Organisatie | 's-Gravenhage |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | AANWIJZINGEN VOOR DE REGELGEVING DEN HAAG 2015 |
Citeertitel | Aanwijzingen voor regelgeving |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze aanwijzingen hebben betrekking op regelingen die onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders, de burgemeester en overige gemeentelijke bestuursorganen tot stand komen of worden aangeboden aan de raad.
Artikel 160 Gemeentewet, Circulaire van de Minister-President van 18 november 1992.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-07-2015 | 23-07-2015 | Nieuwe regeling | 21-07-2015 Publicatie in het gemeenteblad van week 30 van 2015 en met ingang van 23 juli 2015, inclusief toelichting, terug te vinden op de site www.denhaag.nl/bestuurlijkestukken, onder risnummer 284262 | BSD/2015.629 RIS 284262 |
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS,
gelet op artikel 160 van de Gemeentewet.
I. Vast te stellen de “Aanwijzingen voor de regelgeving Den Haag 2015” en te bepalen dat aanwijzingen zullen wordne gebruikt voor alle regelingen deze die onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders, de burgemeester en overige gemeentelijke bestuursorganen tot stand komen of worden aangeboden aan de raad.
II. Dat deze aanwijzingen in werking treden met ingang van 1 oktober 2015.
III. Dat dit besluit wordt gepubliceerd in het gemeenteblad van week 30 van 2015 en met ingang van 23 juli 2015, inclusief toelichting, terug te vinden zijn op de site www.denhaag.nl/bestuurlijkestukken, onder risnummer 284262.
Het college van burgemeester en wethouders,
de locosecretaris, de burgemeester,
Regelgeving is een vak apart. De formulering van verordeningen, regelingen en beleidsregels luistert heel nauw. Regelgeving moet ondubbelzinnig, correct, waterdicht, begrijpelijk, herkenbaar en digitaal vindbaar zijn. Deze kwaliteitscriteria liggen ten grondslag aan de Aanwijzingen voor de Regelgeving Den Haag 2015. Deze aanwijzingen vervangen de huidige aanwijzingen, die niet op alle onderdelen actueel meer zijn.
De Aanwijzingen hebben tot doel de Haagse regelgeving te harmoniseren en meer geschikt te maken voor digitale verwerking en publicatie. Harmonisering kan worden bereikt door gebruik van bepaalde modellen en een standaard opbouw voor de regelgeving voor te schrijven. Dat bevordert de volledigheid van de regelgeving (er worden geen onderdelen vergeten) en de herkenbaarheid ervan. Redactionele voorschriften zorgen ervoor dat de regelgeving ondubbelzinnig en begrijpelijk wordt geformuleerd. Consequente opbouw en hantering van citeertitels met “Den Haag” erin maken de regelgeving makkelijk digitaal vindbaar voor de burger. Dat maakt het ook efficiënt: de opstellers van regelgeving hoeven niet iedere keer opnieuw het wiel uit te vinden.
De Aanwijzingen geven aan in welke gevallen van het instrument regelgeving gebruik gemaakt kan worden. Daarbij wordt ook gelet op vermindering van red tape en op de uitvoeringsaspecten (onder meer handhaving). Daarnaast bevatten de Aanwijzingen de regels voor het opschrijven van een verordening, regeling of beleidsregel: welke elementen moet een regeling bevatten? En hoe schrijven we die op?
De Aanwijzingen geven dwingende aanwijzingen voor redactie, keuzemogelijkheden waar mogelijk en voorbeelden en modellen. Zij zijn bedoeld om de opstellers van regelgeving door het proces van regelgeving heen te leiden.
Is dit een zuiver Haagse benadering van regelgeving?
De Aanwijzingen zijn een bewerking van de landelijke Aanwijzingen voor de Regelgeving. In de Haagse aanwijzingen wordt zo veel mogelijk verwezen naar de landelijke aanwijzingen. Slechts daar waar aanpassingen nodig waren zijn deze integraal in de tekst van de Haagse aanwijzingen opgenomen.
Dat heeft het voordeel, dat wijzigingen in de landelijke aanwijzingen gelijk doorwerken in de Haagse aanwijzingen en er dus minder actualiseringen hoeven plaats te vinden. Voor het gebruiksgemak is een integrale tekst beschikbaar.
De aanwijzingen zijn nog niet helemaal compleet. Wel compleet genoeg om ze nu al vast te stellen en te hanteren in de praktijk. Er komt bijvoorbeeld nog een voorstel over het vaststellen van verordeningen door de gemeenteraad (onder andere de werkwijze bij amendementen). Voor het gebruiksgemak worden ook nog voorbeeldverordeningen en -beleidsregels opgesteld. Ook zullen er cursussen worden georganiseerd. Een aantal medewerkers heeft deze cursus van de Academie voor Wetgeving overigens al gevolgd. Voor hen zijn verdiepingscursussen mogelijk.
