Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Impulsregeling duurzame bedrijven Zaanstad 2014 |
Citeertitel | Impulsregeling duurzame bedrijven Zaanstad 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | financiën en economie |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-10-2014 | 01-01-2015 | Onbekend | 23-10-2014 Gemeenteblad 2014, nr. 61090 | 2014/187117 |
Artikel 2. Doel van de regeling
Door middel van deze regeling wil de gemeente Zaanstad verduurzaming van het bedrijfsleven stimuleren omdat dit van groot belang is om de gemeentelijke klimaatdoelstellingen te halen. Daartoe heeft de Provincie-Noord-Holland, voor het herstructureren en duurzaam en intelligent ruimtegebruik op bedrijventerreinen in Zaanstad, subsidie ter beschikking gesteld. Teneinde deze subsidie effectief en doeltreffend in te zetten wil de gemeente Zaanstad het bedrijfsleven uitdagen om duurzame business cases aan te dragen.
Artikel 3. Reikwijdte en subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verleend voor het realiseren van een duurzame business case, welke bijdraagt aan duurzaam en intelligent ruimtegebruik op de bedrijventerreinen (Bijlage 1,deze bijlage maakt onderdeel uit van de subsidieregeling), waarmee vermindering van CO2 en/of verminderen milieubelasting en/of intelligent ruimtegebruik wordt bereikt.
Subsidie kan worden aangevraagd door een onderneming, een samenwerkingsverband van ondernemingen, parkmanagementorganisaties en bedrijfsverenigingen.
Indien de subsidiemaatregelen vallen onder de uitzonderingen van staatsteun zoals opgenomen in Verordening (EU) nr. 651/2014 van de commissie d.d. 17 juni 2014 (Algemene Groepsvrijstellings-verordening), zijn de desbetreffende plafonds van toepassing (zie hiervoor Bijlage 2, deze bijlage maakt onderdeel uit van de subsidieregeling).
Artikel 7. Voorwaarde aanvraag
Een aanvraag voor subsidie bevat :
Een aanvraag voor subsidie wordt gedaan door één onderneming of één onderneming binnen een samenwerkingsverband, parkmanagementorganisaties of bedrijfsverenigingen. De onderliggende subsidieaanvragers dienen een verklaring in dat zij akkoord gaan met de ingediende aanvraag indien deze namens hen wordt gedaan;
Burgemeester en wethouders beslissen uiterlijk op 28 februari 2015 over de ingediende aanvragen.
De subsidie wordt tevens geweigerd als blijkt dat reeds gestart is met de activiteiten voordat de regeling is opengesteld. Hiermee wordt tevens bedoeld dat de aanvrager zich reeds verbonden heeft aan de investering in de fysieke maatregelen door het accepteren van een daartoe strekkende offerte, of het aangaan van een daartoe strekkende overeenkomst of het hebben gedaan van een ter zake doende betaling.
Artikel 10. Subsidieplafond en wijze van verdeling
Artikel 11. De wegingsfactoren
Artikel 12. De wegingsfactoren bij gelijke stand.
De subsidieontvanger is verplicht om:
De subsidie dient verantwoord te worden conform artikel 15, tweede lid, van de Algemene Subsidieverordening Zaanstad (ASV):
Het college kan, in bijzondere gevallen, afwijken van het bepaalde in deze regeling, indien een strikte toepassing daarvan zal leiden tot een onevenredige benadeling van de aanvrager of subsidieontvanger.
Artikel 16. Onvoorziene gevallen
In gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist het college.
Behorende bij de Impulsregeling duurzame bedrijven Zaanstad 2014, zoals genoemd in de beschikking van de PNH 2009. Deze bijlage maakt onderdeel uit van de subsidieregeling.
Bijlage 2. Algemene Groepsvrijstelling – deel 2, 4, 7 en 13. Deze bijlage maakt onderdeel uit van de subsidieregeling.
Slechts aan de officiële tekst kunnen rechten worden ontleend.
