Organisatie | WerkSaam Westfriesland |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregel bestuurlijke boete en verrekening bij recidive WerkSaam Westfriesland |
Citeertitel | Beleidsregel bestuurlijke boete en verrekening bij recidive WerkSaam Westfriesland |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Participatiewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-12-2016 | 01-07-2018 | Onbekend | 06-10-2016 Blad Gemeenschappelijke Regeling | Onbekend | |
23-06-2015 | 01-01-2015 | 20-12-2016 | Onbekend | 05-02-2015 Blad Gemeenschappelijke Regeling | Onbekend |
Het algemeen bestuur en het Dagelijks Bestuur van WerkSaam Westfriesland, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft; gevestigd te Hoorn;
Gelezen het voorstel van het managementteam van WerkSaam Westfriesland d.d. 15 september 2016;
Gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland d.d. 6 oktober 2016
Gelezen het advies van de cliëntenraad d.d. 31-8-2016
- vast te stellen de Beleidsregel bestuurlijke boete en verrekening bij recidive WerkSaam Westfriesland 2016
- In te trekken de Beleidsregel bestuurlijke boete en verrekening bij recidive WerkSaam Westfriesland, die is vastgesteld op 5 februari 2015 door het algemeen bestuur.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder:
Fictieve draagkracht: het inkomen boven de beslagvrije voet zonder correcties voor verhoogde zorg- of woonlasten. Er wordt geen rekening gehouden met vermogen. Valt belanghebbende onder de kostendelersnorm dan stelt het dagelijks bestuur, de fictieve inkomsten op de bijstandsnorm voor alleenstaande of gehuwden.
Artikel 2. Schriftelijke waarschuwing in plaats van boete
Het dagelijks bestuur geeft bij schending van de inlichtingenplicht een schriftelijke waarschuwing als:
de belanghebbende wel inlichtingen heeft verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog, binnen 60 dagen nadat de inlichtingen hadden behoren te worden verstrekt, de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd. Tenzij de belanghebbende deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting.
Als belanghebbende binnen 24 maanden nogmaals de inlichtingenplicht overtreedt zonder benadelingsbedrag, dan is een waarschuwing niet meer aan de orde. Het benadelingsbedrag wordt dan op €150 vastgesteld, tenzij een afwijkend bedrag noodzakelijk is voor de vaststelling van een evenredige boete conform artikel 4.
Artikel 3. Ernst van de overtreding en verwijtbaarheid bij het opleggen van een boete
Bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging aan de belanghebbende kan worden verweten, leiden in ieder geval de volgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid:
de belanghebbende verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenverplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt;
de belanghebbende heeft wel inlichtingen verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd. Tenzij de belanghebbende deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting;
Indien het benadelingsbedrag, of het benadelingsbedrag bij toepassing van het zesde lid, hoger is dan 100/75 vermenigvuldigd met het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt in afwijking van het vierde en vijfde lid, de bestuurlijke boete:
De stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden die aanleiding kunnen geven voor verlaging van de bestuurlijke boete rust op belanghebbende. Indien het Dagelijks bestuur op de hoogte is van bijzondere omstandigheden, wordt bij het opleggen van de bestuurlijke boete daarmee rekening gehouden.
Artikel 5. Verlaging van de boete
De hoogte van de boete wordt verlaagd indien de fictieve draagkracht van belanghebbende niet toereikend is. Afhankelijk van de verwijtbaarheid wordt de boete verlaagd zodat deze binnen de gestelde termijn kan worden voldaan:
Artikel 6. Zeer dringende redenen
Het dagelijks bestuur ziet af van het opleggen van een boete als hiervoor zeer dringende redenen aanwezig zijn.
Aldus vastgesteld, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft:
In de vergadering van het dagelijks bestuur van 6 oktober 2016
In de vergadering van het algemeen bestuur van 14 december 2016
Het sociale zekerheidsstelsel vormt een vangnet voor mensen die niet zelf in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Om te zorgen voor maatschappelijk draagvlak is het van groot belang dat er geen personen ten onrechte gebruik maken van de sociale voorzieningen.
In dit kader is op 1 januari 2013 de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZWwetgeving in werking getreden. De wet schrijft voor dat als cliënten frauderen (lees: de inlichtingenplicht schenden), zij het fraudebedrag moeten terugbetalen én een boete opgelegd krijgen. De hoogte van de boete is in de wet vastgelegd op maximaal 100% van het benadelingsbedrag. Door gerechtelijke uitspraken zijn de wet en het boetebesluit niet meer actueel. Bij het opleggen van de boete moet sinds de uitspraak van 14 november 2014 gekeken worden naar de verwijtbaarheid (heeft de cliënt dit met opzet gedaan?). Dit resulteert erin dat er in 2015 een boete van 100%, 75%, 50% of 25% van het benadelingsbedrag opgelegd kon worden. Recente uitspraken zorgen ervoor dit kader nog nader verfijnd wordt. Niet alleen moet het Dagelijks bestuur naar de verwijtbaarheid maar ook naar de afloscapaciteit (draagkracht) van de cliënt. Afhankelijk van de verwijtbaarheid moet de boete binnen 6 tot 24 maanden afgelost kunnen worden.
