Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling urgentiegebieden Noord-Brabant 2015 |
Citeertitel | Subsidieregeling urgentiegebieden Noord-Brabant 2015 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | leefomgeving, ruimtelijke ordening, subsidies, financieel kader |
Deze regeling is vervangen door de Subsidieregeling urgentiegebieden Noord-Brabant 2016.
Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, art. 2
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-04-2016 | 15-04-2016 | intrekking | 22-03-2016 | 3925656 | |
11-09-2015 | 15-04-2016 | nieuwe regeling | 07-09-2015 | 3829174 |
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat de provincie met de maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en medeoverheden in het Brabant Beraad afspraken heeft gemaakt over het opheffen van overlast door veehouderijbedrijven, waarbij de gemeenten het voortouw hebben;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten gemeenten en agrarische bedrijven financieel willen ondersteunen bij het opstellen en uitvoeren van verbeterplannen om de overlast aan te pakken;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten daartoe op 30 september 2014 de Subsidieregeling urgentiegebieden Noord-Brabant hebben vastgesteld;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten de subsidieplafonds in die regeling wensen aan te passen en daarbij tevens van de gelegenheid gebruik maken om diverse redactionele aanpassingen door te voeren, alsmede de nummering van de regeling aan te passen, zodat de regeling flexibeler als aanbouwregeling is te hanteren.
Overwegende dat Gedeputeerde Staten gebruik willen maken van de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L 187 van 26 juni 2014);
Overwegende dat Gedeputeerde Staten gebruik willen maken van de Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L 193 van 1 juli 2014);
Overwegende dat Gedeputeerde Staten gebruik willen maken van de Richtsnoeren (EU) nr. 2014/C van de Commissie van 1 juli 2014 voor staatssteun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PB EU C 204 van 1 juli 2014);
Overwegende dat Gedeputeerde Staten vanwege het grote aantal redactionele wijzigingen de Subsidieregeling urgentiegebieden Noord-Brabant opnieuw wensen vast te stellen.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
urgentiegebied: gebied waar de kwaliteit van de leefomgeving of de gezondheidssituatie als gevolg van overlast door een veehouderij onder de maat is, blijkend uit tenminste de indicatoren geurhinder of fijn stof, bedoeld in artikel 6.3, tweede lid, onderdeel a, onder III en IV en artikel 7.3, tweede lid, onderdeel a, onder III en IV van de Verordening ruimte 2014;
Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor het opstellen van verbeterplannen.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 1.6 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de kosten die de subsidieaanvrager maakt bij het opstellen van het verbeterplan voor subsidie in aanmerking.
Artikel 1.7 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.6 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 1.8 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 oktober 2014 tot en met 30 juni 2015.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, voor de periode, genoemd in artikel 1.8, vast op € 115.000.
Artikel 1.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger heeft in ieder geval de verplichting dat het verbeterplan wordt opgesteld:
Artikel 1.13 Prestatieverantwoording
§ 2 Aanpassing of verplaatsing van agrarische bedrijven
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
urgentiegebied: gebied waar de kwaliteit van de leefomgeving of de gezondheidssituatie als gevolg van overlast door een veehouderij onder de maat is, blijkend uit tenminste de indicatoren geurhinder of fijn stof, bedoeld in artikel 6.3, tweede lid, onderdeel a, onder III en IV en artikel 7.3, tweede lid, onderdeel a, onder III en IV van de Verordening ruimte 2014;
Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door agrarische bedrijven die veehouderij en de daaraan gekoppelde activiteiten uitoefenen, met uitzondering van grote ondernemingen.
Subsidie wordt geweigerd indien:
er sprake is van de verplaatsing van een agrarisch bedrijf en op de uitplaatsingslocatie en de daarbij behorende gronden woningbouw is toegestaan volgens een geldend bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening of volgens een geldend besluit als bedoeld in artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 2.7 Subsidiabele kosten
Voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onder a, komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie de investeringskosten in aanmerking die nodig zijn om verder te gaan dan de geldende Europese milieunormen of bij het ontbreken daarvan de investeringskosten die nodig zijn om te voldoen aan de geldende provinciale milieunormen.
Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 2.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4 worden ingediend van 15 september 2015 tot en met 31 oktober 2016.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, voor de periode genoemd in artikel 2.9, vast op € 2.500.000.
Onverminderd het maximum, genoemd in het eerste of tweede lid, wordt indien ter zake van een project reeds door een ander bestuursorgaan of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies het maximum, genoemd in het eerste of tweede lid, niet wordt overschreden.
Artikel 2.13 Subsidieverlening
De subsidie, bedoeld in artikel 2.4, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en de provincie Noord-Brabant een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening tot stand komt.