Artikel I. Artikel 17Investeringssteun voor kmo's
Investeringssteun ten behoeve van kmo's die binnen of buiten het grondgebied van de Unie actief zijn, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
Om als in aanmerking komende kosten onder de toepassing van dit artikel te kunnen vallen, bestaat een investering in:
een investering in materiële en/of immateriële activa ten behoeve van de oprichting van een nieuwe vestiging, de uitbreiding van een bestaande vestiging, de diversificatie van de productie van een bestaande vestiging in nieuwe, bijkomende producten, of een fundamentele wijziging van het volledige productieproces van een bestaande vestiging, of
Wanneer een lid van de familie van de oorspronkelijke eigenaar of een werknemer een kleine onderneming overneemt, vervalt de voorwaarde dat de activa worden verworven van derden zonder banden met de koper. De enkele verwerving van de aandelen van een onderneming vormt geen initiële investering.
Artikel II. Artikel 18Consultancysteun voor kmo's
Artikel III. Artikel 19Kmo-steun ten behoeve van deelneming aan beurzen
Steun ten behoeve van de deelneming van kmo's aan beurzen is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
Artikel IV. Artikel 20Steun voor samenwerkingskosten gemaakt door aan projecten voor Europese territoriale samenwerking deelnemende kmo's
Steun voor samenwerkingskosten gemaakt door aan projecten voor Europese territoriale samenwerking (ETC) deelnemende kmo's die onder Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad vallen, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
Artikel I. Steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie
Artikel 25Steun voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten
Steun voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
De in aanmerking komende kosten van onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten worden bij een specifieke categorie onderzoek en ontwikkeling ingedeeld en betreffen:
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wanneer deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat gronden betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
Artikel 26 Investeringssteun voor onderzoeksinfrastructuur
Steun voor de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur waarmee economische activiteiten worden verricht, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
Wanneer met onderzoeksinfrastructuur zowel economische als niet-economische activiteiten worden verricht, wordt voor de financiering, kosten en inkomsten van elk soort activiteit een gescheiden boekhouding gevoerd, op basis van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen van kostprijsadministratie.
Toegang tot de infrastructuur staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend. Ondernemingen die ten minste 10 % van de investeringskosten van de infrastructuur hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden. Om overcompensatie te vermijden, is deze toegang evenredig aan de bijdrage van de onderneming in de investeringskosten en worden deze voorwaarden publiek beschikbaar gesteld.
Wanneer onderzoeksinfrastructuur overheidsfinanciering ontvangt voor zowel economische als niet-economische activiteiten, werken lidstaten een monitoring- en terugvorderingsmechanisme uit om te garanderen dat de toepasselijke steunintensiteit niet wordt overschreden door een toename van het aandeel economische activiteiten ten opzichte van de situatie waarmee op het tijdstip van de toekenning van de steun werd gerekend.
Artikel 27 Steun voor innovatieclusters
Toegang tot de panden, faciliteiten en activiteiten van het cluster staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend. Ondernemingen die ten minste 10 % van de investeringskosten van het innovatiecluster hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden. Om overcompensatie te vermijden, is deze toegang evenredig aan de bijdrage van de onderneming in de investeringskosten en worden deze voorwaarden publiek beschikbaar gesteld.
De steunintensiteit van investeringssteun voor innovatieclusters bedraagt ten hoogste 50 % van de in aanmerking komende kosten. De steunintensiteit kan worden verhoogd met 15 procentpunten voor innovatieclusters in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder a), van het Verdrag voldoen, en met 5 procentpunten voor innovatieclusters in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag voldoen.
Artikel 28 Innovatiesteun voor kmo's
De in aanmerking komende kosten zijn de volgende:
de kosten verbonden aan het detacheren van hooggekwalificeerd personeel van een organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding of een grote onderneming naar onderzoeks-, ontwikkelings- en innovatieactiviteiten in een nieuw gecreëerde functie binnen de begunstigde onderneming, zonder dat hierbij andere personeelseden worden vervangen;
In het specifieke geval van steun voor innovatieadviesdiensten en diensten inzake innovatieondersteuning kan de steunintensiteit worden verhoogd tot 100 % van de in aanmerking komende kosten mits het totale bedrag van de steun voor innovatieadviesdiensten en diensten inzake innovatieondersteuning ten hoogste 200 000 EUR bedraagt per onderneming over een periode van drie jaar.