Door de uitspraken van de Centrale raad van Beroep, waren de wet en het boetebesluit niet meer actueel. De Tweede Kamer heeft op 31 mei 2016 ingestemd met een wetswijziging n.a.v. de uitspraken van november 2014 de recentere uitspraken zijn hierin niet verwerkt. Ook heeft de Tweede Kamer 2 amendementen aangenomen:
1. Het eerste amendement gaat over het mogelijk maken van meewerken aan een schuldregeling bij een boete.
2. Het tweede amendement over het respecteren van de beslagvrije voet bij het invorderen van de boete.
De Eerste Kamer moet nog instemmen met de wetswijziging en ook de besluitvorming voor het voorstel boetebesluit is nog niet rond. Omdat de wetgeving nog niet is aangepast en WerkSaam dagelijks te maken heeft met het opleggen van boetes, wordt in deze beleidsregel vastgelegd welke keuzes er gemaakt worden, waarbij zoveel mogelijk wordt aangehaakt bij het nieuwe boetebesluit dat naar verwachting per 1-1-2017 van kracht wordt.
In deze beleidsregel is vastgesteld hoe omgegaan wordt met:
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Fictieve draagkracht: het Dagelijks bestuur heeft hier beleidsvrijheid in en gaat hierbij uit van:
valt belanghebbende onder de kostendelersnorm dan stelt het dagelijks bestuur de fictieve inkomsten op de bijstandsnorm voor alleenstaande of gehuwden. (omdat het dagelijks bestuur van mening is dat ook kostendelers een boete moeten krijgen bij het schenden van de inlichtingenplicht en in de praktijk gebleken is dat deze werkwijze standhoudt bij de rechtbank)
Artikel 2. Schriftelijke waarschuwing in plaats van boete
Het Dagelijks bestuur maakt gebruik van de bevoegdheid om in die gevallen waarin de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot teveel verstrekte uitkering, of een benadelingsbedrag van maximaal € 150,-, te kunnen volstaan met het geven van een waarschuwing. Een waarschuwing wordt altijd schriftelijk opgelegd, middels een voor bezwaar vatbare beschikking.
Bij dit artikel is aansluiting gezocht bij het voorstel boetebesluit. In veel gevallen gaat het om mensen die zelf melden dat zij loon hebben ontvangen, maar dit pas doen nadat zij hun eerste loonstrook hebben ontvangen en de uitkering al is betaald; in deze gevallen is er sprake van een benadelingsbedrag (voorbeeld: bij UWV gaat het om circa 40% van alle boetes). Het gaat dan alleen om de boete, in alle gevallen zal de te veel betaalde uitkering, ook bij (zeer) kleine bedragen, terugbetaald moeten worden.
Als belanghebbende binnen 24 maanden nogmaals de inlichtingenplicht overtreedt zonder benadelingsbedrag, dan is een waarschuwing niet meer aan de orde. Het benadelingsbedrag wordt dan vastgesteld op 150,- (100%), vervolgens wordt de verwijtbaarheid vastgesteld conform artikel 3 en de hoogte van de boete conform artikel 4 vastgesteld.
Artikel 3. Verwijtbaarheid bij het opleggen van een boete
In artikel 18a van de Participatiewet en artikel 20a van de IOAW en de IOAZ is geregeld dat bij schending van de inlichtingenplicht een bestuurlijke boete wordt opgelegd. Als iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, dan wordt op grond van artikel 5:41 van de Awb afgezien van het opleggen van een boete of het geven van een waarschuwing. Het gaat hierbij om onvoorziene omstandigheden die het de belanghebbende feitelijk onmogelijk maakten om aan zijn verplichting te voldoen, zoals een plotselinge ziekenhuisopname.
De mate van verwijtbaarheid wordt bepaald op grond van objectieve en subjectieve verwijtbaarheid: - Objectief: heeft de belanghebbende feitelijk de inlichtingenplicht geschonden? - Subjectief: wist de belanghebbende of kon hij redelijkerwijs weten dat hij de inlichtingenplicht schond? De situatie moet worden beoordeeld op het moment waarop de belanghebbende de verplichting moest nakomen.
In artikel 4 is de tekst van het voorstel boetebesluit opgenomen, omdat op het moment dat deze beleidsregel wordt vastgesteld, nog geen duidelijkheid is over de inwerkingtreding van het boetebesluit.
Hier wordt verwezen naar de maximale boetes in het Wetboek van Strafrecht. Deze bedragen worden periodiek herzien. Hieronder een kopie van het artikel 23 vierde lid d.d. 29-7-2016:
Artikel 5. Verlaging van de boete
Conform de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 11 januari 2016 wordt de boete verlaagd indien de afloscapaciteit niet toereikend is. Hierin heeft het Dagelijks bestuur geen beleidsvrijheid omdat dit volgt uit de evenredigheidstoets van art. 5:46 lid 2 Awb, voor de volledigheid wordt in deze beleidsregel wel vastgelegd.
Artikel 6. Zeer dringende redenen
Het Dagelijks bestuur maakt gebruik van de bevoegdheid om af te zien van een boete bij zeer dringende redenen. Het moet gaan om zeer uitzonderlijke situaties in het individuele geval waarin het opleggen van een bestuurlijke boete onaanvaardbare gevolgen heeft voor de belanghebbende.