Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Hertogenbosch

Beleidsregels Participatie Participatiewet/IOAW/IOAZ’s-Hertogenbosch 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Hertogenbosch
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Participatie Participatiewet/IOAW/IOAZ’s-Hertogenbosch 2016
CiteertitelBeleidsregels Participatie Participatiewet/IOAW/IOAZ’s-Hertogenbosch 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. art. 8a lid 1 sub b en art. 9 lid 1 sub c Participatiewet
  2. art. 35 sub d Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
  3. art. 35 sub d Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
  4. artt. 10.1, 4.81 en 4.84 Algemene wet bestuursrecht
  5. art. 3 Verordening Participatie Participatiewet/IOAW/IOAZ 's-Hertogenbosch 2016

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-10-2015Nieuwe regeling

08-09-2015

Gemeenteblad nr. 86071, d.d. 18-09-2015

5138910

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Participatie Participatiewet/IOAW/IOAZ’s-Hertogenbosch 2016

Het college van burgemeester en wethouders van ‘s-Hertogenbosch,

gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b en 9 eerste lid onderdeel c van de Participatiewet, artikel 35, onderdeel d, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35, onderdeel d, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de artikelen 10.1, 4.81 en 4.84 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 3 van de verordening Participatie Participatiewet/IOAW/IOAZ ‘s-Hertogenbosch 2016,

Besluit de beleidsregels Participatie Participatiewet/IOAW/IOAZ 's-Hertogenbosch vast te stellen.

Artikel 1. Begripsbepalingen

De begripsomschrijvingen zoals bedoeld in artikel 1 van de Verordening Participatie Participatiewet 2015 zijn in deze beleidsregels van overeenkomstige toepassing. Voor het overige wordt verstaan onder:

  • -

    mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

Artikel 2. Algemeen

Het college kan bijstandsgerechtigden opdragen een tegenprestatie naar vermogen te verrichten. Bij de nadere invulling van deze bevoegdheid is individueel maatwerk het uitgangspunt. De interesses en capaciteiten van het individu zijn hierin het uitgangspunt.

Artikel 3. Doelgroep

  • 1.

    Deze regeling is van toepassing op iedere persoon die van de gemeente ‘s-Hertogenbosch een uitkering op grond van de Participatiewet, dan wel een uitkering op grond van de IOAW of de IOAZ ontvangt, en die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt.

  • 2.

    Uitgezonderd van een tegenprestatie naar vermogen zijnmantelzorgers.

  • 3.

    Uitgezonderd van een tegenprestatie naar vermogen zijn belanghebbenden die maatschappelijke activiteiten en/of vrijwilligerswerk verrichten.

  • 4.

    Uitgezonderd van een tegenprestatie naar vermogen zijn belanghebbenden die actief zijn in een traject naar werk.

Artikel 4. Vaststelling

Het college kan de aard, omvang en duur van de participatie vaststellen op basis van maatwerk waarbij de individuele mogelijkheden, omstandigheden, interesses en motivatie van de bijstandsgerechtigde leidend zijn.

Artikel 5. Duur en omvang

De duur en omvang van de participatie wordt individueel bepaald. Hierin spelen de volgende factoren een rol:

  • a)

    de persoonlijke wensen en kwaliteiten van belanghebbende;

  • b)

    de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van belanghebbende

  • c)

    tegenprestatie naar vermogen

  • d)

    periodiek wordt individueel herbeoordeeld of de gevraagde tegenprestatie nog steeds aansluit

Artikel 6. Zoektijd en begeleiding

  • 1.

    De bijstandsgerechtigde krijgt zelf de gelegenheid binnen 2 maanden maatschappelijk nuttige werkzaamheden bij een organisatie te zoeken.

  • 2.

    Wanneer de bijstandsgerechtigde niet binnen deze periode zelf kan participeren, dan kan vervolgens door een werkconsulent in samenspraak met de bijstandsgerechtigde een passende plek worden gezocht.

Artikel 7. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels treden in werking op 13 oktober 2015 en worden aangehaald als beleidsregels Participatie Participatiewet/IOAWIOAZ ’s-Hertogenbosch 2016.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het college van B&W van de gemeente 's-Hertogenbosch op 8 september 2015.

de secretaris,

mr.drs. I.A.M. Woestenberg

de burgemeester,

mr.dr. A.G.J.M. Rombouts

Toelichting

Het college heeft sinds 1 januari 2012 de bevoegdheid om bijstandsgerechtigden de verplichting op te leggen een tegenprestatie naar vermogen te verrichten. Deze bevoegdheid is vastgelegd in respectievelijk artikel 8 a van de Participatiewet. In de Verordening Participatie 2015 van de gemeente ’s-Hertogenbosch heeft de Raad het college opgedragen hiervoor nadere regels te stellen. Zowel in de verordening en beleidsregels dragen wij mensen op maatschappelijk actief te zijn.

 

De nationale overheid acht het wenselijk om mensen die een beroep doen op de solidariteit van de samenleving, te verplichten tot het verrichten van een daaraan gerelateerde tegenprestatie. De tegenprestatie dient te voldoen aan de volgende wettelijke criteria:

  • -

    Er dient sprake te zijn van een tegenprestatie naar vermogen;

  • -

    Deze tegenprestatie bestaat uit het verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden met behoud van uitkering;

  • -

    De werkzaamheden kunnen worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid;

De maatschappelijk nuttige werkzaamheden mogen niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

 

In de Beleidsregels Participatie zijn de uitvoeringsregels opgenomen voor de tegenprestatie naar vermogen. Het betreft o.a. de omvang en aard van de participatie. Er kan op deze wijze voldoende rekening gehouden worden met de individuele behoefte en omstandigheden van de bijstandsgerechtigde (individueel maatwerk).

