Hoofdstuk 2 Bescherming van houtopstand
Artikel 2. Waardevolle houtopstand
- 1.
Ter bevordering van het behoud van waardevolle houtopstand, stellen Burgemeester en wethouders een lijst op met waardevolle houtopstand die op gemeentegrond is gelegen.
- 2.
Van waardevolle houtopstand is sprake:
- 1.
indien de houtopstand vijftig jaar of ouder is, in goede conditie verkeert en een volledig verval niet binnen tien jaar te verwachten is;
- 2.
en/of de houtopstand is geplant ter gelegenheid van een bijzondere maatschappelijke gebeurtenis
- 3.
en indien de onder a en b genoemde houtopstand voldoet aan tenminste één van de navolgende criteria:
- ·
de houtopstand is van waarde voor de natuur
- ·
de houtopstand is van waarde voor het stads- en dorpsschoon
- ·
de houtopstand is beeldbepalend voor de omgeving
- ·
de houtopstand is van waarde voor de leefbaarheid
- ·
de houtopstand is van waarde vanuit cultuurhistorisch oogpunt
- ·
de houtopstand is van waarde vanuit landschappelijk oogpunt.
- 3.
De in het eerste lid genoemde lijst bevat in ieder geval de bomen voorkomende in het landelijk Register Monumentale Bomen van de landelijke Bomenstichting, althans voor zover deze op gemeentegrond staan.
- 4.
De lijst als bedoeld in lid 1 omvat tenminste een omschrijving van de houtopstand, de standplaats, de plantwijze en de reden van de registratie.
- 5.
Het plaatsen van houtopstand op de lijst als bedoeld in het eerste lid is geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
- 6.
Houtopstand dat is genoemd op de lijst als bedoeld in het eerste lid wordt beoogd in de oorspronkelijke staat behouden te blijven. Burgemeester en wethouders dienen gehouden alle daartoe nodige zorgmaatregelen te treffen.
Artikel 3. Overige bescherming publieke houtopstand
- 1.
Het is verboden om houtopstanden die publiek eigendom zijn te beschadigen of te bekladden.
- 2.
Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan houtopstanden die publiek eigendom zijn aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens een vergunning hiertoe van het bevoegd gezag.
- 3.
Het is verboden om snoeiwerk te verrichten aan houtopstanden die publiek eigendom zijn, tenzij dit door de gemeente is opgedragen.
Artikel 4. Instandhoudingsplicht
- 1.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in het eerste lid van artikel 5 van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, bij beschikking de verplichting opleggen een boom te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
- 2.
Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn, met welke houtopstand en op welke wijze niet aangeslagen herbeplanting dient te worden vervangen.
- 3.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kunnen Burgemeester en wethouders bij beschikking aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt, dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Hoofdstuk 3 Kappen van houtopstand
Artikel 5. Verbod tot vellen
- 1.
Het is verboden houtopstand te vellen of te doen vellen, tenzij het het bevoegd gezag hiertoe een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden heeft verleend.
- 2.
In uitzondering op het eerste lid geldt geen kapverbod voor de houtopstand in de bestaande nieuwbouwwijken als aangegeven op bijlage 2 van deze verordening, voor zover de houtopstand niet op gemeentegrond staat.
- 3.
In uitzondering op het eerste lid geldt geen kapverbod voor de houtopstand op gemeentegrond in de nieuwbouwwijken als aangegeven op bijlage 2 van deze verordening, indien de houtopstand voldoet aan alle van de navolgende voorwaarden:
- -
een dwarsdoorsnede van minder dan 25 centimeter, gemeten op 1,3 meter boven maaiveld
- -
niet behorend tot een boomstructuur
- -
geen herplant als bedoeld in artikel 4 en artikel 10, derde lid.
- 4.
In uitzondering op het eerste lid geldt geen kapverbod voor de houtopstand in de dorpskernen, de bedrijventerreinen en de buitengebieden als aangegeven op bijlage 2 van deze verordening, indien de houtopstand voldoet aan alle van de navolgende voorwaarden:
- -
een dwarsdoorsnede van minder dan 25 centimeter, gemeten op 1,3 meter boven maaiveld
- -
niet behorend tot een boomstructuur
- -
geen herplant als bedoeld in artikel 4 en artikel 10, derde lid.
- 5.
