Organisatie | Nunspeet |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Standplaatsenbeleid 2014 - 2018 |
Citeertitel | Standplaatsenbeleid |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Standplaatsenbeleid |
Geen
Algemene plaatselijke verordening, artikel 5:18
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-01-2014 | 01-01-2014 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 07-01-2014 | A.0010734 |
Volgens de Algemene plaatselijke verordening (Apv) is het verboden een standplaats in te nemen, tenzij het college van burgemeester en wethouders hiervoor vergunning heeft verleend. Het college moet bij een aanvraag om standplaatsvergunning de belangen van de aanvrager afwegen tegen de belangen die met de Apv worden beschermd. Dit zijn onder andere openbare orde en openbare veiligheid, volksgezondheid, redelijke eisen van welstand en een redelijk verzorgingsniveau voor de inwoners van de gemeente Nunspeet. Als een of meer van deze belangen in het gedrang komen, kàn de standplaatsvergunning worden geweigerd. In de Apv is daarnaast één strikte weigeringsgrond opgenomen, namelijk als de standplaats in strijd is met het geldende bestemmingsplan. De standplaatsvergunning moet dan worden geweigerd.
Als de standplaatsvergunning niet geweigerd hoeft te worden, maar het college toch eisen wil stellen aan de standplaats, dan kan het college voorschriften verbinden aan de vergunning. Deze voorschriften kunnen gaan over de afmeting of het aanzien van de standplaats, het opruimen en schoon opleveren van de standplaats en er kunnen (brand)veiligheidseisen worden gesteld. In de vergunning mogen geen voorschriften worden opgenomen die niet direct verband houden met openbare orde, openbare veiligheid, milieu of volksgezondheid. Als het college bijvoorbeeld een vergoeding wil vragen voor het gebruik van een standplaats op gemeentegrond of voor het gebruik van elektra, moet hiervoor een privaatrechtelijke overeenkomst worden gesloten. De vergoeding voor gebruik van de grond of voor verbruik van de elektra heeft namelijk niets te maken met openbare orde en openbare veiligheid, milieu of volksgezondheid en hierover kan dus in de vergunning niets worden geregeld.
De gemeente Nunspeet bestaat uit vier kernen: Nunspeet, Elspeet, Hulshorst en Vierhouten. Voor iedere kern kan het college vaste plekken aanwijzen waar een standplaats ingenomen kan worden. Welke plekken dat in de gemeente Nunspeet zijn, staat vermeld op de lijst die als bijlage 1 achterin deze standplaatsennota is opgenomen. Deze plekken zijn vooraf door de politie en brandweer beoordeeld en uit oogpunt van openbare orde en openbare veiligheid geschikt bevonden om een standplaatsvergunning voor af te geven. Daarnaast kan voor andere plekken in de gemeente een standplaatsvergunning worden aangevraagd, maar dan moet per aanvraag nog worden beoordeeld of deze plek voldoet aan het geldende bestemmingsplan en of de overige weigeringsgronden uit de Apv of andere regelingen niet van toepassing zijn.
In deze beleidsnota is een afwegingskader opgenomen voor het verlenen of weigeren van een standplaatsvergunning. Iedere aanvraag om een standplaatsvergunning wordt getoetst aan de Apv, specifieke wetgeving en het afwegingskader in de beleidsregels die gelden voor standplaatsvergunningen. Alle aanvragen worden aan dezelfde wet- en regelgeving getoetst en op gelijke wijze afgehandeld. Dit leidt tot een grotere mate van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid voor burgers en ondernemers. Inleiding
Op 1 juli 1998 is de Standplaatsennota 1998 van kracht geworden. In deze nota is vastgelegd onder welke voorwaarden een standplaatsvergunning kan worden verleend. De basis voor de standplaatsvergunning ligt in de Algemene plaatselijke verordening (Apv). De Apv is in de loop van de jaren ingrijpend gewijzigd. Daarnaast is in 2010 de Dienstenwet ingevoerd, deze wet heeft onder meer betrekking op het aanbieden van diensten vanaf een standplaats. Het gevolg hiervan is dat de Standplaatsennota 1998 niet meer voldoet aan de geldende regelgeving en geactualiseerd moet worden. Vandaar deze nieuwe nota.
In het Standplaatsenbeleid gemeente Nunspeet 2014 – 2018 zijn regels opgenomen voor het verlenen van standplaatsvergunningen. Dit zijn zowel procedurele voorschriften als inhoudelijke uitgangspunten.
Het eerste hoofdstuk bestaat uit een artikelsgewijze opsomming van de concrete beleidsregels, die op iedere aanvraag voor een standplaats van toepassing zijn. In de hoofdstukken daarna is een toelichting en nadere uitwerking van deze artikelen opgenomen. Deze nadere uitwerking is niet per artikel, maar per onderwerp opgebouwd.
Om in aanmerking te komen voor een standplaatsvergunning, moet voldaan zijn aan de artikelen in hoofdstuk 1 en de voorwaarden zoals opgenomen in de bijlagen 2 en 3. Dit zijn feitelijk de beleidsregels die gelden bij de aanvraag voor een standplaatsvergunning. Als bij de afhandeling van een aanvraag onduidelijkheid bestaat over de uitleg van een bepaald artikel uit deze beleidsregels, geeft de toelichting in de hoofdstukken 2 tot en met 7 meer duidelijkheid.
Hoofdstuk 1: Beleidsregels Standplaatsvergunningen
Artikel 3 – Aangewezen standplaatsen
Een standplaatsvergunning voor een in bijlage 1 genoemde standplaats wordt, onverminderd het bepaalde in de artikelen 5 en verder, uitsluitend verleend als de aanvraag voldoet aan de in die bijlage gestelde eisen.
Artikel 4 – Niet-aangewezen standplaatsen
Een standplaatsvergunning voor een niet in bijlage 1 genoemde standplaats wordt, onverminderd het bepaalde in de artikelen 5 en verder, geweigerd als:
Artikel 5 – Procedure en wachtlijst
Aanvragen voor een standplaatsvergunning worden in behandeling genomen als zij volledig zijn ingediend. De aanvrager krijgt eenmaal de gelegenheid om de ontbrekende gegevens aan te vullen. De datum van ontvangst van de aanvullende gegevens en/of bijlagen geldt als datum van ontvangst van de aanvraag.
Artikel 10 – Intrekken vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 van de Algemene plaatselijke verordening, kan een vergunning worden ingetrokken of gewijzigd als:
Artikel 11 – Overschrijven vergunning
Een standplaatsvergunning kan, in geval van overlijden van de vergunninghouder, worden overgeschreven op de overblijvende echtgenoot of geregistreerd partner, of één van de meewerkende kinderen, als een daartoe strekkend verzoek binnen twaalf weken na het overlijden wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders en er verder geen redenen zijn om de overschrijving te weigeren.
