Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Parkeerverordening 2014 |
Citeertitel | Parkeerverordening 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Parkeerverordening 2014 |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-02-2014 | 01-01-2017 | Onbekend | 23-01-2014 Gemeenteblad 2014, nr. 7241 | 2014/9272 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
i. elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht,
ii. de zelfstandige die arbeid verricht in het eigen bedrijf of zelfstandig beroep, of
iii. een niet-commerciële organisatie die hieraan door het college van burgemeester en wethouders is gelijkgesteld; met dien verstande dat bedrijven worden beschouwd als één bedrijf indien de vestigingsadressen dezelfde zijn of het een aaneengesloten bebouwing betreft, dan wel indien sprake is van een (juridische) constructie waaruit moet worden geconcludeerd dat het in wezen één bedrijf of beroep betreft, tenzij het tegendeel wordt aangetoond;
parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;
Afdeling II. Vergunningen en plaatsen voor vergunninghouders
Artikel 2. Reguliere parkeervergunning
Een vergunning kan worden verleend aan:
een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een bedrijf uitoefent in meerdere gebieden waar mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in meerdere gebieden een motorvoertuig te parkeren (categorie III).
Op dagen en tijden waarop parkeerterrein de Burcht is afgesloten, is de houder van een Burchtvergunning gerechtigd elders in de gemeente te parkeren. De aan de Burchtvergunning verbonden voorschriften en beperkingen, voor zover niet onlosmakelijk verbonden aan parkeerterrein de Burcht, blijven van kracht.
Artikel 6. Bezoekersvergunning
Van het aantal bezoekersvergunningen als bedoeld in het derde lid kan worden afgeweken, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
Het maximum aantal bezoekersvergunningen dat op verzoek van nieuwe bewoners wordt verleend, bedraagt 120 met aftrek van 10 bezoekersvergunningen voor iedere kalendermaand die is verstreken voorafgaand aan de inschrijving van de nieuwe bewoners in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens.
Aan een autodatevergunning kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.
Afdeling III. Procedurele voorschriften
Artikel 15. Intrekkingen en wijzigen
Bij intrekking van een parkeervergunning in de categorie I of II vindt gedeeltelijke restitutie plaats van de ter zake van de vergunning betaalde belasting. De hoogte van het te restitueren bedrag wordt vastgesteld op basis van het maandtarief zoals vastgelegd in de tarieventabel behorende bij en deel uitmakende van de Verordening Parkeerbelastingen 2014.
Afdeling IV. Verbodsbepalingen
Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.
Afdeling VI. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 20. Overgangsrecht voormalig parkeerregime
Degene die houder is van een vergunning waarvoor hij ingevolge deze verordening niet meer in aanmerking komt, kan aansluitend aan het verstrijken van de vergunningtermijn een nieuwe vergunning aanvragen. De nieuwe vergunning wordt verleend onder dezelfde voorwaarden als de daaraan voorgaande vergunning. Artikel 14 is van overeenkomstige toepassing.
Parkeerbeleid is vanouds een belangrijk onderdeel van het gemeentelijk verkeer- en vervoerbeleid. Parkeerbeleid is van belang in verband met de verbetering van de bereikbaarheid en leefbaarheid op lokaal en regionaal niveau. Via parkeerbeleid kan de gemeente de verdeling van de schaarse parkeerruimte reguleren en overlast voorkomen.
De Parkeerverordening 2014 is gebaseerd op de visie "Eenvoudiger en Duidelijker Parkeren", welke op 11 oktober 2012 door de raad is vastgesteld. De voorliggende verordening is een directe vertaling van deze visie in een juridisch document. In afwijking van de visie is opgenomen dat er bezoekersvergunningen aan het verzorgingstehuis Nova Zembla kunnen worden verstrekt. Daarmee wordt de huidige situatie gecontinueerd. Voor het overige is de verordening volledig in overeenstemming met de visie.
