschenken en attenties, leges, gemeentelijke belastingen en heffingen, notariële aktes, geldinzamelings-acties (incl. verzoeken om donaties of sponsoring gericht aan de gemeente), materiële en financiële ondersteuning van derden en barexploitatie.
In principe worden de organisatiesubsidies vastgesteld voor de gehele periode van de beleidsregels en tussendoor niet gewijzigd. Zo is er ook geen sprake van indexering. Om echter de stimulerende werking van het specifieke jeugdledensubsidie overeind te houden, wordt hiervoor een uitzondering gemaakt. Een tussentijdse herberekening van het specifieke (jeugd-)ledensubsidie is mogelijk zodra de subsidiënt eigener beweging aantoont dat het (jeugd-)ledenaantal met minimaal 15% is gewijzigd of de gemeente op haar beurt aan kan tonen dat er sprake is van een (jeugd-)ledendaling van minimaal 15%.
Artikel 2.4 Algemene opzet per beleidsregel
In paragraaf 3 zijn de beleidsterreinen, en de daaronder opgenomen deelterreinen/ werksoorten, zoals omschreven in subparagraaf 2.1., specifiek per beleidsregel uiteen gezet. Eén en ander is nader omschreven aan de hand van de volgende indeling:
specifieke voorschriften en beleidsontwikkelingen: bijv. beleidsinhoudelijke criteria, de eventuele hantering van een subsidieplafond, aanvullende regels voor de verdeling van het beschikbare subsidiebudget, eventuele algemene ontheffingen van algemene subsidiecriteria, nieuwe beleidsontwikkelingen met een mogelijke invloed op het subsidiebeleid;
Hoofdstuk 3 SAMEN LEVEN IN DORP, BUURT(SCHAP) EN WIJK
Het, bij voorkeur door of via zelforganisatie en zelfwerkzaamheid,
II. Beleidskader/producten/activiteiten
III. Subsidiabele organisaties
V. Specifieke voorschriften en beleidsontwikkelingen
De organisatiesubsidie is niet bedoeld voor verenigingsgebouwen/ dorpshuizen. Algemene verenigingsgebouwen en dorpshuizen kunnen voor renovatie- en uitbreidingsplannen een beroep doen op een gemeentelijk investeringsubsidie. Op deze wijze erkent de gemeente in subsidietechnische zin de waarde en het belang van instandhouding van een goede kwaliteit aan brede welzijnsaccommodaties in de diverse woonkernen van onze gemeente. Beleidsuitgangspunt daarbij is echter ook dat de beheersorganisaties vervolgens zelf verantwoordelijk zijn voor een sluitende exploitatie en daarop hun (financiële) beleid ook hebben afgestemd. Een structurele organisatiesubsidie past niet meer binnen dit kader en draagt hieraan, gelet op de zeer beperkte omvang, ook niets extra’s bij.
Artikel 3.1.2 SPEELTUINEN EN OPENBARE SPEELPLAATSEN
Het bieden van een gevarieerd, toegankelijk en kwalitatief goed aanbod aan buitenspeelmogelijkheden, waarmee bijgedragen wordt aan:
II. Beleidskader/producten/activiteiten
V. Specifieke voorschriften en beleidsontwikkelingen
De drie speeltuinverenigingen ontvingen tot 2011 een subsidie bestaande uit twee componenten: een vaste bijdrage in de exploitatielasten van ca. € 1.400 en een vast bijdrage in de kosten van onderhoud en afschrijving van de speeltoestellen van resp. € 5.000 (Robbedoes) en € 2.500 (Aalten Zuid en De Ossenkop). Met de vaststelling van de subsidiebeleidsregels voor 2011-2014 is vervolgens overgestapt op besteding- en verantwoordingsvrije organisatiesubsidies, die in principe geen directe relatie meer hebben met (bepaalde) exploitatielasten. Uitgangspunt daarbij is ook dat verenigingen zelf verantwoordelijk zijn voor het realiseren van een sluitende exploitatie. Voortvloeiend uit de aan die beleidsregels gekoppelde bezuinigingstaakstelling is toen voorgesteld het exploitatiedeel op de subsidies voor de speeltuinverenigingen te schrappen op basis van het percentage dat dit deel uitmaakte van de totale subsidie voor Robbedoes (1.400 van 6.400 = 22%). Dit is uiteindelijk toegepast op Robbedoes en de Ossenkop en niet op ’t Spölhuuksken van de Stichting Aalten Zuid. Zij huurt haar accommodatie van de gemeente, heeft deze dus niet in eigendom, en kan zodoende, in tegenstelling tot de beide andere speeltuinverenigingen, geen aanvullend beroep doen op een incidentele investeringsubsidie.