Hoofdstuk 1. Toepassingsbereik
Deze aanwijzingen hebben betrekking op regelingen die onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders, de burgemeester en overige gemeentelijke bestuursorganen tot stand komen of worden aangeboden aan de raad.
In deze aanwijzingen wordt verstaan onder:
Aanwijzing 3 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.
Afwijking van deze aanwijzingen is slechts toegestaan, indien onverkorte toepassing daarvan uit een oogpunt van goede regelgeving niet tot aanvaardbare resultaten zou leiden.
Er kunnen zich gevallen voordoen waarin toepassing van een aanwijzing uit een oogpunt van goede regelgeving niet tot aanvaardbare resultaten leidt. Daartoe is in de onderhavige aanwijzing een geclausuleerde afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Het is in het bijzonder de taak van afdeling Juridische Zaken van de Bestuursdienst erop toe te zien dat van deze mogelijkheid een terughoudend en gemotiveerd gebruik wordt gemaakt.
Voor zover aanwijzingen elementen bevatten die reeds uit algemeen verbindende voorschriften voortvloeien, zal uiteraard van afwijking geen sprake kunnen zijn.
Hoofdstuk 2. Algemene onderwerpen van regelgeving
§ 2.1. Gebruik van regelgeving
Voor het normeren van gedragingen, handelingen of bevoegdheden worden algemeen verbindende voorschriften, interne regelingen of beleidsregels gebruikt.
De status van andere regulerende instrumenten zoals richtlijnen, beleidsnota’s en circulaires is niet eenduidig en helder. Van gebruik van deze instrumenten voor normering dient dan ook zoveel mogelijk te worden afgezien.
De aanwijzingen 6, 7, 8, 9, 10, 10a, 10b, 11, 12, 13, 14, 15, 17 en 18 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.
§ 2.2. Algemeen verbindende voorschriften
Als algemeen verbindend voorschrift wordt beschouwd een naar buiten werkende algemene regel, vastgesteld bij of krachtens wet in formele dan wel materiële zin.
De in deze aanwijzing opgenomen omschrijving van het begrip algemeen verbindend voorschrift is gebaseerd op de huidige stand van de jurisprudentie.
Naast algemeen verbindende voorschriften behoren interne regels en beleidsregels tot de algemene regels. Interne regels ontberen het element "naar buiten werkende" van algemeen verbindende voorschriften. Zie voor de omschrijving van het begrip "beleidsregels" artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Algemeen verbindende voorschriften worden niet op andere wijze vastgesteld dan bij:
Bij verdeling van de elementen van een regeling over een verordening of regeling van burgemeester en wethouders of de burgemeester bevat de verordening ten minste de hoofdelementen van de regeling. Bij de keuze welke elementen in de verordening zelf regeling moeten vinden en ter zake van welke elementen delegatie is toegestaan, dient het primaat van de raad als wetgever als richtsnoer.
Betrokkenheid gemeenteraad. Het primaat van de wetgever dient niet aldus te worden verstaan dat de gemeenteraad bij alle onderdelen van een regeling rechtstreeks moet worden betrokken. Lang niet alle onderdelen van een regeling zijn van die betekenis dat directe invloed van de raad op de vaststelling daarvan in de rede ligt. De mogelijkheid die de raad heeft het collegebeleid achteraf te controleren, is dan voldoende.
Gelet op het vorenstaande dient voor de keuze welke elementen van een regeling in de wet moeten worden geregeld en ter zake van welke delegatie toelaatbaar is, steeds te worden onderzocht welke elementen van een regeling zo gewichtig zijn dat de volksvertegenwoordiging rechtstreeks bij de vaststelling moet worden betrokken. Aldus moeten ten minste de hoofdelementen van een regeling in de verordening worden opgenomen.
Hoofdelementen van de regeling. Hoofdelementen zijn in ieder geval de reikwijdte en de structurele elementen van de regeling. Veelal zullen daartoe ook de voornaamste duurzame normen behoren.
De aanwijzing ziet niet op rechtspositionele regelingen ten aanzien van overheidspersoneel, aangezien deze in belangrijke mate een intern karakter hebben.
1.Zoveel mogelijk worden in de verordening opgenomen:
2.Ook worden zoveel mogelijk in de regeling opgenomen voorschriften omtrent het bestaan van financiële aanspraken jegens de overheid, de kring van voor die aanspraken in aanmerking komende personen en de verschillende elementen die bij de bepaling van de uit te keren bedragen een rol moeten spelen, tenzij de financiële aanspraken slechts zeer tijdelijk of incidenteel van aard zijn dan wel het slechts om een zeer beperkt aantal gevallen gaat.
Onderdeel a: Vergunningenstelsels. Het bepaalde in de aanhef en onder a laat de mogelijkheid open dat een vergunningenstelsel niet in de wet zelf in het leven wordt geroepen maar in de wet wordt volstaan met het uitdrukkelijk opnemen van de mogelijkheid dat bij algemene maatregel van bestuur voor nader omschreven gedragingen een vergunningplicht wordt ingesteld.
