Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rotterdam

Beleidslijn woonoverlast 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRotterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidslijn woonoverlast 2009
CiteertitelBeleidslijn woonoverlast 2009
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpGemeenteblad 2009-133

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Gecons. tekst bijgewerkt tot en met wijziging 1

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikelen 174a Gemeentewet
  2. artikel 13b Opiumwet
  3. artikel 97 Woningwet
  4. artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-11-2009Gecons. tekst bijgewerkt tot en met wijziging 1

05-11-2009

Gemeenteblad 2009-133

Gelezen het voorstel van de directeur van de directie Veiligheid en het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 oktober 2009

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidslijn woonoverlast 2009

 

 

Gemeenteblad 2009

Beleidslijn woonoverlast 2009

De burgemeester van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van de directeur van de directie Veiligheid en het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 oktober 2009;

gelet op het nieuwe beleid ten aanzien van woonoverlast, neergelegd in het Actieplan woonoverlast Rotterdam;

gelet op de artikelen 174a Gemeentewet, artikel 13b Opiumwet, artikel 97 Woningwet en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat een beleidslijn bij sluitingen van woningen of gebouwen bij overlast wenselijk is;

Besluit vast te stellen:

Beleidslijn Woonoverlast 2009

Deze beleidslijn ziet toe op drie specifieke sluitingsbevoegdheden van de burgemeester dan wel het college ten aanzien van woningen.

Aanpak overlastgevende panden Rotterdam

Het merendeel van de Rotterdammers is tevreden over hun woonsituatie; een groot aantal van hen geeft evenwel aan in meer of mindere mate last te hebben van zwaar overlastgevend of intimiderend gedrag van omwonenden.

Juni 2009 is het Actieplan woonoverlast Rotterdam vastgesteld met als uitgangspunt dat Rotterdammers beschermd worden in hun recht op ongestoord woongenot.

Naast een aantal instrumenten gericht op preventie is ook een repressief instrumentarium ontwikkeld.

De handhavingsinstrumenten van (deel)gemeente(n), politie, de zorgverlenende instanties en woningcorporaties worden in de aanpak gecombineerd tot één samenhangend geheel.

Het sluitstuk van de aanpak woonoverlast is ontruiming van de woning van de overlastgever. Afhankelijk van de situatie gaat hieraan het traject vooraf van óf een kort geding ingezet door de verhuurder/woningcorporatie ten behoeve van ontruiming óf een sluitingsbevel van de burgemeester. Bij artikel 97 Woningwet heeft het college die bevoegdheid gemandateerd aan de burgemeester. Naar aanleiding van de aanpak woonoverlast wordt bij de belangenafweging meer nadruk gelegd bij degene die overlast ervaart.

Aan deze beleidslijn zijn de volgende drie beleidsregels als bijlagen toegevoegd:

  • 1.

    Beleidsregel artikel 174a Gemeentewet inzake sluiting bij overlast in woningen 2009.

  • 2.

    Beleidsregel artikel 13b Opiumwet inzake sluiting drugswoningen 2009.

  • 3.

    Beleidsregel artikel 97 Woningwet inzake sluiting gebouwen wegens aantasting van de leefbaarheid 2009.

Deze beleidslijn treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

Aldus vastgesteld op 5 november 2009.

De burgemeester van Rotterdam,

Ing. A. Aboutaleb

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 6 november 2009 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.30 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), Coolsingel 40, Kamer 314.

(Zie ook: www.bds.rotterdam.nl – Gemeentebladen)

Bijlage 1

Beleidsregel artikel 174a Gemeentewet inzake sluiting bij overlast in woningen 2009

De burgemeester van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van de directeur van de directie Veiligheid;

gelet op het nieuwe beleid ten aanzien van woonoverlast, neergelegd in het Actieplan woonoverlast Rotterdam;

gelet op de artikelen 174a Gemeentewet, 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat voor het toepassen van artikel 174a Gemeentewet een beleidsregel wenselijk is;

Besluit vast te stellen:

Beleidsregel artikel 174a Gemeentewet inzake sluiting bij overlast in woningen 2009

Deze beleidsregel ziet toe op het sluiten van woningen door de burgemeester bij verstoring van de openbare orde en verdere vrees voor het voortduren van de aantasting van het woon- en leefklimaat.

Aanpak overlastgevende panden Rotterdam

De gemeente Rotterdam acht het noodzakelijk dat structurele overlast vanuit een woning wordt bestreden. Vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid, het beschermen van het woon- en leefklimaat en de volksgezondheid treedt de gemeente Rotterdam op tegen structurele overlast vanuit een woning. Om de effecten van structurele overlast gerelateerd aan een woning op de leefbaarheid aan te pakken maakt de gemeente Rotterdam gebruik van de instrumenten uit de Wet Victoria, de Wet Damocles en de Wet Victor en de Woningwet.

Bij woningen biedt artikel 174a Gemeentewet (Wet Victoria) mogelijkheden op te treden tegen gedragingen in een woning waardoor de openbare orde rond deze woning wordt verstoord. Jurisprudentie leert dat overlastgevende gedragingen bijvoorbeeld betrekking hebben op de illegale verkoop van drugs, wapens of illegale prostitutie dan wel hiermee gelijkwaardige gedragingen. Vanuit de aanpak woonoverlast wordt ook opgetreden indien sprake is van gedragingen als structurele treiterij en asociaal gedrag jegens buren en over- bewoning.

Afbakening en afstemming

Deze beleidsregel is een onderdeel van de beleidslijn Woonoverlast 2009.

Deze beleidsregel is van toepassing op de uitoefening door de burgemeester van de in artikel 174a Gemeentewet neergelegde bevoegdheid ten aanzien van:

  • -

    woningen en bijbehorende erven en

  • -

    niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven.

Deze bevoegdheid wordt toegepast als aangetoond kan worden dat er sprake is van verstoring van openbare orde en verdere vrees voor het voortduren daarvan. Een beoordeling vindt plaats of de overlast in ernstige mate de veiligheid of gezondheid van omwonenden bedreigd.

Deze beleidsregel geldt niet voor zover in dit onderwerp wordt voorzien in de beleidsregel artikel 13b Opiumwet. Indien drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn, vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven wordt in eerste instantie opgetreden op basis van artikel 13b Opiumwet.

De gemeente Rotterdam kent een lange geschiedenis wat betreft het optreden op grond van artikel 174a Gemeentewet bij drugsoverlast in een woning. Nu artikel 13b Opiumwet in een sluitingsbevoegdheid voor de burgemeester voorziet bij drugswoningen, zal terughoudend worden omgegaan bij sluiting van drugswoningen op grond van artikel 174a Gemeentewet. Het aantonen van overlast is geen voorwaarde bij het toepassen van artikel 13b Opiumwet. De burgemeester kan een last onder bestuursdwang opleggen waar drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn, vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven.