Artikel 3.1.3 ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Het door plaatselijk initiatief middels gerichte voorlichting, educatie en activiteiten bijdragen aan:
II. Beleidskader/producten/activiteiten
Het inrichten en in stand houden van een infrastructuur c.q. platform, welke
V. Specifieke voorschriften en beleidsontwikkelingen
In zijn vergadering van 19 april 2011 heeft de gemeenteraad de Beleidsnota internationale samenwerking vastgesteld. Met betrekking tot de zgn. traditionele ontwikkelingssamenwerking zal de Stichting Mondiaalten uitvoering geven aan dit beleidskader volgens de met de gemeente gemaakte afspraken, zoals vastgelegd in een concrete samenwerkingsovereenkomst, ingaande 2012. Onderdelen daarvan zijn:
Hoofdstuk 3.2 OPGROEIEN EN ONTWIKKELEN
Artikel 3.2.1 PEUTERSPEELZAALWERK EN SPEEL-O-THEEKWERK
De ingezette harmonisatie van het subsidiebeleid ten aanzien van de drie peuterspeelzaalorganisaties in onze gemeente heeft geleid tot een fusie tussen de twee grotere peuterspeelzaalorganisaties Stichting Aaltense Peuterspeelzalen (STAP) en Stichting peuterspeelzalen Dinxperlo – De Heurne tot de nieuwe organisatie Stichting Op Pad.
Op landelijk niveau wordt al langere tijd gediscussieerd over verdere harmonisatie van de voorzieningen van peuters en kleuters. Zo wordt er door de VNG gepleit voor een ontwikkelrecht voor peuters, één integrale voorschoolse voorziening, toegankelijkheid voor alle kinderen, in één doorlopende leerlijn met de basisschool. Over de financiering en de bestuurlijke verantwoordelijkheid lopen de opvattingen van de VNG en het Rijk echter nog aanmerkelijk uiteen. Voor ons kinderopvang-, peuterspeelzaal- en VVE-beleid zal dus afgewacht moeten worden hoe deze landelijke discussie zich verder ontwikkelt. Voorshands houden wij daarom vast aan ons bestaande subsidiebeleid voor zelfstandige peuterspeelzalen.
In het Onderwijs Achterstanden Beleidsplan (OAB) 2011-2014 is het gemeentelijk beleid op het gebied van onderwijsachterstanden en voor- en vroegschoolse educatie (VVE) vastgelegd. Voor de uitvoering van dit beleid ontvangt de gemeente jaarlijks een specifieke uitkering. Het ministerie van OCW heeft de specifieke uitkering met een jaar verlengd (tot en met 2015). Het ministerie van OCW ontwikkelt thans een nieuw beleidskader voor de periode na 2015. Op basis van dit landelijke beleidskader wordt in gezamenlijk overleg tussen gemeente, Jeugdgezondheidszorg, peuterspeelzalen, kinderopvang en het onderwijs het gemeentelijk beleid op het gebied van onderwijsachterstanden en voor- en vroegschoolse educatie verder vorm gegeven. Een goed beleid ter bestrijding van onderwijsachterstanden achten wij van groot belang. Voor jonge kinderen met een risico op een taalachterstand is voor- en vroegschoolse educatie cruciaal.
Artikel 3.2.2 KINDER- EN JEUGDWERK
Het vanuit het georganiseerd vrijwillig jeugdwerk middels een structureel, algemeen toegankelijk, aanbod aan activiteiten, gericht op ontspanning, ontmoeting, ontwikkeling en ontplooiing van kinderen en jongeren van 6 tot ca. 19 jaar, bijdragen aan:
Artikel 3.2.3 JEUGDGEZONDHEIDSZORG
Het beschermen en bevorderen van de lichamelijke, cognitieve, sociale en g gezondheid van de jeugd van 0 tot 19 jaar.estelijke
Basistakenpakket 0 tot 4 jarigen: De jeugdverpleegkundige brengt een huisbezoek aan elk pasgeboren kind tussen de 10de en 14de dag na de geboorte. In de vier jaren daarna bezoekt ieder kind minimaal 15 keer het consultatiebureau, waar de groei, lichamelijke, psychomotorische en sociaal-emotionele ontwikkeling wordt gevolgd. De gehoortest wordt afgenomen en het vaccinatieprogramma wordt uitgevoerd. De ouders ontvangen voorlichting, advies en begeleiding wat betreft voeding, verzorging, opvoeding en ontwikkeling.Er bestaat daarnaast voor ouders de mogelijkheid gebruik te maken van een inloopspreekuur bij de jeugdverpleegkundige, de opvoedtelefoon en opvoedings-ondersteuning via bijvoorbeeld kortdurende Home-Start, algemene ouderinformatie-avonden en (opvoed)cursussen. Indien extra zorg noodzakelijk wordt geacht kan een indicatiehuisbezoek plaatsvinden. Desgewenst wordt daarbij samengewerkt of doorverwezen naar andere voorliggende voorzieningen (huisarts, diëtist, logopedist, AMW, kinderfysiotherapie, AMK, Bureau Jeugdzorg, VVE-programma’s, etc).