Het bepaalde in de aanhef en onder a geldt ook indien vergunningen niet met die term worden aangeduid maar met een andere benaming zoals erkenning. Het voorschrift heeft echter geen betrekking op die gevallen waarin op basis van bijzondere omstandigheden ontheffing kan worden verleend van een verbod of gebod.
Onderdeel e: Procedurele waarborgen voor burgers. Onderdeel d heeft betrekking op procedurele waarborgen die aan de burger worden geboden met betrekking tot het handelen van de overheid. Dit onderdeel ziet niet op voorschriften van administratieve aard die ertoe strekken een ordelijk en vlot verloop van het contact tussen burger en overheid en het functioneren van het overheidsapparaat te vergemakkelijken.
Procedurele waarborgen zijn bijvoorbeeld voorschriften die het horen van belanghebbenden alvorens te beslissen voorschrijven, recht op inzage van bepaalde stukken bieden, de verplichting scheppen tot vaststellen en bekendmaken van beleidsvoornemens of de plicht opleggen bepaalde instanties om advies te vragen.
Voorschriften van administratieve aard, zoals hiervoor bedoeld, zijn voorschriften omtrent modellen of formulieren, het verplichten tot het meezenden van bepaalde bescheiden of de wijze van indienen van stukken.
§ 2.3. Delegatie en mandaat van regelgevende bevoegdheid
Aanwijzing 25 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.
Delegatie aan burgemeester en wethouders of de burgemeester van de bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften geschiedt, indien mogelijk, rechtstreeks in de verordening.
Indien bij het formuleren van een verordening reeds vaststaat dat bepaalde voorschriften bij regeling van burgemeester en wethouders of de burgemeester moeten worden gegeven, dient, indien dit wetgevingstechnisch niet tot problemen leidt, het stellen van die regels in de verordening rechtstreeks aan burgemeester en wethouders of de burgemeester te worden gedelegeerd.
Delegatie aan burgemeester en wethouders en aan de burgemeester van de bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften wordt beperkt tot voorschriften van administratieve aard, uitwerking van de details van een regeling, voorschriften die dikwijls wijziging behoeven en voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld.
De aanwijzing ziet niet op rechtspositionele regelingen ten aanzien van overheidspersoneel, aangezien deze in belangrijke mate een intern karakter hebben.
1.Bij delegatie van regelgevende bevoegdheid wordt over "regels" gesproken, indien in de delegerenderegeling over het betrokken onderwerp nog niets is geregeld. In andere gevallen wordt over "nadere regels" gesproken.
2.Voor delegatie van regelgevende bevoegdheid aan burgemeester en wethouders of de burgemeesterwordt de formule "kunnen/kan regels stellen" of de formule "kunnen/kan nadere regels stellen" gebruikt.
In een regeling wordt niet voorzien in mandaatverlening van de bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften.
De figuur van mandaat tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften aan bijvoorbeeld een algemeen directeur of directeur is onwenselijk en onnodig. Het is van belang dat de politiek verantwoordelijke bewindspersoon zelf de regeling vaststelt.
De artikelen 33a en 34 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.
Een uitvoeringsregeling kan niet eerder in werking treden of verder terugwerken dan de delegerende regeling. Voor de vaststelling ervan kan dat anders liggen. Van een uitzonderlijke situatie kan sprake zijn wanneer zaken die niet doelmatig in de regeling die aan de vast te stellen regeling ten grondslag ligt zelf te regelen zijn (administratieve voorschriften, aangelegenheden omtrent de uitvoering) tijdig bekend dienen te zijn aan justitiabelen of uitvoeringsinstanties, ten einde hun de gelegenheid te bieden zich hierop adequaat voor te bereiden, en de wet zelf op zeer korte termijn in werking moet treden. Steeds moet hierbij echter bezien worden of op andere wijze, bijvoorbeeld door circulaires of voorlichting, tijdig in de gewenste duidelijkheid kan worden voorzien. Uiteraard dient voldoende zekerheid te bestaan over de uiteindelijke redactie en nummering van de artikelen van de delegerende regeling, zodat niet achteraf onduidelijkheid kan ontstaan over de wettelijke basis van het besluit.
De aanwijzingen 47 en 48 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.
1.De termen bestuursorgaan, belanghebbende, besluit, beschikking, aanvraag, beleidsregel,bestuursrechter, bezwaar, administratief beroep, beroep, subsidie, subsidieplafond, dwangbevel, overtreder, toezichthouder, last onder bestuursdwang, last onder dwangsom, bestuurlijke boete, mandaat en delegatie worden in bestuursrechtelijke regelingen, gebruikt in de betekenis die daaraan is gegeven in de Algemene wet bestuursrecht.
