Organisatie | Nijkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Nijkerk houdende regels omtrent delegatie en mandaat Raadsbesluit delegatie en mandaat 2014-2018 |
Citeertitel | Raadsbesluit delegatie en mandaat 2014-2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door het Delegatie- en mandaatbesluit raad-college.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2016 | 29-11-2017 | artikel 4, toelichting | 22-09-2016 | 2016-039 | |
14-02-2015 | 01-10-2016 | nieuwe regeling | 29-01-2015 | 2015-002 |
De raad van de gemeente Nijkerk;
overwegende dat het gewenst is een aantal bevoegdheden van de raad te delegeren of mandateren aan andere bestuursorganen, commissies of functionarissen binnen de gemeente;
gelezen het collegevoorstel van 2 december 2014;
gelet op artikel 156 van de Gemeentewet en de artikelen 10:3, 10:4, 10:9 en 10:21 van de Algemene wet bestuursrecht;
b e s l u i t: vast te stellen het volgende Raadsbesluit delegatie en mandaat 2014-2018.
Artikel 1. Delegatie aan het college
De volgende bevoegdheden van de raad worden overgedragen aan het college:
Artikel 2. Mandaat aan het college
Het college oefent namens de raad de bevoegdheid uit om aanvragen tot vaststelling van een bestemmingsplan af te wijzen, als bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening. Het college is bevoegd hiervan ondermandaat te verlenen.
Artikel 3. Mandaat aan het fractievoorzittersoverleg
Het fractievoorzittersoverleg neemt namens de raad de volgende besluiten:
Artikel 4. Mandaat aan de werkgeverscommissie
De werkgeverscommissie neemt namens de raad de volgende besluiten.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Nijkerk d.d.
29 januari 2015,
de griffier, de heer O. VAN KOLCK.
de voorzitter, de heer mr. drs. G.D. RENKEMA.
Evenals in de raadsperiode 2010-2014 wordt om praktische redenen een aantal raadsbevoegdheden gedelegeerd of gemandateerd aan het college, het fractievoorzittersoverleg en de griffier.
In het algemeen blijkt uit wetten en verordeningen welk bestuursorgaan bevoegd is om besluiten te nemen ter uitvoering van de betreffende regeling. Meestal is dat het college. Voor zover bestuursbevoegdheden bij de raad zijn neergelegd ligt de voorbereiding en uitvoering daarvan ingevolge artikel 160, van de Gemeentewet, bij het college, tenzij de raad voor een andere procedure kiest.
Bij delegatie is sprake van overdracht van een bevoegdheid van (in dit geval) de raad aan een ander bestuursorgaan of aan een commissie, die de bevoegdheid vervolgens onder eigen verantwoordelijkheid uitvoert. Een dergelijke bevoegdhedenoverdracht aan een ambtenaar is niet mogelijk. Ten aanzien van gedelegeerde bevoegdheden kan de raad nog wel beleidsregels stellen, maar de uitvoering wordt de verantwoordelijkheid van (in dit geval) het college.
Bij mandaat blijft (in dit geval) de raad volledig bevoegd; alleen wordt aan een orgaan of functionaris de opdracht verstrekt de betreffende bevoegdheid namens de raad uit te voeren. De raad blijft dan ook bevoegd om in individuele gevallen zelf besluiten te nemen, bijvoorbeeld nadat een bezwaarschrift is ingediend. Beslissingen op bezwaar kunnen alleen worden gemandateerd aan functionarissen die niet bij de primaire besluitvorming betrokken waren.
Tenslotte moet voor de volledigheid nog een derde juridische figuur worden genoemd waarbij bevoegdheden kunnen worden overgedragen c.q. toegekend, namelijk attributie. Daarbij wijst de (gemeentelijke) wetgever in een wettelijke regeling (verordening) rechtstreeks bevoegdheden toe aan gemeentelijke functionarissen. Dergelijke functionarissen krijgen dan op het betreffende terrein alle bevoegdheden van een bestuursorgaan. De rol van het college wordt daarbij beperkt tot het benoemen van de juiste persoon voor de betreffende functie, en tot het vaststellen van werkinstructies.
Artikel 1. Delegatie aan het college
Wet ruimtelijke ordening: exploitatieplan (artikel 6.12 Wro)
Het besluit om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen dient gelijktijdig te worden genomen met de vaststelling van een bestemmingsplan, een wijzigingsplan of een andere planologische maatregel die de realisering mogelijk maakt van een “bouwplan” als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Uit jurisprudentie blijkt dat er een afzonderlijk delegatiebesluit nodig is om het college de bevoegdheid te verlenen om te besluiten omtrent het al dan niet vaststellen van een exploitatieplan ten behoeve van een planologische maatregel die door het college wordt vastgesteld. Dit betreft met name de wijziging van een bestemmingsplan (Wro art 3.6, eerste lid, onderdeel a) en de uitgebreide omgevingsvergunning (Wabo art. 2.1, eerste lid onderdeel c, in samenhang met art. 2.12, eerste lid, onderdeel a, ten 3°). De verplichting tot kostenverhaal (door een exploitatieplan vast te stellen of anderszins) betreft bouwplannen die in het Bro als volgt zijn omschreven.