Basistakenpakket 4 tot 19-jarigen: Alle kinderen worden gedurende hun schoolloopbaan uitgenodigd voor vier standaardonderzoeken: logopedische screening (5 jaar); Periodiek Geneeskundig Onderzoek (PGO) (op 5, 11 en 14-jarige leeftijd), desnoods gevolgd door een vervolgonderzoek en eventueel doorverwijzing naar externe hulpverleners.
Jeugdgezondheidszorg moet aansluiten op het algemene jeugdbeleid, gezondheidsbeleid en de jeugdzorg (horizontale integratie). De basis voor de uitvoering van de JGZ is samenwerking met andere partners in het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Het CJG heeft, onder meer middels het gestructureerde overleg in het team Jeugd en Gezin, als taak de huidige opvoed- en opgroeiondersteuning (verder) te verbinden, te verbeteren en te versterken. De JGZ-organisaties vormen hierin twee van de zes kernpartners.
Artikel 3.2.4 VOORKOMEN VAN JEUGDCRIMINALITEIT
Doormiddel van preventielessen op het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs voorkomen dat jongeren hinderlijk en/of zorgwekkend gedrag ontwikkelen.
Middels de HALT-afdoening (het alternatief) wordt ook de mogelijkheid geboden aan de jeugdige, om in plaats van een strafrechtelijke vervolging (en derhalve zonder registratie in het justitiële circuit), de schade die hij/zij teweeg heeft gebracht te vergoeden door middel van een (gedeeltelijke) financiële vergoeding en/of het verrichten van herstelwerkzaamheden. Deze werkzaamheden worden vanuit het Rijk gefinancierd. Vanuit de gemeentelijke subsidie worden de preventieve voorlichtingsactiviteiten op scholen gefinancierd. Ook wordt aansluiting gezocht bij de jeugdzorg, als onderdeel van de algemene zorg voor leefbaarheid en veiligheid, zoals ontwikkeld door de politie.
HALT moet aansluiten op het algemene jeugdbeleid, gezondheidsbeleid en de jeugdzorg (horizontale integratie). De basis voor de uitvoering van HALT is samenwerking met andere partners in het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Het CJG heeft als taak de huidige opvoed- en opgroeiondersteuning (verder) te verbinden, te verbeteren en te versterken.
Hoofdstuk 3.3 INFORMEREN, SIGNALEREN EN ONDERSTEUNEN
Artikel 3.3.1 PROFESSIONEEL WELZIJNSWERK
Via ontwikkeling en uitvoering van de navolgende werksoorten binnen het professioneel Welzijnswerk:
Op een professionele, initiatiefrijke, creatieve, flexibele, stimulerende, doelgerichte en vraagverhelderende wijze bijdragen aan:
Dit dient te worden bereikt door:
(latente) vragen en/of problemen te signaleren, te analyseren en door middel van feedback gezamenlijk te vertalen naar concrete initiatieven. Daar waar deze initiatieven niet zelfstandig gerealiseerd kunnen worden, deze een zetje in de rug te geven, zo nodig te ondersteunen of desnoods te helpen organiseren;
het organiseren middels bijv. inloopspreekuren, koffieuurtjes en/of huisbezoeken (on)gevraagd geven van informatie en advies aan burgers om hem/haar de weg te wijzen in het veld van maatschappelijke ondersteuning, waarbij het kan gaan om algemene of persoonlijke voorlichting of om hulp van de verheldering van de concrete ondersteuningsvraag;
Op basis van een voortdurende (gezamenlijke) monitoring en analyse van de lokale sociale structuur moet duidelijk worden welke prestaties en activiteiten, zowel preventief als curatief, de Stichting Figulus Welzijn Aalten-Dinxperlo vanuit de gemeentelijke beleidsdoelstellingen met inzet van gemeentelijke subsidiegelden moet realiseren. Dit wordt periodiek (op basis van een meerjarige budgetovereenkomst) vastgelegd in onderlinge afspraken, die halfjaarlijks worden geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.
De innovatie van (zo veel mogelijk laagdrempelige en algemeen toegankelijke) voorzieningen en activiteiten moet voor een belangrijk deel in samenwerking met de betrokken aanbieders tot stand komen. Figulus Welzijn heeft, mede als belangrijke kernpartner binnen het Centrum voor Jeugd en gezin en de pilot Buurt Aan Zet, een centrale rol in de totstandkoming en instandhouding van de contacten tussen de betrokken organisaties en hun doelgroep en met name de organisaties onderling. Hieruit voortvloeiende signalen moeten gezamenlijk kunnen worden vertaald naar passende en desgewenst nieuwe oplossingen.