Artikel 13 – Hardheidsclausule
Het college van burgemeester en wethouders behandelt aanvragen voor een standplaatsvergunning volgens deze beleidsregel, tenzij dit voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
In deze nota worden de begrippen gehanteerd zoals deze ook in de Apv worden gebruikt.
Een standplaats is op grond van artikel 5:17 van de Apv ‘het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of aanbieden van diensten, waarbij gebruik wordt gemaakt van een kraam, wagen of tafel.’ Een standplaats is volgens de definitie in de Apv niet een vaste plaats op een jaarmarkt of weekmarkt of een vaste plaats op een evenement.
In deze nota wordt onderscheid gemaakt in vaste standplaatsen, tijdelijke standplaatsen en incidentele standplaatsen. Deze begrippen worden hieronder uitgelegd.
Vaste standplaats: een vaste standplaats wordt het gehele jaar door gebruikt, met een minimum van één dag of dagdeel en een maximum van zes dagen per week. De vaste standplaats hoeft niet steeds door dezelfde standplaatshouder te worden gebruikt, het kan dus zo zijn dat de vaste standplaats op verschillende dagen van de week door verschillende standplaatshouders wordt gebruikt. Deze standplaatshouders staan dan wel het gehele jaar op vaste dagen en op vaste tijden op deze standplaats. Voorbeelden hiervan zijn verkoop van vis, loempia’s en brood.
Tijdelijke standplaats: een tijdelijke standplaats wordt gebruikt gedurende een bepaalde aaneengesloten periode in een jaar. Denk hierbij aan een oliebollenkraam die alleen in het najaar een standplaats inneemt of een ijscokar in de zomermaanden. Een tijdelijke standplaatshouder biedt vaak seizoensgebonden producten aan en heeft daarom slechts een aantal maanden per jaar behoefte aan een standplaats. Een tijdelijke standplaats kan voor maximaal zes maanden aaneengesloten worden aangevraagd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in tijdelijke standplaatsen gedurende het zomerseizoen en tijdelijke standplaatsen gedurende het winterseizoen. Het zomerseizoen loopt van 1 april tot en met 30 september. Het winterseizoen loopt van 1 oktober tot en met 31 maart. Een tijdelijke standplaats kan wel voor meerdere jaren ineens worden aangevraagd.
Incidentele standplaats: een incidentele standplaats wordt slechts een aantal dagen per jaar gebruikt. Deze standplaatsen worden vooral ingenomen door standplaatshouders die producten verkopen of diensten aanbieden waar niet doorlopend vraag naar is. Denk hierbij aan autoruitreparaties en het graveren van kentekens in autoruiten. Een incidentele standplaats kan maximaal zes dagen aaneengesloten worden ingenomen.
Waar in de Standplaatsennota wordt gesproken over evenement is hier bedoeld een evenement als omschreven in artikel 2:24 van de Apv.
Op standplaatsen is een breed juridisch kader van toepassing. De aanvraag om een standplaatsvergunning moet aan diverse Europese, landelijke en gemeentelijke regelingen voldoen. Omdat de gemeente vaak ook grondeigenaar is, zijn zowel regels van publiekrecht als regels van privaatrecht van toepassing. Uitgangspunt is het recht van vrije vestiging dat iedere ondernemer heeft. Dit recht is verankerd in de Dienstenwet en mag slechts in een aantal gevallen worden beperkt. Dit heeft dan vooral te maken met aspecten van openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en milieu. De gemeente mag bij de beoordeling van de aanvraag geen rekening houden met concurrentieverhoudingen. Hieronder zijn de belangrijkste onderdelen van het juridisch kader kort uitgewerkt.
3.2 Algemene plaatselijke verordening
De verplichting om een standplaatsvergunning aan te vragen voordat een standplaats kan worden ingenomen, volgt uit artikel 5:18, lid 1, van de Apv. De aanvraag om een standplaatsvergunning wordt getoetst aan de weigeringsgronden uit de Apv.
Dit zijn de algemene weigeringsgronden in artikel 1:8 van de Apv:
en de specifieke weigeringsgronden voor de standplaatsen in artikel 5:18 lid 2 en 3 van de Apv:
Artikel 7 van de Grondwet beschermt de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van drukpers. Het verspreiden van drukwerk waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard vallen hieronder, maar niet het verspreiden van handelsreclame. Ook voor het verspreiden van drukwerk vanaf een tafel of kraam moet een standplaatsvergunning worden aangevraagd. Bij het beoordelen van de aanvraag mag niet meespelen wat voor soort drukwerk wordt verspreid, want op grond van artikel 7 van de Grondwet mag het college niet oordelen over de inhoud van het drukwerk. Bij de beoordeling van de aanvraag gelden dezelfde weigeringsgronden als voor iedere andere standplaatshouder. De aanvraag wordt dus wel beoordeeld op aspecten van openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid, milieu, bestemmingsplan, redelijke eisen van welstand en mogelijke aantasting van het verzorgingsniveau.
In de Warenwet zijn regels opgenomen over de etikettering en samenstelling van waren. Ook zijn hierin eisen opgenomen over de hygiëne en degelijkheid van producten. Een standplaatshouder is er zelf verantwoordelijk voor dat hij voldoet aan de eisen uit de warenwet. De Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit houdt toezicht op de naleving van deze regels en kan zo nodig sancties opleggen aan de standplaatshouder.
3.5 Winkeltijdenwet en Vrijstellingsbesluit
Op de standplaatsvergunning zijn de Winkeltijdenwet en het Vrijstellingsbesluit Winkeltijdenwet van toepassing. Hierin is bepaald op welke dagen en tijden winkels geopend mogen zijn. Deze dagen en tijden gelden ook voor de standplaatshouders. Verkoop op zon- en feestdagen is daarom alleen toegestaan voor de verkoop van eet- en drinkwaren die direct voor consumptie geschikt zijn en alcoholvrije dranken. Overige goederen en diensten mogen op zon- en feestdagen niet vanaf een standplaats worden aangeboden.
3.6 Wabo, Wet milieubeheer en Activiteitenbesluit
Standplaatsen kunnen soms ook een inrichting zijn zoals bedoeld in de Wet milieubeheer. Het is dan nodig om behalve een standplaatsvergunning ook een milieuvergunning aan te vragen of een milieumelding te doen. In bepaalde gevallen kan het nodig zijn om voorschriften aan de standplaatsvergunning te verbinden, bijvoorbeeld ter voorkoming van geurhinder, verontreiniging van het afvalwater of verontreiniging van de bodem. Bij de beoordeling van een aanvraag om een standplaats moet daarom altijd advies worden gevraagd bij de afdeling Bouw en Milieu.
Hoofdstuk 4: Inhoudelijke beoordeling van de aanvraag
4.1 Weigeringsgronden in artikel 1:8 van de Apv
Op grond van artikel 1:8 van de Apv kan een vergunning worden geweigerd in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu. Dit zijn geen dwingende weigeringsgronden. Per aanvraag moet dus een afweging worden gemaakt tussen het belang van de aanvrager en de hiervoor genoemde belangen. Hieronder wordt per weigeringsgrond een nadere invulling gegeven waar de standplaats ten minste aan moet voldoen.