Gelet op de Boswet geldt het in het eerste lid gestelde verbod voorts niet voor
- a.
wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voorzover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;
- b.
vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;
- c.
houtopstand dat aantoonbaar op bosbouwkundige of bedrijfseconomische wijze wordt geëxploiteerd als bedoeld in artikel 15 van de Boswet.
- 6.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor
- a.
Het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;
- b.
Het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten;
- c.
Houtopstand dat moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van Burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 10 en 11 van deze verordening.
Artikel 6. Aanvraag omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
- 1.
De omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden kan worden aangevraagd door of namens dan wel met schriftelijke toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
- 2.
Wanneer door of namens het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan het bevoegd gezag een afschrift wordt toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het bevoegd gezag dit afschrift mede als een aanvraag om omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstand.
Artikel 7. Nadere regels inzake omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
- 1.
Indien voor de omgevingsvergunningaanvraag voor het vellen van houtopstanden de procedure als bedoeld in afdeling 3.4. van de Algemene Wet Bestuursrecht wordt gevolgd, dan dient de aanvraag te worden onderbouwd met een groentoets.
Artikel 8. Weigeringsgronden
- 1.
Een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden wordt geweigerd indien het belang van de kap niet opweegt tegen één of meer van de volgende waarden van behoud van de houtopstand:
- a.
De houtopstand heeft een leeftijd van 50 jaar of ouder;
- b.
De houtopstand heeft een bijzondere waarde als gedenkteken;
- c.
De houtopstand is bepalend voor straat-, dorps-, of stadsbeeld;
- d.
De houtopstand is van cultuurhistorisch en/of landschappelijke betekenis;
- e.
De houtopstand heeft een bijzondere natuurwaarde;
- f.
De houtopstand is van bijzondere dendrologische betekenis (bijzondere soort);
- g.
De houtopstand heeft een bijzondere waarde voor recreatie en leefbaarheid.
- 2.
De omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden wordt geweigerd indien velling in strijd is met het vigerende bestemmingsplan, de Flora en faunawet, de Habitatrichtlijn, of andere regelgeving inzake natuurbescherming.
Artikel 9. Voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
- 1.
Het bevoegd gezag kan voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden.
- 2.
Tot aan de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen dient te worden herplant. Hierbij wordt voorts aangegeven binnen welke termijn en op welke wijze niet aangeslagen herbeplanting dient te worden vervangen.
- 3.
De omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden vervalt, indien daarvan niet binnen een jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden gebruik is gemaakt. In het geval de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden betrekking heeft op meer dan één boom, dan geldt die termijn voor elke boom afzonderlijk.
- 4.
Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren aanwijzingen ter bescherming van nabijgelegen houtopstand en voorschriften ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.
Hoofdstuk 4 Kapverplichtingen
Artikel 10. Gevaarzetting
De Burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van gevaarzetting of een vergelijkbaar spoedeisend belang.
Artikel 11. Bestrijding iepziekte
- 1.
Indien zich op een terrein één of meerdere iepen bevinden, die naar het oordeel van Burgemeester en wethouders gevaar opleveren voor verspreiding van de iepenziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, dan is de rechthebbende, in het geval hij/zij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn, indien de iepen in de grond staan, deze te vellen, de iepen te ontbasten en de bast te vernietigen en de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.
- 2.
Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden te hebben of in voorraad te hebben of te vervoeren.
- 3.
Het verbod gesteld onder het tweede lid is niet van toepassing op geheel ontbast iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter.
- 4.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het onder het tweede lid gestelde verbod.
- 5.
Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.
Hoofdstuk 7 Overige bepalingen
Artikel 14. Afstand tot de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 2,0 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters.
Hoofdstuk 9 Overgangsbepalingen, inwerkingtreding en citeertitel
Artikel 15. Overgangsbepaling
Aanvragen voor een vergunning die zijn ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening en waarop nog niet is beslist, worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van de in het derde lid van artikel 16 genoemde verordening.
Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.
- 2.
Deze verordening kan worden aangehaald als de “Bomenverordening 2010”.
- 3.
De Bomenverordening 2009 komt te vervallen op het in het eerste lid genoemde tijdstip.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 1 juli 2010.
de griffier,
G.J. Schouten-Buijs
de burgemeester,
E.G.E.M. Bloemen