De ‘beleidsregel artikel 13b Opiumwet inzake sluiting drugswoningen 2009’ ziet toe op die sluitingsbevoegdheid.

Bevoegdheid burgemeester

De bevoegdheid van de burgemeester tot toepassen van artikel 174a Gemeentewet betreft een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt na een zorgvuldige belangenafweging. In deze beleidsregel wordt vastgelegd op welke wijze de burgemeester met deze discretionaire bevoegdheid om gaat.

Het kan zijn dat zich omstandigheden voordoen waarin het toepassen van het beleid onredelijke gevolgen heeft, die niet voor rekening van de betrokkenen kunnen komen. In die gevallen heeft de burgemeester een inherente afwijkingsbevoegdheid. Hij kan gemotiveerd afzien van het sluiten van een woning, lokaal of erf.

Sluiten van een woning

Het sluiten van een woning op basis van artikel 174a Gemeentewet is een bijzondere bepaling omtrent de toepassing van de last onder bestuursdwang. Het toepassen van bestuursdwang betreft het herstellen in een normale toestand door het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van de overtreding. De sluiting is feitelijk van aard, en brengt met zich mee dat de woning of lokaal door niemand mag worden betreden gedurende de sluitingstermijn.

Bij geconstateerde structurele overlast dient er een laatste waarschuwing gegeven te worden. Aangegeven wordt voor welke gedragingen de eigenaar verantwoordelijk wordt gehouden die in de toekomst niet meer voor dienen te komen. In deze fase kan de eigenaar door de gewenste gedragingen te voldoen of na te laten voorkomen dat het tot een feitelijke sluiting komt.

Bij de eerst volgende constatering wordt de eigenaar enkel nog een effectueringstermijn gegeven. De effectueringstermijn is 48 uur en betreft de mogelijkheid om als eigenaar zelf over te gaan tot sluiting van het pand. Indien dit niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, zal de burgemeester overgaan tot sluiting van de woning. Door zelf uitvoering te geven binnen de effectueringstermijn kan de eigenaar alleen voorkomen dat de burgemeester feitelijke bestuursdwang toepast. De sluitingsbevoegdheid wordt niet aangetast.

Het besluit tot sluiting van een woning op grond van artikel 174a Gemeentewet wordt geregistreerd en gepubliceerd in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB). Het WKPB-register houdt deze publiekrechtelijke beperking betreffende de onroerende zaak bij. Indien de sluiting wordt opgeheven, wordt dit aangepast in het WKPB-register.

Spoedeisendheid

Bij het opleggen van sluitingen specifiek op basis van artikel 174a, vierde lid, Gemeentewet wordt een termijn gegeven waarbinnen de eigenaar maatregelen kan treffen om de verstoring van de openbare orde te beëindigen. In spoedeisende gevallen zal worden afgezien van het opleggen van een hersteltermijn. Het betreft dan een spoedsluiting.

Onderscheid lokalen en woningen

In de handhavingsarrangementen van deze beleidsregel is onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. Bij woningen grijpt een sluiting erger in op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene(n). De beginselen als ‘recht op ongestoord woongenot’ (artikel 8 van het EVRM) en ‘huisvredebreuk’ rechtvaardigen een minder vergaande aanpak ten aanzien van woningen. Na een eerste overtreding structurele overlast vanuit een woning wordt vanwege het proportionaliteitsbeginsel gekozen om eerst bestuurlijk te waarschuwen. Bij lokalen waar structurele overlast aan de orde is, wordt na eerste overtreding wel direct overgegaan tot het sluiten van het niet voor publiek toegankelijke lokaal.

Termijn sluiting

Voor de termijn van sluiting wordt aansluiting gezocht bij de termijnen die door de burgemeester worden gehanteerd in overig Rotterdams handhavingsbeleid. Dat wil zeggen dat in beginsel een sluiting geldt van 6 maanden. Indien de ernst en de aard van de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan de burgemeester besluiten tot een sluiting van maximaal 12 maanden. In geval er aanleiding is tot matiging, kan de duur van de sluiting worden beperkt tot een periode van 3 maanden. Te allen tijde is het de verantwoordelijkheid voor zijn eigendom waarop de eigenaar wordt aangesproken. Enkel aangeven wel te willen maar niet te kunnen is geen reden voor matigen.

Ingevolge artikel 174a, derde lid, Gemeentewet kan sprake zijn van een verlenging van de duur van de sluiting indien ernstige vrees voor herhaling van de verstoring van de openbare orde aangetoond kan worden.

Niet betreden

Na de sluiting is het verboden een woning te betreden op basis van artikel 2.4.1 APV Rotterdam 2008.

Zorgvuldigheid

Voorafgaand aan het sluitingsbevel van de burgemeester worden betrokkenen (bewoner en eigenaar) uitgenodigd voor een zienswijzengesprek. Dit gesprek vindt plaats met de burgemeester of een vertegenwoordiger die namens de burgemeester optreedt, met een vertegenwoordiger van de betreffende deelgemeente en een vertegenwoordiger van de politie. De burgemeester kan van zijn bevoegdheid tot sluiten pas gebruik maken als geen ander, minder ingrijpend middel voorhanden is om de overlast in voldoende mate te bestrijden.

De deelgemeenten vervullen een coördinerende rol in het proces van het aanpakken van woonoverlast.De samenwerking tussen deelgemeenten, lokale zorgnetwerken, wijkpolitie en eventuele verhuurders/woningcorporaties zorgt voor een optimale bekendheid met de situatie. Bij feitelijkheden ten aanzien van de overlast wordt gesproken met de eigenaar en de overlastgevende bewoner als dit een ander is.

De deelgemeenten houden een dossier bij over het pand ten aanzien waarvan situaties zijn geconstateerd waarop deze beleidsregel toe ziet.Het sluiten van een woning kan alleen dan gerechtvaardigd worden wanneer sprake is van concrete, objectieve en verifieerbare gedragingen met betrekking tot de overlast. Een dossier van een deelgemeente bestaat zoveel mogelijk uit concreet omschreven waarnemingen, waarbij de tijd en datum genoteerd worden, die gecontroleerd zijn door een andere partij en waarvan foto’s of andere opnamen beschikbaar zijn. Ten aanzien van deze beoordeling is een checklist artikel 174a Gemeentewet samengesteld.

De waarschuwingsplicht bij sluiting van woningen wordt gedaan op deelgemeenteniveau als men met de eigenaren en overlastgevers om de tafel zit. Dit kan resulteren in een gele kaart van de burgemeester op basis van de aanpak woonoverlast, waarin de concrete waarschuwing staat welk gedrag achterwege moet blijven om niet over te gaan tot sluiting van de woning. De rode kaart ingevolge de aanpak woonoverlast is het effectieve sluitingsbevel van de woning door de burgemeester. De rode kaart ingevolge de aanpak woonoverlast is het effectieve sluitingsbevel van de woning door de burgemeester.