Artikel 3.3.2 BELANGENBEHARTIGING, ONDERSTEUNING EN ADVISERING VAN KWETSBARE GROEPEN
Het, middels een samenhangend geheel van activiteiten, ondersteuning, algemene collectieve en individuele voorzieningen, aangeboden door met name vrijwilligersorganisaties, bevorderen van de zelfredzaamheid van inwoners, met name die met verstandelijke, psychische of fysieke beperkingen (van chronische of acute aard), waardoor:
Organisatiesubsidie wordt verstrekt volgens de volgende normen:
* een vast bedrag van € 250,00;
* een vast bedrag, gebaseerd op historische exploitatieresultaten.
Hoofdstuk 3.4 MEEDOEN MAKKELIJKER MAKEN, SOCIALE EN CULTURELE VERRIJKING
Artikel 3.4.1 SPORTBEOEFENING, -STIMULERING EN -ONDERSTEUNING
De persoonlijke en collectieve fysieke en psychische gezondheid verbeteren en participatie aan en integratie binnen de lokale samenleving van de inwoners bevorderen door middel van het subsidietechnisch waarderen van een gevarieerd, toegankelijk en kwalitatief goed aanbod aan sportactiviteiten in verenigingsverband, waarbij sprake is van een goede en breed gedragen structurele vorm van verenigingsondersteuning.
Het geven van gevraagd en ongevraagd advies aan de gemeente over sportgerelateerde onderwerpen, sportstimulering en bevordering van lokale, regionale en internationale samenwerking op het gebied van bewegingsactiviteiten. Het stimuleren en aanmoedigen van het bewegen door alle inwoners van de gemeente Aalten, algemene belangenbehartiging, verenigings- en deskundigherdering.idsbevo
Organisatiesubsidie wordt verstrekt voor gehandicaptensportverenigingen door middel van: een bijdrage van € 40,00 per uit de gemeente Aalten afkomstig lid. Voor de gehandicaptensportverenigingen geldt een vrijstelling van de verplichting dat een niet lokale vereniging minimaal 30% uit Aaltense leden dient te bestaan om voor subsidie in aanmerking te komen.
Algemene sportverenigingen die aan kunnen tonen dat zij specifieke sportactiviteiten organiseren voor gehandicapte leden in de vorm van een op zich zelf staand zelfstandig onderdeel van de vereniging, kunnen ook in aanmerking komen voor een bijdrage van € 40,00 per lid van dit specifieke onderdeel. Voor zover het daarbij jeugdleden betreft vervalt alsdan het onderdeel jeugdlidsubsidie. Hierbij gelden de algemene subsidiecriteria bij zogenaamde omni-verenigingen.
De structurele activiteiten van de Sportcommissie Basisscholen in Aalten en de Sportcommissie gezamenlijke Basisscholen Dinxperlo – De Heurne worden gesubsidieerd via een vast bedrag van resp. € 1.200,00 en € 600,00. Overige aanvragen voor subsidiëring van schoolsportactiviteiten worden beoordeeld volgens de normen van de incidentele projectsubsidie.
Vanaf 2012 is de Sportraad gemeente Aalten actief. De basis van deze sportraad is gelegd in de sportnota “Sport Leef, sportbeleid gemeente Aalten 2010-2014”. Door het oprichten van de sportraad is uitwerking gegeven aan de opdracht om de vertegenwoordiging van sportverenigingen op eenduidige wijze te regelen in onze gemeente. Via de sportraad wil de gemeente de verenigingen direct bij het sportbeleid betrekken en een rol geven in de uitvoering van ons sportbeleid. In 2010 en 2011 is in samenwerking met verschillende partijen na een intensief traject gekomen tot de oprichting van een gemeentebrede sportraad. Hierbij is gekozen voor een brede vertegenwoordiging in het bestuur vanuit sportverenigingen, onderwijs, commerciële sport, zorg etc. Het bestuur, dat bestaat uit vrijwilligers die een specifieke achterban vertegenwoordigen, heeft een positieve insteek voor individuele sportverenigingen, maar kijkt verder dan het individueel belang. In de sportnota is vermeld dat voor het slagen van een sportraad met deze verantwoordelijkheden moet worden bezien of professionele ondersteuning wenselijk is.
Buitensportverenigingen die van de gemeente een buitensportaccommodatie huren en een eigen club- en kleedaccommodatie bezitten komen op basis van de incidentele investeringsubsidieregeling in aanmerking voor een investeringsubsidie voor de kosten van renovatie en uitbreiding van kleed- en doucheruimten (incl. sanitair.)
