Organisatie | Breda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 |
Citeertitel | Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2015.
Deze regeling bevat een geconsolideerde tekst en is eerstelijk vastgesteld op 9 december 2015.
Verordening maatschappelijke ondersteuning Breda 2015, art. 1.2
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-09-2015 | 01-01-2015 | 01-01-2018 | nieuwe regeling | 19-03-2015 | 43011; 43345 |
Hoofdstuk 2. Persoonsgebonden budgetten, financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen
Artikel 2.2. Verstrekken van een nieuw persoonsgebonden budget
Op basis van artikel 3.1 van de Verordening wordt bepaald dat een persoonsgebonden budget voor een maatwerkvoorziening, zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet, geacht wordt toereikend te zijn voor de aanschaf van een voorziening en het onderhoud daarvan gedurende een redelijke afschrijvingstermijn,
Binnen een redelijke afschrijvingstermijn, zoals aangegeven in de toekenningbeschikking waarin het eerdere persoonsgebonden budget is verstrekt ,wordt voor dezelfde voorziening niet tweemaal een persoonsgebonden budget verstrekt. Dit geldt ook voor een financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening.
Artikel 2.4. Persoonsgebonden budget inzetten bij door gemeente gecontracteerde aanbieder
Als een persoonsgebonden budget ingezet wordt voor hulp van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder geldt dat de hoogte van het totale persoonsgebonden budget nooit hoger is dan het tarief dat de gemeente met de betreffende aanbieder is overeengekomen voor zorg in natura.
Paragraaf 2. Hulp bij zelfredzaamheid en kortdurend verblijf
Artikel 2.5. De maatwerkvoorziening hulp bij zelfredzaamheid en kortdurend verblijf
De hoogte van het in het budgetplan gevraagde budget wordt getoetst aan de bedragen zoals opgenomen in bijlage III tabel 2 en de referentiebedragen (licht, middel, zwaar) van de zorg in natura (bijlage IV), waaronder de hierbij horende werkinstructie zoals opgenomen in de contracten van de zorg in natura (bijlage I).
Artikel 2.7. Persoonsgebonden budget, drempelbedragen voor een woonvoorziening
Voor de bepaling van de restitutie als bedoeld in artikel 7.1.1 lid 15 van de Verordening geldt als richtlijn dat deze voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde bedraagt. In elk volgend jaar wordt dit percentage met 10 % verlaagd, daarbij geldt steeds dat het bedrag verminderd wordt met de uitgaven aan getroffen voorzieningen die voor rekening van de eigenaar van de woonruimte zijn gekomen.
Artikel 2.8. Aanpassingen van gemeenschappelijke ruimten
Op grond van artikel 7.1.1 lid 4 van de Verordening kan een persoonsgebonden budget voor het treffen van de volgende voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte (niet zijnde in wooncomplexen die specifiek bedoeld zijn voor mensen met een beperking of problemen of ouderen) worden verstrekt als zonder deze woningaanpassing de woonruimte voor de cliënt ontoegankelijk blijft:
Deze bepaling geldt niet als de aanpassing bij (nieuw)bouw of renovatie, zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden. In die gevallen worden geen voorzieningen verstrekt.
Artikel 2.9. Aanpassingen van woonwagens en woonschepen
Voor de aanpassing van woonwagens geldt als uitgangspunt dat hier alleen een persoonsgebonden budget voor verstrekt wordt als de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal 5 jaar is, de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt, de woonwagen op een standplaats staat en de hoofdbewoner in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet.
Artikel 2.14. Financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening
Voor de maatwerkvoorziening sportvoorziening, zoals bedoeld in artikel 7.4.1 van de Verordening, geldt dat:
voor de aanschaf van een sportvoorziening uitsluitend een gemaximeerde financiële vergoeding wordt verstrekt die gelijk is aan de werkelijke kosten van de sportvoorziening tot een maximum van € 2.000,-. Daarnaast wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt van maximaal € 450,00, waarmee voor een periode van drie jaar een sportvoorziening aangepast, verzekerd, gerepareerd en onderhouden dient te worden;
Artikel 2.15 Financiële tegemoetkoming voor beschermd wonen.