Van openbare orde is geen eensluidende definitie te geven. Uit jurisprudentie kan wel worden afgeleid dat de samenleving in ieder geval beschermd moet worden tegen een werkelijke en voldoende ernstige bedreiging van een fundamenteel belang van de samenleving. Hierbij moet gedacht worden aan onderwerpen in verband met de menselijke waardigheid (zedelijkheid), bescherming van minderjarigen en dierenwelzijn. Deze weigeringsgrond houdt nauw verband met de weigeringsgrond openbare veiligheid en worden daarom vaak gelijktijdig toegepast.
Standplaatsen waar goederen te koop worden aangeboden, hebben een verkeersaantrekkende werking. Hierdoor ontstaan mogelijk ongewenste oversteekbewegingen door voetgangers en een toename van de verkeersbewegingen of een toename van kort parkeren nabij de standplaats. Dit kan overlast in de omgeving veroorzaken of leiden tot onveilige situaties. Daarnaast is denkbaar dat een standplaats de vrije doorgang belemmert of de gidslijn voor visueel gehandicapten blokkeert. In het belang van de verkeersveiligheid is het daarom niet overal mogelijk om een standplaats in te nemen. Ook kan het uit oogpunt van brandveiligheid niet mogelijk zijn om een standplaatsvergunning te verlenen. Denk hierbij aan een standplaats waarbij gebruik gemaakt wordt van een bakoven of ander verwarmingsapparaat, of waarbij door het innemen van de standplaats nooduitgangen en vluchtwegen worden belemmerd. Bij het aanwijzen van vaste standplaatsen en bij het verlenen van standplaatsvergunningen moet daarom altijd gelet worden op de veiligheid van de omgeving. Zo nodig moet hiervoor advies bij de politie of de brandweer worden opgevraagd.
De weigeringsgrond in het belang van de volksgezondheid hangt ook gedeeltelijk samen met de weigeringsgrond in het belang van de openbare veiligheid. Door het innemen van een standplaats mag geen gevaar voor de volksgezondheid ontstaan. Omwonenden en passanten mogen geen hinder ondervinden door stankoverlast of geluidsoverlast. Al is natuurlijk niet iedere geur of ieder geluid uit te sluiten. Een standplaats waar bijvoorbeeld gegrilde kippen worden verkocht of vers gebakken brood, snacks of vis, zal altijd een zekere geur verspreiden. Dit is normaal gesproken geen reden om de standplaatsvergunning te weigeren. Het moet gaan om geurhinder die redelijkerwijs niet acceptabel is. Hetzelfde geldt voor geluidsoverlast. Zo lang het geluid naar objectieve maatstaven niet hinderlijk is, kan de standplaatsvergunning niet op deze grond worden geweigerd. Wel kan het nodig zijn om voorschriften op te nemen om te voorkomen dat een vorm van geur- of geluidshinder ontstaat.
Bij het verlenen van een standplaatsvergunning moet de uitstraling op de omgeving en het effect voor het milieu worden beoordeeld. De belevingswaarde van een natuur- of recreatiegebied mag door de standplaats niet worden aangetast. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als een snackwagen in een kwetsbaar natuurgebied wordt geplaatst of wanneer op het Veluwetransferium goederen of diensten worden aangeboden die niet passen in de doelstellingen van het Veluwetransferium. Bij het verlenen van een standplaatsvergunning moet daarom altijd worden beoordeeld of het karakter van het natuurgebied of het milieu in de directe omgeving rond de standplaats wordt aangetast. In sommige gevallen hoeft de vergunning niet geweigerd te worden, maar kan het wel nodig zijn om voorschriften op te nemen om de uitstraling op de omgeving te beperken tot een acceptabel niveau.
4.2 Weigeringsgronden in artikel 5:18 van de Apv
Op grond van artikel 5:18 van de Apv kan of moet een standplaatsvergunning worden geweigerd als een van de volgende specifieke weigeringsgronden aan de orde is.
Strijd met het bestemmingsplan
In de Apv is strijd met het bestemmingsplan als een absolute weigeringsgrond opgenomen. Bij strijd met het bestemmingsplan moet de standplaatsvergunning worden geweigerd. Of een standplaats past binnen het bestemmingsplan is afhankelijk van de specifieke regels in het bestemmingsplan die gelden voor een bepaalde locatie en is afhankelijk van het soort goederen of diensten dat vanuit de standplaats wordt aangeboden. Dit moet per aanvraag worden beoordeeld.
Strijdigheid met redelijke eisen van welstand
De standplaatsvergunning kan worden geweigerd als de standplaats op zich of in relatie tot de omgeving niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Bepalend hiervoor is de Welstandsnota en eventueel specifiek voor bepaalde locaties opgestelde Beeldkwaliteitnota’s. Als het straatbeeld ernstig wordt verstoord of het aanzien van gemeentelijke monumenten of rijksmonumenten wordt aangetast door het innemen van de standplaats, levert dit strijdigheid met de redelijke eisen van welstand op en kan de vergunning worden geweigerd. Aanvragen om een standplaatsvergunning op een andere plek die niet is opgenomen in bijlage 1 moeten vooraf worden beoordeeld op strijdigheid met redelijke eisen van welstand. Het college kan hiervoor desgewenst advies vragen aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als de ruimtelijke uitstraling van een standplaats onderwerp is van een bezwaar- of beroepsprocedure.
Niet langer kunnen voldoen aan redelijk verzorgingsniveau
De gemeente mag op grond van de Dienstenwet niet ingrijpen in de concurrentieverhoudingen en vrije marktwerking. Dit betekent dat het college bij de beoordeling van een aanvraag niet mag meewegen of de standplaatsvergunning nadelig is voor de detailhandel in de omgeving van de standplaats. Pas als de detaillist goed onderbouwd kan aantonen dat hij zijn onderneming niet langer kan voortzetten vanwege de aanwezigheid van de standplaatshouder èn hierdoor het vaste winkelaanbod in een bepaald segment geheel zou verdwijnen, kan dit meewegen in de beoordeling van de aanvraag. Het college moet er namelijk wel voor zorgen dat het verzorgingsniveau dat in de gemeente aanwezig is en dat past bij het inwoneraantal en bij de regionale functie van de gemeente in stand blijft. Dit minimale verzorgingsniveau mag door de aanwezigheid van een of meer standplaatshouders niet geheel verdwijnen.