2.De termen adviseur, overtreding, bestuurlijke sanctie, herstelsanctie, bestraffende sanctie engoedkeuring worden in bestuursrechtelijke regelingen zoveel mogelijk gebruikt in de betekenis die daaraan is gegeven in de Algemene wet bestuursrecht.
In de wetgeving wordt eenheid in terminologie nagestreefd. Dit streven is in het bijzonder van belang bij het gebruik van de centrale begrippen uit het bestuursrecht. De in het eerste lid genoemde begrippen hebben in de Algemene wet bestuursrecht een algemeen geldende betekenis gekregen en behoren daarom ook in andere bestuursrechtelijke regelgeving in die betekenis te worden gebruikt. Ook overigens verdient het aanbeveling de begrippen in deze zin te gebruiken. De in het tweede lid genoemde begrippen gelden formeel alleen binnen de Algemene wet bestuursrecht zelf. Het is echter van belang in de gemeentelijke regelgeving ook bij die begrippen aan te sluiten.
Voor reacties in het kader van inspraakprocedures wordt niet de term “bezwaar” gebruikt, maar “zienswijzen” of “bedenkingen”.
Aanwijzing 51 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 3. Algemene aspecten van vormgeving
§ 3.1. Algemene terminologische punten
De aanwijzingen 52, 53, 54 en 55 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.
Aansluiting bij de terminologie van verwante EU- en internationale regelgeving kan worden bewerkstelligd door bepalingen daaruit in dezelfde bewoordingen over te nemen, door daarnaar te verwijzen of door een combinatie van deze mogelijkheden.
De aanwijzingen 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65 en 66 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.
Voor de aanduiding van bedragen in euro's wordt het euroteken “€” gebruikt.
De aanwijzingen 72 en 72a van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.
§ 3.2. Aanhaling en verwijzing
De aanwijzingen 78, 79, 80, 81, 82 en 83 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.
1.De term 'deze verordening' wordt uitsluitend gehanteerd bij verwijzing naar een ander onderdeel van de verordening zelf waarin de verwijzing is opgenomen.
2.Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een regeling en beleidsregel.
Gebruik van deze term bij verwijzing naar een andere verordening leidt tot verwarring en dient daarom achterwege te blijven. Bij verwijzing naar een andere verordening wordt die andere verordening aangeduid als 'die verordening'.
De aanwijzingen 83b, 84 en 85 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.
Bij aanhaling van een regeling met de citeertitel wordt het RIS-nummer of het Gemeenteblad waarin zij is geplaatst, niet vermeld.
Een regeling die een citeertitel heeft, wordt daardoor afdoende geïdentificeerd.
Een regeling zonder citeertitel wordt aangehaald overeenkomstig het volgende model:
De aanwijzingen 88, 88a, 88b, 89, 89a, 90, 91, 91a en 92 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.
1.Indien een regeling verwijst naar normen die niet in de Nederlandse taal zijn gesteld en op overtredingvan die normen een strafrechtelijke of bestraffende bestuursrechtelijke sanctie is gesteld, worden die normen in het Nederlands vertaald.
2.De vertaling wordt in de gemeenteblad geplaatst. Indien de vertaalde normen slechts van belang zijnvoor een kleine groep personen of de kenbaarheid van de vertaling op een andere wijze voldoende is verzekerd voor alle belanghebbenden, kan de vertaling worden gepubliceerd in een ander van overheidswege verkrijgbaar gesteld publicatieblad of door middel van ter-inzage-legging. Van deze wijze van publicatie wordt mededeling gedaan in het gemeenteblad.
Eerste lid: Het verdient in het algemeen de voorkeur dat bij verwijzing in de regelgeving naar niet-wettelijke normen, die normen in het Nederlands gesteld of vertaald zijn. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van
24 juni 1997, NJ 1998, 70, vastgesteld dat uit artikel 16 van de Grondwet en artikel 1, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht volgt dat dit een dwingende eis is ingeval van strafrechtelijk te handhaven normen. Gezien de analogie tussen beide sanctietypen ligt het voor de hand om deze eis tevens te stellen aan normen op overtreding waarvan een bestraffende bestuursrechtelijke sanctie is gesteld.
Het vereiste van vertaling geldt voor normen die rechtstreeks zijn gericht tot burgers of bedrijven.
Dat betekent dat een vertaling eventueel achterwege kan blijven, ingeval de betrokken normen:
Dit laatste doet zich voor als bij een regeling 'primaire' normen worden gesteld, op overtreding waarvan de sanctie is gesteld (die normen moeten dan wel in het Nederlands luiden) en daarnaast wordt bepaald dat in ieder geval aan die normen wordt voldaan, indien betrokkene volgens een bepaalde door een andere instantie beschreven manier handelt.
Voorbeelden bij tweede lid: algemene maatregel van bestuur, burgemeester, commissaris van de Koning, commissie, gedeputeerde staten, gemeente, kabinet, kamer(s) (indien gebruikt als soortnaam), koninklijk besluit, memorie van toelichting, presidium, provinciale staten, raad, rijksoverheid, rijkswet, staat.