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor beschermd wonen, zoals bedoeld in artikel 2.13 van de verordening Beschermd Wonen, stelt het college vast op de hoogte van de pgb tarieven voor beschermd wonen die golden in 2013 en werden gehanteerd door het zorgkantoor in de regio.
Werkinstructie verdeling categorieën voor de maatwerkvoorziening Begeleiding
Dit document bevat de werkinstructie voor de verdeling categorieën voor de maatwerkvoorziening Begeleiding. De toegang tot begeleiding zal pas plaatsvinden nadat vastgesteld is tijdens het keukentafelgesprek dat er een maatwerkvoorziening Begeleiding noodzakelijk is (zie ook het stroomschema toegang tot maatwerkvoorziening). De werkinstructie fungeert dus niet als een werkinstructie of begeleiding toegekend moet worden, maar als een werkinstructie welke categorie van toepassing is. In een eerder stadium is al bepaald dat Begeleiding noodzakelijk geacht wordt.
De werkinstructie verdeling in categorieën voor de maatwerkvoorziening begeleiding bestaat uit verschillende items, in totaal 20, welke gescoord dienen te worden.
De items zijn deels gebaseerd op de resultaatgebieden uit de overeenkomst tussen dienstverleners en de Gemeente Breda en de zelfredzaamheidsmatrix. De items kunnen gescoord worden op slecht, matig en goed. Indien het item met slecht gescoord wordt, dient de generalist een inschatting te maken of de begeleiding welke geboden zal worden intensief zal zijn voor een periode langer dan drie maanden. De score van ieder item is verbonden aan punten wat hieraan toegekend is. Het totaal van de punten zal uiteindelijk bepalen of er sprake is van een lichte of middel indicatie. Een zware indicatie vindt plaats op basis van inschatting van de generalist, verhoudingsgewijs zijn dit een dusdanig klein aantal dat het aanvragen van een offerte meer doelmatig lijkt. Dit zal dan plaatsvinden op basis van inschatting van de generalist.
Bij het scoren van de items dienen onderstaande overwegingen in ogenschouw genomen te worden:
Eigen kracht: Cliënt beschikt over voldoende capaciteiten om de ervaren problemen betreffende de activiteit zelfstandig al dan niet met behulp van inschakelen sociaal netwerk op te lossen of voldoende te verminderen.
Voorliggende voorzieningen: Voorliggende voorzieningen (bv. Vrijwilligerswerk of MEE) zijn beschikbaar om de ervaren problemen betreffende de activiteit op te lossen of voldoende te verminderen. Eveneens dient gekeken te worden of de ervaren belemmeringen door voorliggende regelgeving al wordt opgelost of kan worden. Hierbij kan gedacht worden aan Persoonlijke Verzorging vanuit de Zorgverzekeringswet (2015).
Mantelzorg: Cliënt beschikt over voldoende mantelzorgers om de ervaren problemen betreffende de activiteit aan te pakken of voldoende te verminderen, zonder dat er sprake is van (potentiële) overbelasting van mantelzorger(s).
Indien één van bovenstaande opties tot de mogelijkheden behoort, dient het item met een goed gescoord te worden. Indien geen van bovenstaande mogelijk lijkt, is (tijdelijke) inzet van maatwerk noodzakelijk en zal geïndiceerd worden naar aanleiding van het verdere invullen van de werkinstructie.
Alle items krijgen punten toegekend, behalve de eerste twee; lichamelijke gezondheid en geestelijke gezondheid. Deze items worden immers al in kaart gebracht gedurende het keukentafelgesprek en kunnen niet direct verbeterd of gestabiliseerd worden door begeleiding. Om de volledigheid van de zelfredzaamheidsmatrix te waarborgen en de mogelijkheid de matrix te integreren in de werkinstructie, zijn deze echter wel toegevoegd.
Een item goed gescoord is 0 punten, matig 5 punten, slecht 10 punten en slecht intensief 15 punten. In het uiterste geval scoort een cliënt 235 punten.
Zware indicatie vindt plaats op offerte.