4.3 Standplaatsen op bijzondere locaties
In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van aangewezen standplaatsen. Voor deze standplaatsen hebben de politie en brandweer al beoordeeld dat er uit oogpunt van openbare orde en openbare veiligheid geen bezwaar bestaat om hier een standplaatsvergunning voor af te geven. Ook is op deze locaties de ruimtelijke uitstraling geen belemmering. In het overzicht hieronder is voor een aantal aangewezen standplaatsen een toelichting opgenomen, omdat hier iets bijzonders aan de hand is. Vanwege de bijzondere ligging worden extra eisen gesteld aan de uitstraling en inrichting van standplaatsen op deze locaties.
Markt, plein voor het gemeentehuis: in 2013 is het marktplein opnieuw ingericht en autovrij gemaakt. Het plein heeft een karakteristieke dorpse uitstraling gekregen en is vooral bedoeld voor horeca en evenementen. Standplaatsvergunningen worden alleen afgegeven als dit past binnen de kaders van de Centrumvisie Nunspeet en van de Beeldkwaliteitnota Kernwinkelgebied Nunspeet. Het karakter en de uitstraling van het plein moet worden versterkt door de aanwezigheid van de standplaatshouder en hier mag met het innemen van de standplaats zeker geen afbreuk aan worden gedaan. Deze beoordeling wordt in beginsel door het college zelf gedaan. Wanneer discussie ontstaat over de ruimtelijke uitstraling, kan het college desgewenst een aanvullend advies vragen aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Verder geldt dat de gidslijnen vrij van obstakels moeten blijven, en dat de gevels van de panden rondom het plein zichtbaar moeten blijven. De standplaatsen op het plein zijn van alle kanten zichtbaar en moeten er daarom te allen tijde netjes en opgeruimd uitzien. De presentatie van de kraam of wagen en de uitstraling van de standplaats als geheel speelt hierbij een belangrijke rol. Op het plein worden alleen verkoopwagens en kramen toegelaten waarvan het trekkende voertuig kan worden losgekoppeld. Het trekkende voertuig moet bij het innemen van de standplaats op een daarvoor geschikte parkeerplaats buiten de blauwe zone worden geparkeerd.
Omdat het plein vooral bedoeld is voor horeca en evenementen, is de standplaats hieraan ondergeschikt. Op het plein is één vaste standplaats en één tijdelijke standplaats voor het winterseizoen aangewezen. De tijdelijke standplaats kan in het zomerseizoen niet worden ingenomen. Beide standplaatsen kunnen ook niet worden ingenomen als op het plein een evenement plaatsvindt. In dat geval kunnen de standplaatshouders uitwijken naar een alternatieve standplaats direct voor het gemeentehuis of naast het gemeentehuis aan de zijde van Ds. Martiniuslaan. De standplaatshouder op de vaste standplaats heeft hierin de eerste keus. De standplaatshouder op de seizoensgebonden tijdelijke standplaats kan dan de overgebleven alternatieve standplaats innemen. De exacte locatie en afmetingen van de standplaatsen op het plein en de alternatieven in geval van evenementen zijn op bijlage 5 weergegeven.
Dorpsstraat: de Dorpsstraat in het centrum van Nunspeet is voetgangersgebied en winkelgebied. Deze straat kent veel voetgangers en de winkeliers mogen winkeluitstallingen op een klein gedeelte voor hun winkel plaatsen. De doorgang mag door de uitstalling van waren niet worden belemmerd en moet in ieder geval vrij blijven voor hulpdiensten. Daarnaast moeten de gidslijnen vrij blijven van obstakels en mag de uitstalling het doorzicht in de Dorpsstraat niet belemmeren. Het is daarom niet wenselijk om op iedere willekeurige plek in de Dorpsstraat een standplaats te laten innemen. Een standplaats in de Dorpsstraat kan alleen nog worden ingenomen ter hoogte van de Hervormde Dorpskerk. Ook hier geldt dat de standplaats er te allen tijde netjes en opgeruimd uit moet zien en dat de ruimtelijke uitstraling geen afbreuk mag doen aan de kaders die zijn gesteld in de Centrumvisie Nunspeet en Beeldkwaliteitnota Kernwinkelgebied Nunspeet.
Veluwetransferium: Volgens het handboek Veluwe Transferium en het geldende bestemmingsplan is het Veluwe Transferium bestemd voor dagrecreatie. Een standplaatsvergunning kan alleen worden afgegeven voor daghoreca of het aanbieden van goederen en diensten in de sfeer van toerisme en recreatie. Bovendien moet het bestemmingsplan toestaan dat op de betreffende grond een standplaatsvergunning wordt afgegeven.
Stakenbergweg: De speelweide langs de Stakenbergweg grenst aan een natuurgebied dat door de inwoners van de gemeente Nunspeet veelvuldig wordt gebruikt voor dagrecreatie. Een daghorecavoorziening past bij het recreatieve karakter van de speelweide en directe omgeving, maar mag geen afbreuk doen aan de beleving van de natuurwaarden. Daarom is ervoor gekozen om langs de Stakenbergweg ter hoogte van de speelweide één tijdelijke standplaatsvergunning voor het zomerseizoen af te geven voor het verkopen van snacks, frisdranken, ijs, koffie, thee etc.
4.4 Overige bepalingen en vergunningvoorschriften
Als voor de aangevraagde standplaatsvergunning geen weigeringsgronden van toepassing zijn, kan de vergunning worden verleend. In de vergunning wordt in ieder geval omschreven op welke standplaats de vergunning van toepassing is, voor welke activiteit en op welke weekdagen of in welke periode de standplaats ingenomen mag worden. Daarnaast kan in de vergunning een aantal specifieke voorschriften worden opgenomen, bijvoorbeeld met betrekking tot de verkeersveiligheid, bescherming van het milieu of ter voorkoming van overlast voor de omgeving. Deze voorschriften hebben dan betrekking op de belangen die samenhangen met de weigeringsgronden uit artikel 1:8 en 5:18 van de Apv. Behalve voorschriften ter bescherming van deze belangen kunnen ook andere voorschriften aan de vergunning worden verbonden. Dit zijn voorschriften die iets regelen over de vervanging van de standplaatshouder in geval van ziekte of overlijden en waarin is bepaald voor welke periode de vergunning is afgegeven. Een aantal voorschriften is hieronder uitgewerkt. Dit overzicht is niet uitputtend bedoeld, in bijzondere situaties kunnen voorschriften in de vergunning worden opgenomen die hieronder niet zijn genoemd.
Geldigheid van de vergunning, wachtlijst
Uitgangspunt is dat een vaste of tijdelijke standplaatsvergunning tot 1 januari 2019 wordt verleend. Dit geldt nadrukkelijk niet voor incidentele standplaatsvergunningen, omdat deze naar hun aard zijn bedoeld voor een activiteit die niet doorlopend of met grote regelmaat plaatsvindt. Alleen vaste en tijdelijke standplaatsvergunningen kunnen voor langere tijd worden afgegeven. Als het uit oogpunt van openbare orde, openbare veiligheid, milieu of volksgezondheid nodig is om een kortere geldigheidsduur aan de vergunning te verbinden, kan de vergunning voor een kortere duur dan tot 1 januari 2019 worden afgegeven. In de motivering van de vergunning moet dan worden toegelicht waarom de vergunning voor een kortere duur is verleend. Ook wordt een vergunning voor een kortere duur verleend als de aanvrager van de vergunning zelf heeft aangegeven dat hij een vergunning voor een kortere duur wil ontvangen.
