Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Almelo

Beleidsregel Geluid in de Algemene Plaatselijke Verordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlmelo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel Geluid in de Algemene Plaatselijke Verordening
CiteertitelBeleidsregel Geluid in de Algemene Plaatselijke Verordening
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemeen Plaatselijke Verordening

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-09-2015Onbekend

09-06-2015

Digitaal gemeenteblad

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Geluid in de Algemene Plaatselijke Verordening

 

 

Beleidsregel “Geluid in de Algemene Plaatselijke Verordening”

Inleiding

Op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) is het mogelijk om ernstige vormen van geluidhinder voor de omgeving te voorkomen dan wel indien hiervan sprake is te verminderen. Dat geldt voor geluidhinder vanwege (bouw)werkzaamheden in de woonomgeving maar ook voor veel andere vormen van geluidhinder. In het gebiedsgericht geluidbeleid van de gemeente Almelo is een paragraaf opgenomen over geluidsoverlast in de woonomgeving. Dit is geluidsoverlast welke ontstaat door hobbymatige activiteiten, zoals het houden van honden en het gebruik van gereedschappen of beroepen aan huis. In veel gevallen betreft het geen inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Er is dan ook geen sprake van een bedrijf zoals bedoeld in ons geluidbeleid. Handhaven is alleen mogelijk op basis van de APV. De APV koppelt geen geluidsnormen aan het begrip “overlast”. Om te kunnen toetsen of er sprake is van overlast of onrechtmatige hinder is het zinvol om beleid te hebben.

 

Opbouw beleidsregel

Deze beleidsregel beoogt aan te geven op welke wijze het college van burgemeester en wethouders omgaat met de bevoegdheden die betrekking hebben op de artikelen uit de APV voor wat het thema geluid. De opbouw van deze beleidsregel is als volgt:

  • 1.

    Eerst worden de relevante artikelen uit de APV benoemd en toegelicht. Het betreft de artikelen die betrekking hebben op het voorkomen van geluidhinder in de woonomgeving.

  • 2.

    Vervolgens wordt de relatie van de voornoemde artikelen uit de APV beschreven met relevante Europese en nationale regelgeving zoals het Bouwbesluit, de Circulaire Bouwlawaai en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).

  • 3.

    Hierna wordt het te voeren beleid weergegeven.

  • 4.

    Tot slot volgt nog een beschrijving van het soort van activiteiten, wat er van de initiatiefnemer mag worden verwacht, welke maatregelen kunnen worden getroffen indien er klachten bij de gemeente binnenkomen.

     

  • 1.

    Relevant e artikel en in de APV

In de APV zijn in verschillende hoofdstukken aspecten over geluid opgenomen. In hoofdstuk 2 van de APV zijn bepalingen opgenomen over evenementen in het kader van de openbare orde. In hoofdstuk 4 van de APV zijn bepalingen over geluid opgenomen met als doel het milieu te beschermen. Achtereenvolgens worden deze bepalingen hieronder opgesomd en toegelicht.

Hoofdstuk 2: artikelen 2.24, 2.25 en 2.26 APV (evenementen)

In hoofdstuk 2 van de APV (openbare orde) zijn in afdeling 7 de artikelen 2.24, 2.25 en 2.26 opgenomen ten aanzien van evenementen waarvoor een vergunning- of meldingsplicht geldt. In een vergunning voor een evenement worden geluidsvoorschriften opgenomen op basis van vastgesteld gemeentelijk evenementenbeleid.

Voor meldingsplichtige kleine evenementen kunnen nadere regels gelden die naar het oordeel van de burgemeester noodzakelijk zijn ten aanzien van de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid of bescherming van het milieu. Kleine evenementen mogen alleen als zodanig gemeld worden als de activiteiten en omvang passen binnen de definitie “klein evenement”, en er geen geluidsoverlast zal ontstaan (artikel 2:24 lid 3, onder c). Voor kleine evenementen kan worden gehandhaafd op basis van artikel 4:6.