Verschil woningen

De wetgever heeft ervan afgezien het begrip woning te definiëren. De burgemeester verstaat onder woning een voor bewoning gebruikte ruimte. Of een woning gebruikt wordt als woonruimte blijkt uit de Gemeentelijke Basis Administratie. Een persoon die incidenteel overnacht in een woning en niet op dit adres in de GBA staat ingeschreven, wordt niet aangemerkt als bewoner. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet gebruikt wordt als woning kan aangemerkt worden als een niet voor publiek toegankelijk lokaal.

Voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke machtiging vereist. Op basis van de Awb is het bestuursorgaan dat de last onder bestuursdwang toepast bevoegd tot het geven van een dergelijke machtiging. In het geval van artikel 174a Gemeentewet is aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. Hij kan dus een schriftelijke machtiging verlenen.

Eigenaar betaalt

Ingevolge artikel 5:25 van de Awb geschiedt de toepassing van de last onder bestuursdwang op kosten van de eigenaar. In de last onder bestuursdwang wordt dit aan de eigenaar medegedeeld. De kosten van voorbereiding van de last onder bestuursdwang zijn ook verschuldigd, voor zover als gevolg van het alsnog uitvoeren van de last onder bestuursdwang geen bestuursdwang is toegepast. Het kan zijn dat zaken worden meegevoerd en opgeslagen om de last onder bestuursdwang toe te kunnen passen, als bedoeld in artikel 5:29 van de Awb. Zolang de verschuldigde kosten niet zijn voldaan, kan de teruggave van zaken opgeschort worden.

Overige bewoners

Als er sprake is van een woning waarin kamerverhuur plaatsvindt en de gedragingen van overlast in één van de verhuurde kamers is geconstateerd dan kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen.

Uitgangspunt is dat het een zaak betreft tussen eigenaar en bewoners indien er overgegaan wordt tot sluiting van een woning. Met de eigenaar worden de afspraken gemaakt aangezien het de eigenaar betreft die een uiteindelijke sluiting van zijn woning krijgt.

Gelet op het bepaalde in artikel 8 van het EVRM (recht op ongestoord woongenot) zal er, indien tot een sluiting wordt besloten, tevens aandacht worden besteed aan de vraag of voor een bewoner vervangende woonruimte moet worden gezocht. Gelet op het Verdrag van de rechten van het kind behoeft dit extra aandacht indien er kinderen bij betrokken zijn. Tevens wordt de zorg ingelicht daar waar het bewoners betreft die zorgbehoevend zijn (bijv. verslaafden/prostituees).

Na traject

Na afloop van de sluitingstermijn vindt overleg met de eigenaar plaats. Tijdens dit overleg worden afspraken gemaakt om nieuwe overlastsituaties in de toekomst te voorkomen. Indien er sprake is van een ernstige vrees voor herhaling kan er sprake zijn van verlenging van de duur van de sluiting.

Wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling uitgesloten is, kan de sluitingstermijn worden opgeheven.

Soms is sluiting niet voldoende en zijn aanvullende maatregelen nodig om de leefbaarheid rond het gesloten pand te herstellen. De Wet Victor regelt het na traject van een sluiting op grond van onder andere artikel 174a Gemeentewet, artikel 13b Opiumwet en artikel 97 Woningwet. De Wet Victor geeft mogelijkheden het beheer van een pand over te nemen (artikel 14 Woningwet) en daarna eventueel te onteigenen (artikel 77 Onteigeningswet). Het besluit tot beheer wordt genomen door het college van burgemeester en wethouders.

Handhavingsarrangement I: woonoverlast in lokalen

Gedragingen die de openbare orde verstoren in niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven.

 

Deelgemeente

Openbaar Ministerie

Gemeente

1e overtreding

1.constateren ernstige overlast

2.opmaken verslag voor burgemeester

3.melding aan burgemeester en toezenden dossier

1.evt. na schriftelijk verzoek van burgemeester toezenden van proces-verbaal

2.in beginsel vervolging

1.sluiting maximaal 12 maanden op basis van artikel 174a Gemeentewet

2e overtreding binnen 3 jaar

1.+ 2. + 3. + 4.

1.+ 2.

1.sluiting voor onbepaalde tijd

Handhavingsarrangement II: woonoverlast in woningen

Gedragingen die de openbare orde verstoren in een woning of bijbehorend erf

 

Deelgemeente

Openbaar Ministerie

Gemeente

1e overtreding

1.constateren ernstige overlast

2.gesprek en opmaken verslag voor dossier

3.melding aan burgemeester

 

1.bestuurlijke waarschuwing

2.kennisname dossieropbouw

2e overtreding binnen 3 jaar

1.+ 2.

+ 3. melding en toezenden dossier aan burgemeester.

1 evt. na schriftelijk verzoek van burgemeester toezenden van proces-verbaal

2.in beginsel vervolging.

1.sluiting maximaal 12 maanden op basis van artikel 174a Gemeentewet

3e overtreding binnen 3 jaar

1.+ 2. + 3. + 4.

1.+ 2.

1.sluiting voor onbepaalde tijd

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

Aldus vastgesteld op 5 november 2009.

De burgemeester van Rotterdam,

Ing. A. Aboutaleb

Bijlage 2

Beleidsregel artikel 13b Opiumwet inzake een woning of lokaal 2009

De burgemeester van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van de directeur van de directie Veiligheid;

gelet op het nieuwe beleid ten aanzien van woonoverlast, neergelegd in het Actieplan woonoverlast Rotterdam;

gelet op de artikelen 13b Opiumwet, 4:81 Algemene wet bestuursrecht, de Horecanota Rotterdam 2007-2011 en het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2007;

overwegende dat voor het toepassen van artikel 13b Opiumwet bij een woning of een lokaal een beleidsregel wenselijk is;

Besluit vast te stellen:

Beleidsregel artikel 13b Opiumwet inzake een woning of lokaal 2011

Deze beleidsregel ziet toe op de bevoegdheid tot het sluiten van panden door de burgemeester bij verkoop, aflevering of verstrekking dan wel aanwezig zijn van drugs vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven.

Aanpak drugspanden Rotterdam

In Rotterdam kan en mag veel. Echter, het verkopen van drugs uit een woning of lokaal mag niet en is zelfs wettelijk verboden. Vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid, het beschermen van het woon- en leefklimaat en de volksgezondheid treedt Rotterdam streng op tegen handel in en het gebruik van drugs. Om de effecten van de handel in en het gebruik van drugs op de leefbaarheid aan te pakken maakt de gemeente Rotterdam gebruik van de instrumenten uit de Wet Victoria, de Wet Damocles en de Wet Victor en de Woningwet.

Met de inwerkingtreding van de Wet Damocles in 1999 werd de Opiumwet uitgebreid met artikel 13b. Vanaf dat moment bestond er naast het strafrechtelijk handhaven van de Opiumwet een mogelijkheid bestuurlijk te handhaven. De burgemeester kan voortaan bestuurlijk optreden tegen verkooppunten van drugs vanuit voor het publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven. De bevoegdheid strekte zich niet uit tot woningen.