In het kader van de administratieve lastenverlichting voor burgers en ondernemers geldt als uitgangspunt dat vergunningen in beginsel voor onbepaalde duur worden verleend. De voornaamste reden om toch een geldigheidsduur aan de standplaatsvergunningen te verbinden is dat er meer aanvragen om een standplaatsvergunning kunnen komen dan dat er vergunningen te vergeven zijn. Als de vraag het aanbod overtreft, is het toegestaan om een vergunning voor bepaalde duur af te geven. Wij kiezen ervoor om aan de vaste en tijdelijke standplaatsvergunningen een geldigheidsduur van maximaal vijf jaar te verbinden, om de administratieve lasten voor de aanvrager zoveel mogelijk te beperken en de inschrijvers op de wachtlijst niet eindeloos op de wachtlijst te laten staan. Zodra de huidige standplaatshouder zijn standplaats opzegt of om een andere reden geen gebruik meer kan maken van de vergunning, wordt de standplaats aan de eerstvolgende inschrijver op de wachtlijst aangeboden. Deze mag de standplaats eenmaal weigeren zonder dat dit gevolgen heeft voor zijn positie op de wachtlijst. De weigering moet wel met redenen zijn omkleed. De wachtlijst vervalt per 1 oktober 2018, zodat iedereen hierna weer gelijke kansen heeft om voor een nieuwe periode een standplaatsvergunning aan te vragen.
Overdraagbaarheid van de vergunning
De standplaatsvergunning is persoonsgebonden en wordt afgegeven op naam van een natuurlijk persoon. Als de aanvrager een onderneming is met meerdere personeelsleden, kan de vergunning op naam van een van de personeelsleden worden afgegeven. Degene wiens naam op de vergunning staat, moet zelf op de standplaats aanwezig zijn. Deze persoon kan altijd maar op één plaats tegelijk zijn. Daarom wordt aan iedere vergunninghouder nooit meer dan één vergunning per dag per standplaats afgegeven. De vergunning is niet overdraagbaar aan derden, behalve in geval van overlijden van de vergunninghouder. De vergunning kan dan worden overgedragen aan de meewerkend echtegenoot/partner of een van de meewerkende kinderen. Degene die hiervoor in aanmerking wil komen, moet binnen twaalf weken na het overlijden van de vergunninghouder hiervoor een verzoek doen aan het college.
Intrekken van de vergunning,tijdelijke en blijvende vervanging van de vergunninghouder
Om te voorkomen dat standplaatsen op papier zijn toebedeeld aan een standplaatshouder maar in de praktijk toch leeg staan omdat van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt, heeft het college de mogelijkheid de vergunning in te trekken als hiervan geen of onvoldoende gebruik wordt gemaakt. Het college maakt pas van deze bevoegdheid gebruik als de standplaats gedurende ten minste drie achtereenvolgende weken of ten minste zes maal in een kwartaal niet is ingenomen. Als de standplaatshouder wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden langer dan drie weken achtereen of vaker dan zes maal in een kwartaal niet in staat is de standplaats in te nemen, moet hij hiervan schriftelijk mededeling doen aan het college. In dat geval is het mogelijk om ontheffing te krijgen van de verplichting om de standplaats in te nemen. Ook kan ontheffing worden verleend om de standplaats tijdelijk door iemand anders te laten innemen.
Daarnaast kan het college de verleende standplaatsvergunning intrekken of wijzigen als dit vanwege nieuwe inzichten, gewijzigde omstandigheden, nieuwe wetgeving of hernieuwd beleid nodig is. Bij het verlenen van een standplaatsvergunning wordt beoordeeld of geen van de weigeringsgronden uit de Apv moet worden toegepast. Als geen van de weigeringsgronden zich voordoet, kan de vergunning worden verleend. Het is echter denkbaar dat na verloop van tijd de omstandigheden veranderen en alsnog de situatie ontstaat dat een of meer van de belangen genoemd in artikel 1:8 of 5:18 van de Apv wordt geschonden. In dat geval kan het college de verleende standplaatsvergunning wijzigen of intrekken. Ook kan de vergunning worden ingetrokken als een van de situaties uit artikel 1:6 van de Apv zich voordoet. Het college probeert daarbij wel zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de oorspronkelijke vergunning en treedt met de vergunninghouder in overleg voordat de vergunning daadwerkelijk wordt gewijzigd of ingetrokken.
Gebruik standplaatsvergunning tijdens evenementen
Vooral in het centrum van Nunspeet en in de kern Elspeet spant de gemeente zich er samen met de lokale ondernemers voor in om met enige regelmaat evenementen te (laten) organiseren. Dit verlevendigt de omgeving en maakt de gemeente zowel voor eigen inwoners als voor gasten aantrekkelijk om er te verblijven. Deze aantrekkende werking is gunstig voor horeca en winkeliers. Ook de standplaatshouders profiteren van deze verlevendiging mee. Al kan dit ook tot gevolg hebben dat een standplaats tijdelijk niet ingenomen kan worden, vanwege een vergund evenement. Daarom geldt dat geen gebruik gemaakt kan worden van een standplaats op de dagen dat een vergund of tijdig gemeld evenement plaats vindt. Op de dagen dat volgens de evenementenkalender van de gemeente een evenement is gepland, kan voor de betreffende standplaats geen standplaatsvergunning worden verleend.
Als voor deze standplaats al een standplaatsvergunning is afgegeven voordat het evenement is gemeld of aangevraagd en vergund, spant het college zich in om de standplaatshouder voor de dag of dagen waarop het evenement plaats vindt een geschikte alternatieve standplaats aan te bieden. De standplaatshouder wordt uiterlijk drie weken van tevoren geïnformeerd over deze wijziging in de standplaats, zodat hij voldoende tijd en gelegenheid heeft om zijn klanten hierover te informeren.
Voor de standplaatsen op het plein voor het gemeentehuis en in de Dorpsstraat geldt dat een evenement altijd voorrang krijgt. Wel kan de standplaatshouder zelf in overleg treden met de organisator van een evenement, om te bezien of een combinatie mogelijk is. Als de standplaats in overleg niet ingepast kan worden in het evenement, kan de standplaatshouder gedurende het evenement een van de alternatieve standplaatsen voor of naast het gemeentehuis innemen.
De standplaatshouder heeft geen recht op schadevergoeding of nadeelcompensatie vanwege een tijdelijke wijziging van de standplaats. Ook vindt geen restitutie plaats van de vooruit betaalde vergoeding voor gebruik van gemeentegrond en elektra.