Artikel 29 Steun voor proces- en organisatie-innovatie
Artikel 30 Steun voor onderzoek en ontwikkeling in de visserij- en aquacultuursector
Steun voor onderzoek en ontwikkeling in de visserij- en aquacultuursector is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
De resultaten van het gesteunde project worden op internet beschikbaar gesteld vanaf de einddatum van het gesteunde project of vanaf de datum waarop informatie over die resultaten wordt gegeven aan leden van specifieke organisaties, afhankelijk van wat als eerste plaatsvindt. De resultaten blijven op internet beschikbaar gedurende ten minste vijf jaar vanaf de einddatum van het gesteunde project.
Artikel 36 Investeringssteun om ondernemingen in staat te stellen verder te gaan dan Unienormen inzake milieubescherming of om, bij ontstentenis van Unienormen, het niveau van milieubescherming te verhogen
Investeringssteun om ondernemingen in staat te stellen verder te gaan dan Unienormen inzake milieubescherming of om, bij ontstentenis van Unienormen, het niveau van milieubescherming te verhogen, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
In afwijking van lid 3 kan steun worden verleend voor:
de aanschaf van nieuwe vervoermiddelen voor vervoer per spoor, over de weg, over de binnenwateren en over zee die aan vastgestelde Unienormen voldoen, mits deze aanschaf plaatsvindt vóór de inwerkingtreding van die normen en, wanneer die normen bindend worden, deze niet op reeds vóór die datum aangeschafte vervoermiddelen van toepassing zijn;
het retrofitten van bestaande vervoermiddelen voor vervoer per spoor, over de weg, over de binnenwateren en over zee, mits de Unienormen nog niet van kracht waren op het tijdstip dat die vervoermiddelen in bedrijf werden genomen, en die normen, zodra deze bindend worden, niet met terugwerkende kracht op die vervoermiddelen van toepassing zijn.
De in aanmerking komende kosten zijn de bijkomende investeringskosten die nodig zijn om verder te gaan dan de toepasselijke Unienormen of om, bij ontstentenis van Unienormen, het niveau van milieubescherming te verhogen. Deze kosten worden als volgt vastgesteld:
in alle overige gevallen worden de kosten van investeringen in milieubescherming vastgesteld ten opzichte van een vergelijkbare, minder milieuvriendelijke investering die zonder de steun op geloofwaardige wijze zou zijn verricht. Het verschil tussen de kosten van beide investeringen levert de met milieubescherming verband houdende kosten op en geldt als de in aanmerking komende kosten.
De steunintensiteit kan worden verhoogd met 15 procentpunten voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder a), van het Verdrag voldoen, en met 5 procentpunten voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag voldoen.
Artikel 37 Investeringssteun ten behoeve van vroege aanpassing aan toekomstige Unienormen
Steun om ondernemingen aan te moedigen te voldoen aan nieuwe Unienormen die het niveau van milieubescherming verhogen en nog niet in werking zijn getreden, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
De in aanmerking komende kosten zijn de bijkomende investeringskosten die nodig zijn om verder te gaan dan de toepasselijke Unienormen. Deze kosten worden als volgt vastgesteld:
in alle overige gevallen worden de kosten van investeringen in milieubescherming vastgesteld ten opzichte van een vergelijkbare, minder milieuvriendelijke investering die zonder de steun op geloofwaardige wijze zou zijn verricht. Het verschil tussen de kosten van beide investeringen levert de met milieubescherming verband houdende kosten op en geldt als de in aanmerking komende kosten.
De steunintensiteit bedraagt ten hoogste:
20 % van de in aanmerking komende kosten voor kleine ondernemingen, 15 % van de in aanmerking komende kosten voor middelgrote ondernemingen en 10 % van de in aanmerking komende kosten voor grote ondernemingen indien de investering meer dan drie jaar vóór de datum van inwerkingtreding van de nieuwe Unienorm ten uitvoer wordt gelegd en is voltooid;
15 % van de in aanmerking komende kosten voor kleine ondernemingen, 10 % van de in aanmerking komende kosten voor middelgrote ondernemingen en 5 % van de in aanmerking komende kosten voor grote ondernemingen indien de investering tussen één en drie jaar vóór de datum van inwerkingtreding van de nieuwe Unienorm ten uitvoer wordt gelegd en is voltooid.
