Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Subsidieregeling bijdrage beveiliging bedreigde religieuze en maatschappelijke instellingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling bijdrage beveiliging bedreigde religieuze en maatschappelijke instellingen
CiteertitelSubsidieregeling bijdrage beveiliging bedreigde religieuze en maatschappelijke instellingen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg, ondersteuning en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 19-5-2015

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Gemeenteblad 2015, afd. 3B, nr. 122

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-06-2015nieuwe regeling

19-05-2015

Gemeenteblad 2015, afd. 3B, nr. 122

Gemeenteblad 2015, afd. 3B, nr. 122

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling bijdrage beveiliging bedreigde religieuze en maatschappelijke instellingen

 

 

Inhoud

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvullende veiligheidsmaatregel: bouwkundige of elektronische maatregel die de weerbaarheid van het gebouw van een instelling verhoogt en de instelling bescherming biedt tegen bedreiging, niet zijnde een maatregel aan het object die wordt getroffen op grond van wet- en regelgeving of die vanuit gangbaar oogpunt voor rekening van de eigenaar komt.

  • b.

    Co-financiering: De in redelijkheid aan de maatregel toe te rekenen kosten kunnen voor subsidie in aanmerking komen tot een maximum van 50% van de totale subsidiabele kosten.

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

  • d.

    Driehoek: regulier veiligheidsoverleg bestaande uit de burgemeester van Amsterdam, de Hoofdofficier van Justitie en de eenheidschef van politie.             

  • e.

    Instelling: een instelling met een religieuze en/of maatschappelijke grondslag, die religieuze of maatschappelijke activiteiten ontplooit en waartegen een mate van dreiging is gericht;

  • f.

    NCTV: nationaal coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid;

  • g.

    Object: gebouw/fysieke omgeving waarin de instelling is gevestigd.

  •  

  • Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

  • De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

  • Artikel 3 Doel regeling

  • Het doel van deze regeling is:

  • a.

    het structureel verhogen van de weerstand van een instelling waarop een zekere mate van dreiging rust, door aanvullende veiligheidsmaatregelen te financieren die hieraan bijdragen, en daarmee:

  • b.

    het verhogen van de veiligheid van de gebruikers en/of bezoekers van een instelling.

  • Artikel 4 Subsidiabele activiteiten en subsidiabele kosten

  • 1.

    Subsidiabel zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen.

  • 2.

    Uitsluitend de kosten die worden gemaakt vanwege de dreiging op de instelling   

  •       zijn subsidiabel.

  • 3.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen, dient een aanvraag betrekking te    

  •       hebben op kosten voor aanvullende veiligheidsmaatregelen die gemaakt zijn ná 1 mei 2014 en waarvoor niet eerder subsidie is verleend door het college.

  • 4.

    Op grond van deze regeling kan een éénmalige subsidie worden verstrekt voor aanvullende veiligheidsmaatregelen.

  • 5.

    De in redelijkheid aan de aanvullende veiligheidsmaatregel toe te rekenen kosten kunnen voor subsidie in aanmerking komen tot een maximum van in beginsel 50% van de totale subsidiabele kosten.

  •  

  • Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1.     Voor de regeling is in totaal € 2.875.000 beschikbaar. Dit is inclusief een bedrag van € 750.000 dat het rijk aan het college ter beschikking heeft gesteld.

  • 2.     Het budget komt jaarlijks in tranches beschikbaar.

  • a.

    Voor de eerste tranche is de rijksbijdrage van € 750.000 beschikbaar voor de door het rijk aangegeven instellingen en is daarnaast  €750.000 beschikbaar voor instellingen die aan de omschrijving van instelling  van deze regeling voldoen. Aanvragen voor de eerste tranche dienen voor 1 oktober 2015 te worden ingediend en kunnen betreffen aanvullende veiligheidsmaatregelen die zijn uitgevoerd na 1 mei 2014 of nog moeten worden uitgevoerd.

  • b.

    Voor de tweede tranche is een bedrag beschikbaar van € 500.000. Aanvragen voor de tweede tranche dienen voor 1 oktober 2016 te worden ingediend en kunnen betreffen aanvullende veiligheidsmaatregelen die op het moment van de aanvraag nog moeten worden getroffen.

  • c.