Een standplaats kan pas worden ingenomen als de standplaatshouder hiervoor een vergunning heeft aangevraagd en gekregen. Voor een standplaats op gemeentegrond is daarnaast vereist dat de standplaatshouder met de gemeente een huurovereenkomst heeft gesloten. In de vergunning zijn voorschriften opgenomen waaraan de standplaats moet voldoen.
Om te voorkomen dat een standplaats zonder vergunning wordt ingenomen of dat de standplaats niet aan de vergunningvoorschriften voldoet, moet hierop periodiek worden gecontroleerd. De gemeentelijke toezichthouders (Boa’s) zijn op grond van artikel 6:2 van de Apv bevoegd om dit te controleren. Hiervoor wordt aangesloten bij de preventieve toezichtstrategie en het stappenplan zoals beschreven in het daarvoor vastgestelde beleid.
Als de BOA bij een periodieke controle of naar aanleiding van een klacht of melding een overtreding door de standplaatshouder constateert, kan hij tot handhaving overgaan. Handhaving dient allereerst om een einde te maken aan de overtreding en daarnaast om te voorkomen dat de overtreding nogmaals wordt begaan. Hierin wordt de sanctiestrategie gevolgd zoals deze door het bevoegd gezag is vastgesteld. Op basis van deze sanctiestrategie kan gekozen worden voor bestuursrechtelijke handhaving of strafrechtelijke handhaving. In eerste instantie volgt na constatering van een overtreding het traject van strafrechtelijke handhaving. Pas als na hercontrole blijkt dat de overtreding ondanks het opleggen van een boete niet is ongedaan gemaakt of dat de overtreding ondanks de opgelegde boete opnieuw is begaan, wordt het traject van bestuursrechtelijke handhaving ingezet.
Strafrechtelijke sanctie heeft de voorkeur boven bestuursrechtelijke sanctie, omdat wij verwachten dat met relatief beperkte inzet van mankracht, tijd en geld het beoogde resultaat bereikt kan worden. Slechts in een enkel geval zal een boete niet leiden tot het opheffen van de overtreding en is verdere actie in de vorm van bestuursrechtelijke sancties nodig.
Op grond van de risicomatrix in het Handhavingsuitvoeringsprogramma 2013 is aan het preventief toezicht op standplaatsvergunningen lage prioriteit toegekend. De inzet van de Boa’s voor toezicht en handhaving voor het onderdeel standplaatsvergunningen wordt op basis hiervan ingeschat op 35 uur per jaar voor preventieve toezicht, 15 uur per jaar voor strafrechtelijke handhaving en 20 uur per jaar voor bestuursrechtelijke handhaving. Dit wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld.
Hoofdstuk 5: Aanvraagprocedure
5.1 Hoe wordt de aanvraag ingediend
Een standplaatsvergunning moet worden aangevraagd met het daarvoor vastgestelde formulier. Aanvragen die op andere wijze worden ingediend, worden niet in behandeling genomen. Het aanvraagformulier is te downloaden via de website www.nunspeet.nl en kan dan worden ingevuld en geprint. Het geprinte formulier kan, voorzien van de vereiste bijlagen, worden opgestuurd naar het gemeentehuis of worden afgegeven aan de balie. Ook is het mogelijk het formulier via de website digitaal in te dienen. Hiervoor is wel vereist dat de aanvrager over DigiD beschikt, omdat het formulier met DigiD moet worden ondertekend.
5.2 Wat moet bij de aanvraag worden aangeleverd
Op het aanvraagformulier moet een aantal gegevens worden ingevuld. Deze gegevens zijn nodig om de identiteit van de standplaatshouder te kunnen vaststellen en om te kunnen beoordelen of op de aangevraagde standplaats geen weigeringsgronden van toepassing zijn of voorschriften aan de vergunning verbonden moeten worden.
De volgende gegevens moeten op het aanvraagformulier worden vermeld:
gebruik maakt van de standplaats;
Daarnaast moeten de volgende bijlagen bij het aanvraagformulier worden meegestuurd:
standplaats, alleen als de standplaats niet op gemeentegrond wordt aangevraagd;
-kopie legitimatiebewijs van de aanvrager en eventueel personeelsleden die gebruik maken van
5.3 Afhandeling van de aanvraag
Een aanvraag om een standplaatsvergunning moet binnen acht weken na ontvangst worden afgehandeld. Deze termijn kan eenmaal met acht weken worden verlengd. Hiervan wordt voor het aflopen van de oorspronkelijke afhandelingstermijn mededeling gedaan.
Als een aanvraagformulier niet volledig is ingevuld of niet alle bijlagen zijn bijgevoegd, wordt een aanvrager eenmaal in de gelegenheid gesteld om de aanvraag compleet te maken. De afhandelingstermijn schort op met termijn die wordt gesteld om de ontbrekende gegevens aan te vullen. De oorspronkelijke afhandelingstermijn loopt weer door zodra de ontbrekende gegevens zijn ontvangen of de termijn die hiervoor was gesteld, is verstreken. Ontbreken er dan nog steeds gegevens of bijlagen, dan wordt de aanvraag wel verder in behandeling genomen maar kan de vergunning mogelijk niet worden verleend. Afhankelijk van de gegevens die op dat moment nog ontbreken.
Advies over toepassing weigeringsgronden
Iedere aanvraag om een standplaatsvergunning moet getoetst worden aan de weigeringsgronden uit de Apv. De beoordeling hiervan ligt op verschillende beleidsterreinen. Het is daarom van belang dat iedere aanvraag wordt voorgelegd aan de deskundigen op deze beleidsterreinen. Voor de standplaatsen die op bijlage 1 zijn vermeld is deze toets op de onderdelen openbare orde en veiligheid en bestemmingsplan al gemaakt. Voor standplaatsen op andere locaties moeten deze onderdelen nog worden beoordeeld. Iedere aanvraag voor een standplaats die niet op bijlage 1 is vermeld, moet worden voorgelegd aan de afdeling openbare ruimte van de gemeente en aan de politie, om te beoordelen of er risico’s zijn voor openbare orde en openbare veiligheid. Aanvragen voor een standplaatsvergunning buiten de aangewezen standplaatsen moeten daarnaast worden voorgelegd aan de afdeling bouw en milieu en worden dan door een bestemmingsplantoetser beoordeeld op strijdigheid met het bestemmingsplan. Om te beoordelen of de aanvraag gevolgen heeft voor de redelijke eisen van welstand en het aanzien van de omgeving, kan het college besluiten de aanvraag voor advies voor te leggen aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.
Het college behandelt aanvragen voor een standplaatsvergunning volgens deze beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Onder bijzondere omstandigheden is het college niet alleen bevoegd maar zelfs verplicht van de beleidsregel af te wijken. Dit geldt als de strikte toepassing van de beleidsregel onder bijzondere omstandigheden leidt tot nadelige of voordelige gevolgen voor één of meer belanghebbenden die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidregel te dienen doelen. Het moet dan gaan om omstandigheden waarin de beleidsregel niet voorziet.