Belangrijk is dat de score die volgt uit de werkinstructie geen ‘hard’ cijfer is. De expertise van de generalist blijft doorslaggevend.
Voor alle belanghebbende, waaronder cliënt, dienstverlener en gemeente is het relevant de vooruitgang of achteruitgang van de cliënt betreffende de resultaatgebieden te monitoren. Verandering van een middel naar een lichte indicatie, of andersom, zou hiervan het gevolg kunnen zijn. Hierom is van belang dat alle belanghebbenden tijdig veranderingen in de situatie aangeven.
Daarnaast is het van belang, gezien het voor het eerst is dat dit instrument toegepast wordt, de vorderingen sowieso bij te houden. Open communicatie tussen zorgaanbieders en de Gemeente Breda is hierbij van groot belang. Een gevolg hiervan zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat de puntengrens of tarieven bijgesteld gaan worden.
Onderbouwing keuzes en aanbevelingen
Opbouw werkinstructie: De werkinstructie bestaat uit een combinatie van de zelfredzaamheidsmatrix en eigengemaakte items gebaseerd op de resultaatgebieden. De resultaatgebieden vormen de leidraad. Hier is voor gekozen, omdat de resultaatgebieden de afspraken zijn tussen gemeenten en dienstverleners. Door de huidige situatie van de cliënt aan de resultaatgebieden te spiegelen is een startpunt mogelijk, welke te koppelen is aan een budgetverstrekking (licht/middel/zwaar). De zelfredzaamheidsmatrix zal (hoogstwaarschijnlijk) een belangrijk instrument/tool gaan worden voor de generalisten. Door de zelfredzaamheidsmatrix, in verkorte vorm, al toe te passen in de werkinstructie worden dit geïntegreerd. Het indicatieprotocol van het CIZ lijkt niet toepasbaar en bruikbaar in de huidige situatie, de criteria lijken hiervoor te globaal.
2 uitkomsten (licht/middel) in plaats van 3 (+zwaar): Naar aanleiding van de gegevens van het CIZ en Vektis betreffende het cliëntenbestand en onderverdeeld in licht/middel/zwaar bleek dat een groot gedeelte van de zorg voor ‘zware’ cliënten palliatieve zorg betreft (8 op de 9). Deze cliënten zullen zorg gaan ontvangen vanuit de Zorgverzekeringswet. Gezien het volledige ‘zware’ cliëntenbestand 25 is, is het toekennen van een zware indicatie aan palliatieve cliënten te verantwoorden. Er blijft een verwaarloosbaar cliëntenbestand over, welke het best door het beoordelingsvermogen van de generalist bepaald kan worden. Daarnaast is het praktisch meer haalbaar een werkinstructie in te richten, die tot twee keuzes leidt.
Bijlage II: Persoonsgebonden budget voor onderhoud, service en reparatie *
Let op de bedragen in deze bijlage zijn richtbedragen waarvan gemotiveerd afgeweken kan worden!
* Het eerste jaar van de verstrekking is het garantiejaar en komt om die reden niet voor onderhoud en reparatie in aanmerking.
Bijlage III Persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging en begeleiding
Let op de bedragen in deze bijlage zijn richtbedragen waarvan gemotiveerd afgeweken kan worden!
Tabel 1: Persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging
Tabel 2: Richtbedragen persoonsgebonden budget begeleiding
Bijlage IV: referentiebedragen zorg in natura begeleiding
Let op de bedragen in deze bijlage zijn richtbedragen waarvan gemotiveerd afgeweken kan worden!
Bijlage V Richtlijn werkzaamheden huishoudelijke verzorging bij persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging wordt niet geïndiceerd op basis van de noodzakelijke uren en minuten maar op basis van het beoogde resultaat. In deze bijlage is de opbouw van de werkzaamheden opgenomen ter illustratie van de werkzaamheden die hieronder vallen.
Voor de huishoudelijke verzorging is een indeling in activiteiten te maken
Naast de indeling in activiteiten is er ook een tijdnormering huishoudelijke verzorging.
De tijdnormering is indicatief. Er moet altijd een individuele afweging gemaakt worden. Als er reden is om af te wijken van de normering kan dat, mits onderbouwd, altijd.