Voorbeelden bij vierde lid: Commissie wetgeving algemene regels van bestuursrecht, Nationale ombudsman.
Een regeling is opgebouwd uit de volgende elementen:
Tot de aanhef behoort mede de in een regeling op te nemen considerans.
Een inhoudsopgave is geen onderdeel van een regeling. Wel kan zij bij de bekendmaking van de regeling worden opgenomen. Zie aanwijzing 87.
De aanwijzingen 95, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 102 en 103 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.
1.Indien een verordening voorziet in de verplichting of de bevoegdheid tot het vaststellen vanuitvoeringsregelingen, wordt ter uitvoering van de verordening zo mogelijk één regeling door burgemeester en wethouders of de burgemeester vastgesteld.
2.In een uitvoeringsregeling worden zo mogelijk de indeling en volgorde van de onderdelen,de opschriften van die onderdelen, de wijze van nummering van de artikelen en de volgorde van de artikelen van de hogere regeling in acht genomen.
Aanwijzing 104a van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4. Bijzondere bestanddelen van regelingen
Aanwijzing 105 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.
Bij de formulering van het opschrift wordt het volgende model gevolgd:
Na het opschrift wordt geen punt geplaatst.
Opschriften die geen informatie geven over het onderwerp van de regeling zijn in het algemeen onwenselijk, omdat dat de inzichtelijkheid en digitale vindbaarheid van het regelingenbestand niet ten goede komt.
Dit geldt ook bij wijzigingsregelingen.
Aan een regeling wordt een citeertitel gegeven, die aan het slot van het opschrift tussen haakjes wordt vermeld.
Bij een wijzigingsregeling kan aan het slot van het opschrift tussen haakjes een aanduiding van het onderwerp van de wijziging worden opgenomen. Slechts in bijzondere gevallen wordt bij een wijzigingsregeling een citeertitel opgenomen.
Zie ook aanwijzing 185 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Voor de aanhef van een verordening wordt het volgende model gebruikt:
De raad van de gemeente Den Haag,
gezien het voorstel van het college van (datum),
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet/overige wetsartikelen
besluit vast te stellen (OPSCHRIFT)
Voor de aanhef van een regeling van burgemeester en wethouders of de burgemeester wordt het volgende model gebruikt:
Het college van burgemeester en wethouders / De burgemeester van de gemeente Den Haag,
gelet op artikel …. van de (naam regeling)
besluit vast te stellen de (opschrift)
Aanwijzing 114 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.
De aanwijzingen 121, 122 en 123 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.
Door toevoeging van de zinsnede "en de daarop berustende bepalingen" wordt vermeden dat begrippen in een uitvoeringsregeling een afwijkende betekenis hebben van die in de delegerende regeling (zie ook aanwijzing 55).
De formulering "wordt begrepen onder" (synoniem van "wordt mede verstaan onder") dient niet meer gebruikt te worden, omdat deze misverstand kan wekken.
In begripsbepalingen kan ook worden verwezen naar de definiëring van een begrip in een andere regeling.
De te definiëren begrippen worden ongeletterd in alfabetische volgorde geplaatst.
Aanwijzing 132 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.
Bij het ontwerpen van de bepaling over toezichtbevoegdheden dienen de bepalingen van de Gemeentewet in acht te worden genomen. Dat betekent bijvoorbeeld dat in bepaalde gevallen toezichthouders de bevoegdheid kan worden gegeven om als uitbreiding op artikel 5:15 Awb ook woningen te betreden zonder toestemming van de bewoner (vgl. artikel 149a Gemeentewet). Artikel 151a, tweede lid, Gemeentewet dient in verband met artikel 5:16a (en 5:17) Awb te worden bezien.
Voor de regeling van de aanwijzing van toezichthouders worden de volgende modellen gebruikt:
De bevoegdheden die toezichthouders hebben bij de uitoefening van hun taak zijn ten algemene geregeld in titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht. Krachtens artikel 5:14 van die wet kunnen de bevoegdheden onder andere bij wettelijk voorschrift worden beperkt. Zie hiervoor het model in aanwijzing 134.
N.B. Zodra een gemeentebreed Aanwijzingsbesluit toezichthouders is vastgesteld, is het in beginsel niet meer toegestaan daarnaast een eigen aanwijzingsbesluit te nemen.
Aanwijzing 134 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.
Indien het wenselijk wordt geacht ook anderen dan de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen algemene opsporingsambtenaren te belasten met de opsporing van bepaalde strafbare feiten die geen economisch delict zijn, wordt daarvoor het volgende model gebruikt:
Voor de aanwijzing van opsporingsambtenaren voor economische delicten bevat artikel 17 van de Wet op de economische delicten al een regeling. Het onderhavige model is bestemd voor gevallen waarin het wenselijk is om voor commune delicten in andere regelingen naast artikel 141 Wetboek van Strafvordering (Sv) andere ambtenaren met de opsporing van strafbare feiten te belasten. De feitelijke bevoegdheid tot aanwijzing kan in de regeling zelf geschieden of worden gedelegeerd.
