Organisatie | Groningen (Gr) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening 2015 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening 2015 gemeente Groningen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | Huisvestingsverordening |
Deze regeling vervangt de Huisvestingsverordening 2011 gemeente Groningen van 16 februari 2011.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-04-2017 | 30-12-2017 | art. 5, 20, 23, toegevoegd art. 23b | 29-03-2017 | Onbekend. | |
14-04-2016 | 12-04-2017 | art. 5, 20, 23, toegevoegd art. 23b | 30-03-2016 Gemeenteblad, 2016, 49931 | 5528792 | |
23-07-2015 | 14-04-2016 | art. 20, 23, 23a | 24-06-2015 Gemeenteblad, 2015, 106 | 5037681 | |
01-07-2015 | nieuwe regeling | 27-05-2015 Gemeenteblad, 2015, 83 | 4968206 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
eigenaar: onder ‘eigenaar in de zin van het Burgerlijk Wetboek’ wordt in deze verordening mede verstaan: de erfpachter, vruchtgebruiker, gerechtigde tot een appartementsrecht als bedoeld in artikel 106 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of degene aan wie door een rechtspersoon het gebruiksrecht van een woonruimte is verleend;
HOOFDSTUK II WOONRUIMTEVERDELING
Van de bevoegdheid tot woonruimteverdeling en van de afhandeling van de bezwaarprocedure kan mandaat worden verleend aan de corporaties.
Artikel 3 Huisvestingsvergunning
Het is verboden zonder vergunning van het college woonachtig te zijn:
Door middel van het aanvaarden van een onder deze regeling aangeboden woning of standplaats dient de huurder tevens een aanvraag om een vergunning in.
Een persoon die gedurende twee jaren onafgebroken feitelijk een gezamenlijk huishouden voert met de vergunninghouder en gedurende die tijd als bewoner op het betreffende adres staat ingeschreven in de Basisregistratie personen, wordt mede-vergunninghouder.
Artikel 7 Intrekken vergunning
De in artikel 18 lid 1 onder a van de wet gestelde termijn is één maand.
Artikel 10 Uitschrijven register
Het college haalt de naam van de woningzoekende in het register, als bedoeld in artikel 5 van deze verordening door, indien:
het een uitgezet huishouden betreft dat is uitgezet om reden van zeer ernstige inbreuk op het woongenot van omwonenden, ernstig rekening moet worden gehouden met herhaling èn gebleken is dat, gegeven het risico van herhaling, binnen het corporatiebestand geen zodanige woonruimte beschikbaar is of komt dat verdere inbreuk op het woongenot van omwonenden voorkomen kan worden.
Er is sprake van urgentie als een huishouden in een zodanige noodsituatie verkeert dat verhuizen op zeer korte termijn noodzakelijk is. De situatie kenmerkt zich door een plotseling karakter. Betrokkenen dienen daarbij aannemelijk te maken zelf niet in staat te zijn binnen drie maanden andere, gezien het probleem, geschikte woonruimte te vinden.
Artikel 15 Woningtoewijzing voor speciale doelgroepen (artikel 11 wet)
Het is toegestaan een op voorhand aangewezen deel van de woningen gedurende 13 weken met voorrang toe te wijzen aan;
Indien hun ouders of verzorgers overlijden of naar een verpleeghuis verhuizen, kunnen kinderen van 18 jaar en ouder die tenminste 10 jaar bij hun ouders of verzorgers inwonen het huurcontract van de ouder(s) op hun naam krijgen. Het oudste kind komt daarvoor dan als eerste in aanmerking. Het college kan vrijstelling verlenen van de leeftijdgrens van 18 jaar.
Hoofdstuk III Wijzigingen in de woonruimtevoorraad
Artikel 22 Voorwaarden en voorschriften
Het college kan in het belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad met het oog op schaarste, wijkverbetering en leefbaarheid voorwaarden of voorschriften verbinden aan een vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet.
Aan een vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet kunnen voorwaarden en voorschriften verbonden worden ingeval van een beperkte geldingsduur van de vergunning, indien de vergunning voorziet in een tijdelijke behoefte.
Artikel 23a Intrekkingsgronden
Een vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet kan worden ingetrokken als:
Artikel 24 Huisvestingsvergunning
De vergunning voor kadastrale splitsing is niet van toepassing op woningen die minder dan 15 jaar voor het passeren van de, op die gebouwen van toepassing zijnde, akte van splitsing tot stand zijn gekomen.
Artikel 25 Aanvraag vergunning
Het college stelt de bewoners van het gebouw, waarop de aanvraag betrekking heeft, zo spoedig mogelijk schriftelijke in kennis van de aanvraag. Deze kennisgeving bevat informatie over de procedure van de aanvraag en wijst de bewoners op de mogelijkheid hun zienswijze met betrekking tot de aanvraag aan het college kenbaar te maken.
Indien het college de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhouden, vermelden zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend.
Het college kan een splitsingsvergunning ook intrekken, indien niet binnen een jaar nadat de splitsingsvergunning is verleend, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door het college aangewezen ambtenaren.