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

Artikel 1. Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

Mantelzorg

In artikel 1 van deze verordening is de definitie opgenomen van mantelzorg. Deze begripsbepaling is gebaseerd op het begrip zoals dat wordt gehanteerd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (zie artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet maatschappelijke ondersteuning). Onder mantelzorg wordt verstaan: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Het begrip 'mantelzorg' is van belang omdat artikel 3 van deze beleidsregels bepaalt dat het college geen tegenprestatie opdraagt indien een belanghebbende mantelzorg verricht voor zover het verrichten van mantelzorg naar het oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk is.

Uit kamerstukken met betrekking tot het begrip 'mantelzorg' zoals neergelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning volgt dat de vier belangrijkste kenmerken van mantelzorg zijn:

  • -

    er is een bestaande sociale relatie tussen de zorgvrager en de zorgverlener;

  • -

    mantelzorg wordt niet verricht in een georganiseerd verband;

  • -

    het verrichten van mantelzorg is veelal geen bewuste keuze;

  • -

    het verlenen van mantelzorg is nooit afdwingbaar.

 

Deze kenmerken zijn ontleend aan diverse kamerstukken zoals TK 2004-2005, 30 169, nr. 1 (Notitie "De mantelzorger in beeld") en TK 2005-2006, 30 131, nr. C. Voor mantelzorg is vereist dat de verleende zorg de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning hanteren gemeenten veelal het protocol Gebruikelijke Zorg van het Centrum Indicatiestelling Zorg om vast te stellen of sprake is van gebruikelijke zorg. Voor de uitleg van wat onder gebruikelijke zorg kan worden aangesloten bij de definitie van gebruikelijke zorg in het protocol Gebruikelijke Zorg. Gebruikelijke zorg wordt in dat Protocol als volgt omschreven: de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.

 

De rijksoverheid voegt hier het volgende aan toe:

Bij mantelzorg duurt de verzorging meer dan 8 uur per week of langer dan 3 maanden. Gebruikelijke zorg is de normale dagelijkse zorg van gezinsleden en huisgenoten voor elkaar. Bijvoorbeeld zorg voor het huishouden of zorg voor de kinderen.

Artikel 3. Doelgroep

De tegenprestatie wordt ingezet om ervoor te zorgen dat mensen iets terug doen voor de samenleving. Mensen die al maatschappelijk actief zijn, bijvoorbeeld in de vorm van vrijwilligerswerk voldoen al aan deze wens. Deze groep leggen wij geen tegenprestatie op.

De participatiewet gaat uit van participeren naar vermogen. Waarbij werk voorop staat. Iedereen die in een traject naar werk bezig is om zo snel mogelijk weer economisch zelfstandig te zijn moet zich volledig kunnen focussen op dat traject. Deze groep leggen wij dan ook geen tegenprestatie op.

Artikel 5. Duur en omvang

Factoren opdragen participatie

In artikel 4 van deze beleidsregels is neergelegd met welke factoren het college rekening moet houden bij het opdragen van participatie. Deze factoren worden hierna toegelicht:

  • -

    persoonlijke wensen en kwaliteiten belanghebbende

    Bij het opdragen van de verplichting tot tegenprestatie houdt het college rekening met de persoonlijke wensen en kwaliteiten van belanghebbende. De regering vindt het immers belangrijk dat een belanghebbende invloed heeft op de keuze van de activiteiten (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 47). Wij vragen belanghebbende om zelf ideeën aan te dragen voor de als tegenprestatie te verrichten werkzaamheden. Het college beoordeelt de door belanghebbende zelf aangedragen ideeën en kan besluiten om het voorstel van belanghebbende over te nemen en die werkzaamheden in te zetten als tegenprestatie. Het college is niet gehouden te voldoen aan de wensen van een belanghebbende, maar moet deze wel in de beoordeling meenemen.

  • -

    persoonlijke situatie en individuele omstandigheden belanghebbende

    Bij het opdragen van de tegenprestatie houdt het college rekening met de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van een belanghebbende, waaronder leeftijd, opleiding en werkervaring (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171). Hierbij wordt rekening gehouden met het fysieke en psychische vermogen van een belanghebbende. Bij het opdragen van de tegenprestatie dient het college maatwerk te leveren. Voorts wordt bij het opdragen van een tegenprestatie rekening gehouden met praktische omstandigheden zoals reistijd, beschikbaarheid van kinderopvang en/of belanghebbende al maatschappelijke activiteiten verricht.

  • -

    tegenprestatie 'naar vermogen'

    De werkzaamheden die als tegenprestatie ingezet worden, moeten naar vermogen door een belanghebbende verricht kunnen worden. De term 'naar vermogen' heeft betrekking op de mogelijkheden waarover een belanghebbende beschikt om deze werkzaamheden te verrichten. Immers, niet alle onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden kunnen worden opgedragen aan elke uitkeringsgerechtigde (TK 2013-2014, 33 801, nr. 3, p. 30).

  • -

    Periodiek wordt opnieuw naar de omstandigheden van het individu gekeken en opnieuw beoordeeld welke tegenprestatie daar redelijkerwijs bij past.