Organisatie | WerkSaam Westfriesland |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregel onderwijsmogelijkheden van jongeren WerkSaam Westfriesland |
Citeertitel | Beleidsregel onderwijsmogelijkheden van jongeren WerkSaam Westfriesland |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Participatiewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-06-2015 | 01-01-2015 | 01-07-2018 | Onbekend | 07-01-2015 Blad Gemeenschappelijke Regeling | Onbekend |
Het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling WerkSaam Westfriesland, gevestigd te Hoorn;
Gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur WerkSaam Westfriesland dd 10 december 2014;
Gelet op 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op art. 13, lid 2, sub c van de Participatiewet;
Gelet op het beleidsplan WerkSaam Westfriesland en de Re-integratieverordening WerkSaam Westfriesland 2015;
Besluit vast te stellen de beleidsregel: onderwijsmogelijkheden van jongeren WerkSaam Westfriesland.
Artikel 3. Uitzonderingsgronden op de scholingsplicht
Het dagelijks bestuur kan een uitzondering op de scholingsplicht maken, wanneer een jongere geobjectiveerd aantoont dat hij geen regulier onderwijs kan volgen of wanneer dit in redelijkheid (nog) niet van hem gevergd kan worden. Uitzondering is mogelijk, indien de jongere naar het oordeel van het dagelijks bestuur:
Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel
Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van 7 januari 2015.
In artikel 13, lid 2, onderdeel c is een scholingsplicht opgenomen voor jongeren tussen de 18 en 27 jaar. Als een jongere nog mogelijkheden heeft in het regulier bekostigd onderwijs en hij kan daarvoor studiefinanciering krijgen, dan wordt hij uitgesloten van het recht op algemene bijstand.
Als een jongere geen studiefinanciering kan krijgen, maar hij wel regulier onderwijs kan volgen en dat nalaat, wordt hij op grond van artikel 13, lid 2, sub c ook uitgesloten. De wetgever wil met deze bepaling voorkomen dat jongeren nalaten hun opleiding af te ronden.
Studiefinanciering is een passende en toereikende voorliggende voorziening als een aanvraag voor een bijstandsuitkering wordt ingediend door een jongere tot 27 jaar. Dit geldt ook voor een (rentedragende) lening op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF). Het feit dat door deze lening een studieschuld wordt opgebouwd, doet niets af aan het feit dat het een passende voorliggende voorziening is. Het volgen van uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs is ook mogelijk zonder dat een jongere aanspraak heeft op studiefinanciering. Denk bijvoorbeeld aan het voortgezet onderwijs of de beroepsbegeleidende leerweg (BBL-opleiding). Kan een jongere zo’n door het Rijk gefinancierde opleiding volgen waarvoor geen recht op studiefinanciering bestaat, maar laat hij dat na, dan bestaat op grond van artikel 13, lid 2, onder c van de Participatiewet geen recht op algemene bijstand. Hieruit volgt dat wanneer een jongere wél een uit ’s Rijks kas bekostigde opleiding volgt waarvoor geen recht op studiefinanciering bestaat, hij dus ook in aanmerking kan komen voor algemene bijstand. Overigens heeft hij in dat geval geen aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling.
Voor belanghebbenden ouder dan 27 jaar kan er voor wat betreft scholing en onderwijsmogelijkheden een beroep worden gedaan op de re-integratieverordening WerkSaam Westfriesland 2015.
Artikel 2. Definitie onderwijsmogelijkheden
Het is noodzakelijk om te beoordelen of de jongere nog mogelijkheden heeft binnen het regulier bekostigd onderwijs. Hierbij speelt een rol of een jongere beschikt over een zogenaamde 'startkwalificatie': een diploma op HAVO-, VWO- of minimaal MBO2-niveau. Als een jongere geen startkwalificatie heeft, vragen we van de jongere dat hij weer naar school gaat, tenzij hij er de capaciteiten niet voor bezit. Maar ook als een jongere een startkwalificatie heeft, sluit dat verdergaande mogelijkheden binnen het regulier bekostigd onderwijs niet uit. Als er nog mogelijkheden tot onderwijs zijn, die het arbeidsmarktperspectief vergroten moet de jongere die volgen.
De beoordeling van een aanvraag wordt in belangrijke mate gebaseerd op een verklaring vaneen functionaris van de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten of van een studieadviseur van het ROC. Voor voortijdig schoolverlaters tot 23 jaar zónder startkwalificatie is terugleiden naar regulier onderwijs een kerntaak van de gemeentelijke Regionaal Meld- en Coördinatiepunt (RMC). Daarom wordt de jongere tot 23 jaar die onderwijsmogelijkheden heeft, direct bij melding verwezen naar het RMC .Het RMC neemt, in samenwerking met WerkSaam, de verdere begeleiding op zich en tracht de jongere naar school terug te leiden.
Een traject volgens beroepsbegeleidende leerweg (BBL) wordt aangemerkt als regulier bekostigd onderwijs. Een inburgeringstraject is dit niet.
Artikel 3. Uitzonderingsgronden op scholingsplicht
De jongere moet met documenten aantonen dat hij geen onderwijs kan volgen. Daarbij kan gedacht worden aan een bindend studieadvies of een medisch advies waaruit volgt dat een jongere geen onderwijs kan volgen. Ook mondelinge en schriftelijke verklaringen van hulpverlenende instanties, zoals maatschappelijk werk, reclassering, MEE, DNO, Aktief Talent, Brijder etc. zijn voldoende om een jongeren uit te zonderen van de scholingsplicht. De jongere kan ook een verklaring van een medewerker RMC of studieadviseur ROC overleggen.
Een jongere kan ook uitgezonderd worden van de onderwijsplicht wanneer hij inburgeringsplichtig is en de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerst. Dit geldt ook voor Europese ingezetenen (bijvoorbeeld Polen en Bulgaren) en andere ingezetenen (Turken). Deze personen zijn niet inburgeringsplichtig, maar zij zijn de Nederlandse taal vaak niet voldoende machtig. Ook kan het dagelijks bestuur een alleenstaande ouder, jongeren dan 27 jaar met kinderen tot 5 jaar uitzonderen van de onderwijsplicht.
Een jongere heeft vanaf de dag dat hij zich meldt bij WerkSaam tot de datum dat de opleiding start (september of februari)de tijd om een opleiding te kiezen. In overleg met de arbeidscoach/ontwikkelcoach kan een beroepskeuzetest worden aangeboden aan de jongere.
Wanneer een jongere door eigen toedoen geen onderwijs (meer) volgt waarvoor studiefinanciering gold op grond van de Wet studiefinanciering 2000, dan wordt aan deze jongere, in ieder geval tot het volgende instroommoment in het onderwijs, geen algemene bijstand verstrekt.