Van oudsher biedt artikel 174a Gemeentewet (Wet Victoria) mogelijkheden om op te treden tegen de illegale verkoop van drugs in Rotterdam. Dit artikel geeft de burgemeester de bevoegdheid om een woning of lokaal te sluiten wegens verstoring van de openbare orde of ernstige vrees daarvoor. Er zijn echter panden van waaruit in drugs wordt gehandeld zonder dat dit voor verstoring van de openbare orde zorgt.

Met de wijziging van artikel 13b Opiumwet per november 2007 kunnen alle drugspanden aangepakt worden, dus ook woningen. De burgemeester kan bestuursdwang toepassen als drugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is, in of vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven. Het aantonen van overlast is geen voorwaarde bij het toepassen van artikel 13b Opiumwet; de toepassing van artikel 13b Opiumwet kan wel leiden tot vermindering van overlast.

Afbakening en afstemming

Deze beleidsregel is een onderdeel van de beleidslijn Woonoverlast 2009.

Deze beleidsregel is van toepassing op de uitoefening door de burgemeester van de in artikel 13b Opiumwet neergelegde bevoegdheid ten aanzien van:

  • -

    voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven;

  • -

    niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven en

  • -

    woningen en bijbehorende erven.

Deze beleidsregel geldt niet voor zover in dit onderwerp wordt voorzien in de Horecanota Rotterdam 2007-2011 of in het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2007.

Een van de doelstellingen in de Horecanota Rotterdam 2007-2011 is het beschermen van het woon- en leefklimaat tegen aantasting door de exploitatie van een horeca-inrichting en het handhaven van de openbare orde. De Horecanota voorziet bij dergelijke aantasting in beleid voor het optreden op basis van artikel 13b Opiumwet.

Het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2007 beschrijft het toepassen van de Opiumwet wanneer drugs wordt verhandeld in voor publiek toegankelijke lokalen waarin een coffeeshop is gevestigd. Voor coffeeshops voorziet het coffeeshopbeleid in optreden op basis van 13b Opiumwet.

Ten aanzien van handhavend optreden tegen een overtreding op basis van artikel 13b Opiumwet in een lokaal waarin een growshop is gevestigd, wordt het Handhavingsarrangement I: softdrugs of harddrugs in lokalen gevolgd, zoals in deze beleidsregel is weergegeven. Voor handhavend optreden tegen andere overtredingen blijft het Handhavingsarrangement growshops van toepassing.

De burgemeester is bevoegd

De bevoegdheid van de burgemeester tot toepassen van artikel 13b Opiumwet betreft een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat deze bevoegdheid gebruikt wordt na een belangenafweging. In deze beleidsregel wordt vastgelegd op welke wijze de burgemeester met deze discretionaire bevoegdheid om gaat.

Het kan zijn dat zich omstandigheden voordoen waarin het toepassen van het beleid onredelijke gevolgen heeft, die niet voor rekening van (één van) de betrokkene(n) kunnen komen. In die gevallen heeft de burgemeester een inherente afwijkingsbevoegdheid en kan hij gemotiveerd afzien van het toepassen van bestuursdwang of een maatregel anders dan bestuursdwang opleggen.

Last onder bestuursdwang

Het opleggen van een last onder bestuursdwang op basis van artikel 13b Opiumwet is nader uitgewerkt in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het opleggen van een last onder bestuursdwang betreft het herstellen in een normale toestand door het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van de overtreding. Bij geconstateerde drugsvondst dient er of een laatste waarschuwing of een last onder bestuursdwang gegeven te worden. Aangegeven wordt voor welke gedragingen de eigenaar verantwoordelijk wordt gehouden die in de toekomst niet meer voor dienen te komen.

In de gemeente Rotterdam wordt gekozen voor het sluiten van de gehele woning, omdat het direct een einde maakt aan de illegale situatie. Tevens wordt door sluiting de loop uit het pand gehaald en de bekendheid als illegaal verkooppunt ongedaan gemaakt. Het sluiten van een woning of lokaal waar drugs verkocht, afgeleverd of verstrekt wordt, dan wel aanwezig is, betekent niet dat het illegale verkooppunt zich niet kan verplaatsen.

Gezien de effecten op het openbare leven van de handel in en het gebruik van drugs vanuit een woning geniet feitelijk handelen de voorkeur boven het opleggen van een last onder dwangsom. Van de bevoegdheid in plaats van een last onder bestuursdwang te kiezen voor een last onder dwangsom wordt als uitgangspunt geen gebruik gemaakt.

Bij de sluiting wordt een termijn gegeven waarbinnen de eigenaar de woning of het lokaal kan ontruimen en sluiten. De termijn is gesteld op 48 uur om de ontruiming uit te voeren en de handel te stoppen. Indien dit niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, zal de burgemeester overgaan tot feitelijk handelen door te sluiten.

Door zelf uitvoering te geven aan deze effectueringstermijn kan de eigenaar slechts voorkomen dat de burgemeester feitelijke bestuursdwang toepast. De sluitingsbevoegdheid wordt niet aangetast.

De sluiting is feitelijk van aard, en brengt met zich mee dat de woning of lokaal door niemand mag worden betreden gedurende de sluitingstermijn.

Het besluit tot sluiting van een woning of lokaal op grond van artikel 13b Opiumwet wordt geregistreerd en gepubliceerd in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB). Het WKPB-register houdt deze publiekrechtelijke beperking betreffende de onroerende zaak bij. Indien de sluiting wordt opgeheven, wordt dit ook aangepast in het WKPB-register.

Tweesporenbeleid: strafrechtelijk EN bestuursrechtelijk

Strafrechtelijke sancties richten zich op de bij de verkoop betrokken personen. Het beëindigen of het opheffen van de illegale verkooppunten wordt daarmee niet bereikt. Bestuursrechtelijke maatregelen richten zich wel op bij de verkoop betrokken woningen of lokalen. Het tweesporenbeleid zoals omschreven in de Horecanota Rotterdam 2007-2011 en coffeeshopbeleid geldt ook bij het toepassen van artikel 13b Opiumwet.

Met het Openbaar Ministerie (OM) en de politie zal samengewerkt worden om naast strafrechtelijke vervolging, bestuursrechtelijke handhaving plaats te laten vinden. Het moment van inbeslagname van drugs en het effectueren van de bestuursdwang kan enige tijd uit elkaar liggen, nu de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van bestuursdwang in acht genomen moeten worden. Dit betekent niet dat na inbeslagname geen reden meer bestaat de sluitingsprocedure te starten.