Hoofdstuk 4: artikelen 4:2, 4:3 en 4:4 APV (collectieve en incidentele festiviteiten)

In hoofdstuk 4 zijn in de artikelen 4:2, 4:3 en 4:4 APV voorschriften opgenomen die van toepassing zijn op collectieve en incidentele festiviteiten binnen één of meerdere inrichtingen die onder de werking van het Activiteitenbesluit vallen. De collectieve dagen worden jaarlijks door het college vastgesteld en bekend gemaakt. Tevens wordt door het college jaarlijks het aantal toegestane incidentele festiviteiten vastgesteld die niet gekoppeld zijn aan vaste data. Tijdens een collectieve festiviteit zijn de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit niet van toepassing, maar wel de (geluids)voorschriften in de artikelen 4:2 tot en met 4:4 van de APV. Artikel 4:6 is derhalve niet van toepassing bij incidentele of collectieve festiviteiten binnen een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer.

Hoofdstuk 4: artikel 4:6 APV (overige geluidhinder)

Het artikel waar het geluidbeleid en de opgenomen beleidsuitspraak met name betrekking op heeft is artikel 4:6 APV. Het artikel luidt als volgt:

  • 1.

    Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Activiteitenbesluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de provinciale milieuverordening.

In het eerste lid is de zinsnede “een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het “Activiteitenbesluit” opgenomen. De afbakening is daarmee vastgelegd. Een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer heeft een milieuvergunning nodig of er zijn algemene regels op grond van het Activiteitenbesluit van toepassing waarin ook geluidsvoorschriften zijn opgenomen. In de praktijk kunnen de Zondagswet, Wet Geluidhinder, Wet openbare manifestaties en het Vuurwerkbesluit een afbakeningsdiscussie opleveren. Verder kunnen in een provinciale milieuverordening zogenaamde milieubeschermingsgebieden worden aangewezen, waaronder stiltegebieden. Voor deze stiltegebieden kunnen bij provinciale milieuverordening regels over het voorkomen en beperken van geluidhinder worden gesteld, waaronder verbodsbepalingen. De provinciale milieuverordening gaat in dit geval voor de gemeentelijke verordening. Daarom zijn deze wetten en regels afzonderlijk benoemd in lid 3.

 

Artikel 4:6 heeft betrekking op vele vormen van geluidhinder waarin de voornoemde regelingen niet

voorzien. Onder andere valt te denken aan:

  • -

    het gebruik van bouwmachines, zoals compressors, cirkelzagen, trilhamers en heistellingen;

  • -

    een niet permanente activiteit in een niet besloten ruimte;

  • -

    het ten gehore brengen van achtergrondmuziek in winkelstraten;

  • -

    het gebruik van diverse geluid producerende recreatietoestellen;

  • -

    het toepassen van knalapparatuur om vogels te verjagen,

  • -

    het beoefenen van “lawaaiige” hobby’s,

  • -

    het bespelen van muziekinstrumenten,

  • -

    het gebruiken van elektro- akoestische apparatuur,

  • -

    het laten draaien van koelaggregaten op vrachtwagens,

  • -

    het houden van landbouwhuisdieren en andere huisdieren enzovoort.

In beginsel kan het elke gedraging betreffen. Van geval tot geval zal daarom moeten worden nagegaan in welke situatie en gedurende welke tijden er sprake is van geluidhinder, en welke maatregelen kunnen worden genomen. Uitgangspunt daarbij is dat een zekere mate van (geluid)hinder als zijnde onvermijdelijk moet worden aanvaard. Het college kan van het verbod in artikel 4:6, eerste lid, ontheffing verlenen, zo nodig met voorschriften. Bedacht moet worden dat klachten over vormen van geluidhinder nogal eens een minder goede verstandhouding tussen buren of omwonenden als achtergrond hebben. Normale handelingen worden dan eerder als (geluid)hinderlijk ervaren, terwijl men minder geneigd is aan een afdoende oplossing mede te werken.