HV alleenstaande (seniorenwoning/flat)
HV alleenstaande (eengezinswoning)
HV twee- of meerpersoonshuishouden (woonsituatie niet van belang)
‘evt. +’ houdt in, dat extra tijd geïndiceerd kan worden bij grotere leefeenheden, aanwezigheid kleine kinderen, extra bewassing, etc.
HV overige activiteiten alleenstaande/twee- of meerpersoonsleefeenheden
* Als het gaat om het aanleren van het huishouden, dan geen tijd indiceren, maar aan te leren activiteiten indiceren in tijd en aangeven dat het om aanleren van die activiteiten gaat.
Bij de bepaling van de omvang van de indicatie worden de onderstaande normen gehanteerd.
De normtijden zijn gebaseerd op ‘normale’ huishoudens. Als er sprake is van bijvoorbeeld medische of praktische problematiek bij de verzekerde en/of zijn huishouden, zoals dieet, (ernstige) vervuiling van het huis, incontinentie, speekselvloed, overmatige transpiratie, allergie, COPD en dergelijke, wordt aanvullend op de basisminuten extra tijd berekend.
Factoren meer/ minder huishoudelijke hulp:
Activiteiten: Boodschappenlijst samenstellen
Boodschappen inkopen en opslaan - wekelijks
Als het gezin/leefeenheid bestaat uit meer dan 4 personen, en/of er zijn kinderen jonger dan 12 jaar, dan kan er een indicatie gesteld worden voor twee keer per week boodschappen; + 30 minuten, wanneer de afstand tot de winkels groot is.
1.2 + 1.3 Broodmaaltijd bereiden en warme maaltijd bereiden
Activiteiten: Broodmaaltijd klaarzetten
Afwassen (machine – handmatig)
Opslaan en beheer levensmiddelenvoorraad
Aanwezigheid kinderen jonger dan 12 jaar: + 20 minuten per keer.
Activiteiten: Afwassen, als er geen indicatie is voor maaltijdvoorbereiding, handmatig 15-30 min per keer
Machine in- en uitruimen: 10 minuten per keer
Opruimen: totaal dagelijkse beurt interieur is afhankelijk van de grootte van de woning en de specifieke kenmerken van het gezin/leefeenheid: 15 tot 40 minuten per keer.
20 minuten per keer, voor een cliënt met kinderen jonger dan 12 jaar maximaal 30 minuten per keer
Frequentie: in principe maximaal 3 maal per week 20-30 minuten
De hoeveelheid ondersteuning is meer afhankelijk van de grootte en inrichting van de woning, dan van de aanwezigheid van een extra persoon.
Schrobben, dweilen, soppen: sanitair en keuken
Hier worden de wekelijkse activiteiten bedoeld.
In grote woningen met veel bewoners, meer vervuiling, COPD-problematiek (na sanering) of aanwezigheid van jonge kinderen kan extra zorg worden geïndiceerd.
Activiteiten: Kleding en linnengoed sorteren en wassen in wasmachine
Centrifugeren, ophangen, afhalen.
Vouwen, strijken (alleen bovenkleding), opbergen
Frequentie: eenmaal per week, huishoudens met kleine kinderen maximaal 3 keer per week.
2.1 en 2.2 Opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen huisgenoten (anderen helpen met zelfverzorging) en anderen helpen bij het bereiden van maaltijden
Activiteiten: Wassen en aankleden
De indicatie is afhankelijk van de situatie, indien kinderen jonger zijn dan 6 jaar gecombineerd met HV-activiteiten tot maximaal 40 uur per week.
2.3 Dagelijkse organisatie van het huishouden
Activiteiten: Administratieve werkzaamheden t.b.v. de cliënt (alleen in combinatie met andere
huishoudelijke activiteiten, valt bij beperkt regelvermogen onder ondersteunende
Organisatie huishoudelijke activiteiten
Plannen en beheren van middelen m.b.t. het huishouden
3.1 Advies, instructie, voorlichting, gericht op het huishouden
Activiteiten: Instructie omgaan met hulpmiddelen
Instructie licht huishoudelijk werk