Organisatie | Flevoland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek |
Citeertitel | Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuurlijke organisatie |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-06-2015 | 08-04-2020 | nieuwe regeling | 31-03-2015 | 1755843 |
Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland en de provincie Noord-Holland en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk Zeewolde, Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden, Weesp en Wijdemeren, ieder voor zover bevoegd,
Het Rijk, het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten afspraken hebben gemaakt over de vorming van regionale uitvoeringsdiensten, het takenpakket dat deze diensten in ieder geval moeten gaan uitvoeren en de kwaliteitsnormering van vergunningverlening en handhaving; De provincies Flevoland en Noord-Holland en de bovengenoemde deelnemende gemeenten de intentie hebben uitgesproken om te komen tot de oprichting van een omgevingsdienst; De Omgevingsdienst Flevoland en Gooi en Vechtstreek namens de provincies en de deelnemende gemeenten vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavingstaken gaat uitvoeren op het gebied van het milieu(- en omgevingsdomein); Dat de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en Gedeputeerde Staten van de deelnemende provincies zijn overeengekomen een gemeenschappelijke regeling te treffen voor het vormen van een omgevingsdienst.
de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Provinciewet, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht; de toestemmingen van Provinciale Staten van Flevoland en Noord-Holland; de toestemmingen van de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten.
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
Artikel 1. Algemene bepalingen
Waar in deze regeling artikelen van de Provinciewet of Gemeentewet, dan wel andere wettelijke regelingen van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt, tenzij anders vermeld, in die artikelen voor de provincie, Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koning, respectievelijk de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders, de burgemeester, gelezen: het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Hoofdstuk 2: Omgevingsdienst Flevoland en Gooi en Vechtstreek
Deze regeling is opgezet door de deelnemers met als doel om een robuuste omgevingsdienst te vormen ten behoeve van een adequate uitvoering van milieutaken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving voor de provincie Flevoland en de regio Gooi en Vechtstreek. De deelnemers kiezen voor een verbetering van de kwaliteit en de integraliteit van de uitvoering van de taken door deze onder te brengen in deze regionale omgevingsdienst. De uitvoering wordt bij de omgevingsdienst ondergebracht met het behoud van de eigen bevoegdheden van alle deelnemers. Tevens kan de omgevingsdienst taken verrichten op basis van de Wabo en andere relevante wetgeving en uitvoeringsbesluiten voor zover de deelnemers hiertoe mandaten verlenen.
De Omgevingsdienst kan adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden verrichten op het gebied van milieu en verzorgt de uitvoering van programma's en projecten voor de deelnemers, waaronder begrepen het ontwikkelen en handhaven van een gemeenschappelijk uitvoerend milieubeleid, het leveren van milieutechnische kennis, het uitvoeren van onderzoek en metingen en het leveren van een bijdrage aan beleidsontwikkeling.
Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen ter bescherming van het milieu, de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in het tweede tot en met zesde lid, ter uitvoering strekken van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het van kracht worden van deze regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door hun wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die in de genoemde artikelleden aan de Omgevingsdienst zijn gemandateerd.
Hoofdstuk 3: Inrichting en samenstelling van het bestuur
Artikel 6. Samenstelling algemeen bestuur
De colleges en Gedeputeerde Staten wijzen voor de door hen benoemde leden van het algemeen bestuur plaatsvervangende leden aan, die de door hen benoemde leden bij ontstentenis of verhindering vervangen. Het bepaalde in deze regeling ten aanzien van de leden van het algemeen bestuur is op de plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.
De aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur zoals bedoeld in het tweede, derde en vierde lid geschiedt voor dezelfde periode als waarvoor het betreffende college of Gedeputeerde Staten worden benoemd en vindt plaats in de eerste vergadering van het betreffende college of Gedeputeerde Staten in nieuwe samenstelling.