Met de parkeerverordening wordt ook vastgelegd of een bepaalde aanpassing van de regels bevoegdheid van college of van de raad is. Gezien de politieke gevoeligheden op dit dossier wordt met deze verordening voorgesteld niet meer dan strikt noodzakelijke bevoegdheden bij het college neer te leggen. Afgesproken is dat de vastgestelde parkeervisie geëvalueerd wordt. Dat zou dan de aanleiding kunnen zijn om de bevoegdheden op een andere wijze te verdelen.
In de parkeervisie is ervoor gekozen het systeem van belangenhebbendenvergunningen los te laten. Dit betekent dat er geen parkeerplaatsen meer zijn uitsluitend voor vergunninghouders. Vergunning-houders parkeren op de betaalde parkeerplaatsen.
Verdere maatregelen ingevolge de parkeervisie zijn:
In de Parkeerverordening wordt vooral aandacht besteed aan het verlenen van parkeervergunningen en is een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het zonder vergunning parkeren op een autodateplaats en het plaatsen van andere voorwerpen op parkeerplaatsen die bestemd zijn voor betaald parkeren.
Er is gekozen voor het systeem van fiscale afhandeling van het betaald parkeren. Dit houdt in dat de handhaving door de gemeente zelf wordt gedaan door middel van het opleggen van een fiscale naheffingsaanslag, wanneer iemand niet, niet geheel of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting via de aangewezen parkeerapparatuur heeft voldaan. Dit in tegenstelling tot de strafrechtelijke afhandeling via de ‘Wet Mulder’, waarbij de handhaving door de politie, bijzondere opsporingsambtenaren (boa’s) en het openbaar ministerie wordt gedaan.
Het parkeren bij parkeerapparatuur (parkeermeters, parkeerautomaten en verder alles wat hieronder kan worden verstaan) kan worden gefiscaliseerd. Bij deze apparatuur wordt een parkeerbelasting geheven. Het college van burgemeester en wethouders wijst de gebieden aan waar het betaald parkeren wordt ingevoerd. Bij niet, niet geheel of niet tijdige betaling van de parkeerbelasting wordt het verschuldigde parkeergeld nageheven en worden ook de kosten van de naheffingsaanslag doorgerekend.
Met de vaststelling van de visie "Eenvoudiger en Duidelijker Parkeren" heeft de raad ervoor gekozen geen aparte parkeerplaatsen alleen voor vergunninghouders meer in stand te houden. Het parkeren voor vergunninghouders valt samen met het betaald parkeren. Vergunninghouders mogen parkeren op parkeerplaatsen met parkeerapparatuur. In feite is er dus sprake van een gecombineerd gebied voor betaald parkeren en parkeren voor vergunninghouders. Wanneer iemand in zo’n gebied parkeert zonder vergunning én zonder betaling van de parkeerbelasting, kan een naheffingsaanslag worden opgelegd.
Op grond van artikel 225 van de Gemeentewet kunnen parkeerbelastingen worden geheven voor het parkeren met voertuigen. In de Parkeerverordening is ervoor gekozen om de werking van deze veror-dening te beperken tot motorvoertuigen, zoals bedoeld in artikel 1 onder z van het RW 1990 met inbegrip van brommobielen. In dit artikel wordt onder motorvoertuigen verstaan: 'alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen'. Een brommobiel is in het RVV 1990 (art. 1 onder ia) gedefinieerd als een bromfiets op meer dan twee wielen, die is voorzien van een carrosserie. Brommobielen vallen dus niet onder de definitie van motorvoertuigen. In artikel 2a van het RVV 1990 is echter bepaald dat de regels voor motorvoertuigen ook van toepassing zijn op brommobielen en de bestuurders en passagiers van brommobielen. Bestuurders van brommobielen moeten zich in het verkeer dus gedragen als een 'gewone' automobilist. Dit geldt ook voor het parkeren met een brommobiel. Daarom is ervoor gekozen de Parkeerverordening en de Verordening parkeerbelastingen ook van toepassing te verklaren op brommobielen.