    Voor de derde tranche is een bedrag beschikbaar van € 500.000. Aanvragen voor de derde tranche dienen voor 1 oktober 2017 te worden ingediend en kunnen betreffen aanvullende veiligheidsmaatregelen die op het moment van de aanvraag nog moeten worden getroffen.

  • d.

    Voor de vierde tranche is een bedrag beschikbaar van € 375.000. Aanvragen voor de derde tranche dienen voor 1 oktober 2018 te worden ingediend en kunnen betreffen aanvullende veiligheidsmaatregelen die op het moment van de aanvaag nog moeten worden getroffen

  •  

  • Artikel 6 De aanvrager

  • 1.

    Een subsidie op grond van deze regeling kan uitsluitend aangevraagd worden door een instelling met rechtspersoonlijkheid, die gevestigd is in Amsterdam en die voldoet aan de begripsomschrijving in artikel 1.

  • 2.

    Een instelling kan slechts eenmaal een aanvraag indienen op grond van deze regeling.

  • Artikel 7 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    De aanvrager dient bij de aanvraag de volgende gegevens in:

    • a.

      informatie waaruit blijkt dat er sprake is van een verhoogde voorstelbare dreiging op het object;

    • b.

      overzicht met alle te nemen aanvullende veiligheidsmaatregelen voor de beveiliging van het object en een toelichting van de wijze waarop de te nemen aanvullende veiligheidsmaatregelen bijdragen aan het verhogen van de veiligheid van het object;

    • c.

      een werkomschrijving en werkbegroting van de te treffen aanvullende veiligheidsmaatregelen;

    • d.

      stukken waaruit de doelmatigheid en doeltreffendheid van de te treffen aanvullende veiligheidsmaatregelen blijkt;

    • e.

      gespecificeerd overzicht met de met de te treffen aanvullende veiligheidsmaatregelen gepaard gaande kosten met bijbehorende offertes, waaruit blijkt welk bedrag door de instelling zal worden betaald en voor welk bedrag subsidie wordt gevraagd.

  • 2.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op reeds gemaakte kosten na 1 mei 2014, dienen bij de aanvraag naast de in het eerste lid genoemde stukken tevens te worden overgelegd:

    • a.

      een overzicht van de getroffen aanvullende veiligheidsmaatregelen;

    • b.

      de facturen en betalingsbewijzen van deze aanvullende veiligheidsmaatregelen.

    Artikel 8 Weigeringsgronden

    In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 kan een aanvraag om subsidie geheel of gedeeltelijk worden geweigerd, indien:

  • a.

    niet is gebleken dat er sprake is van verhoogde, voorstelbare dreiging op het object;

  • b.

    de subsidie niet wordt besteed aan aanvullende veiligheidsmaatregelen;

  • c.

    subsidie wordt aangevraagd voor niet-duurzame investeringen in de beveiliging (zoals inhuur beveiligingspersoneel);

  • d.

    de subsidieaanvraag te laat wordt ingediend; afhankelijk van data van de tranches

  • e.

    de inzet van eigen middelen om het object te beveiligen ontbreekt;

  • f.

    de kosten zijn gemaakt buiten de periode waarop de subsidieregeling betrekking heeft;

  • g.

    de noodzaak tot subsidiëring ontbreekt, blijkend uit het advies van de driehoek van Amsterdam en eventueel advies van de NCTV;

  • h.

    de te nemen aanvullende veiligheidsmaatregelen niet zullen leiden tot een grotere weerstand van het object of verhogen veiligheid voor gebruikers en/of bezoekers blijkens veiligheidsschouw uitgevoerd door de politie.

  • Artikel 9 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • De instelling dient zich te houden aan de volgende verplichtingen: 

  • a.

    de aanvullende veiligheidsmaatregelen moeten binnen zes maanden na het besluit van subsidieverlening uitgevoerd zijn.

  • b.

    de subsidieontvanger meldt binnen 12 weken na het uitvoeren van de aanvullende veiligheidsmaatregelen de werkzaamheden gereed bij het college.  

  • c.

    de subsidieontvanger verleent medewerking aan een politieschouw.

  •  

  • Artikel 10 Verantwoording en vaststelling van subsidies vanaf €5.000

  • 1.

