Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zevenaar

nr 04.04 Verordening op de heffing en invordering van rioolafvoerrecht 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZevenaar
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingnr 04.04 Verordening op de heffing en invordering van rioolafvoerrecht 2009
CiteertitelVerordening rioolafvoerrecht 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpgemeentelijke belastingen, retributies en heffingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet artikel 229 lid 1 , aanhef en onderdeel a, artikel 255

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Tarieventabel

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-11-200801-01-2010nieuwe regeling

29-10-2008

Zevenaar Post, 12-11-2008

08-099
15-11-2007nieuwe regeling

01-11-2007

Zevenaar Post, 14-11-2007

07-0085
07-12-2006nieuwe regeling

29-11-2006

Zevenaar Post, 6-12-2006

06-118
29-12-2005nieuwe regeling

21-12-2005

Zevenaar Post, 28-12-2005

05-113
23-12-2004nieuwe regeling

15-12-2004

Zevenaar Post, 22-12-2004

04-123

Tekst van de regeling

Intitulé

nr 04.04 Verordening op de heffing en invordering van rioolafvoerrecht 2009

 

 

De raad van de gemeente Zevenaar;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 september 2008, nr. 08-099;

gelet op de artikelen 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a, en 255 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van rioolafvoerrecht 2009

Artikel 1 – Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

  • a.

    onder gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen;

  • b.

    onder afvalwater verstaan: water, waaronder mede begrepen hemelwater, en stoffen die worden

afgevoerd via de gemeentelijke riolering;

  • c.

    onder eigendom verstaan: een roerende of een onroerende zaak;

  • d.

    onder verbruiksperiode verstaan: de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking

heeft.

Artikel 2 – Belastbaar feit en belastingplicht

1.Onder de naam “rioolafvoerrecht” wordt op grond van het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en

onderdeel a, van de Gemeentewet, een recht geheven van de gebruiker van een eigendom van waaruit

afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt geloosd.

  • 2.

    Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt

recht of persoonlijk recht gebruikt;

b.ingeval een gedeelte van een eigendom - niet zijnde een gedeelte als bedoeld in artikel 3 - ten gebruike is

afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

Artikel 3 – Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk

geheel te worden gebruikt, worden de rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met

dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als

één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 4 – Maatstaf van heffing en tarief

Het rioolafvoerrecht wordt geheven naar de maatstaven en tarieven opgenomen in de bij deze verordening

behorende tarieventabel.

Artikel 5 – Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 – Wijze van heffing

De rechten worden geheven bij wege van aanslag.

Artikel 7 – Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1.Het recht als bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dit later is,

bij de aanvang van de belastingplicht.

2.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd voor

zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na de aanvang van de

belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor

zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de

belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

4.Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente

verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt, waarvoor hetzelfde belastingbedrag

verschuldigd is.

5.Belastingaanslagen van minder dan € 9,- worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige

volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen aangemerkt als één

belastingaanslag.

Artikel 8 – Termijnen van betaling

  • 1.

    De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet

verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan

€ 2.000,- en de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de

belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat:

a.aanslagen, waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1 oktober van het belastingjaar waarop ze

betrekking hebben, moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening

van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven, met een maximum van tien;

b.aanslagen, waarvan de dagtekening ligt na 30 september van het belastingjaar waarop ze betrekking

hebben, moeten worden betaald in drie gelijke termijnen.

Bij het van toepassing zijn van het vorenstaande vervalt de eerste incassotermijn een maand na de

dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3.De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 – Kwijtschelding

1.Bij de invordering van rioolafvoerrecht wordt in afwijking van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet

1990 het percentage voor de kosten van bestaan gesteld op 100%.

2.Bij de invordering van rioolafvoerrecht als bedoeld in artikel 1 lid 2 sub a van de tarieventabel

behorend bij deze verordening, wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 – Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de

invordering van de rioolafvoerrechten.

Artikel 11 – Inwerkingtreding en citeertitel

1.De “Verordening rioolafvoerrecht 2008”, vastgesteld bij raadsbesluit van 1 november 2007, wordt

ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien

verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening rioolafvoerrecht 2009”.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zevenaar,

gehouden op 29 oktober 2008.