In de Parkeerverordening is aansluiting gezocht bij de definitie van het begrip parkeren in artikel 225 van de Gemeentewet en dus niet bij de definitie uit artikel 1 onder ac. van het RVV 1990. Er is gekozen voor deze definitie, omdat het invoeren van betaald parkeren en vergunninghouderparkeren ook gebaseerd is op artikel 225 van de Gemeentewet.
In de definitie van het begrip houder van een motorvoertuig komt het begrip 'motorrijtuig' voor. Dit is gedaan, omdat in de WVW 1994 bepaald is dat motorrijtuigen over een kenteken moeten beschikken. Het RVV 1990, waarin onder andere bepalingen over parkeren zijn opgenomen, spreekt daarentegen over motorvoertuigen. Dit is op zich verwarrend, maar
materieel gezien komen de definities van beide begrippen goeddeels overeen.
Afdeling II. Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen
Artikel 2 Reguliere parkeervergunning
Het college kan parkeervergunningen afgeven voor het parkeren op plaatsen met parkeerapparatuur.
In het tweede lid worden verschillende categorieën belanghebbenden genoemd die in aanmerking kunnen komen voor een parkeervergunning. In de verordening zijn drie categorieën opgenomen: bewoners, in het gereguleerde gebied gevestigde bedrijven met een parkeerbehoefte bij het bedrijf en bedrijven die voor hun bedrijfsvoering op uiteenlopende verschillende plaatsen in Zaanstad moeten kunnen parkeren.
Bewoners kunnen alleen een vergunning krijgen voor het gebied waarbinnen zij wonen.
Bedrijven kunnen een vergunning krijgen voor het gebied waarin zij zijn gevestigd. Er zijn geen afzonderlijke parkeerplaatsen voor bewoners en voor bedrijven.
Een vergunning voor het gehele gereguleerde gebied, de volledige bedrijvenvergunning, kan worden verstrekt aan bedrijven die zowel binnen als buiten Zaanstad zijn gelegen.
Een volledige vergunning kan worden verleend, indien een bedrijf aantoont dat voor het uitvoeren van werkzaamheden in één of meerdere parkeerzones het gebruik van een motorvoertuig onmisbaar is en het bedrijf bovendien de noodzaak van een parkeervergunning aantoont. ln artikel 3 zijn criteria opgenomen op basis waarvan deze vergunning verstrekt kan worden.
In het zesde lid is een soort hardheidsclausule opgenomen. In bijzondere gevallen kan het college ook een (tijdelijke) parkeervergunning verlenen aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de vereisten die in het tweede lid zijn opgenomen. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan personen of bedrijven die nog niet in het vergunningenhoudersgebied wonen of gevestigd zijn, maar die dat wel binnen afzienbare tijd gaan doen. Ook kan gedacht worden aan schrijnende persoonlijke situaties waarbij de aanvrager geen permanente bewoner is of geen eigenaar van het voertuig kan zijn. In deze gevallen zal getoetst worden op basis van de noodzakelijkheid van het autogebruik, bijvoorbeeld als gevolg van een handicap, of de rechten als bewoner centraal gesteld worden. Financiële overwegingen zijn geen reden om ontheffing te verlenen.
In de parkeervisie is alleen voor de Burcht een plafond ingesteld. Wanneer voor andere gebieden een plafond noodzakelijk is, is een aanpassing van de verordening noodzakelijk.
Op grond van het zevende lid kunnen met het oog op een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte aan de vergunning zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is. Voor betaald parkeren wordt dit via de belastingverordening geregeld. Het betaald parkeren is daarom hier niet opgenomen.
Artikel 3. Volledige vergunning
ln artikel 3 zijn criteria opgenomen op basis waarvan een volledige vergunning verstrekt kan worden. Deze criteria zijn ontleend aan bijlage 5 van de visie.