Dit heeft tegelijkertijd tot gevolg dat onder normale omstandigheden niet afgeweken mag worden en de beleidslijn moet worden gevolgd. Het is de aanvrager die de bijzondere omstandigheden moet aanvoeren en zo nodig bewijzen. Alleen als de bijzondere omstandigheden overduidelijk aanwezig zijn, kan van het college worden verwacht dat het daar uit eigen beweging rekening mee houdt bij de besluitvorming.
Strikt genomen hoeft de hardheidsclausule niet in het beleid opgenomen te worden. De wet voorziet met artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht in een algemene formulering van deze hardheidsclausule, ook wel de inherente afwijkingsbevoegdheid genoemd.
De vergunning is een beschikking en moet daarom voldoen aan de vereisten uit de Algemene wet bestuursrecht. In ieder geval moet het wettelijk kader en een bezwaarclausule zijn opgenomen.
Daarnaast moet de omschrijving van de standplaats en de standplaatshouder duidelijk zijn. Daarom staat in de vergunning in ieder geval het volgende vermeld:
Bekendmaken vergunning en publicatie op gemeentepagina
Een aanvraag om een standplaatsvergunning hoeft niet gepubliceerd te worden op de gemeentepagina van Nunspeet Huis aan Huis. Ook de verleende vergunning hoeft in theorie niet altijd gepubliceerd te worden. Volgens de regels uit de Algemene wet bestuursrecht treedt een besluit, dus ook een vergunning, pas in werking nadat dit is bekend gemaakt. Bekend maken houdt in ieder geval in dat de vergunning wordt toegezonden aan de aanvrager. Als er derden zijn die hierbij ook een belang kunnen hebben, kan het nodig zijn om ook aan hen kenbaar te maken dat de vergunning is verleend. Zij kunnen dan overwegen om in bezwaar te gaan tegen de verleende vergunning of tegen de voorschriften die in de vergunning zijn opgenomen.
In veel gevallen is vooraf niet goed in te schatten welke derden belang kunnen hebben bij de verleende standplaatsvergunning. Het is daarom wenselijk om toch iedere verleende standplaatsvergunning op de gemeentepagina te publiceren, ook al is dit strikt genomen niet altijd nodig. Een geweigerde standplaatsvergunning raakt in beginsel alleen de aanvrager en hoeft daarom niet gepubliceerd te worden. Toezenden van de weigering aan de aanvrager is in dit geval voldoende.
Hoofdstuk 6: Tarieven en leges
6.1 kosten behandeling aanvraag
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een standplaats is de aanvrager leges verschuldigd. De hoogte van de leges is vastgelegd in de Legesverordening en wordt ieder jaar bijgesteld. De hoogte van de leges is mede afhankelijk van de adviezen die moeten worden opgevraagd om de aanvraag te kunnen beoordelen. De aanvrager voor een vaste standplaats kan kiezen voor een vergunning met een looptijd van maximaal vijf jaar, of voor een vergunning met een looptijd van maximaal één jaar. Voor een seizoensplaats kan een tijdelijke vergunning voor maximaal zes maanden worden aangevraagd. Deze vergunning kan ook voor meerdere jaren ineens worden aangevraagd, maximaal tot 31 december 2018. Voor een korte periode kan een incidentele vergunning worden aangevraagd. Voor de verschillende soorten standplaatsvergunningen gelden verschillende legestarieven.
6.2 kosten inschrijving op wachtlijst
Voor het inschrijven op de wachtlijst is geen aparte vergoeding verschuldigd. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag worden leges in rekening gebracht. Als de aanvraag niet direct kan leiden tot een vergunning, maar de aanvrager eerst op de wachtlijst wordt geplaatst, gelden de betaalde leges ook als vergoeding voor het plaatsen op de wachtlijst. Zodra de aangevraagde standplaats vrij komt, ontvangt de aanvrager op de wachtlijst alsnog een standplaatsvergunning.
6.3 kosten gebruik gemeentegrond
Een standplaats kan worden aangevraagd op gemeentegrond of op particuliere grond met een openbare bestemming. Als de standplaats op gemeentegrond ligt, is voor het gebruik van de grond een vergoeding verschuldigd. De standplaatshouder gaat hiervoor een overeenkomst met de gemeente aan. Het ondertekenen van een huurovereenkomst door de standplaatshouder kan niet worden afgedwongen, maar zonder huurovereenkomst kan geen gebruik worden gemaakt van de standplaats op gemeentegrond en loopt de vergunninghouder het risico dat de vergunning wordt ingetrokken. Een format voor deze huurovereenkomst is als bijlage 4 in deze standplaatsennota opgenomen.
Als een standplaats op particuliere grond wordt ingenomen, moet de standplaatshouder zelf afspraken met de grondeigenaar maken over huur en gebruik van de grond. Afspraken over de hoogte van de vergoeding die in dat geval verschuldigd is, gaan buiten de gemeente om.
De hoogte van de vergoeding voor gebruik van een standplaats op gemeentegrond bedraagt € 1,75 per m² per dag voor een standplaats in het centrum van Nunspeet. Voor standplaatsen buiten het centrum en in de kernen Elspeet, Hulshorst en Vierhouten bedraagt de vergoeding € 1,45 per m² per dag. Voor standplaatsen in het buitengebied bedraagt de vergoeding € 1,10 per m² per dag. De vergoeding wordt berekend in hele m² en ook over de grond die nodig is voor
opslag en dergelijke. De dagvergoeding is verschuldigd voor de dagen dat de standplaats volgens de vergunning ingenomen kan worden. Voor standplaatsen die een halve dag worden ingenomen, wordt 50% korting verleend.
De volgende straten worden voor het verlenen van een standplaatsvergunning gerekend tot het centrum van Nunspeet:
Als een standplaatshouder voor zijn standplaats elektra nodig heeft en hiervoor zelf geen voorziening heeft, kan hij in sommige gevallen gebruik maken van de stroomkasten van de gemeente. Een aantal aangewezen standplaatsen beschikt over een stroomkast. Voor deze standplaatsen kan desgewenst gebruik worden gemaakt van de stroomvoorziening. Voor standplaatsen waar geen stroomkast van de gemeente aanwezig is, moet de standplaatshouder zelf een voorziening treffen. Gebruik van een stroomvoorziening van de gemeente geeft geen voortdurend recht op een stroomvoorziening. Als de standplaats om welke reden dan ook verplaatst wordt naar een andere locatie zonder stroomvoorziening, is de standplaatshouder alsnog zelf verantwoordelijk voor zijn stroomvoorziening. De gemeente legt in dat geval geen stroomvoorziening aan.