 

2.Relatie APV met andere wet- en regelgeving

 

Europese regelgeving

De Regeling geluidemissie buitenmaterieel is gebaseerd op de Europese regeling "Materieel voor gebruik buitenshuis". Deze regeling stelt eisen aan de bronsterkte (geluidvermogen) van bouwmachines zoals sloophamers, torenkranen, motorcompressoren en diverse grondverzetmachines. Deze eisen hebben betrekking op de toelating van het materieel. Een bouwmachine moet voldoen aan deze eisen anders mag ze niet verhandeld worden of worden gebruikt. De keuring geeft geen garantie tot het voorkomen van hinder bij omwonenden, want na de typegoedkeuring kunnen modificaties aan het materieel zijn aangebracht. De eisen uit de regeling kunnen gebruikt worden bij de bepaling van de mate van hinder. Tevens kan de factor tijd bij het ervaren van hinder een belangrijke rol spelen.

 

Activiteitenbesluit

2.Een horeca-inrichting type A of type B zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit en de APV kan in verband met een incidentele of collectieve festiviteit gebruik maken van de ontheffingsmogelijkheid in artikel 2.21 van het Activiteitenbesluit. De geluidsnormen in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit en artikel 4:6 APV gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen. Tijdens incidentele festiviteiten en collectieve festiviteiten gelden de geluidsvoorschriften in de artikelen 4:2 en 4:3 van de APV. Bij de aanwijzing van collectieve festiviteiten kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat collectieve festiviteiten slechts gelden voor horeca-inrichtingen.

2.Bouwbesluit

Op grond van de Wabo is het verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te (ver)bouwen. De aanvrager vertrekt gegevens en bescheiden over het voorkomen van hinder tijdens het bouwen. Hierbij is niet expliciet een akoestisch rapport genoemd. Met deze gegevens beoordeelt de gemeente of het aannemelijk is dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften uit artikel 8.3 van het Bouwbesluit 2012. Als dit niet aannemelijk is kan de omgevingsvergunning op basis de Wabo worden geweigerd. Er is niet altijd een omgevingsvergunning nodig, bijvoorbeeld voor het bouwen van een dakkapel. De voorschriften uit artikel 8.3 zijn echter wel van toepassing.

 

Op grond van artikel 8.3. lid 1 uit Bouwbesluit dienen bedrijfsmatige bouw- of sloopwerkzaamheden te worden uitgevoerd op werkdagen (en op zaterdag) tussen 7.00 uur en 19.00 uur. In het tweede lid zijn geluidsnormen voor deze periode opgenomen gekoppeld aan een daarbij behorende maximale blootstellingsduur. Bouw- of sloopwerkzaamheden die een daggemiddeld equivalent geluidniveau veroorzaken van maximaal dan 60 dB(A) op de gevel van een aangrenzend gebouw kunnen in principe altijd worden uitgevoerd. Daarbij mogen echter niet de in het Bouwbesluit 2012 opgenomen gemiddelde geluidsniveaus per dag (dagwaarden) en de bij deze gemiddelden behorende maximale blootstellingsduur worden overschreden. Naarmate meer geluidshinder wordt veroorzaakt, des te minder dagen mag de geluidshinder zich voordoen. In principe mag in totaal niet langer dan 50 dagen meer dan gemiddeld 60 dB(A)geluid per dag worden geproduceerd en is een dagwaarde van meer dan 80 dB(A) niet toegestaan. Het bevoegd gezag, meestal de gemeente, kan door het verlenen van ontheffing afwijking van deze voorschriften toestaan. Tevens kunnen beleidsregels worden vastgesteld betreffende het verlenen van de ontheffingen en het uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden. Met ontheffing is het dus mogelijk in de avond- en nachtperiode (19.00 – 07.00 uur) te werken en kunnen afwijkende geluidsnormen gelden. Er dient bij het uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden altijd gebruik gemaakt te worden van de best beschikbare stille technieken waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare kosten en baten van de maatregelen.