De steunintensiteit kan worden verhoogd met 15 procentpunten voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder a), van het Verdrag voldoen, en met 5 procentpunten voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag voldoen.
Artikel 38 Investeringssteun ten behoeve van energie-efficiëntiemaatregelen
Investeringssteun om ondernemingen in staat te stellen energie-efficiëntie te behalen, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
De in aanmerking komende kosten zijn de bijkomende investeringskosten die nodig zijn om het hogere niveau aan energie-efficiëntie te behalen. Deze kosten worden als volgt vastgesteld:
in alle overige gevallen worden de kosten van investeringen in energie-efficiëntie vastgesteld ten opzichte van een vergelijkbare, minder energie-efficiënte investering die zonder de steun op geloofwaardige wijze zou zijn uitgevoerd. Het verschil tussen de kosten van beide investeringen levert de met energie-efficiëntie verband houdende kosten op en geldt als de in aanmerking komende kosten.
De steunintensiteit kan worden verhoogd met 15 procentpunten voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder a), van het Verdrag voldoen, en met 5 procentpunten voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag voldoen.
Artikel 39 Investeringssteun ten behoeve van energie-efficiëntieprojecten in gebouwen
Investeringssteun ten behoeve van energie-efficiëntieprojecten in gebouwen is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
De door het energie-efficiëntiefonds of andere financiële intermediair aan in aanmerking komende energie-efficiëntiefondsen toegekende steun kan de vorm hebben van leningen of garanties. De nominale waarde van de lening of het gegarandeerde bedrag bedraagt ten hoogste 10 miljoen EUR per project op het niveau van de uiteindelijke begunstigden. De garantie bedraagt ten hoogste 80 % van de onderliggende lening.
De energie-efficiëntiesteun dient als hefboom voor bijkomende investeringen van particuliere investeerders, zodat daarmee in totaal ten minste 30 % wordt bereikt van de totale financiering die voor een energie-efficiëntieproject wordt verstrekt. Wanneer de steun wordt verschaft door een energie-efficiëntiefonds, kan de hefboom van de particuliere investering worden ingezet op het niveau van het energie-efficiëntiefonds en/of op het niveau van de energie-efficiëntieprojecten, zodat daarmee een bedrag van in totaal ten minste 30 % wordt bereikt van de totale financiering die voor een energie-efficiëntieproject wordt verstrekt.
Lidstaten kunnen voor het verstrekken van energie-efficiëntiesteun energie-efficiëntiefondsen opzetten en/of een beroep doen op financiële intermediairs. Daarbij moet dan aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
managers van financiële intermediairs en managers van energie-efficiëntiefondsen worden geselecteerd via een openbare, transparante en niet-discriminerende oproep in overeenstemming met het toepasselijke Unierecht en nationale recht. Met name is er geen discriminatie op grond van de plaats van vestiging of registratie in een lidstaat. Van financiële intermediairs en managers van energie-efficiëntiefondsen kan worden geëist dat zij voldoen aan vooraf vastgestelde criteria die objectief gerechtvaardigd zijn door de aard van de investeringen;
de onafhankelijke particuliere investeerders worden geselecteerd via een openbare, transparante en niet-discriminerende oproep in overeenstemming met het toepasselijke Unierecht en nationale recht, met als doel passende regelingen inzake risico-/beloningsverdeling tot stand te brengen, waarbij voor investeringen niet zijnde garanties asymmetrische winstdeling de voorkeur krijgt boven neerwaartse bescherming. Indien de particuliere investeerders niet via dit soort oproep worden geselecteerd, wordt het redelijke rendement voor de particuliere investeerders bepaald door een onafhankelijke deskundige die is geselecteerd via een openbare, transparante en niet-discriminerende oproep;
in het geval van garanties wordt het garantiepercentage beperkt tot 80 % en zijn de totale verliezen die een lidstaat op zich neemt, gemaximeerd op 25 % van de onderliggende gegarandeerde portefeuille. Alleen garanties die de verwachte verliezen op de onderliggende gegarandeerde portefeuille dekken, kunnen kosteloos worden afgegeven. Indien een garantie ook de dekking van onverwachte verliezen omvat, betaalt de financiële intermediair voor het gedeelte van de garantie dat de onverwachte verliezen dekt, een marktconforme garantiepremie.
het energie-efficiëntiefonds of de financiële intermediair wordt opgericht overeenkomstig het toepasselijke recht en de lidstaat zorgt ervoor dat een boekenonderzoek plaatsvindt om te verzekeren dat de tenuitvoerlegging van de steunmaatregel ten behoeve van energie-efficiëntie volgens een zakelijk verantwoorde investeringsstrategie plaatsvindt.
