Organisatie | WerkSaam Westfriesland |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregel verblijf in inrichting WerkSaam Westfriesland |
Citeertitel | Beleidsregel verblijf in inrichting WerkSaam Westfriesland |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Participatiewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-11-2015 | 01-01-2015 | 01-07-2018 | Aanvulling in toelichting | 09-09-2015 Blad Gemeenschappelijke Regeling | Onbekend |
03-07-2015 | 01-01-2015 | 01-01-2015 | Onbekend | 02-04-2015 Blad Gemeenschappelijke Regeling | Onbekend |
Het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling WerkSaam Westfriesland, gevestigd te Hoorn;
Gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur WerkSaam Westfriesland d.d. 2 april 2015;
Gelet op artikel 147, derde lid van de Gemeentewet;
Gelet op artikel 23 van de Participatiewet;
Overwegende dat het wenselijk is regels vast te stellen voor het wijzigen van de bijstandsnorm bij verblijf in een inrichting;
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
1° een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van verpleging of verzorging aan aldaar verblijvende hulpbehoevenden;
2° een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van slaapgelegenheid, waarbij de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding gedurende meer dan de helft van ieder etmaal aanwezig is;
Artikel 3. Inwerkingtreding en citeertitel
Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van WerkSaam Westfriesland op 2 april 2015;
De Participatiewet regelt aparte bijstandsnormen gedurende een verblijf in een inrichting. Deze norm wordt veelal ‘zak en kleedgeld’ genoemd. Immers, de inrichting voorziet in kost en inwoning. De bijstandsnorm wijzigt in principe op het moment dat een uitkeringsgerechtigde wordt opgenomen in een inrichting. Echter, een opname in een inrichting is vaak van (zeer) korte duur. Bijvoorbeeld het tijdelijk verblijf in een verpleeghuis na een operatie. Bij opname in een psychiatrische inrichting is vaak sprake van herhaalde (korte) opnames na elkaar. Het is dan, mede gelet op de administratieve last, niet wenselijk om de norm (telkens) meteen om te zetten. Bovendien zou in voorkomende gevallen ook steeds bijzondere bijstandsverlening aan de orde kunnen zijn voor de doorlopende vaste lasten. Daarom is in deze beleidsregel vastgelegd in welke situaties en op welk moment de norm gewijzigd wordt.
Artikel 1. Begripsomschrijving
Begrippen die zijn omschreven in de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet en die in deze beleidsregel niet afzonderlijk zijn omschreven zijn ook van toepassing op deze beleidsregel.
Alle instellingen die gericht zijn op verzorging en verpleging zijn te beschouwen als inrichtingen. Dit blijkt ook uit de financiering van deze instellingen vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) in de vorm van zorgzwaartepakketten. De Wlz vervangt per 1 januari 2015 de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Voorbeelden hiervan zijn alle algemene en psychiatrische ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen.
Een opname in een verzorgingshuis na een operatie (geriatrische revalidatiezorg) wordt vergoed uit de Zorgverzekeringswet maar valt voor de vaststelling van de bijstandsnorm ook onder een inrichting.
Instellingen die gericht zijn op het bieden van (tijdelijke) woonvoorzieningen worden niet beschouwd als een inrichting. Voorbeelden hiervan zijn de dak- en thuislozenopvang, Blijf-van-mijn-lijf-huizen en begeleid wonen projecten. Afhankelijk van de situatie gelden hier de gewone normen, de kostendelersnorm en/of de regels genoemd in de beleidsregel verlagen uitkering.
Het Leger de Heils heeft naast maatschappelijke opvang (dak- en thuislozenopvang) ook kamers bestemd voor forensische opvang. Deze opvang wordt vaak ingezet als onderdeel van een nazorgtraject na een periode van detentie. Forensische opvang wordt gefinancierd door Justitie. Als er sprake is van forensische opvang wordt het Leger des Heils ook aangemerkt als inrichting.
Instellingen die zich kenbaar maken als begeleid wonen project, maar meer dan de helft van ieder etmaal begeleiding of hulpverlening beschikbaar hebben, zoals wel gebeurt bij GGZ-instellingen, dienen ook als inrichting beschouwd te worden. Dit blijkt dan ook uit de financiering van deze instellingen vanuit de Wlz middelen. Ook RIBW-instellingen die worden gefinancierd vanuit de Wlz dienen als inrichting te worden beschouwd. Ook de crisisopvang van de GGZ valt onder het begrip inrichting..
Artikel 2. Ingangsdatum norm verblijf in inrichting
Bij verblijf in een inrichting geldt als uitgangspunt dat de woonplaats van de belanghebbende gelijk is aan de gemeente waar hij is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Bij langdurig verblijf in een inrichting kan de woonplaats wijzigen in die waar de inrichting gevestigd is. Dan moet de desbetreffende gemeente een uitkering verstrekken. Als het verblijf geen permanent karakter heeft en een belanghebbende de wil heeft terug te keren naar zijn oude adres, mag niet te snel worden aangenomen dat zijn woonplaats is opgegeven. Ook kan de aard van de instelling meebrengen dat de opname van een adres daarvan in de basisadministratie de persoonlijke levenssfeer van de belanghebbende onevenredig schaden. In deze gevallen blijft WerkSaam een uitkering verstrekken. Zie Schulick voor meer informatie over dit onderwerp.
Als van te voren al vast staat dat het verblijf in een inrichting korter is dan 3 maanden dan wijzigt de bijstandsnorm niet. Ook als nog niet duidelijk is hoelang het verblijf zal duren wordt de uitkering vooralsnog doorbetaald. Dit om veel administratieve last te voorkomen.
Het kan voorkomen dat tijdens een, in eerste instantie kortdurend, verblijf in een inrichting duidelijk wordt dat het verblijf toch langer gaat duren dan 3 maanden. Het is niet redelijk om dat de bijstandsnorm te wijzigen met ingang van de datum van opname. Immers, de uitkering kan al over één of twee maanden uitbetaald zijn en achteraf bijzondere bijstand aanvragen is veelal lastig. De norm moet dan wijzigen met ingang van de 1ste van de maand volgend op de datum van bekendmaking. Naast de uitkeringsgerechtigde heeft ook WerkSaam hierin een actieve rol. Het verblijf in een inrichting moet gevolgd worden zodat de norm tijdig aangepast wordt.
Het kan voorkomen dat een aanvraag om een bijstandsuitkering wordt gedaan omdat er sprake is van een verblijf in een inrichting. Dan gaat de norm voor verblijf in een inrichting in vanaf het moment dat daarop recht bestaat. Dit is meestal de datum van aanvraag maar kan ook de datum van opname in een inrichting zijn als deze na de aanvraagdatum ligt.
Vanaf de dag van ontslag uit een inrichting eindigt de norm voor verblijf in een inrichting. Beoordeelt moet worden of er nog recht is op bijstand en op welke bijstandsnorm. Meestal is dat de bijstandsnorm die de uitkeringsgerechtigde ontving voor de opname.