Sinds 1 januari 2015 is de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) van kracht. Een bibliotheekvoorziening die een publieksfunctie vervult moet volgens artikel 5 van de Wsob de volgende vijf functies vervullen, die bijdragen aan de persoonlijke ontwikkeling en verbetering van de maatschappelijke kansen van het algemene publiek:
Specifieke aandachtspunten binnen de doelstelling zijn, door middel van ‘leesbevordering’ en ‘informatieverwerking’, op een meetbare wijze in een duidelijke netwerkomgeving bijdragen aan:
bevorderen van het cultureel en literair bewustzijn en de mediawijsheid van de burgers, waarmee:
de zelfredzaamheid en participatie van burgers wordt bevorderd door het uitgebreid beschikbaar stellen van informatie en ondersteuning bij het vaardig, bewust en veilig omgaan met digitale informatiebronnen en ict die burgers gebruiken bij vrijetijdsbesteding, maatschappelijke oriëntatie, participatie en bewustwording, hulpvragen en zelfstudie;
De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van de begroting 2015 en de meerjarenraming 2016-2018 besloten om de subsidie over een periode van 5 jaar (vanaf 2016) jaarlijks te verminderen met € 25.000. De gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek subsidiëren gezamenlijk de basisbibliotheek de Achterhoekse Poort. Het huidige beleidsplan is vastgesteld voor de periode 2012-2015. Met het bestuur van de bibliotheek zal in het overleg over het nieuwe beleidsplan besproken worden op welke wijze deze bezuiniging kan worden vormgegeven. Naast deze bezuiniging wordt de bibliotheek ook gekort op de subsidie voor het deel e-content. Hiervoor ontvangt de gemeente geen uitkering meer uit het gemeentefonds en deze wordt 1 op 1 verrekend.
Hoofdstuk 3.4 MEEDOEN MAKKELIJKER MAKEN, SOCIALE EN CULTURELE VERRIJKING
Paragraaf 3.4.3 KUNST, CULTUUR EN RECREATIE
Artikel 3.4.3.1 KUNSTEDUCATIE EN CULTURELE VORMING
Het bijdragen aan de sociaal-maatschappelijke en culturele vorming van de jeugd middels:
De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van de begroting 2015 en de meerjarenbegroting 2016-2018 besloten om de subsidie voor het muziekonderwijs over een periode van 5 jaar (vanaf 2016) jaarlijks te verminderen met € 18.000. Het instituut voor kunst en cultuur Boogie Woogie heeft in haar beleidsplan 2015-2020 maatregelen opgenomen waardoor tot 1 januari 2017 een deel van de bezuiniging kan worden opgevangen. Voor de periode daarna wordt in overleg met het bestuur besproken op welke wijze deze bezuiniging kan worden vormgegeven. Met de Muziekschool Oost-Gelderland wordt gezamenlijk met de gemeenten Doetinchem, Montferland, Oude-IJsselstreek en Bronckhorst overleg gevoerd om te komen tot een nieuwe productomschrijving binnen het domein muziek. Vanuit deze productomschrijving wordt per gemeente de keuze gemaakt welke producten worden afgenomen. In dit proces wordt de bezuinigingsopdracht meegenomen.
Artikel 3.4.3.2 (AMATEUR)KUNST EN KUNST- EN CULTUURBELEVING
Het versterken van de gemeenschapszin en –vorming en het bevorderen van de persoonlijke sociale ontwikkeling van de inwoners door:
Organisatiesubsidie voor verenigingen op het gebied van amateurkunst wordt verstrekt op grond van één van de volgende subsidienormen:* een vast bedrag van € 1.750,00 + € 5,00 per jeugdlid voor harmonie- en fanfarekorpsen; * een vast bedrag van € 750,00 + € 5,00 per jeugdlid voor kleinere muziekverenigingen;* een vast bedrag van € 250,00 + € 5,00 per jeugdlid voor overige kleinere amateurkunstorganisaties;* een vast bedrag van € 500,00 voor de kunstondersteuningorganisaties;* een aanvullend bedrag van € 2.353,00 voor de aanschaf en onderhoud van muziekinstrumenten voor harmonie- en fanfarekorpsen;* een aanvullend bedrag van € 1.176,00 voor de aanschaf en onderhoud van muziekinstrumenten voor kleinere mnigingen.uziekvere
De programmaraden bij de kabel zijn per 1 januari 2014 uit de Mediawet 2008 verdwenen. Daarmee vervalt ook de gemeentelijke taak de leden te benoemen. In haar vergadering d.d. 23januari 2014 hebben de leden van de Stichting Programmaraad Oost-Gelderland (SPOG), gelezen de wijzigingen van de Mediawet 2008, met algemene stemmen besloten tot ontbinding van de SPOG. Daarmee vervalt ook de subsidie.