Wanneer een lid van het algemeen bestuur ophoudt lid te zijn van het college of Gedeputeerde Staten dat hem heeft benoemd, dan houdt hij tevens op lid te zijn van het algemeen bestuur. Het college of Gedeputeerde Staten dat hem heeft benoemd, voorziet zo spoedig mogelijk in de vervulling van de vacature.
Artikel 7. Stemverdeling en quorum
Indien tussentijds de financiële inbreng van de deelnemers substantieel ten opzichte van elkaar wijzigt, kan het algemeen bestuur besluiten tot wijziging van de stemverhouding, als bedoeld in het eerste lid. Het algemeen bestuur kan bij nadere regeling bandbreedtes bepalen waarbinnen optredende financiële wijzigingen niet leiden tot wijziging van de stemverhouding als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 8. Incompatibiliteiten
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 20 en 52 van de wet is het lidmaatschap van het algemeen bestuur onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één van de deelnemers dan wel door of vanwege het bestuur van de Omgevingsdienst aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met een ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die in dienst van één van de deelnemers dan wel de Omgevingsdienst op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.
Artikel 9. Vergaderingen algemeen bestuur
Het algemeen bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Deze wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het algemeen bestuur haar opheft.
Hoofdstuk 4: Informatie en Verantwoording
Artikel 17. Informatie en verantwoording van leden van het algemeen bestuur aan college of Gedeputeerde Staten
Hoofdstuk 7: Financiën en beheer van de omgevingsdienst
Het algemeen bestuur past jaarlijks bij vaststelling van de najaar rapportage van enig jaar maximaal het reële accres toe zoals deze in de “Meicirculaire gemeentefonds” dat betrekking heeft op het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat, voor het desbetreffende begrotingsjaar is geprognosticeerd.
De raden en Provinciale Staten kunnen tot 1 oktober van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, hun zienswijze over het voorstel voor een definitieve resultaatsbestemming naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij het voorstel voor een definitieve resultaatsbestemming, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. Het algemeen bestuur stelt de definitieve resultaatsbestemming zo spoedig mogelijk vast na de in de eerste volzin van dit lid genoemde datum.
Het algemeen bestuur wijst een accountant aan die, met inachtneming van de in artikel 27 van deze regeling bedoelde regels, belast is met de controle op het financieel beheer en de boekhouding van de omgevingsdienst. De controle geschiedt tenminste eenmaal per dienstjaar ten aanzien van de boekhouding in haar geheel.
Het Omgevingsdienst verschaft aan hen, die ingevolge het bepaalde in het eerste en tweede lid, tot het uitoefenen van controle of het instellen van een onderzoek bevoegd zijn, zo dikwijls als deze het vorderen, inzage van de kas, de boekhouding en de bescheiden en verstrekt desgewenst ook schriftelijk alle inlichtingen die door hen voor de uitoefening van hun taak nodig worden geacht.
Artikel 35. Geschillenregeling
Voordat over geschillen, omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van een regeling tussen besturen van de deelnemers of tussen besturen van een of meer deelnemers en het bestuur van de Omgevingsdienst, de beslissing van de burgerlijke rechter wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een daartoe door deelnemers in te stellen geschillencommissie of een door de deelnemers aan te wijzen mediator.
Toelichting bij Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Flevoland en Gooi en Vechtstreek
In deze gemeenschappelijke regeling zijn de meest essentiële zaken opgenomen, waarmee wordt voldaan aan de wens om een ‘lichte’ regeling. De regeling is zo flexibel mogelijk geformuleerd, in die zin dat de regeling op onderdelen met nadere regels of beleidsregels verder concreet kan worden aan- of ingevuld. In het vervolg op de gemeenschappelijke regeling zullen andere besluiten, zoals mandaatbesluiten e.d. worden vastgesteld.
De regeling geeft de basis voor een taakgerichte uitvoeringsorganisatie waar nadrukkelijk geen sprake is van bevoegdheidsoverdracht. Taken worden uitgevoerd op basis van mandaatverlening door de bevoegde gezagen.