Artikel 2.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Onverminderd het eerste lid, heeft de subsidieontvanger voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder b, in ieder geval de volgende verplichtingen:
alle gebouwen, bouwwerken en vaste installaties, inclusief kelderruimten, sleufsilo’s en vloerplaten ten behoeve van de veehouderij, met de bijbehorende fundamenten en ondergrondse voorzieningen van de uitplaatsingslocatie worden verwijderd, op een wijze die verantwoord is uit een oogpunt van milieuzorg en de bedrijfskavel wordt geëgaliseerd;
de subsidieontvanger werkt mee aan de verlening van een passende andere bestemming door het gemeentebestuur aan de uitplaatsingslocatie en voor zover nodig, aan de daarbij behorende gronden, en in afwachting van de aanpassing van het bestemmingsplan worden geen bouwwerken op de uitplaatsingslocatie opgericht;
voor de uitplaatsingslocatie zijn na de indiening van de aanvraag om subsidie geen aanvragen om een omgevingsvergunning ingediend en de, ten tijde van de indiening van de aanvraag om subsidie, aanhangige aanvragen om een omgevingsvergunning of nog niet gebruikte omgevingsvergunningen, zijn ingetrokken;
indien een melding als bedoeld in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit milieubeheer is gedaan voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf, wordt een melding gedaan met betrekking tot het veranderen van de inrichting en de werking daarvan, inhoudende dat de uitoefening van de veehouderij op de uitplaatsingslocatie niet langer mogelijk is;
Artikel 2.17 Subsidievaststelling
Gelet op de toepasselijke Europese regelgeving worden de verleende subsidies vastgesteld op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.
Artikel 2.18 Intrekking van de subsidievaststelling
Een beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken, indien binnen vijf jaar nadat deze is genomen voor de uitplaatsingslocatie een bestemmingsplan of een besluit als bedoeld in artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand komt op basis waarvan woningbouw is toegelaten.
§ 3 Beëindiging van agrarische bedrijven
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
urgentiegebied: gebied waar de kwaliteit van de leefomgeving of de gezondheidssituatie als gevolg van overlast door een veehouderij onder de maat is, blijkend uit ten minste de indicatoren geurhinder of fijn stof, bedoeld in artikel 6.3, tweede lid, onderdeel a, onder III en IV en artikel 7.3, tweede lid, onderdeel a, onder III en IV van de Verordening ruimte 2014;
Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door agrarische bedrijven die veehouderij en de daaraan gekoppelde activiteiten uitoefenen, met uitzondering van grote ondernemingen.
Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de beëindiging van een agrarisch bedrijf.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 3.7 Subsidiabele kosten
Voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, de volgende kosten in aanmerking:
Artikel 3.8 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4 worden ingediend van 15 september 2015 tot en met 31 oktober 2016.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, voor de periode genoemd in artikel 3.8, vast op € 1.000.000.
Onverminderd het maximum, genoemd in het eerste lid, wordt indien ter zake van een project reeds door een ander bestuursorgaan of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies het maximum, genoemd in het eerste lid, niet wordt overschreden.
Artikel 3.12 Subsidieverlening
De subsidie, bedoeld in artikel 3.4, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en de provincie Noord-Brabant een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening tot stand komt.
Artikel 3.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:
alle gebouwen, bouwwerken en vaste installaties, inclusief kelderruimten, sleufsilo’s en vloerplaten ten behoeve van de veehouderij, met de bijbehorende fundamenten en ondergrondse voorzieningen van de bedrijfskavel worden verwijderd, op een wijze die verantwoord is uit een oogpunt van milieuzorg en de bedrijfskavel wordt geëgaliseerd;
indien een melding als bedoeld in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit milieubeheer is gedaan voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf, wordt een melding gedaan met betrekking tot het veranderen van de inrichting en de werking daarvan, inhoudende dat de uitoefening van de veehouderij op de bedrijfskavel niet langer mogelijk is;
Artikel 3.16 Subsidievaststelling
Gelet op de toepasselijke Europese regelgeving worden de verleende subsidies vastgesteld op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.
Artikel 3.17 Intrekking van de subsidievaststelling
Een beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken, indien binnen vijf jaar nadat deze is genomen, voor de bedrijfskavel een bestemmingsplan of een besluit als bedoeld in artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand komt op basis waarvan woningbouw is toegelaten.
Gedeputeerde Staten zenden in 2017 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.
s-Hertogenbosch, 7 september 2015
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris mw. ir. A.M. Burger
Toelichting behorende bij de Subsidieregeling urgentiegebieden Noord-Brabant 2015
Juridisch kader Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht. Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.