De griffier, De voorzitter,

Tarieventabel behorende bij de Verordening rioolafvoerrecht 2009

 

Maatstaven en tarieven

 

Artikel 1 – Maatstaf van heffing

1.Het recht als bedoeld in artikel 2 van de verordening wordt voor eigendommen c.q.

gedeelten van eigendommen als bedoeld in artikel 3 van de verordening, welke zijn

bestemd en worden gebruikt voor woondoeleinden, geheven per eigendom c.q.

gedeelte van een eigendom.

2.a Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt voor de overige eigendommen c.q. gedeelten

van eigendommen als bedoeld in artikel 3, geheven naar het aantal kubieke meters

afvalwater dat vanuit een eigendom c.q. gedeelte van een eigendom wordt afgevoerd.

2.b Het aantal kubieke meters afvalwater wordt daarbij gesteld op het aantal kubieke

meters (hemel)water, dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar

voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of opgepompt.

2.c Voor de bepaling van de toegevoegde hoeveelheid water wordt daarbij uitgegaan van

de gegevens op de waternota van het waterleidingbedrijf en voor de bepaling van de

toegevoerde hoeveelheid hemelwater van een gemiddelde neerslag van 0,75m3 per

m2 bebouwde en/of verharde oppervlakte, met dien verstande dat bij het laatste buiten

beschouwing wordt gelaten de verharde oppervlakte van terreinen met een openbaar

karakter.

2.d Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn

voorzien van een:

  • 1.

    watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen of

  • 2.

    bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste

capaciteit in bedrijf is geweest, kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van

toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op

grond van enige andere wettelijke bepaling.

2.e Ingeval de verbruiksperiode als bedoeld onder b. niet gelijk is aan een periode van

twaalf maanden, wordt de hoeveelheid naar tijdsgelang bepaald. Indien ingeval van

nieuwbouw tijdens bedoelde verbruiksperiode nog geen water naar een eigendom is

toegevoerd of is opgepompt, wordt het jaarverbruik naar het meest recente verbruik

becijferd.

2.f De op grond van het bepaalde onder b. tot en met e. berekende hoeveelheid

toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet

als afvalwater is afgevoerd c.q. die niet op de gemeentelijke riolering is afgevoerd,

waarbij er in ieder geval van wordt uitgegaan dat van de onder c. bepaalde

hoeveelheid toegevoerd hemelwater door verdamping e.d. 40% niet op de

gemeentelijke riolering wordt geloosd.

Artikel 2 – vast bedrag per jaar

1 Het recht als bedoeld in artikel 2 van de verordening bedraagt per eigendom of

gedeelte van een eigendom als bedoeld in artikel 3 van de verordening, welke is

bestemd en wordt gebruikt voor woondoeleinden, per kalenderjaar:

€133,20

2 Indien een eigendom of een gedeelte van een eigendom als bedoeld onder 1.a. op 1

januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang

van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon bedraagt het recht:

€99,60

Artikel 3 – bedrag per hoeveelheid afvalwater

1 Het recht als bedoeld in artikel 2 van de verordening bedraagt voor de overige

eigendommen c.q. gedeelten van eigendommen, per kalenderjaar:

  • a.

    bij een hoeveelheid afvalwater tot 400m3 € 133,20

  • b.

    bij een hoeveelheid afvalwater van 400m3 of meer, per eenheid van 400 m3 of

gedeelte daarvan:

  • b.

    1 van 0 m3 tot en met 1.599 m3 € 199,80

  • b.

    2 van 1.600 m3 tot en met 3.999 m3 € 159,60

  • b.

    3 van 4.000 m3 tot en met 9.999 m3 € 138,20

  • b.

    4 vanaf 10.000 m3 € 99,60

Artikel 4 – bedrag afvalwater saneringen

In afwijking van het hiervoor in de artikelen 1 en 2 bepaalde, bedraagt bij lozing van

afvalwater afkomstig van saneringen het recht per kalenderjaar voor eigendommen

als bedoeld in artikel 2 van de verordening c.q. gedeelten van eigendommen als

bedoeld in artikel 3 van de verordening per eenheid van 100m3 of gedeelte daarvan:

€12,00

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Zevenaar van 29 oktober 2008,

Mij bekend,

De griffier,