 

Circulaire bouwlawaa i

De circulaire bouwlawaai 2010 is een richtlijn die kan worden toegepast als handvat bij het toetsen van alle soorten bouwlawaai. Het beoordelingskader van de circulaire bouwlawaai 2010 voorziet niet in alle situaties, zoals activiteiten die een dagwaarde van meer dan 80 dB(A) bij een gevoelig object veroorzaken, of activiteiten in de avond- en nacht. Voor deze situaties wordt na een goede afweging met maatwerk naar specifieke oplossingen gezocht. Per geval dient te worden beoordeeld of de ontheffing inderdaad moet worden afgegeven. Mogelijk is dat niet nodig door het toepassen van andere stille technieken.

 

 

3.Beleidsregels ontheffingen APV

De gemeente kan een ontheffing verlenen van het verbod "op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt". Hiertoe heeft de gemeente beleidsvrijheid. Met deze beleidsregel geeft de gemeente aan hoe zij uitvoering geeft aan artikel 4:6 APV.

 

Beleidsregel tijdelijke  (bouw)werkzaamheden, permanent aanwezige toestellen of activiteiten in de dagperiode:

 

“Tijdelijke (bouw)werkzaamheden, permanent aanwezige toestellen en / of activiteiten die tussen 07.00 – 19.00 uur geluidsoverlast veroorzaken dan wel kunnen veroorzaken voor de omgeving zijn toegestaan zonder ontheffing.” 

“Permanent aanwezige toestellen en / of activiteiten die tussen 07.00 – 19.00 uur geluidsoverlast veroorzaken dan wel kunnen veroorzaken voor de omgeving zijn niet toegestaan.”

 

 

Toelichting

Het uitgangspunt is om (bouw)werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 4:6, die tussen 07.00 – 19.00 uur geluidsoverlast veroorzaken dan wel kunnen veroorzaken, voor de omgeving toe te staan zonder een te verlenen ontheffing. In principe kan er van worden uitgegaan dat de geluidsnormen in het Bouwbesluit voor bouwwerkzaamheden voldoende ruim zijn om te kunnen voldoen aan de normen die alleen gelden voor de dagperiode. Ook voor werkzaamheden in de dagperiode aan infrastructuur (zoals bijvoorbeeld, asfalteren of de aanleg en / of onderhoud van / aan spoorwegen) zal het eveneens niet noodzakelijk zijn om ontheffing te verlenen. Naast de herkenbaarheid voor derden blijkt dat de klachten inzake geluidsoverlast over het algemeen zeer beperkt zijn. Dit is een belangrijk argument om af te zien van het verlenen van een ontheffing in de dagperiode. In deze drukke tijden wordt door de samenleving een zekere mate van (geluid)hinder als onvermijdelijk aanvaard. Een samenleving in beweging brengt nou eenmaal een bepaalde vorm van hinder met zich mee. In situaties waarbij in de dagperiode extreme overlast wordt verwacht (meer dan 80 dB(A) dagwaarde bij woningen) wordt na een goede afweging met maatwerk naar specifieke oplossingen gezocht.

 

Van de initiatiefnemer c.q. de veroorzaker wordt verwacht dat hij actief de directe omgeving op de hoogte brengt van zijn voornemens. De informatie dient in ieder geval betrekking te hebben op de duur van de werkzaamheden, de aard van de werkzaamheden en/of activiteiten, de mate van geluidsoverlast die de omwonenden kunnen verwachten, en wat verder nog van belang kan zijn. Op deze wijze is de directe omgeving in een vroegtijdig stadium op de hoogte gebracht van de voorgenomen werkzaamheden en/of activiteiten en kan men zich hierop instellen. Zo kunnen veel irritaties en klachten bij omwonenden worden voorkomen.