Handelsvoorraad drugs

Lijst I bij de Opiumwet bevat een overzicht van harddrugs met een onaanvaardbaar risico. Het bezit van meer dan 0,5 gram harddrugs wordt aangemerkt als een handelsvoorraad en is strafbaar gesteld als een misdrijf. Op lijst II staan met name de hennepproducten die als softdrugs worden aangemerkt. Bezit van softdrugs is een overtreding, maar tot 5 gram bezit wordt gedoogd. Bezit van meer dan 30 gram softdrugs wordt aangemerkt als handelsvoorraad en is een misdrijf. Indien een handelsvoorraad drugs in een lokaal aangetroffen wordt, volgt sluiting van dat lokaal. Bij het aantreffen van een handelsvoorraad drugs in een woning kan sluiting volgen.

Onderscheid lokalen en woningen

Sluiting van het lokaal of de woning is gericht op het herstel van de gewenste situatie en gericht op het weren en terugdringen van drugshandel gerelateerd aan het betreffende pand. Bij de handhavingsarrangementen is onderscheid gemaakt tussen lokalen en woningen. Bij lokalen waar drugs is gevonden, wordt na de eerste overtreding direct overgegaan tot het toepassen van een last onder bestuursdwang. Bij woningen grijpt een sluiting erger in op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene(n). De beginselen als ‘recht op ongestoord woongenot’ (artikel 8 van het EVRM) en ‘huisvredebreuk’ vereisen een zorgvuldige afweging ten aanzien van woningen. Na het voor de eerste maal aantreffen van een handelshoeveelheid verdovende middelen in een woning wordt in beginsel besloten tot een sluiting, maar zal nadrukkelijk worden bezien of gelet op de feiten en omstandigheden van het specifieke geval met een waarschuwing kan worden volstaan.

Indicatoren die relevant zijn bij de zorgvuldige belangenafweging of sluiting noodzakelijk wordt geacht dan wel wordt volstaan met een waarschuwing, zijn de volgende (niet limitatief).

  • ·

    De hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of II van de Opiumwet. Hierbij kan gedacht worden aan de aangetroffen middelen, in hoeverre is sprake van handelshoeveelheden van verschillende middelen, combinatie van hard- en softdrugs, maar ook aan de hoeveelheid. Het aantreffen van een handelshoeveelheid op zichzelf is al voldoende om handel aan te nemen en daadwerkelijke verkoop, afleveren of verstrekken hoeft niet aangetoond te worden. Echter, een minieme overschrijding van wat als handelshoeveelheid wordt aangemerkt kan een andere afweging rechtvaardigen.

  • ·

    De mate waarin de woning betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is. Hierbij kan gedacht wordt aan (waarnemingen van) aanloop van personen die met drugshandel en/of -gebruik in verband kunnen worden gebracht, of het aantreffen van attributen die op handel in verdovende middelen wijst zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld, versnijdingsmaterialen, verpakkingsmaterialen, et cetera, in de woning.

  • ·

    Strafbare feiten, geweldsdelicten, wapenbezit als bedoeld in de wet Wapens en Munitie of andere openbare orde-delicten gerelateerd aan de woning. Hierbij kan gedacht worden aan gerelateerde feiten in de zin dat in de woning personen worden aangetroffen met antecedenten op het gebied van geweld, drugs of wapenbezit gedurende de afgelopen drie jaar, of zich ten aanzien van dergelijke feiten recidivist hebben getoond. Ook kan aantoonbare (drugs)overlast met betrekking tot het pand of andere panden van de eigenaar een rol spelen.

  • ·

    Vermoedens van verwijtbaar gedrag van bewoner(s)/betrokkene(n) of betrokkenheid bij personen met antecedenten. Hierbij kan gedacht worden aan aantoonbare relaties van bewoner(s)/betrokkene(n) met personen die bij de politie bekend staan als drugshandelaren, al dan niet in georganiseerd verband, of die bekend staan in verband met georganiseerde criminaliteit.

  • ·

    De mate van gevaar of risico voor het woon- en leefklimaat in de omgeving en/of omwonende(n). Hierbij kan gedacht worden aan een buurt waarin de woning zich bevindt (staat de omgeving van de woning al langer onder druk in verband met drugsoverlast bijvoorbeeld blijkend uit een negatieve score op de veiligheidsindex, dan kan worden overwogen dat een drugsvondst sneller het toch al broze woon- en leefklimaat in gevaar brengt) of de drugsoverlast die in de directe omgeving wordt ondervonden.

  • ·

    De eigen getroffen maatregelen door de eigenaar om de openbare orde in en rond de woning in voldoende mate te herstellen.

Termijn sluiting

Voor de termijn van sluiting wordt aansluiting gezocht bij de termijnen die door de burgemeester worden gehanteerd in overig Rotterdams handhavingsbeleid. Dat wil zeggen dat in beginsel een sluiting geldt van 6 maanden. Indien de ernst en de aard van de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven kan de burgemeester besluiten tot een sluiting van maximaal 12 maanden. In geval er aanleiding is tot matiging kan de duur van de sluiting worden beperkt tot een periode van 3 maanden. Te allen tijde is het de verantwoordelijkheid voor zijn eigendom waarop de eigenaar wordt aangesproken. Enkel aangeven wel te willen maar niet te kunnen is geen reden voor matigen.

Niet betreden

Na de sluiting is het verboden de woning of het lokaal te betreden op basis van artikel 2.4.1 APV Rotterdam 2009.

Zorgvuldigheid

Voorafgaand aan het besluit tot toepassing van een last onder bestuursdwang worden betrokkenen (bewoner en eigenaar) uitgenodigd voor een zienswijzengesprek. Dit gesprek vindt plaats met de burgemeester of een vertegenwoordiger die namens de burgemeester optreedt, een vertegenwoordiger van een desbetreffende deelgemeente en een vertegenwoordiger van de politie. De burgemeester maakt van zijn bevoegdheid tot sluiten pas gebruik als er geen ander, minder ingrijpend, middel voorhanden is om de overlast te bestrijden.

De deelgemeenten vervullen een coördinerende rol in het proces van het aanpakken van drugspanden.De samenwerking tussen deelgemeenten en wijkpolitie zorgt voor een optimale bekendheid met de situatie. Bij vermoedens van drugshandel wordt overlegd met de eigenaar en de overlastgevende bewoner indien dit een ander is. Het inzetten van de procedure op basis van artikel 13b Opiumwet vindt plaats als laatste middel en nadat aannemelijk is geworden dat vanuit een lokaal of woning drugs verhandeld wordt.