De stroomkasten van de gemeente zijn niet voorzien van een afzonderlijke verbruikmeter. Er kan dus niet op werkelijk verbruik worden afgerekend. Voor gebruik van elektra rekent de gemeente daarom een gefixeerd tarief. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebruik van krachtstroom (380 Volt) en gewone stroom (220 Volt). Op het aanvraagformulier moet vermeld worden of gebruik gemaakt wordt van de stroomkast van de gemeente en of in dat geval krachtstroom of gewone stroom wordt gebruikt. Voor gebruik van krachtstroom geldt een tarief van € 25,00 per dag. Dit bedrag bestaat uit een vergoeding voor het elektraverbruik en een vergoeding voor afschrijving van de stroomkast. Voor gebruik van gewone stroom geldt een tarief van € 15,00 per dag, inclusief afschrijving van de stroomkast.
De vergoeding voor elektra wordt voor vaste standplaatsen per kalenderjaar vooruit gefactureerd. Voor tijdelijke en incidentele standplaatsen wordt deze vergoeding voor de gehele periode ineens vooruit gefactureerd. Als een tijdelijke vergunning voor meerdere jaren ineens wordt afgegeven, wordt de vergoeding voor gebruik elektra per kalenderjaar in rekening gebracht. Voor de berekening wordt uitgegaan van het aantal dagen dat de standplaats volgens de vergunning ingenomen kan worden. Hier wordt achteraf geen verrekening op toegepast als de standplaats niet alle vergunde dagen ingenomen is geweest.
Hoofdstuk 7: Overgangsbepalingen en inwerkingtreding
Tot nu toe werden standplaatsvergunningen afgegeven voor maximaal één jaar. De huidige vergunningen lopen uiterlijk 31 december 2013 af. Het nieuwe Standplaatsenbeleid 2014 – 2018 treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking en geldt dan voor alle aanvragen voor een standplaatsvergunning die hierna worden ingediend. De aanvragen die in 2013 zijn ontvangen en betrekking hebben op een standplaats die na 1 januari 2014 wordt ingenomen, worden aangehouden tot het nieuwe standplaatsenbeleid is vastgesteld en worden dan ook volgens dit nieuwe beleid afgehandeld.
De huidige standplaatshouders zijn vooraf per brief over het nieuwe beleid geïnformeerd en hebben hier inspraak in gehad. Daarnaast is op de gemeentepagina van Nunspeet Huis aan Huis en op de website aandacht besteed aan het nieuwe Standplaatsenbeleid, zodat ook nieuwe aanvragers weten welke wijzigingen in het standplaatsenbeleid worden doorgevoerd.
Bijlage 1: Aangewezen standplaatsen per kern
Bijlage 2: Voorwaarden voor alle standplaatsvergunningen
De standplaats wordt op eerste aanzegging van het college van burgemeester en wethouders direct ontruimd dan wel verplaatst, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
Gebruik standplaats en omgeving
Instructies van het bevoegd gezag
De gemeente aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid, in welke vorm dan ook, ontstaan door het gebruik van deze vergunning.
Bijlage 3: Voorwaarden in verband met veiligheid
Er moet ten behoeve van het verkeer van de hulpverlenende diensten (politie, brandweer, ambulance), een doorgaande route met een breedte van 3,5 m en een hoogte van 4,2 m worden vrijgehouden. Hekwerken die deze route blokkeren moeten snel en gemakkelijk kunnen worden verwijderd. In deze route mogen geen losse goederen (zoals vlaggen, kledingrekken en dergelijke) worden geplaatst.
Deugdelijkheid, gebruik, onderhoud en blusmiddelen
5 kg koolzuursneeuw of een gelijkwaardig ander blusmiddel;
Bijlage 4: Huurovereenkomst bij een standplaats op gemeentegrond
1.de gemeente Nunspeet, op grond van artikel 171 van de Gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door de burgemeester, de heer ir. D.H.A. van Hemmen, op basis van volmacht vertegenwoordigd door de heer ……………………….., verder te noemen: de eigenaar;
2. , verder te noemen: de huurder;
zijn een huurovereenkomst aangegaan onder de navolgende voorwaarden en bedingen:
De eigenaar verhuurt aan huurder een stuk grond, kadastraal bekend gemeente Nunspeet, sectie , nummer , ter grootte van ongeveer m², zoals nader is aangegeven op de bijgesloten situatietekening ten behoeve van het innemen van een vaste/tijdelijke/incidentele standplaats.
De huurovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd en vangt aan op ……. (datum standplaatsvergunning) en loopt af op …………………….(datum einde standplaatsvergunning). De huurovereenkomst is onlosmakelijk verbonden aan de standplaatsvergunning met kenmerk U…… die op …. (datum) aan huurder is afgegeven en kan niet stilzwijgend worden verlengd.
De vergoeding voor huur van de standplaats bedraagt € 1,75 / € 1,45 / € 1,10 per m² per dag x het aantal dagen dat de standplaats volgens de vergunning ingenomen kan worden. Deze vergoeding moet bij vooruitbetaling per kalenderjaar worden voldaan. Huurder is bij aanvang van deze huurovereenkomst voor het eerste jaar € verschuldigd (periode …. tot …..). Daarna is huurder € ….. per jaar verschuldigd.
Vergoeding gebruik stroomvoorziening
De vaste vergoeding voor gebruik van elektra 220 Volt is € 15,00 per dag. De vaste vergoeding voor gebruik van elektra 380 Volt is € 25,00 per dag. Huurder heeft op het aanvraagformulier aangegeven gebruik te willen maken van elektra 220/380 Volt en is bij aanvang van deze huurovereenkomst voor het eerste jaar € … (= dagvergoeding x het aantal dagen dat standplaats volgens de vergunning ingenomen kan worden) verschuldigd (periode … tot ….). Daarna is huurder € …. per jaar verschuldigd.
De huurder neemt de grond in gebruik met als doel deze te gebruiken als standplaats voor …….(omschrijving uit vergunning overnemen, inclusief periode, dagen en tijden). Iedere andere vorm van gebruik door huurder is niet toegestaan. Ook is het huurder niet toegestaan het gehuurde te gebruiken buiten de dagen en tijden als genoemd in de standplaatsvergunning.
Huurder mag het gehuurde niet gebruiken vanwege een vergund of tijdig gemeld evenement. Huurder wordt dan uiterlijk drie weken van tevoren in de gelegenheid gesteld om een alternatieve standplaats in te nemen. Deze huurovereenkomst is eveneens van kracht op de alternatieve standplaats die vanwege een evenement tijdelijk wordt ingenomen.
Als de huurder enige bepaling van deze overeenkomst niet naleeft of overtreedt c.q. laat overtreden, dan wel in gebreke is in de betaling van de huurvergoeding, heeft de eigenaar het recht, na behoorlijke ingebrekestelling, de ontbinding van de huurovereenkomst in te roepen met ingang van de datum van aanzegging hiervan door de eigenaar, onverminderd het recht op schadevergoeding. De aan een en ander verbonden kosten komen voor rekening van de huurder.
……………..…. (datum) ………………………..……. (datum)