 

Onder omstandigheden (bijvoorbeeld bij werkzaamheden die over een langere periode plaatsvinden) kan de gemeente een ondersteunende rol vervullen bij de informatieverstrekking. Hierbij moet gedacht worden aan een publicatie in het Almelo’s Weekblad of in uitzonderlijke gevallen een informatieavond voor de buurt houden. In beginsel ligt het initiatief hiertoe bij de degene die voornemens is de betreffende activiteiten te ontplooien. Het is niet uitgesloten dat, ondanks dat de directe omgeving door de initiatiefnemer afdoende is geïnformeerd, bij de gemeente klachten binnenkomen die betrekking hebben op geluidsoverlast als gevolg van de plaatsvindende activiteiten. In dit geval zal de gemeente in overleg treden met de initiatiefnemer om na te gaan welke maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidsoverlast zoveel mogelijk te beperken. Hierover in de volgende paragraaf meer.

 

Permanent aanwezige toestellen en / of activiteiten die geluidsoverlast veroorzaken voor de woonomgeving zijn verboden. Hiertoe wordt geen ontheffing verleend. Het kan hier gaan om het beroepsmatig houden van huisdieren of het beoefenen van luidruchtige hobby’s. Beroepen aan huis en hiermee verband houdende werkzaamheden vallen onder deze categorie indien er geen sprake is van een inrichting. Om een objectieve beoordeling van de geluidhinder te kunnen maken, is in het geluidbeleid in een beleidsuitspraak vastgelegd waarbij ervoor wordt gekozen om in voorkomende gevallen de systematiek en normering van het gemeentelijk geluidbeleid te hanteren. De tabel waarin de ambitiewaarden en grenswaarden voor bedrijven worden genoemd is leidend. De gebiedstypering waar de woning ligt waar de hinder optreedt, is bepalend voor de ambitie- en grenswaarde. Indien de normen worden overschreden die hier in zijn opgenomen dan is dat aanleiding om aan de veroorzaker c.q. eigenaar / houder van de het toestel of degene die de activiteit uitvoert te vragen maatregelen te treffen. Het kan zijn dat de maatregelen niet afdoende zijn en dat de gestelde normen nog steeds worden overschreden. Dit kan ertoe leiden dat het in gebruik hebben van het apparaat of de activiteit wordt verboden. Het is dan aan de veroorzaker c.q. eigenaar / houder om te kijken of er alternatieve toestellen zijn die eenzelfde effect hebben, maar die minder geluid veroorzaken waardoor binnen de gestelde normen wordt gebleven. In ieder geval ligt het initiatief hiertoe bij de veroorzaker dan wel eigenaar c.q. houder van het apparaat.

 

Beleidsregel tijdelijke werkzaamheden in de avond- en nachtperiode

“Indien voor de avond- en nachtperiode (tussen 19.00 uur en 07.00 uur) geluidhinder wordt veroorzaakt door tijdelijke (bouw)werkzaamheden dient de initiatiefnemer een ontheffing aan te vragen.”

 

Toelichting

Het beoordelingskader van de circulaire bouwlawaai 2010 voorziet niet in situaties waarbij er gewerkt wordt in de avond- en nachtperiode. Uitgangspunt is dat werkzaamheden worden uitgevoerd in de dagperiode op werkdagen van maandag tot en met zaterdag. Het kan om verschillende redenen noodzakelijk zijn dat de bouwwerkzaamheden op zondag en / of in de avond- of nachtperiode moeten worden uitgevoerd. In de avond- en nachtperiode is de kans op hinder voor omwonenden aanzienlijk groter omdat het geluidsniveau van het omgevingsgeluid dan aanzienlijk lager is. In de nachtperiode kan door geluidhinder vanwege bouwactiviteiten slaapverstoring voor omwonenden optreden. Een aanvraag voor ontheffing is daarom vereist. Bij werkzaamheden in de avond of nacht is het van belang om de aannemer / initiatiefnemer expliciet te wijzen op zijn plicht het personeel te instrueren om in die periode geen onnodige geluidsoverlast te veroorzaken.