De deelgemeenten houden een dossier bij over het pand ten aanzien waarvan situaties zijn geconstateerd waarop deze beleidsregel toe ziet.Het sluiten van een woning of lokaal kan alleen dan gerechtvaardigd worden wanneer sprake is van concrete, objectieve en verifieerbare gedragingen zoals het verkopen, afleveren of verstrekken van drugs vanuit de woning of het lokaal, of wanneer de hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen zo groot is dat gesproken kan worden van een handelshoeveelheid. Aantreffen van een handelshoeveelheid is immers volgens de jurisprudentie voldoende om handel aan te nemen. In dat geval hoeft de daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking niet aangetoond te worden. Een dossier bij een deelgemeente bestaat zoveel mogelijk uit concreet omschreven waarnemingen, waarbij de tijd en datum genoteerd worden, die gecontroleerd zijn door een andere partij en waarvan foto’s of andere opnamen beschikbaar zijn. Bij het inzetten van de procedure op basis van artikel 13b Opiumwet, voert de deelgemeente nauw overleg met de politie ten aanzien van het dossier. De deelgemeente zendt het dossier naar de politie waarna het dossier compleet wordt gemaakt. De politie zorgt vervolgens voor het aanleveren van een dossier aan de burgemeester met het verzoek tot sluiting van het drugspand.

Wanneer de zorgvuldige afweging resulteert in een waarschuwing wordt deze gegeven door de deelgemeente of de politie wanneer men met de eigenaren en overlastgevers in contact treedt en kan resulteren in een gele kaart van de burgemeester op basis van de aanpak woonoverlast, waarin de concrete waarschuwing staat welk gedrag achterwege moet blijven om niet over te gaan tot sluiting van de woning. De rode kaart ingevolge de aanpak woonoverlast is het effectieve sluitingbevel van de woning door de burgemeester.

Verschil woningen

De wetgever heeft ervan afgezien het begrip woning te definiëren. De burgemeester verstaat onder woning een voor bewoning gebruikte ruimte. Of een woning gebruikt wordt als woonruimte blijkt uit de Gemeentelijk Basis Administratie. Een persoon die incidenteel overnacht in een woning en niet op dit adres in de GBA staat ingeschreven, wordt niet aangemerkt als bewoner. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet gebruikt wordt als woning kan aangemerkt worden als lokaal.

Voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke machtiging vereist. Op basis van de Awb is het bestuursorgaan dat een last onder bestuursdwang toepast bevoegd tot het geven van een dergelijke machtiging. In het geval van artikel 13b Opiumwet is aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. Hij kan een schriftelijke machtiging verlenen.

Eigenaar betaalt

Ingevolge artikel 5:25 van de Awb geschiedt de toepassing van een last onder bestuursdwang op kosten van de eigenaar. In de last onder bestuursdwang wordt dit aan de eigenaar medegedeeld. De kosten van voorbereiding van de last onder bestuursdwang zijn ook verschuldigd, voor zover als gevolg van het alsnog uitvoeren van de last onder bestuursdwang geen bestuursdwang is toegepast. Het kan zijn dat zaken worden meegevoerd en opgeslagen om de last onder bestuursdwang toe te kunnen passen, als bedoeld in artikel 5:29 van de Awb. Zolang de verschuldigde kosten niet zijn voldaan, kan de teruggave van zaken opgeschort worden.

Overige bewoners

Als er sprake is van een woning waarin kamerverhuur plaatsvindt en de handel in drugs in één van de verhuurde kamers is geconstateerd, dan kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen.

Uitgangspunt is dat het een zaak betreft tussen eigenaar en bewoners indien er overgaan wordt tot sluiting van een woning. Met de eigenaar worden de afspraken gemaakt aangezien het de eigenaar betreft die een uiteindelijke sluiting van zijn woning krijgt opgelegd.

Gelet op het bepaalde in artikel 8 van het EVRM (recht op ongestoord woongenot) zal er, indien tot een sluiting wordt besloten, tevens aandacht dienen te zijn voor de vraag of voor een bewoner vervangende woonruimte aangeboden dient te worden. Gelet op het Verdrag van de rechten van het kind behoeft dit extra aandacht indien er kinderen bij betrokken zijn. Tevens wordt de zorg ingelicht daar waar het bewoners betreft die zorgbehoevend zijn (verslaafden/prostituees).

Spoedeisendheid

Indien zich een spoedeisende situatie voordoet, kan de burgemeester besluiten bestuursdwang toe te passen zonder voorafgaande last onder bestuursdwang, zie hiervoor artikel 5:31, eerste lid, van de Awb. Artikel 5:31, tweede lid, van de Awb geeft het geval dat zelfs een situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht. Het betreft dan een spoedsluiting. In dat bijzondere geval wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit bekend gemaakt.

Na traject

Na afloop van de sluitingstermijn vindt overleg met de eigenaar plaats. Tijdens dit overleg worden afspraken gemaakt om nieuwe overlastsituaties in de toekomst te voorkomen. Indien er sprake is van een ernstige vrees voor herhaling kan er sprake zijn van verlenging van de duur van de sluiting. De betrokkene worden bij mogelijke verlenging opnieuw gehoord.

Wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling uitgesloten is, kan de sluitingstermijn worden opgeheven.

Soms is sluiting niet voldoende en zijn aanvullende maatregelen nodig om de leefbaarheid rond het gesloten pand te herstellen. De Wet Victor regelt het natraject van onder andere een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet. De Wet Victor maakt het mogelijk om het beheer van een pand over te nemen (artikel 14 Woningwet) en daarna eventueel te onteigenen (artikel 77 Onteigeningswet). Het besluit tot beheer wordt genomen door het college van burgemeester en wethouders.

Handhavingsarrangement I: softdrugs of harddrugs in lokalen

Het verkopen, afleveren of verstrekken van een middel dan wel daartoe aanwezig hebben als bedoeld in lijst I of II in voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven OF niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven.

 

Politie

Openbaar Ministerie

Gemeente

1e overtreding

1.constateren overtreding

2.inbeslagname

3.opmaken proces-verbaal

4.melding en toezenden politierapport aan burgemeester

1.evt. na schriftelijk verzoek van burgemeester toezenden van proces-verbaal

2.in beginsel vervolging

1.sluiting maximaal 12 maanden op basis van artikel 13b Opiumwet

2e overtreding binnen 3 jaar

1.+ 2. + 3. + 4.

1.+ 2.

1.sluiting voor onbepaalde tijd

Handhavingsarrangement II: softdrugs of harddrugs in woningen

Het verkopen, afleveren of verstrekken van een middel dan wel daartoe aanwezig hebben als bedoeld in lijst I of II woningen en bijbehorende erven.

 

Politie

Openbaar Ministerie

Gemeente

1e overtreding

1.constateren overtreding

2.inbeslagname

3.opmaken proces-verbaal

4.melding en toezenden politierapport aan burgemeester

1.evt. na schriftelijk verzoek van burgemeester toezenden van proces-verbaal

2.in beginsel vervolging

1.sluiting maximaal 12 maanden op basis van artikel 13b Opiumwet/bestuurlijke waarschuwing gelet op specifieke omstandigheden van geval

2e overtreding binnen 3 jaar

1.constateren overtreding

2.inbeslagname

3.opmaken proces-verbaal

4.melding aan burgemeester en toezenden politierapport

1.+ 2.

1.sluiting voor onbepaalde tijd/ of sluiting maximaal 12 maanden na een eerdere waarschuwing op basis van artikel 13b Opiumwet

3e overtreding binnen 3 jaar

1.+ 2. + 3. + 4.