    Bij de aanvraag dienen de volgende stukken worden ingediend:

    • a.

      het overzicht van de getroffen aanvullende veiligheidsmaatregelen (overeenkomstig  de subsidieaanvraag);

    • b.

      een factuur of gemaakte facturen met daarop een specificatie van de kosten;

    • c.

      het bewijs van betaling.

     

    Artikel 11 Hardheidsclausule

    In bijzondere gevallen kan worden afgeweken van de bepalingen in deze regeling als toepassing daarvan wegens bijzondere omstandigheden onredelijke gevolgen heeft gezien de doelstelling van de regeling.

    Artikel 12 Slotbepaling

  • 1.

    Deze regeling wordt aangehaald als Subsidieregeling bijdrage beveiliging religieuze en maatschappelijke instellingen.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking na publicatie.

  •  

  •  

  •  

  •  

  •  

  •  

  •  

  •  

  •  

  •  

  •  

Toelichting

Toelichting

Algemeen

Bedreigde religieuze en maatschappelijke instellingen maken hoge kosten voor de beveiliging van objecten. De gemeente Amsterdam geeft door middel van deze regeling een bijdrage aan dergelijke kosten met als doel de weerbaarheid van het object te verhogen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dreigingen zijn momentopnames. Er bestaat geen lijst van dergelijke instellingen die voor langere tijd houdbaar is. Om in aanmerking te komen voor een bijdrage moet er sprake van een objectiveerbare dreiging zijn. Bijvoorbeeld doordat er blijkens informatie van de NCTV en politie sprake is van een verhoogde voorstelbare dreiging, er in West-Europa aanslagen hebben plaatsgevonden op soortgelijke objecten, de overheid reeds maatregelen bij het object heeft getroffen en/of er sprake is van significante onveiligheidsgevoelens.

Artikel 4

De aanvullende veiligheidsmaatregelen kunnen per instelling en per locatie verschillen. Instellingen zijn zelf primair verantwoordelijk voor de naar gangbare opvatting bestaande basismaatregelen omtrent de veiligheid van het door hen gebruikte object en de gebruikers daarvan, zoals op het gebied van brandveiligheid, BHV-uitrusting en degelijk hang- en sluitwerk. Voor een indicatie van basismaatregelen kan het Politiekeurmerk Veilig Wonen Plus worden geraadpleegd. Deze regeling is nadrukkelijk niet bedoeld om een bijdrage te geven aan dergelijke basismaatregelen. Ter illustratie: onder aanvullende maatregelen vallen in ieder geval niet: het vervangen van sloten, reparaties aan het object of maatregelen voor de brandveiligheid.

De kosten die voor een bijdrage uit deze regeling in aanmerking komen, dienen gemaakt te zijn na 1 mei 2014. Deze datum hangt samen met de aanslag op het Joods museum in Brussel.

Artikel 5

Het subsidieplafond bedraagt €2.875.000. Dit bedrag wordt in vier tranches beschikbaar gesteld. Onderdeel van de eerste tranche is een rijksbijdrage van €750.000. Dit bedrag is door het rijk beschikbaar gesteld aan de gemeente Amsterdam voor het leveren van een bijdrage aan een aantal specifieke Joodse instellingen. Enkel deze specifieke instellingen kunnen aanspraak maken op dit bedrag waarbij de in deze regeling genoemde criteria van toepassing zijn.

Artikel 6

De aanvrager wordt geacht zich als een verantwoordelijk eigenaar en gebruiker van het object te gedragen. Eventuele investeringen in achterstallig onderhoud, ook als dit toeziet op beveiligingsmaatregelen, of investeringen waarvan de subsidieverstrekker aanneemt dat de aanvrager deze al eerder had kunnen of moeten treffen, zijn niet subsidiabel.

 

Artikel 9

Onderdeel van de beoordelingsprocedure is een veiligheidsschouw, uitgevoerd door de politie. De schouw heeft tot doel om aanbevelingen aan de objecteigenaar te geven. De aanbevelingen zijn gericht op het verhogen van de weerbaarheid van het object door het treffen van bouwkundige en/of elektronische maatregelen.

Er is geen maximum te verkrijgen subsidie per aanvraag. Iedere aanvraag wordt apart beoordeeld door de subsidieverstrekker totdat het subsidieplafond is bereikt.