Een aantal bepalingen in deze gemeenschappelijke regeling behoeft strikt genomen niet in de regeling te worden opgenomen omdat deze bepalingen al in bijv. de Wet Gemeenschappelijke Regelingen staan. Het betreft o.m. de bepalingen met betrekking tot het instellen van commissies van advies (artikel19) en het naar voren brengen van zienswijzen op de ontwerpbegroting (artikel 23). Dergelijke bepalingen zijn opgenomen met het oog op de leesbaarheid van de regeling in de praktijk van alle dag.
De Omgevingsdienst Flevoland Gooi en Vechtstreek moet groeien tot een robuuste en toekomst vaste organisatie, waardoor een adequate taakuitoefening voor het gebied van de provincie Flevoland en van de gemeenten in de regio Gooi en Vechtstreek wordt gewaarborgd. De eenduidigheid in de aanpak van vergunningverlening en handhaving wordt vergroot. Door het bundelen van kennis en taken worden synergievoordelen behaald. De effectiviteit van beleid en uitvoering wordt versterkt doordat de uitvoeringsdienst zorg draagt samen met de deelnemende partijen voor het rond maken van de Plan Do Check Act cyclus. Vanuit zijn uitvoeringsgerichtheid adviseert de dienst bij beleidsontwikkeling.
De uitvoeringsdienst heeft een belangrijke opgave in de bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving keten, zowel door het afspreken van handhaving arrangementen als het uitwisselen van informatie met ketenpartners. Het toekomstperspectief van de dienst is een groeiende organisatie, zowel met andere partijen als met andere taken. Binnen dit perspectief is ruimte voor individuele wensen van betrokken partijen. De basis van het bestaansrecht van de dienst is dat zij een gebiedsautoriteit is op het gebied van milieu, wellicht op termijn uitgebreid naar het gehele omgevingsrecht.
Artikel 3, eerste lid bepaalt dat er een openbaar lichaam wordt ingesteld krachtens artikel 52, eerste lid juncto artikel 8 eerste lid van de Wgr. Het openbaar lichaam bezit rechtspersoonlijkheid (artikel 52 juncto artikel 8 eerste lid Wgr jo. Artikel 2:1 tweede lid Burgerlijk Wetboek) en kan zodoende ook privaatrechtelijke rechtshandelingen verrichten (artikel 2:1, derde lid jo. Art. 2:5 jo. Art. 3:32 van het Burgerlijk Wetboek). Hierdoor kunnen samenwerkingsverbanden ten behoeve van de bedrijfsvoering dan wel het samenwerkingsverbanden met de deelnemende partijen en/of andere omgevingsdiensten worden aangegaan.
In artikel 4 is een globale weergave van de taken van de Omgevingsdienst opgenomen. De taakbeschrijving kan verder worden verfijnd. Tevens dienen de mandaatverhoudingen te worden geregeld. In principe zal een en ander door middel van uitvoeringsregels worden vastgesteld. De bevoegdheid daarvoor ligt bij de colleges van GS en de colleges van de gemeenten. Op deze wijze kan een grote mate van flexibiliteit ontstaan.
In artikel 4 lid 8 is geregeld dat de uitvoeringsdienst voor derden, niet deelnemers, werkzaamheden kan verrichten. Lid 10 zegt dat de omvang van deze werkzaamheden per jaar niet meer mag zijn dan 10% van de jaaromzet van de dienst. Deze eis staat vermeld om vast te leggen dat de omgevingsdienst het merendeel van zijn activiteiten verricht voor de deelnemers. Dit om problemen met het aanbestedingsrecht te voorkomen. Gelet op de bestaande jurisprudentie wordt hiermee voldoende feitelijk onderscheid tussen “overheid” en “markt” gerealiseerd.
Art. 6 en 11 Samenstelling algemeen bestuur en dagelijks bestuur
In het algemeen bestuur zal namens alle partijen een vertegenwoordiger (gedeputeerde, wethouder) zitting hebben. Het aantal Dagelijks Bestuursleden is gemaximeerd op vijf. Een lid namens de provincies, twee namens de gemeenten in Flevoland en twee namens de gemeenten in Gooi en Vechtstreek.