 

Voorwaarden

  • ·

    Ontheffingen voor nachtelijke werkzaamheden of activiteiten worden in beginsel verleend onder de restrictie dat de werkzaamheden niet meer dan drie nachten in één week achtereen binnen dezelfde geluidshindercirkel plaatsvinden.

  • ·

    Direct omwonenden dienen minimaal één week van te voren per brief door de initiatiefnemer / aanvrager op de hoogte te worden gesteld van de werkzaamheden. Hierbij dient ook de duur van deze werkzaamheden en de te verwachten overlast te worden vermeld.

2.Onder omstandigheden kan gemotiveerd worden afgeweken van dit beleid en kunnen nadere voorschriften worden opgenomen in een ontheffing.

 

 

Beleidslijn bij klachten

 

Klachten vanwege een inrichting

Bij klachten als gevolg van een inrichting c.q. een bedrijf wordt teruggegrepen op de vigerende milieuregelgeving. Zoals eerder is aangegeven, is het onderstaande beleid hierop niet van toepassing.

 

Klachten vanwege (bouw)werkzaamheden zoals bedoeld in het Bouwbesluit 2012.

2.Bij klachten vanwege (bouw)werkzaamheden in de avond- en nachtperiode waarop de regels van het Bouwbesluit 2012 van toepassing is, wordt teruggevallen op de opgenomen geadviseerde geluidsnormen in de Circulaire bouwlawaai 2010. In eerste instantie zal op praktische wijze door maatregelen en/of overleg met de verantwoordelijke(n) worden getracht de klachten op te lossen. Zonodig worden geluidsmetingen uitgevoerd. Indien uit metingen ter plaatse blijkt dat de normen zoals beschreven in de Circulaire worden overschreden dan wordt nagegaan welke maatregelen op dat moment getroffen kunnen worden om de geluidsoverlast te beperken. Afhankelijk van de duur, de aard van de werkzaamheden, de kosten van eventueel te treffen maatregelen in vergelijking tot de kosten van het te realiseren project en het aantal klachten, zal mede in overleg met de initiatiefnemer en de betrokken omwonenden moeten worden nagegaan welke maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidsoverlast te beperken. Bij het treffen van maatregelen kan ook het ALARA-beginsel van de Wet milieubeheer een richtlijn zijn. Dit houdt in dat van de initiatiefnemer mag worden verwacht dat overeenkomstig de laatste stand der techniek maatregelen worden genomen om zo stil mogelijk te werken. Mocht de initiatiefnemer niet bereid zijn om maatregelen te treffen dan kan alsnog handhavend worden opgetreden tegen de veroorzaker van de geluidsoverlast of blijft een verbod op grond van de APV alsnog gehandhaafd. Mocht overigens blijken dat door de initiatiefnemer binnen de normen van de Circulaire bouwlawaai 2010 wordt gewerkt dan is er in beginsel geen aanleiding om maatregelen te treffen. Wel kan het zo zijn dat bijzondere omstandigheden in een bepaald geval aanleiding kunnen zijn dat er door de initiatiefnemer maatregelen moeten worden getroffen. In het laatste geval zal overleg plaatsvinden met de omwonenden die een klacht hebben ingediend en de initiatiefnemer.

 

Klachten permanent aanwezige toestellen of activiteiten die geluidhinder veroorzaken

2Zodra er klachten binnenkomen die binnen de reikwijdte van artikel 4:6 van de APV vallen zal worden bekeken welke maatregelen getroffen kunnen worden. Het mag echter van een bewoner wie hinder ondervindt verwacht worden dat deze in eerste instantie degene die verantwoordelijk is voor de geluidhinder zelf aanspreekt. Mocht de initiatiefnemer niet bereid zijn om maatregelen te treffen om te voldoen aan de normen uit het geluidbeleid dan kan alsnog handhavend worden opgetreden tegen de veroorzaker van de geluidsoverlast of de activiteit en/of werkzaamheden worden verboden.