Voor de verzorging van het publieke media-aanbod in Nederlandse gemeenten wijst het Commissariaat voor de Media (CvdM) lokale media-instellingen (omroepen) aan voor een periode van 5 jaar. Vervolgens ziet het Commissariaat erop toe dat deze instellingen blijven voldoen aan de mediawettelijke voorschriften. Het CvdM heeft de licentie tot 1 maart 2017 in onze gemeente verstrekt aan Stichting Lokale Omroep Aalten Dinxperlo (SLOAD) die uitzenden via Aladna FM. Wanneer het CvdM vanaf maart 2017 een andere lokale omroep aanwijst,cht op deze subsidie. heeft deze omroep re
De gemeente heeft sinds 2010 op basis van de Mediawet 2008 een zorgplicht voor de bekostiging van de lokale omroep. Op basis van een verzoek van onze lokale omroep om de reguliere subsidie aan te vullen tot het bedrag dat de gemeente in het gemeentefonds (niet geoormerkt) voor de lokale omroep ontvangt heeft het college voor de periode 2013 en 2014 de subsidie opgehoogd. Voor de periode 2015-2018 wordt voor de subsidie, op advies van de VNG, uitgegaan van een bedrag van € 1,25 per woonruimte of desgewenst huishouden. Het aantal huishoudens bedraagt in 2015 11.511, wat betekent een (budget)subsidie van € 14.390 euro per jaar.
Met de Stichting ART Aalten en het Achterhoeks Kunstcafé bestaat er samenwerking als het gaat om de verdere praktische uitwerking van de beleidsuitgangspunten uit de Kunst- en Cultuurnota. Daarnaast organiseren deze organisaties jaarlijks uiteenlopende activiteiten en evenementen. Wij willen met een in omvang bescheiden organisatiesubsidie deze twee organisaties in dit meedenk- en advieswerk ondersteunen, dit geldt ook voor de Sint Joris Concerten Bredevoort. Voor vernieuwende projecten kan men een beroep doen op de incidentele projectsubsidie, of eventueel eenmalig aanspraak maken op de tijdelijk voor de uitwerking van het nieuw geformuleerde cultuurbeleid in de gemeentebegroting bes middelen.chikbare
Artikel 3.4.3.4 RECREATIE EN TOERISME
Het bevorderen van het toerisme en de recreatie in de regio Achterhoek en in de gemeente Aalten in het bijzonder en daarmee een bijdrage te leveren aan de economische groei en werkgelegenheid.
IV. Subsidiabele organisaties:
Stichting Achterhoek Toerisme zorgt ervoor dat de drie agentschappen professioneel worden ondersteund door een VVV-coördinator/medewerker lokale productontwikkeling met de volgende taken: kwaliteitontwikkeling en uitbreiding product en imago door productontwikkeling, promotiecampagnes, digitalisering aanbod; doorontwikkeling online marketing. Tevens is er ondersteuning in verdere professionalisering en winstgevender maken van gastheerschap VVV-agentschappen.
Hoofdstuk 3.5 PREVENTIE, ZORG EN OPVANG
Artikel 3.5.1 ALGEMEEN MAATSCHAPPELIJK WERK
Via de methodiek Buurt aan Zet de eigen kracht van de burgers en buurten versterken en het op een laagdrempelige, direct en algemeen toegankelijke, ambulante wijze verlenen van hulp en bemiddeling bij en ondersteuning en advisering van individuele mensen bij het oplossen van en omgaan met (psychosociale) problemen en verstoringen in hun functioneren in wisselwerking met hun sociale omgeving.
Dit dient te worden bereikt door het uitvoeren van een overeengekomen modulenpakket. Deze modulen zijn in hoofdlijnen gericht op de volgende te onderscheiden activiteiten:
De coördinator Centrum voor Jeugd en Gezin en de coördinator Lokaal Zorgnetwerk hebben een belangrijke taak in de afstemming van het lokale aanbod op de inzet van het maatschappelijk werk. Het AMW draagt hieraan concreet bij door voor het herstellen van verbroken verbindingen van kwetsbare burgers volgens de richtlijnen van Welzijn Nieuwe Stijl waar mogelijk in te zetten op vroegtijdige, lichte en gerichte hulp;
De basis voor de uitvoering van het AMW is samenwerking met andere partners in het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Het CJG heeft, onder meer middels het gestructureerde overleg in het Team Jeugd en Gezin, als taak de huidige opvoed- en opgroeiondersteuning (verder) te verbinden, te verbeteren en te versterken. Het AMW vormt hierin een van de zes kernpartrs;ne
Het bevorderen en ondersteunen van de informele zorg, in de vorm van vrijwillige (thuis)hulp, mantelzorg en lotgenotenhulp, gericht op versterking van de zelfredzaamheid van hulpvragers met een psychische of psychiatrische aandoening, chronische ziekte of een handicap, alsmede de ontlasting van mantelzorgers;
Speciale aandacht wordt gevraagd in samenwerking en afstemming met de professionele ondersteuningsorganisaties en andere organisaties op het gebied van informele hulp gericht op het realiseren van een naadloos ondersteuningsaanbod met voldoende diversiteit, flexibiliteit en maatwerk. Het cliëntperspectief staat hierbij centraal.