De totale financiële inbreng is bepalend voor de stemverdeling in het bestuur. Het stemmenaantal wordt bepaald naar rato van de financiële inbreng, met dien verstande dat één partij nooit meer dan 49% van de stemmen krijgt. Dit voorkomt een vetopositie van een van de partijen. De financiële bijdrage van de deelnemers wordt vooral bepaald aan de hand van de omvang van de taakinbreng in de uitvoeringsdienst. Om te voorkomen dat twee grote partijen in het AB de andere 15 deelnemers kunnen overrulen wordt voor het tot stand komen van een besluit bij stemming én de volstrekte meerderheid vereist van het aantal uitgebrachte stemmen én de instemming met het besluit van tenminste drie leden van het algemeen bestuur. Door dit artikellid te wijzigen wordt tegemoetgekomen aan een expliciete wens van de deelnemende partijen.
Art. 10 Bevoegdheden algemeen bestuur.
In dit artikel staat vermeld dat alle bevoegdheden die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen toekomen aan het algemeen bestuur. Ontstaat er op enig moment onduidelijkheid over de vraag welk bestuursorgaan bevoegd is dan is op grond van het bepaalde in dit artikel het algemeen bestuur het bevoegde bestuursorgaan. Daarmee is het systeem van bevoegdheidstoedeling sluitend.
Artikel 11 Samenstelling dagelijks bestuur.
Er is gekozen voor een dagelijks bestuur van vijf leden om de betrokkenheid bij de dagelijkse gang van zaken in de omgevingsdienst vanuit de gemeenten in Flevoland en in Gooi en Vechtstreek invulling te geven.
Art. 13 onder j. en k. Bevoegdheden dagelijks bestuur
Het betreft hier bevoegdheden inzake de eigen huishouding van de Omgevingsdienst.
In dit artikel wordt bepaald dat de directeur van de Omgevingsdienst tevens de functie van secretaris vervult. Het betreft derhalve één functionaris.
Uitgangspunt is om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de landelijke CAR-UWO-lijn. Om die reden is gekozen voor een gemeentelijke rechtspositieregeling. Daarbij wordt uitgegaan van het ontwikkelen van een eigen regeling voor de Omgevingsdienst Flevoland. Uitgangspunt is de ambtelijke aanstelling. Indien dit wenselijk wordt geoordeeld biedt dit artikel ook de mogelijkheid medewerkers aan te stellen op grond van een arbeidsovereenkomst.
Art. 23, leden 2 en 4 Begroting en zienswijzen
Door de termijn van het naar voren brengen van zienswijzen te stellen op acht weken wordt aan de raden en staten een redelijke termijn gegeven om binnen deze termijn een weloverwogen zienswijze naar voren te brengen.
Het is voor gemeenschappelijke regelingen niet gebruikelijk elke begrotingswijziging voor te leggen aan raden en Provinciale Staten zodat zij zienswijzen naar voren kunnen brengen, omdat dit voor technische wijzigingen een te grote administratieve druk op de partners legt. De meeste omgevingsdiensten stellen gedurende het jaar zelfs helemaal geen begrotingswijzigingen voor, maar verzoeken hun algemeen bestuur in december van het boekjaar de uitgaven te accorderen. Daarmee is het afwijken van de Wet nog steeds onrechtmatig, maar hoeft de accountant de begrotingsonrechtmatigheid niet mee te wegen in haar oordeel over de jaarrekening. Artikel 59, lid 5 van de Wet op de Gemeenschappelijke Regelingen geeft de mogelijkheid zowel rechtmatig te handelen als de raden en Provinciale staten niet onnodig te belasten: in de eigen GR mag benoemd worden welke begrotingswijzigingen niet aan raden en Provinciale Staten worden voorgelegd. De OFGV kiest voor deze vorm waarin begrotingswijzigingen omtrent de bijdragen van de partners en mutaties in reserves aan het algemeen bestuur worden voorgelegd. Deze wijzigingen zullen aan raden en Provinciale Staten worden verzonden zodat zij zienswijzen naar voren kunnen brengen. Alle andere begrotingswijzigingen die binnen het bestaande beleid en de financiële kaders per programma passen, worden ter vaststelling aan het dagelijks bestuur aangeboden. Dit vereenvoudigt de financiële beheersing en komt overeen met het gebruikelijke autorisatieniveau bij de partners.