Woningen die al in gebruik waren voor onzelfstandige bewoning en door de invoering van deze verordening vergunningplichtig zijn geworden komen tot 1 juli 2017 in aanmerking voor een vergunning op basis van het overgangsrecht. De omgevingstoets wordt dan niet uitgevoerd en er worden geen leges in rekening gebracht. Wel wordt het aantal bewoners gemaximeerd op het bestaande aantal van drie bewoners. Alleen in het geval er op 1 juli 2015 kamers kleiner dan 7,5 m2 feitelijk werden bewoond, tellen deze bewoners ook mee voor het maximaal toelaatbare aantal bewoners.
Maximaal twee maanden leegstand wordt geaccepteerd als overgangsperiode tussen twee huurders. De eigenaar van de woning moet dit aantonen.
Personen die voor 1 juli 2015 bezig waren met aankoop van een woning, te bewijzen door een voorlopig koopcontract, krijgen tot 1 augustus 2015 de tijd om tot definitieve aankoop over te gaan en komen dan in aanmerking voor een vergunning onder de oude regeling of een overgangsvergunning met een limitering tot drie bewoners.
Huisvestingsverordening 2011 gemeente Groningen’, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 16 februari 2011, in werking getreden 25 februari 2011 vervalt op 1 juli 2015 van rechtswege.
Deze verordening vervangt tevens de volgende college besluiten: - van 28 april 2008 de Evaluatie tijdelijke maatregel kamerverhuurpanden;
Gedaan te Groningen ter openbare raadsvergadering van 27 mei 2015.
De voorzitter.
Peter den Oudsten.
De griffier,
Toon Dashorst.
Op de bijgaande kaart ziet u de gebieden aangegeven zoals weergegeven in artikel 20 lid 1.
In 23 a wordt een aantal intrekkingsgronden toegevoegd.
Voor het bepalen van het eindigen van de vergunning wordt meer aansluiting gezocht bij de opzet van de Huisvestingswet. Uit de toelichting blijkt datde onttrekkingsvergunning meer als een toestemming voor een eenmalige actie ‘het onttrekken’moet worden gezien. Artikel 23 b kan daarom vervallen omdat die een duurkarakter van de vergunning veronderstelt.
Om toch een aantal zaken na de onttrekking te blijven regelen wordt een aantal zaken als voorwaarde aan de vergunning gekoppeld waar het onttrokken pand aan moet blijven voldoen.
Een pand mag op grond van een vergunning maar één keer worden onttrokken. Als het gebruik als kamerverhuurpand duidelijk en actief wordt gestopt verliest de vergunning zijn werking. Bijvoorbeeld een eigenaar onttrekt een woning voor kamerverhuur. Vervolgens stopt hij de verhuur en gaat hij er weer met zijn gezin wonen. Als de eigenaar in dit voorbeeld weer kamers wil verhuren moet hij opnieuw een onttrekkingsvergunning voor onzelfstandige bewoning aanvragen. De vergunning geeft dus een éénmalige toestemming om te onttrekken.
Voor het geval het einde van de onttrokken staat minder duidelijk is, geldt dat deze onduidelijkheid maximaal gedurende één jaar mag bestaan. Daarna kan het college de vergunning intrekken.
Hierbij denken we vooral aan leegstand. Bijvoorbeeld als kamers door wisseling van huurders of ten behoeve van verbouw niet worden gebruikt. Het kan gaan om gehele of gedeeltelijke leegstand. Bijvoorbeeld een woning wordt meer dan een jaar door twee personen onzelfstandig bewoond. De eigenaar geeft aan dat hij wel drie kamers wil verhuren maar “dat dat even niet lukt”. Er is dan feitelijk geen sprake meer van gebruik waarvoor een onttrekkingsvergunning nodig is. Het college kan dan na één jaar de vergunning intrekken.
Het feit dat de woning één jaar lang niet meer in gebruik is voor een vergunningplichtige situatie is voldoende grond voor de intrekking. Het college hoeft dus alleen na te gaan of haar feitelijke constatering klopt. De eigenaar krijgt na dat jaar niet alsnog de kans om het pand weer in gebruik te nemen. Hij zal daarvoor een nieuwe vergunning moeten aanvragen.
Als er opnieuw een onttrekkingsvergunning voor onzelfstandige bewoning moet worden aangevraagd in een straat waar de 15% is overschreden of de omgevingstoets negatief uitpakt, wordt de vergunning niet verleend. De eigenaar mag het pand dus nog maximaal aan twee personen onzelfstandig verhuren.
Voorgaande gaat alleen over de Huisvestingsverordening en niet over hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.
Om redenen van juridische houdbaarheid is het beter dat de overgangsregeling in de beleidsregels als overgangsrecht in de verordening wordt opgenomen.
De hardheidsclausule in het overgangsrecht is bedoeld voor oude bestaande hospitasituaties of situaties waar de huidige regeling niet in heeft voorzien. Het gaat bijvoorbeeld om een hoofdbewoner die minimaal 50% van de verblijfsruimten bewoont en twee kamers mocht verhuren wat onder de oude verordening was toegestaan.