Indien de bijzondere wet zelf de opsporingsambtenaren aanwijst (bijvoorbeeld de ambtenaren van een bepaalde dienst) wordt in het eerste lid van de modelbepaling na het woord 'belast' ingevuld: de ambtenaren van ..... (volgt de naam van de dienst).
De aldus bij of krachtens een regeling aangewezen opsporingsambtenaar zijn buitengewoon opsporingsambtenaar in de zin van artikel 142, eerste lid, onder c, Sv.
Overigens dienen buitengewone opsporingsambtenaren, alvorens hun taak feitelijk te kunnen uitoefenen, aan bepaalde vakbekwaamheids- en betrouwbaarheidseisen te voldoen en beëdigd te worden. Hieromtrent zijn regels gesteld in het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar. Dit besluit bevat ook regels over de legitimatie door buitengewone opsporingsambtenaren.
Opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf, is alleen mogelijk als de bevoegdheid daartoe is toegekend bij Amvb.
Aanwijzing 138 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.
Indien het wenselijk is te bepalen dat een regeling eenmalig of periodiek wordt geëvalueerd, of over de uitvoering daarvan verslag wordt gedaan, wordt het volgende model als uitgangspunt genomen:
Burgemeester en wethouders zenden binnen ...... jaar na de inwerkingtreding van deze regeling (, en vervolgens telkens na ...... jaar,) aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk (of nadere omlijning van aspecten of onderdelen van de wet).
Voor onderzoek komen in aanmerking zowel de mate van verwerkelijking van de doelstellingen en de neveneffecten als de evenredigheid, subsidiariteit, uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid, afstemming op andere regelingen, eenvoud, duidelijkheid en toegankelijkheid. Welke vorm van evaluatie moet worden gekozen, zal afhangen van onder meer het gewicht van de betrokken regeling, de maatschappelijke betekenis ervan en de aan evaluatie verbonden lasten. Er is een breed scala denkbaar van diepgaand wetenschappelijk onderzoek tot rapportage door de uitvoeringsorganen.
In het algemeen lijkt een evaluatietermijn van vier jaar (collegetermijn) in de rede te liggen.
Onder omstandigheden kan echter een andere termijn de voorkeur verdienen.
De aanwijzingen 165, 165a, 166 en 167 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.
Indien het wenselijk is om uitdrukkelijk aan te geven in hoeverre een regeling toepasselijk is op feiten die in het verleden hebben plaatsgevonden, kan het volgende voorbeeld worden gebruikt:
Artikel 10 vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot feiten als vorenbedoeld die in het jaar 1981 hebben plaatsgevonden.
Niet toegestaan is het gebruik van de formule: Deze regeling wordt geacht in werking te zijn getreden met ingang van ... (Zie hiervoor ook de artikelen 88 en 89 van de Grondwet.)
De aanwijzing 169 en 170 van de Aanwijzingen voor de Regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.
Bij een raadsvoorstel tot vaststelling van een verordening wordt bezien of het noodzakelijk is de samenloop met een ander raadsvoorstel tot vaststelling van een verordening te regelen.
Onder samenloop wordt de situatie verstaan waarin een tekstuele afhankelijkheid tussen twee (of meer) raadsvoorstellen (of met betrekking tot een reeds tot verordening verheven maar nog niet in werking verordening) bestaat terwijl de procedures van totstandkoming in de tijd onafhankelijk van elkaar verlopen. Het gaat hier dus niet om situaties als die van een nieuwe verordening en een invoeringsbesluit daarbij, waar de inhoud en procedurele voortgang van het ene voorstel rechtstreeks bepalend is voor dat van het andere voorstel. Een samenloopprobleem zal zich over het algemeen slechts voordoen bij raadsvoorstellen, aangezien bij overige regelingen kort voor de publicatie nog wijzigingen kunnen worden aangebracht en de tekst kan worden vastgesteld naar de situatie die op dat moment bestaat.
Het verdient de voorkeur samenloopproblemen te voorkomen. Dit kan worden bereikt door:
-een tweede verordeningstraject pas te starten wanneer het eerste zijn beslag heeft gevonden in een
verordening(swijziging) of anderszins reeds verder in procedure is, zodat de volgorde van inwerkingtreding duidelijk vooraf goed kan worden ingeschat;
Verder kunnen samenloopproblemen soms worden voorkomen door te kiezen voor inwerkingtreding op een nader door burgemeester en wethouders te bepalen tijdstip. In dat besluit kan de volgorde van inwerkingtreding worden bepaald, waardoor samenloopproblemen worden opgevangen.