Financiële intermediairs, met inbegrip van energie-efficiëntiefondsen, worden op zakelijke basis beheerd en zorgen voor winstgedreven financieringsbesluiten. Dit wordt geacht het geval te zijn wanneer de financiële intermediair en, in voorkomend geval, de managers van het energie-efficiëntiefonds voldoen aan de volgende voorwaarden:
voor de in het energie-efficiëntiefonds geïnvesteerde of de aan de financiële intermediair verschafte publieke middelen is een heldere en realistische exitstrategie voorhanden, die de mogelijkheid biedt om energie-efficiëntieprojecten door de markt te laten te financieren wanneer deze daarvoor klaar is.
Artikel 40 Investeringssteun ten behoeve van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling
Investeringssteun ten behoeve van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
De nieuwe warmtekrachteenheid behaalt in totaal besparingen van primaire energie ten opzichte van de gescheiden productie van warmte en elektriciteit als bepaald in Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (56). De verbetering van een bestaande warmtekrachteenheid of de ombouw van een bestaande stroomproductie-eenheid tot een warmtekrachteenheid resulteert in besparingen van primaire energie ten opzichte van de oorspronkelijke situatie.
De in aanmerking komende kosten zijn de bijkomende investeringskosten voor de uitrusting die — vergeleken met conventionele elektriciteits- of verwarmingsinstallaties met dezelfde capaciteit — nodig is om de installatie als een hoogrenderende warmtekrachtinstallatie te exploiteren, of, wanneer een bestaande installatie de hoogrendementsdrempel reeds haalt, de bijkomende investeringskosten om deze te upgraden naar een hoger rendement.
De steunintensiteit kan worden verhoogd met 15 procentpunten voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder a), van het Verdrag voldoen, en met 5 procentpunten voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag voldoen.
Artikel 41 Investeringssteun ter bevordering van energie uit hernieuwbare energiebronnen
Investeringssteun ter bevordering van energie uit hernieuwbare energiebronnen is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
Investeringssteun voor de productie van biobrandstoffen is van de aanmeldingsverplichting alleen vrijgesteld voor zover de gesteunde investeringen worden gebruikt voor de productie van duurzame biobrandstoffen niet zijnde biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen. Wel is investeringssteun om bestaande installaties voor biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen om te bouwen tot installaties voor geavanceerde biobrandstoffen, vrijgesteld op grond van dit artikel mits die op voedingsgewassen gebaseerde productie wordt verminderd naar rato van de nieuwe capaciteit.
De in aanmerking komende kosten zijn de bijkomende investeringskosten die nodig zijn om de productie van energie uit hernieuwbare energiebronnen te bevorderen. Deze kosten worden als volgt vastgesteld:
wanneer de kosten van investeringen in de productie van energie uit hernieuwbare energiebronnen binnen de totale investeringskosten als een afzonderlijke investering kunnen worden vastgesteld (bv. omdat het een gemakkelijk te onderscheiden „uitbreiding” van een reeds bestaande faciliteit is), vormen deze kosten met betrekking tot hernieuwbare energie de in aanmerking komende kosten;
wanneer de kosten van investeringen in de productie van energie uit hernieuwbare energiebronnen kunnen worden vastgesteld ten opzichte van een vergelijkbare, minder milieuvriendelijke investering die zonder de steun op geloofwaardige wijze zou zijn verricht, levert dit verschil tussen de kosten van beide investeringen de met hernieuwbare energie verband houdende kosten op en geldt dit als de in aanmerking komende kosten;
De steunintensiteit kan worden verhoogd met 15 procentpunten voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder a), van het Verdrag voldoen, en met 5 procentpunten voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag voldoen.