Artikel 1.1 Begripsbepalingen De definitie van urgentiegebieden sluit aan op de Nadere afspraken Zorgvuldige veehouderij 2014, die de partners in het Brabant beraad in januari 2014 hebben gemaakt. Als vervolg op deze afspraken is het urgentieteam ingesteld en hebben gemeenten het voortouw bij het aanpakken van de overlast door veehouderijbedrijven in deze gebieden.
Artikel 1.5 Subsidievereisten Een subsidieaanvraag heeft altijd betrekking op een urgentiegebied, die voor het merendeel in Oost- en Midden-Brabant liggen. Het is aan de desbetreffende gemeenten om te bepalen wat een urgentiegebied is (aan de hand van de definitie genoemd in artikel 1.1, onder b) en hoe groot dat gebied is. De aard en omvang van de problematiek verschilt tussen urgentiegebieden en daarmee de optimaal te volgen aanpak om te komen tot een oplossing. Het urgentieteam heeft tot taak gemeenten hierover te adviseren. In het projectplan maakt de gemeente duidelijk hoe zij tot de voorgenomen aanpak heeft besloten en hoe deze aansluit op het (verplichte) advies van het urgentieteam.
Artikel 1.7 Niet subsidiabele kosten Met reguliere taken wordt gedoeld op de taken die een gemeente vanuit haar bevoegdheden en verantwoordelijkheden regulier uitoefent, zoals het opstellen of aanpassen van bestemmingsplannen, vergunningverlening, toezicht en handhaving.
Artikel 1.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger Voor het succesvol verlopen van het proces dat leidt tot een verbeterplan is een goede, onafhankelijke begeleiding cruciaal. Deze begeleiders moeten het vertrouwen hebben van alle betrokkenen en geen belang hebben in het desbetreffende urgentiegebied.
Artikel 1.13 Prestatieverantwoording Verantwoording is verplicht bij een subsidiebedrag van € 25.000 of meer. Bij lagere subsidies is alleen een verantwoording nodig als de provincie daar om vraagt.
Artikel 2.2 en 3.2 Doelgroep Het kan hier zowel een natuurlijk persoon als een rechtspersoon betreffen.
Artikel 2.6, eerste lid, onder b en artikel 3.6, onder e, Verbeterplan De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, vloeien voort uit een voor het desbetreffende urgentiegebied vastgesteld verbeterplan, dat de instemming heeft van de belanghebbenden en de gemeente(n) in het desbetreffende urgentiegebied. De gemeente bepaalt samen met de belanghebbenden de ligging van het urgentiegebied. Uitgangspunt is dat alle belanghebbenden instemmen met het verbeterplan. Instemming blijkt uit ondertekening van het plan. Mocht één of enkele belanghebbende zich bijzonder oncoöperatief opstellen en niet met het plan willen instemmen, dan is dit acceptabel als de desbetreffende gemeente samen met de overige belanghebbenden aannemelijk maakt dat desondanks toch een goede kwaliteit van de leefomgeving bereikt kan worden, bijvoorbeeld door het toepassen van publiekrechtelijke bevoegdheden om de oncoöperatieve belanghebbende toch tot medewerking te dwingen. Het verbeterplan moet ertoe leiden dat in het urgentiegebied de normen voor geurbelasting en fijn stof, zoals opgenomen in de Verordening ruimte 2014 blijvend worden gerealiseerd. Daarnaast voorziet het verbeterplan in het opheffen van andere vormen van overlast zoals door geluid of verkeer.
Artikel 2.6, eerste lid, onder e, Beeldkwaliteit De goede beeldkwaliteit van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd blijkt uit een ontwerp van de inpassing in de omgeving door bijvoorbeeld de vormgeving van de gebouwen, inrichting van het erf of de landschappelijke inpassing.
Artikel 2.7, Subsidiabele kosten Alle investeringskosten die op basis van een verbeterplan moeten worden gemaakt komen in principe in aanmerking, uitgezonderd de kosten genoemd in artikel 2.8. Dit kunnen kosten zijn die op het desbetreffende veehouderijbedrijf worden gemaakt, maar ook kosten die gemaakt worden aan nabijgelegen woningen of erven. Kosten die betrekking hebben op de exploitatie, zoals energiekosten en onderhoudskosten vallen niet onder investeringskosten. Uit het verbeterplan dient te blijken dat de te maken kosten tot de meest kosteneffectieve oplossing zal leiden. Investeringen die alleen betrekking hebben op het reduceren van de emissie van fijn stof zijn slechts dan subsidiabel voor zover door die investeringen de Europese en daarmee de provinciale norm onderschreden wordt. Overige investeringen moeten leiden tot een betere milieusituatie in vergelijking met de situatie op basis van vigerende vergunningen of op basis van de verplichtingen die voortvloeien uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter de secretaris prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger
Kenmerk: 3857007 Uitgegeven, 10 september 2015 De secretaris van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, mw. ir. A.M. Burger.