1.Indien de formulering van een verordening tot wijziging van een verordening afhankelijk is van een wijziging die een andere verordening beoogt teweeg te brengen in diezelfde verordening, wordt een samenloopbepaling overeenkomstig het volgende model opgenomen:
Indien (artikel … van) de Verordening tot wijziging van (naam verordening en rv-nummer) eerder in werking treedt dan (artikel . . . van) deze verordening, wordt (artikel . . . van) deze verordening als volgt gewijzigd: . . . .
2.Indien een verordening tot wijziging van een verordening gevolgen heeft voor de formulering van een andere verordening tot wijziging van diezelfde verordening, wordt een samenloopbepaling overeenkomstig het volgende model opgenomen:
Indien (artikel … van) de Verordening tot wijziging van (naam verordening en rv-nummer) later in werking treedt dan (artikel . . . van) deze verordening, wordt (artikel . . . van) die verordening als volgt gewijzigd: . . . .
3.Indien een verordening beoogt een wijziging teweeg te brengen die in strijd is met een wijziging
die een andere verordening in diezelfde verordening beoogt teweeg te brengen, wordt een samenloopbepaling overeenkomstig een van de het volgende modellen opgenomen:
4. Indien een verordening gevolgen heeft voor de formulering van een verwijzing naar diezelfde verordening in een nieuwe verordening, wordt een samenloopbepaling overeenkomstig het volgende model opgenomen:
Indien de Verordening (opschrift en rv-nummer) in werking treedt, wordt (artikel . . . van) die verordening als volgt gewijzigd: . . . .
5. Indien de formulering van een verwijzing naar een nieuwe verordening afhankelijk is van een wijziging die een andere verordening beoogt teweeg te brengen in diezelfde verordening, wordt een samenloopbepaling overeenkomstig het volgende model opgenomen:
Indien (artikel … van) de Verordening (opschrift en rv-nummer) in werking treedt, wordt (artikel . . . van) deze verordening als volgt gewijzigd: . . . .
Het gaat hier om een situatie van wederzijdse tekstuele afhankelijkheid van bepalingen in (wijzigings)verordeningen, waarbij de inwerkingtreding van de ene bepaling gevolgen heeft voor de formulering van de andere. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als beide raadsvoorstellen een lid aan een bestaand artikel willen toevoegen. Daarbij moeten twee situaties worden geregeld:
Aanwijzing 172 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.
Indien twee of meer verordeningen of twee of meer regelingen op hetzelfde tijdstip in werking treden, is voor de volgorde van inwerkingtreding bepalend:
De toepassing van vaste verandermomenten en een minimuminvoeringstermijn zorgen ervoor dat degenen tot wie de regeling zich richt, niet op te veel verschillende momenten worden geconfronteerd met wijzigingen van regelgeving en dat ze tijd krijgen om zich hierop voor te bereiden.
Het vaststellen van een alternatief tijdstip kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als sprake is van een andere jaarindeling. Bij regelingen op het terrein van het onderwijs gelden de vaste data van het schooljaar en het studiejaar die respectievelijk per 1 augustus en per 1 september aanvangen.
Het tijdstip van inwerkingtreding van een regeling ligt in ieder geval na het tijdstip van de bekendmaking in het Gemeenteblad.
Het tijdstip van inwerkingtreding moet - zo mogelijk - zodanig worden vastgesteld, dat de betrokkenen (bijvoorbeeld de advocatuur, de rechterlijke macht, gemeenten of uitvoeringsorganen) de gelegenheid hebben om tijdig kennis te nemen van de nieuwe regeling.
De inwerkingtreding van bepalingen betreffende inwerkingtreding en de bekendmaking van een regeling, vaststelling van een citeertitel en delegatie van regelgevende bevoegdheid wordt niet geregeld.
Deze bepalingen gelden vanaf het tijdstip van totstandkoming van de regeling.
Een besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een verordening of regeling voorziet niet in zijn eigen inwerkingtreding.
Een dergelijk besluit geldt zodra het is bekendgemaakt.
Voor de inwerkingtredingsbepaling van een verordening wordt één van de volgende modellen gebruikt:
Zo nodig kan voor de inwerkingtredingsbepaling van een regeling ook een van de volgende modellen worden gebruikt:
Deze verordening/regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010. Indien het Gemeenteblad waarin deze verordening/regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2009, treedt zij/het/zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin
zij/het/zij wordt geplaatst, en werkt zij/het/zij terug tot en met 1 januari 2010.
Voor het regelen van de werkingsduur van een tijdelijke regeling worden de volgende voorbeelden als uitgangspunt genomen:
Bij het gebruiken van de modellen wordt aanwijzing 174 van de Aanwijzingen voor de regelgeving in acht genomen. De in model C genoemde formulering wordt slechts gekozen, indien vaststaat dat het om een tijdelijke regeling gaat, maar het tijdstip waarop de regeling vervalt niet vooraf kan worden vastgesteld.