Wanneer de steun wordt toegekend via een concurrerende biedprocedure op grond van duidelijke, transparante en niet-discriminerende criteria, kan de steunintensiteit tot 100 % van de in aanmerking komende kosten oplopen. Dit soort biedprocedure is niet-discriminerend en voorziet in de deelname van alle belangstellende ondernemingen. Het met de biedprocedure verband houdende budget vormt een bindende beperking in die zin dat niet alle deelnemers steun kunnen krijgen en wordt toegekend op grond van de oorspronkelijke offerte van de gegadigde, waardoor verdere onderhandelingen worden uitgesloten.
Artikel 42 Exploitatiesteun ter bevordering van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen
Exploitatiesteun ter bevordering van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
De steun aan nieuwe en innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie wordt toegekend via een concurrerende biedprocedure die is gebaseerd op duidelijke, transparante en niet-discriminerende criteria en die ten minste voor één van dit soort technologieën open staat. Dit soort steun wordt toegekend voor ten hoogste 5 % van het totale geplande nieuwe elektrische vermogen uit hernieuwbare energiebronnen per jaar.
Steun mag zonder een concurrerende biedprocedure zoals beschreven in lid 2 worden toegekend ten behoeve van installaties met een geïnstalleerd elektrisch vermogen van minder dan 1 MW voor de productie van elektriciteit uit alle hernieuwbare energiebronnen met uitzondering van windenergie — waarvoor, zonder een concurrerende biedprocedure zoals beschreven in lid 2, steun mag worden toegekend aan installaties met een geïnstalleerd elektrisch vermogen van minder dan 6 MW of voor installaties met minder dan 6 productie-eenheden. Onverminderd lid 9 worden, wanneer steun wordt toegekend zonder een concurrerende biedprocedure, de voorwaarden van de leden 5, 6 en 7 in acht genomen. Bovendien zijn, wanneer steun wordt toegekend zonder een concurrerende biedprocedure, de voorwaarden van artikel 43, de leden 5, 6 en 7, van toepassing.
De in de leden 5, 6 en 7 vastgestelde voorwaarden gelden niet voor exploitatiesteun ten behoeve van installaties met een geïnstalleerd elektrisch vermogen van minder dan 500 kW voor de productie van elektriciteit uit alle hernieuwbare energiebronnen met uitzondering van windenergie — waarvoor deze voorwaarden niet gelden voor exploitatiesteun toegekend aan installaties met een geïnstalleerd elektrisch vermogen van minder dan 3 MW of voor installaties met minder dan 3 productie-eenheden.
Artikel 43 Exploitatiesteun ter bevordering van in kleinschalige installaties uit hernieuwbare energiebronnen opgewekte energie
Exploitatiesteun ter bevordering van in kleinschalige installaties uit hernieuwbare energiebronnen opgewekte energie is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
Steun wordt alleen verleend voor installaties met een geïnstalleerd vermogen van minder dan 500 kW voor de productie van energie uit alle hernieuwbare energiebronnen met uitzondering van windenergie — waarvoor steun mag worden toegekend aan installaties met een geïnstalleerd vermogen van minder dan 3 MW of voor installaties met minder dan 3 productie-eenheden — en voor biobrandstoffen — waarvoor steun mag worden toegekend aan installaties met een geïnstalleerde capaciteit van minder dan 50 000 ton per jaar. Voor het berekenen van dat maximale vermogen en die maximumcapaciteit worden kleinschalige installaties met een gemeenschappelijk aansluitpunt op het elektriciteitsnet beschouwd als één installatie.
Steun wordt alleen verleend voor installaties die duurzame biobrandstoffen produceren niet zijnde biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen. Evenwel is exploitatiesteun voor installaties die biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen produceren en die vóór 31 december 2013 in bedrijf zijn gekomen en nog niet volledig zijn afgeschreven, vrijgesteld op grond van dit artikel, maar uiterlijk tot 2020.
De steun per energie-eenheid bedraagt niet meer dan het verschil tussen de totale levelized costs van de productie van energie (LCOE) uit de betrokken hernieuwbare energiebron en het markttarief van de betrokken vorm van energie. Deze levelized costs worden regelmatig geactualiseerd, ten minste eenmaal per jaar.