Artikel 6.2.1 – Besluit ruimtelijke ordening
Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor:
Vaststelling grenzen bebouwde kom
In meerdere wetten is aan de raad de bevoegdheid verleend om grenzen vast te stellen van gebiedsindelingen zoals woonplaatsen en bebouwde kommen. Dat betreft onder meer de Wet basisregistratie adressen en gebouwen (BAG), de Boswet en de Wegenverkeerswet 1994. Daarnaast bevat de Wegenwet de verplichting om een wegenlegger op te maken voor de wegen buiten de bebouwde kom(men) welke in het kader van deze wet door gedeputeerde staten zijn vastgesteld. Tenslotte wordt ook in de gemeentelijke Bouwverordening en de Algemene plaatselijke verordening onderscheid gemaakt in gebieden binnen en buiten de bebouwde kom.
Door vaststelling van dit raadsbesluit wordt bereikt dat het college steeds bevoegd is de diverse begrenzingen vast te sellen, voor zover het gemeentelijke bevoegdheden betreft. Het gaat om:
Wegenverkeerswet 1994, vaststelling grenzen bebouwde kom(men) | ||
APV Nijkerk 2003, bebouwde kom(men) zijn gelijk aan die ingevolge de Wegenverkeerswet 1994 | ||
(1) op grond van artikel 3, eerste lid onder a, van de Verordening naamgeving en adressering
(2) op grond van artikel 1, onder c, van het Raadsbesluit delegatie en mandaat 2014-2018
Artikel 2. Mandaat aan het college
Ruimtelijke ordening: aanvraag bestemmingsplannen of herzieningen
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) maakt het mogelijk dat burgers de raad rechtstreeks kunnen vragen een (wijziging van een) bestemmingsplan tot stand te brengen. Delegatie van deze bevoegdheid aan het college is binnen het stelsel van de Wro niet mogelijk. Wel kan een onderdeel aan het college worden gemandateerd.
Nadat een aanvraag tot vaststelling/wijziging van een bestemmingsplan bij de raad is ingediend, moet ten eerste worden besloten of de aanvraag wordt afgewezen of wordt gehonoreerd. De procedure valt uiteen in twee delen.
Een afwijzend raadsbesluit moet binnen acht weken aan de aanvrager worden toegezonden. Tegen een dergelijke afwijzing kan bezwaar worden gemaakt en in een latere fase beroep worden ingesteld. Bezwaarschriften zullen ter advisering worden voorgelegd aan de commissie bezwaarschriften, waarna de raad in heroverweging alsnog op de aanvraag beslist.
Als de aanvraag wordt gehonoreerd is in het voortraject geen raadsbesluit nodig. Het college bereidt op de gebruikelijke wijze een bestemmingsplan voor, legt dat ter inzage en doet de raad een voorstel tot vaststelling. De gebruikelijke termijnen van de Wro zijn van toepassing; tegen het raadsbesluit tot vaststelling kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Een gedeelte van de procedure vermeld onder a, namelijk het afwijzend beslissen, mag aan het college worden gemandateerd. Gezien de beslistermijn van acht weken is het gewenst daartoe over te gaan. Het betreft namelijk een wettelijke beslistermijn en bij overschrijding daarvan heeft de aanvrager het recht een dwangsom te claimen.
Artikel 3. Mandaat aan het fractievoorzittersoverleg
De Verordening ereburgerschap en erepenningen Nijkerk kent drie mogelijke besluiten. Het toekennen van de erepenning in zilver is in de verordening aan het college gedelegeerd. Toekenning van de erepenning in goud en toekenning van het ereburgerschap blijft een bevoegdheid van de raad. Om praktische redenen is voorgesteld de toekenning van de erepenning in goud namens de raad te laten plaatsvinden door het fractievoorzittersoverleg. Toekenning van het ereburgerschap blijft ook feitelijk een raadsbesluit evenals een mogelijk combinatiebesluit waarbij het ereburgerschap wordt verleend in combinatie met de erepenning in goud.
In artikel 13, derde lid, van de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning is bepaald dat de raad diverse bedragen vaststelt waarop een fractie recht heeft. Dit gebeurt na afloop van het subsidiejaar op basis van de verantwoording door de fractie en het advies van de controller. Om praktische worden de bedragen namens de raad vastgesteld door het fractievoorzittersoverleg. Omdat de vergaderingen van het fractievoorzittersoverleg niet openbaar zijn en de controle op de middelen in het openbaar dient plaats te vinden is de bepaling opgenomen dat de raad schriftelijk van het besluit op de hoogte wordt gesteld.
Artikel 4. Mandaat aan de werkgeverscommissie
De rol van werkgever voor het personeel van de griffie wordt ingevuld door de werkgeverscommissie, die is ingesteld op grond van artikel 3a van het Reglement van orde van de gemeenteraad. Overigens is de griffier gemandateerd de meeste personeelsbeslissing te nemen voor andere medewerkers van de griffie, dit met uitzondering van de behandeling van bezwaarschriften personeelszaken. Deze bezwaarschriften kunnen worden afgedaan door de werkgeverscommissie.
Artikel 5. Mandaat aan de griffier
De aan de griffier verleende mandaten komen overeen met soortgelijke mandaten die binnen de ambtelijke organisatie aan de afdelingsmanagers zijn verleend.
Voor de duidelijkheid wordt elke raadsperiode een delegatie- en mandaatbesluit genomen. Het vorige wordt dan ook ingetrokken.