Art. 23 leden 9 en 10 en art. 35 lid 1 Begroting en inwerkingtreding
Het algemeen bestuur past jaarlijks bij de vaststelling van de najaar rapportage van enig jaar maximaal de verhoging het reële accres toe, zoals deze in de “Meicirculaire gemeentefonds” dat betrekking heeft op jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat, voor het desbetreffende begrotingsjaar is geprognosticeerd. Hiermee worden de fluctuaties in de prijsontwikkeling van jaar tot jaar verdisconteerd in de vergoedingen die van de deelnemers zijn verschuldigd voor de diensten die de deelnemers afnemen van de Omgevingsdienst.
Deze bepaling treedt pas in werking per 1 januari 2019 omdat de Omgevingsdienst tot en met 2018 geen loon- en prijscompensatie zal ontvangen. In de periode tot 1 januari 2019 wordt zichtbaar welke trend zich zal voordoen in de prijsontwikkeling in relatie tot de jaarlijkse procentuele groei in de van het gemeente- en provinciefonds. Verder zal naar verwachting per 2019 het omgevingsrechtelijke kader zijn uitgekristalliseerd. Hierdoor zal er ook maar verwachting duidelijkheid bestaan over de ambities van de deelnemers met betrekking tot de Omgevingsdienst in relatie met de daaruit voortvloeiende omvang van het takenpakket respectievelijk de van de deelnemers op lange termijn verlangde inbreng. Omdat de begrotingscyclus in relatie tot het moment van verschijnen van de meicirculaire het niet toelaat de fluctuaties al in de ontwerpbegroting mee te nemen is er voor gekozen deze correctie via de najaar rapportage te verwerken. Het algemeen bestuur kan er voor kiezen om voor enig jaar een hoger indexpercentage toe te passen dan maximaal de verhoging van het accres dat normaalgesproken jaarlijks kan worden verdisconteerd. Vanwege het uitzonderlijke karakter van een dergelijk besluit is hiertoe een twee - derde meerderheid vereist.
In de procedure tot vaststelling van de jaarrekening is niet, zoals bij de begroting, voorzien in een zienwijzeprocedure. Belangrijke redenen zijn dat de krappe termijnen zich moeilijk verdragen met de inbouw van een dergelijke procedure en voorts dat hieraan naar verwachting geen behoefte zal bestaan.
Betaling bijdrage Overwegingen met betrekking tot de bedrijfsvoering kunnen volgens artikel 26 lid 3 aanleiding zijn om af te wijken van de hoofdregel voor de bevoorschotting vastgelegd in lid 2.
Art. 28 Reserves en voorzieningen
Het Algemeen Bestuur stelt een Nota Reserves en Voorzieningen vast, waarin nadere regels zijn opgenomen over nut, noodzaak en hoogte van de aan te houden middelen. In de regeling is in ieder geval opgenomen dat het resultaat over enig jaar in de algemene reserves wordt gestort of hieruit onttrokken.
Het archief van de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek wordt ondergebracht bij het Nieuw Land Erfgoedcentrum in Lelystad.
De deelnemers blijven als zorgdrager verantwoordelijk voor de zorg van hun archieven. Echter het beheer van de archieven kan wel aan de Omgevingsdienst gemandateerd worden.
Een en ander zal uitgewerkt worden in een archiefverordening.
Art. 32 en 33 Toe- en uittreding
In principe is er sprake van een vrije toe- en uittreding. Gezien het belang van toetreding van zoveel mogelijk relevante partijen, worden hier geen belemmeringen opgelegd.