1.+ 2.

1.sluiting voor onbepaalde tijd

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

Aldus vastgesteld op 15 april 2011.

De burgemeester van Rotterdam,

Ing. A. Aboutaleb

Bijlage 3

Beleidsregel artikel 97 Woningwet inzake sluiting woningen wegens aantasting van de leefbaarheid 2009

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van de directeur van de directie Veiligheid van 27 oktober 2009;

gelet op het nieuwe beleid ten aanzien van woonoverlast, neergelegd in het Actieplan woonoverlast Rotterdam;

gelet op de artikelen 97 Woningwet en 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat voor het toepassen van artikel 97 Woningwet een beleidsregel wenselijk is;

Besluit vast te stellen:

Beleidsregel artikel 97 Woningwet inzake sluiting woningen wegens aantasting van de leefbaarheid 2009

Deze beleidsregel ziet toe op het sluiten van gebouwen, open erven of terreinen door het college indien overtredingen van voorschriften uit de Woningwet gepaard gaan met bedreiging van de leefbaarheid of gevaar voor de veiligheid of gezondheid en kans op herhaling.

Aanpak overlastgevende panden Rotterdam

De gemeente Rotterdam acht het noodzakelijk dat structurele overlast vanuit een gebouw wordt bestreden. Vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid, het beschermen van het woon- en leefklimaat en de volksgezondheid treedt de gemeente Rotterdam op tegen structurele overlast vanuit een gebouw. Om de effecten van structurele overlast gerelateerd op de leefbaarheid aan te pakken maakt Rotterdam gebruik van de instrumenten uit de Wet Victoria, de Wet Damocles en de Wet Victor en de Woningwet.

Artikel 97 Woningwet geeft het college de bevoegdheid een gebouw, open erf of terrein te sluiten, indien overtreding van voorschriften uit de Woningwet met betrekking tot de staat of het gebruik van dat gebouw, open erf of terrein gepaard gaat met een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de veiligheid of gezondheid, en er een klaarblijkelijk gevaar is op herhaling van de overtreding.

Afbakening en afstemming

Deze beleidsregel is een onderdeel van de beleidslijn Woonoverlast 2009.

Deze beleidsregel is van toepassing op de uitoefening door het college van burgemeester en wethouders van de in artikel 97 Woningwet neergelegde bevoegdheid ten aanzien van:

  • -

    gebouwen of

  • -

    open erven of

  • -

    terreinen.

Deze beleidsregel is van toepassing als sprake is van overtreding van de Woningwet en bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de veiligheid of de gezondheid.

Tot slot wordt beoordeeld of er een klaarblijkelijk gevaar is op herhaling van de overtreding.

Deze beleidsregel geldt niet voor zover in dit onderwerp wordt voorzien in de ‘Beleidsregel artikel 13b Opiumwet inzake een woning of lokaal 2009’. Indien drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn, vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven sluit de burgemeester op grond van artikel 13b Opiumwet.

Indien er evident sprake is van structurele overlast, welke de openbare orde aantast zal de burgemeester optreden ingevolge artikel 174a Gemeentewet. Hierdoor geldt deze beleidsregel niet voor zover in dit onderwerp wordt voorzien in de ‘Beleidsregel artikel 174a Gemeentewet inzake sluiting bij overlast in woningen 2009’.

College draagt bevoegdheidsuitoefening op aan burgemeester

De bevoegdheid van het college tot het toepassen van artikel 97 Woningwet is gemandateerd aan de burgemeester. Zie hiervoor artikel 23 Besluit mandaat volmacht machtiging Rotterdam 2009.

Het betreft een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat pas van deze bevoegdheid gebruikt wordt gemaakt na een belangenafweging. In deze beleidsregel wordt vastgelegd op welke wijze met deze discretionaire bevoegdheid om wordt gegaan. Het kan zijn dat zich omstandigheden voordoen waarin het toepassen van het beleid onredelijke gevolgen kan hebben, die niet voor rekening van de betrokkenen kunnen komen. In die gevallen wordt gemotiveerd gebruik gemaakt van de inherente afwijkingsbevoegdheid.

Sluiten van het gebouw

Het sluiten van een gebouw op basis van artikel 97 Woningwet is een bijzondere bepaling omtrent het toepassen van een last onder bestuursdwang. Het opleggen van een last onder bestuursdwang betreft het herstellen in een normale toestand door het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van de overtreding. Bij geconstateerde aantasting van de leefbaarheid dient er een laatste waarschuwing gegeven te worden die de last onder bestuursdwang bevat. Aangegeven wordt voor welke gedragingen de eigenaar verantwoordelijk wordt gehouden die in de toekomst niet meer voor dienen te komen.

Bij het sluiten van het gebouw wordt een termijn gegeven waarbinnen de eigenaar het gebouw, open erf of terrein kan ontruimen en sluiten. De termijn geeft 48 uur om het ontruimen uit te voeren en de bedreiging of de gevaarzetting te stoppen. Indien dit niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, wordt er overgegaan tot feitelijk handelen door te ontruimen en sluiten.

Door zelf uitvoering te geven binnen het herstel/effectueringstermijn kan de eigenaar slechts voorkomen dat het college feitelijke bestuursdwang toepast. De sluitingsbevoegdheid wordt niet aangetast.

De sluiting is feitelijk van aard, en brengt met zich mee dat het gebouw, open erf of terrein door niemand mag worden betreden gedurende de sluitingstermijn.

Het besluit tot sluiting van het gebouw, open erf of terrein op grond van artikel 97 Woningwet wordt geregistreerd en gepubliceerd in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB). Het WKPB-register houdt deze publiekrechtelijke beperking betreffende het onroerende zaak bij. Indien de sluiting wordt opgeheven, wordt dit ook aangepast in het WKPB-register.

Termijn sluiting

Voor de termijn van sluiting wordt aansluiting gezocht bij de termijnen die door het college worden gehanteerd in overig Rotterdams handhavingsbeleid. Dat wil zeggen dat in beginsel een sluiting geldt van 6 maanden. Indien de ernst en de aard van de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven kan het college besluiten tot een sluiting van maximaal 12 maanden. In geval er aanleiding is tot matiging kan de duur van de sluiting worden beperkt tot een periode van 3 maanden. Te allen tijde is het de verantwoordelijkheid voor zijn eigendom waarop de eigenaar wordt aangesproken. Enkel aangeven wel te willen maar niet te kunnen is geen reden voor matigen.

Niet betreden

Na de sluiting is het verboden een woning te betreden op basis van artikel 2.4.1 APV Rotterdam 2008.