De aanwijzingen 182 en 183 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.
Aanwijzing 184 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.
Eerste lid: als afkortingen worden gebruikt, moeten zij voldoende algemeen bekend zijn.
Tweede lid: deze citeertitel moet aan het slot van het opschrift van de regeling tussen haakjes worden vermeld (zie aanwijzing 108).
Derde lid: een citeertitel kan uiteraard ook woorden bevatten die altijd met een hoofdletter worden geschreven, bijvoorbeeld: Wet Nationale ombudsman.
Zie voor de bekendmaking van beleidsregels artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het bestuursorgaan dat een regeling vaststelt geeft opdracht tot zo spoedig mogelijke bekendmaking van de regeling in het Gemeenteblad.
Mandaatbesluiten worden gepubliceerd in het Gemeenteblad.
Aanwijzing 192 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.
Een regeling wordt voorzien van een toelichting.
De toelichting bevat een verantwoording van de regeling. Daarbij komen, voor zover ter zake, in ieder geval de volgende punten aan de orde:
De aanwijzingen 213 en 214 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.
De aanwijzingen 217, 218 en 219 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.
Bij het redigeren van een toelichting wordt ervan uitgegaan dat de betrokken regeling al is vastgesteld.
Hoofdstuk 5. Wijziging en intrekking van regelingen
§ 5.1. Wijziging van regelingen
Wijziging van een regeling geschiedt door een regeling van gelijke orde.
De aanwijzingen 223a, 224, 225 en 226 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.
1.Indien een gewijzigde dan wel nieuwe regeling een nieuwe grondslag biedt aan bestaande uitvoeringsregelingen kan een bepaling overeenkomstig het volgende model worden opgenomen:Na de inwerkingtreding van deze verordening/regeling wet berust het/de ...... (betrokken uitvoeringsregeling) op artikel ...... (de nieuwe delegatiebepaling) van deze verordening/regeling wet.
Indien een regeling een nieuwe grondslag biedt aan een bestaande uitvoeringsregeling of indien eenuitvoeringsregeling wordt gewijzigd met gebruikmaking van een nieuwe grondslag, wordt in de toelichting bij die regeling een overzicht opgenomen van de verschillende onderdelen van de integrale uitvoeringsregeling en de grondslagen waarop zij berusten.
De bepalingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn wenselijk in die gevallen waarin bestaande uitvoeringsregelingen een nieuwe wettelijke grondslag krijgen en daarover onduidelijkheid kan bestaan. Zie voor een voorbeeld van het tweede lid: artikel 1, tweede lid, van het Besluit stikstofcorrectie Meststoffenwet.
Derde lid: Een dergelijk overzicht kan bij voorkeur in de vorm van een tabel in de toelichting worden opgenomen. Interne regelingen worden niet omgehangen. Immers, een interne regeling is geen algemeen verbindend voorschrift en hoeft geen wettelijke basis te hebben.
Aanwijzing 228 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.
Bij complexe wijzigingsvoorstellen wordt ter verduidelijking van de voorgestelde wijzigingen in een verordening of regeling, een vergelijkend overzicht van de te wijzigen bepalingen en de voorgestelde bepalingen aan de raad of het college van burgemeester en wethouders gezonden.
Dit overzicht kan een apart stuk zijn, dan wel in of als bijlage bij de toelichting worden opgenomen.
De aanwijzingen 230, 231, 232, 233, 234, 235, 236, 237, 238 en 239 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.
§ 5.3. Publicatie van tekst van gewijzigde regelingen
In afwijking van het eerste lid kan een integrale tekst worden geplaatst, indien het gewenst is tevens tot vernummering van de gehele gewijzigde regeling over te gaan, of de tekst van de gewijzigde regeling die in oude spelling is geformuleerd, over te brengen naar de geldende spelling. In die gevallen wordt daartoe een bepaling opgenomen in de wijzigingsregeling. Deze bepaling luidt overeenkomstig het volgende model:
De tekst van ...... (aanduiding van de betrokken regeling) wordt in het Gemeenteblad geplaatst.
Voor de plaatsing in het Gemeenteblad stellen burgemeester en wethouders de nummering van de artikelen (, hoofdstukken en paragrafen) van . . . . . . (aanduiding van de betrokken regeling) opnieuw vast en brengen zij de in deze regeling voorkomende aanhalingen van de artikelen (, hoofdstukken en paragrafen) met de nieuwe nummering in overeenstemming.
Integrale (geconsolideerde) teksten van regelingen worden gepubliceerd via www.overheid.nl.
Indien bij een omvangrijke regeling de wijzigingen tot een bepaald gedeelte van de regeling beperkt blijven, kan volstaan worden met tekstplaatsing van dat deel van de regeling.
Verbeteringen in de tekst van een regeling kunnen bij een integrale tekstplaatsing niet worden aangebracht.