Zolang de gemeente een structurele budgetsubsidierelatie onderhoudt met de VIT-hulp bij mantelzorg wordt van andere gesubsidieerde organisaties die op het gebied van de mantelzorg, vrijwillige thuiszorg en vrijwilligerswerk actief zijn verwacht dat zij zo veel mogelijk gebruik maken van het professionele ondersteuningsaanbod van VIT-hulp bij mantelzorg, waardoor er sprake is van een zo optimaal mogelijke afstemming tussen de divenisaties.se orga
Artikel 3.5.3 MAATSCHAPPELIJKE OPVANG, OGGZ EN AMBULANTE VERSLAVINGSZORG
De kerntaak voor de centrumgemeente Doetinchem ligt bij:
Bovenlokale c.q. regionale voorzieningen voor de maatschappelijke opvang gericht op de doelgroepen feitelijk, residentiële en potentiële daklozen. Het gaat hierbij om het bieden van het noodzakelijke samenhangende pakket aan regionale opvangvoorzieningen op een kwalitatief basaal verantwoord niveau. Dit zijn de volgende voorzieningen: de crisisopvang, nachtopvang daklozen, dagopvang/annex gebruikersruimte, dagbesteding daklozen en sociaal pensionplaatsen;
b.OGGZ: de toeleiding naar de zorg, zoals bevorderen van samenwerking tussen lokale OGGZ-partners, coordineren van lokale zorgnetwerken en contracteren van instellingen voor bemoeizorg. Onder toeleidingsactiviteiten wordt verstaan: signaleren, opsporen en melden; contact leggen, contact houden en het toeleiden; ongevraagde nazorg (nadat de cliënten alsnog uit het beoogde reguliere circuit terugvalt). In dit geval gaat het dan weer opnieuw om ‘toeleiding’;
De rijksoverheid heeft de gemeente Doetinchem aangewezen als centrumgemeente voor:
Doetinchem ontvangt voor de kosten van het regionale beleid en de regionale voorzieningen via het Gemeentefonds een decentralisatieuitkering voor bekostiging van de regionale taken van de centrumgemeente Doetinchem . Formeel is er tussen de gemeente Aalten en de uitvoerende instellingen op dit specifieke terrein dus ook geen sprake van een subsidierelatie.
Mochten er met de onderhavige organisaties op dit deelterrein echter toch afspraken gemaakt moeten worden over aanvullende gemeentelijke financiering voor (extra) activiteiten of producten op basis van een specifieke Aaltense behoefte, dan vormt deze beleidsregel hiervoor de basis.
Bijdragen aan de zelfredzaamheid van onze inwoners door het verbeteren van hun gezondheid, het bevorderen van gelijke kansen op gezondheid en/of een gelijke toegang tot de gezondheidszorg zowel via directe hulpverlening als via recreatieve en educatieve activiteiten.
Tot en met 2008 verliep de subsidiëring van de Stichting Slachtofferhulp Nederland via de Regio Achterhoek. Ingaande 2009 voert de Regio Achterhoek nog slechts de regie over een beperkt aantal programma’s. Dat houdt ook in dat de subsidieverstrekking aan Slachtofferhulp sinds 2009 weer via de individuele gemeenten verloopt. Hiervoor wordt op basis van € 0,25 per inwoner een budget in de gemeentebegroting opgenomen;
Hoofdstuk 4. INCIDENTELE PROJECTSUBSIDIES
Artikel 4 INCIDENTELE PROJECTSUBSIDIES
Het subsidiebeleid dient voldoende flexibel te zijn. Het dient ruimte te bevatten voor subsidiëring van extra te stimuleren of onvoorziene activiteiten zonder dat een begrotingswijziging noodzakelijk is met de daaruit voortvloeiende, veelal tijdrovende, besluitvormingsprocedure. In de gemeentebegroting is structureel een subsidiebudget opgenomen voor incidentele projectsubsidies. Met deze eenmalige projectsubsidies wil de raad een stimulans geven voor initiatieven voor nieuwe activiteiten en evenementen binnen onze gemeentegrenzen. Indien beoogt wordt deze nieuwe activiteiten een structureel c.q. periodiek terugkerend karakter te geven, dienen deze na het startjaar zonder gemeentesubsidie gerealiseerd te worden. Het verstrekken van projectsubsidies heeft dus nadrukkelijk geen financiële doorwerking naar volgende jaren.
Zowel door reeds gesubsidieerde als (nog) niet gesubsidieerde instellingen kan een beroep gedaan worden op een incidentele projectsubsidie. Om voor een dergelijk éénmalige subsidie in aanmerking te komen dient men te voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen onder het kopje specifieke voorschriften. De gemeenteraad heeft hiervoor in de gemeentebegroting jaarlijks een budget opgenomen van maximaal € 12.900,00.