Het maximale rendementspercentage dat bij de berekening van de levelized costs wordt gebruikt, bedraagt niet meer dan de betrokken swaprente met een opslag van 100 basispunten. De betrokken swaprente is de swaprente voor de munteenheid waarin de steun wordt toegekend, voor een looptijd die de afschrijvingstermijn voor de gesteunde installaties weergeeft.
Artikel 44 Steun in de vorm van kortingen op milieubelastingen krachtens Richtlijn 2003/96/EG
Steunregelingen in de vorm van kortingen op milieubelastingen die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (57), zijn verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en zijn van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
Artikel 45 Investeringssteun voor de sanering van verontreinigde terreinen
Investeringssteun ten behoeve van ondernemingen die milieuschade herstellen door verontreinigde terreinen te saneren, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
Wanneer de volgens het in elke lidstaat toepasselijke recht voor de milieuschade aansprakelijke rechtspersoon of natuurlijke persoon, onverminderd de vaststelling van Unievoorschriften ter zake — met name Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (58), gewijzigd bij Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën (59), Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (60), en Richtlijn 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (61) -, kan worden geïdentificeerd, moet die persoon de sanering financieren overeenkomstig het beginsel „de vervuiler betaalt”, en wordt geen staatssteun toegekend. Wanneer de volgens het toepasselijke recht aansprakelijke persoon niet kan worden geïdentificeerd of niet kan worden verplicht de kosten te dragen, kan de voor de bodemsanering of grondreiniging verantwoordelijke persoon staatssteun ontvangen.
De voor steun in aanmerking komende kosten zijn de bij de bodemsanering gemaakte kosten, verminderd met de waardestijging van het terrein. Alle uitgaven die een onderneming voor de sanering van haar terrein doet, kunnen, ongeacht of zij deze uitgaven als vaste activa op haar balans opvoert, worden beschouwd als in aanmerking komende investeringen in het geval van de sanering van vervuilde terreinen.
Artikel 46 Investeringssteun voor energie-efficiënte stadsverwarming en -koeling
Investeringssteun voor het installeren van een systeem voor energie-efficiënte stadsverwarming en -koeling is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
De in aanmerking komende kosten voor de productielocatie zijn de bijkomende kosten die, in vergelijking met een conventionele productielocatie, nodig zijn voor de bouw, uitbreiding en renovatie van één of meer productie-eenheden om deze als een energie-efficiënt stadsverwarmings- of stadskoelingssysteem te kunnen exploiteren. De investering maakt integrerend deel uit van het energie-efficiënte stadsverwarmings- of stadskoelingssysteem.
De steunintensiteit voor de productielocatie kan worden verhoogd met 15 procentpunten voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder a), van het Verdrag voldoen, en met 5 procentpunten voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag voldoen.
Artikel 47 Investeringssteun ten behoeve van recycling en hergebruik van afval
Investeringssteun ten behoeve van recycling en hergebruik van afval is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
De in aanmerking komende kosten zijn de bijkomende investeringskosten die nodig zijn voor het uitvoeren van een investering die tot betere of efficiëntere recycling- of hergebruiksactiviteiten leidt, vergeleken met een conventioneel proces van hergebruik en recycling met dezelfde capaciteit die zonder de steun zou zijn gebouwd.
De steunintensiteit kan worden verhoogd met 15 procentpunten voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder a), van het Verdrag voldoen, en met 5 procentpunten voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag voldoen.
Artikel 48 Investeringssteun voor energie-infrastructuur
Investeringssteun voor de bouw of het upgraden van energie-infrastructuur is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
Artikel 49 Steun ten behoeve van milieustudies
Steun ten behoeve van studies, met inbegrip van energieaudits, die rechtstreeks verband houden met de in dit deel bedoelde investeringen, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
Steun voor lokale infrastructuurvoorzieningen
Artikel 56Investeringssteun voor lokale infrastructuurvoorzieningen
Financiering voor de bouw of het upgraden van lokale infrastructuurvoorzieningen waar het om infrastructuur gaat die op het lokale niveau bijdraagt tot het verbeteren van het ondernemings- en consumentenklimaat en het moderniseren en ontwikkelen van de industriële basis, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
Het steunbedrag is niet hoger dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de exploitatiewinst van de investering. De exploitatiewinst wordt in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten, hetzij vooraf op basis van redelijke prognoses, hetzij via een terugvorderingsmechanisme.