Zorgvuldigheid

Voorafgaand aan het besluit tot sluiting worden betrokkenen (bewoner en eigenaar) uitgenodigd voor een zienswijzengesprek. Dit gesprek vindt plaats met de burgemeester of een vertegenwoordiger die namens de burgemeester optreedt, een vertegenwoordiger van de desbetreffende deelgemeente en een vertegenwoordiger van de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting (dS+V) en brandweer. De bevoegdheid tot sluiten wordt pas ingezet als geen ander, minder ingrijpend middel voorhanden is om de bedreiging van de leefbaarheid of het gevaar voor de veiligheid of de gezondheid tegen te gaan.

De deelgemeenten vervullen een coördinerende rol in het proces van het aanpakken van woonoverlast.De samenwerking tussen deelgemeenten, lokale zorgnetwerken, wijkpolitie en eventuele verhuurders/woningcorporaties zorgt voor een optimale bekendheid met de situatie. Bij feitelijkheden ten aanzien van de woonoverlast wordt gesproken met de eigenaar van het gebouw, open erf of terrein en mogelijk de overlastgevende bewoner.

De deelgemeenten houden een dossier bij over het gebouw, erf of terrein ten aanzien waarvan situaties zijn geconstateerd waarop deze beleidsregel toe ziet. Het sluiten van een gebouw, open erf of terrein kan alleen dan gerechtvaardigd worden wanneer sprake is van concrete, objectieve en verifieerbare staat of gebruik ervan die gepaard gaat met de bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de veiligheid of de gezondheid. Een dossier van een deelgemeente bestaat zoveel mogelijk uit concreet omschreven waarnemingen, waarbij de tijd en datum genoteerd worden, die gecontroleerd zijn door een andere partij en waarvan foto’s of andere opnamen beschikbaar zijn.

De waarschuwingsplicht bij sluiting van woningen wordt gedaan op deelgemeenteniveau als men met de eigenaren en overlastgevers om de tafel zit. Dit kan resulteren in een gele kaart van de burgemeester op basis van de aanpak woonoverlast, waarin de concrete waarschuwing staat welk gedrag achterwege moet blijven om niet over te gaan tot sluiting van de woning. De rode kaart ingevolge de aanpak woonoverlast is het effectieve sluitingsbevel van de woning door de burgemeester namens het college.

Eigenaar betaalt

Ingevolge artikel 5:25 van de Awb geschiedt de toepassing van de last onder bestuursdwang op kosten van de eigenaar. In de last onder bestuursdwang wordt dit aan de eigenaar medegedeeld. De kosten van voorbereiding van de last onder bestuursdwang zijn ook verschuldigd, voor zover als gevolg van het alsnog uitvoeren van de last onder bestuursdwang geen bestuursdwang is toegepast. Het kan zijn dat zaken worden meegevoerd en opgeslagen om de last onder bestuursdwang toe te kunnen passen, als bedoeld in artikel 5:29 van de Awb. Zolang de verschuldigde kosten niet zijn voldaan, kan de teruggave van zaken opgeschort worden.

Overige bewoners

Als er sprake is van een gebouw waarin kamerverhuur plaatsvindt of het gebouw anderszins bewoond wordt en de staat of gebruik in relatie tot bedreiging van de leefbaarheid of gevaar voor de veiligheid of de gezondheid beperkt zich tot één van de verhuurde/bewoonde kamers, dan kan een gedeeltelijke sluiting van het gebouw worden overwogen.

Uitgangspunt is dat het een zaak betreft tussen eigenaar en bewoners indien er overgaan wordt tot sluiting van een gebouw. Met de eigenaar worden de afspraken gemaakt aangezien het de eigenaar betreft die een uiteindelijke sluiting krijgt.

Gelet op het bepaalde in artikel 8 van het EVRM (recht op ongestoord woongenot) zal er, indien tot een sluiting wordt besloten, tevens worden overwogen of voor een bewoner vervangende woonruimte moet worden geregeld. Gelet op het Verdrag van de rechten van het kind behoeft dit extra aandacht indien er kinderen bij betrokken zijn. Tevens wordt de zorg ingelicht daar waar het bewoners betreft die zorgbehoevend zijn (bijv. verslaafden/prostituees).

Spoedeisendheid

Indien zich een spoedeisend geval voordoet, kan het college besluiten de bestuursdwang toe te passen zonder voorafgaande last, zie hiervoor artikel 5:31, eerste lid, van de Awb. Artikel 5:31, tweede lid, van de Awb geeft het geval dat zelfs een situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht. Het betreft dan een spoedsluiting. In dat bijzondere geval wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit bekend gemaakt.

Na traject

Na afloop van de sluitingstermijn vindt overleg met de eigenaar plaats. Tijdens dit overleg worden afspraken gemaakt om nieuwe overlastsituaties in de toekomst te voorkomen. Indien er sprake is van een ernstige vrees voor herhaling kan er sprake zijn van verlenging van de duur van de sluiting.

Wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling uitgesloten is, kan de sluitingstermijn worden opgeheven.

Soms is sluiting niet voldoende en zijn aanvullende maatregelen nodig om de leefbaarheid rond het gesloten pand te herstellen. De Wet Victor regelt het na traject van een sluiting van onder andere 13b Opiumwet. De Wet Victor geeft mogelijkheden het beheer van een pand over te nemen (artikel 14 Woningwet) en daarna eventueel te onteigenen (artikel 77 Onteigeningswet). Het besluit tot beheer wordt genomen door het college van burgemeester en wethouders.

Handhavingsarrangement I: woonoverlast in gebouwen zijnde woningen

staat of het gebruik van het gebouw zijnde een woning gepaard gaande met een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de veiligheid of gezondheid

 

Deelgemeente

dS+V

Gemeente

1e overtreding

1.constateren staat of gebruik

2.gesprek en opmaken verslag voor dossier

3.melding aan burgemeester

1.aparte constatering staat/gebruik

2.advies burgemeester

1.bestuurlijke waarschuwing

2.kennisname dossieropbouw en waarschuwing

2e overtreding binnen 3 jaar

1.+ 2. + 3.

1.aparte constatering staat/gebruik

2.advies burgemeester

1.sluiting maximaal 12 maanden op basis van artikel 97 Woningwet

3e overtreding binnen 3 jaar

1.+ 2. + 3.

1.+ 2.

1.sluiting voor onbepaalde tijd

Handhavingsarrangement II: woonoverlast in gebouwen niet zijnde woningen en open erven en terreinen

staat of het gebruik van het gebouw niet zijnde een woning, open erven en terreinen, gepaard gaande met een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de veiligheid of gezondheid.

 

Deelgemeente

dS+V

Gemeente

1e overtreding

1.constateren staat of gebruik

2.opmaken verslag voor burgemeester

3.melding aan burgemeester en toezenden dossier

1.aparte constatering staat/gebruik

2.advies burgemeester

1.sluiting maximaal 12 maanden op basis van artikel 97 Woningwet

2e overtreding binnen 3 jaar

1.+ 2. + 3.

1.+ 2.

1.sluiting voor onbepaalde tijd

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 27 oktober 2009.

De secretaris, De burgemeester,

A.H.P. van Gils A. Aboutaleb