Incidentele projectsubsidie kan worden toegekend in de vorm of ten behoeve van:
een éénmalige startsubsidie voor nieuwe instellingen, die in de lopende subsidieperiode nog niet in aanmerking komen voor een structurele subsidie volgens de beleidsregels, maar overigens wel voldoen aan de in deze beleidsregels opgenomen voorwaarden. De startsubsidie wordt gedurende de lopende subsidieperiode éénmalig ineens toegekend en bevat een bedrag van maximaal € 500,00 per nog niet verstreken jaar van de lopende subsidieperiode (afhankelijk van de reguliere subsidienormen van vergelijkbare organisaties volgens de beleidsregels);
Kosten die gemaakt worden ter voorbereiding van de activiteit of die gemaakt worden voor activiteiten noodzakelijk voor het laten plaatsvinden van de activiteit of welke noodzakelijk zijn om aan de algemene voorwaarden van de subsidieverordening te kunnen voldoen zijn niet subsidiabel. Hierbij dient gedacht te worden aan kosten van notariële akten, leges voor aanvragen voor het verkrijgen van de noodzakelijke vergunningen, portokosten, reclame- c.q. presentatiekosten, automatiserings-hardware, e.d..
Hoofdstuk 5. INCIDENTELE INVESTERINGSUBSIDIES
Artikel 5 INCIDENTELE INVESTERINGSUBSIDIES
Met het beleidsinstrument investeringsubsidie wil de gemeente Aalten een aantal onder de subsidiebeleidsregels vallende specifieke categorieën van subsidiënten stimuleren in het stichten, uitbreiden en/of renoveren van eigen accommodaties, die voor een goede uitoefening van de subsidiabel geachte activiteiten van deze subsidiënten noodzakelijk zijn.
Door een aantal specifiek te benoemen categorieën van reeds gesubsidieerde lokaal gevestigde instellingen kan een beroep gedaan worden op een investeringsubsidie. Om voor een dergelijk incidentele subsidie in aanmerking te komen zal men moeten voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen onder het kopje specifieke voorschriften. De gemeenteraad kan hiervoor een maximaal jaarlijks budget, aan te merken als subsidieplafond, in de gemeentebegroting opnemen.
Incidentele investeringsubsidie kan worden toegekend in de vorm van:
Een bedrag ineens, welke wordt berekend aan de hand van 50% van de, overeenkomstig de hieraan ten grondslag liggende specifieke voorschriften, als subsidiabel aan te merken investeringskosten, waarvan 1/3 deel in de vorm van een subsidiebedrag wordt uitgekeerd.
Indien geen voldoende gespecificeerde (per te onderscheiden onderdeel uitgesplitste) kostenbegroting voor de beoogde investering kan worden ingediend, bestaat de mogelijkheid voor het college om zelf, bijvoorbeeld op basis van toe te rekenen m², een kostenverdeling subsidiabel / niet-subsidiabel te maken.
als vrijwilligersorganisatie aan te merken welzijnorganisaties die op basis van de volgende deelterreinen van beleidsregels reeds voor een structurele organisatiesubsidie in aanmerking komen:
De te verstrekken investeringsubsidie is afhankelijk van het aantal actieve leden c.q.deelnemers en bedraagt per aanvraag maximaal € 8.000,00 van 20 tot 50 leden/ deelnemers, € 20.000,00 bij 50 tot 100 leden/deelnemers, € 40.000,00 bij 100 tot 150 leden/deelnemers, € 60.000,00 bij 150 tot 200 leden/deelnemers en € 80.000,00 bij 200+ leden/deelnemers.
Indien de raad een subsidieplafond heeft ingesteld, kan het toekennen van een investeringsubsidie slechts plaatsvinden zolang het daartoe beschikbaar gestelde budget dat toelaat. Als dit niet het geval is beslist de raad op dat moment of er, naar zijn mening, voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om het verzoek te kunnen honoreren.
Als subsidiabele investeringskosten worden alleen die kosten beschouwd die gemaakt worden voor die ruimten, die strikt noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de subsidiabele hoofdactiviteiten van de aanvrager. Ruimten als keukens, kantines, tribunes, bestuur- en vergaderruimtes vallen hier niet onder.
Aan de toekenning van een investeringsubsidie wordt als voorwaarde een bepaling verbonden dat indien blijkt dat het gebouw (of de voorziening) niet behoorlijk wordt onderhouden, niet overeenkomstig zijn bestemming wordt gebruikt of zonder voorafgaande toestemming geregeld wordt gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor het is opgericht, de bijdrage geheel of gedeeltelijk kan worden teruggevorderd; Daarnaast komen de op het gebouw rustende zakelijke belastingen (onroerend zaak belasting en waterschapslasten) voor rekening van de vereniging.
Een vereniging kan slechts één aanvraag voor een investeringsubsidie per boekjaar indienen. Hiermee wordt mede bedoeld dat daar waar naar de mening van het college van Burgemeester en Wethouders duidelijk sprake is van een samenhangend geheel van renovatie-, ver- of nieuwbouwwerkzaamheden slechts eenmalig een investeringsubsidieaanvraag kan worden ingediend en subsidietechnisch geen sprake kan zijn van het opknippen en over meerdere boekjaren verspreid uitvoeren van een samenhangend investeringswerk.