Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Studiefaciliteitenregeling 2009 |
Citeertitel | Studiefaciliteitenregeling 2009 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze versie bevat ook de wijzigingen van Gemeenteblad 2015 nr. 206 Inwtr: 01-01-2016
artikelen 18 en 19 van het Ambtenarenreglement
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | 01-01-2021 | art. 13; toelichting | 25-10-2016 | Gemeenteblad 2016, nummer 175 | |
01-10-2009 | 01-01-2017 | Gecons. tekst bijgewerkt tot en met wijziging 2 | 08-09-2009 Gemeenteblad 2009-109 | Gelezen het voorstel van de wethouder van Haven, Financiën, Buitenruimte en Organisatie d.d. 8 september 2009, 343131 |
Mede op grond van het bepaalde in de artikel 18, vierde lid en artikel 18c van het Ambtenarenreglement kunnen aan de ambtenaar studiefaciliteiten in de vorm van een kostenvergoeding en verlof worden verleend voor het volgen van een studie, opleiding, cursus of training en voor het bijwonen van congressen, symposia en seminars.
Studiefaciliteiten worden verleend voor een bepaalde termijn, die wordt afgeleid van de normaal te achten duur van de studie. Deze termijn kan één keer worden verlengd.
Een vergoeding van de kosten voor het volgen van een studie als bedoeld in de artikelen 7 en 8 kan pas worden verleend nadat de medewerker schriftelijk heeft verklaard dat hij instemt met de gehele of gedeeltelijke terugbetalingsverplichting van artikel 11 en 12.
Wanneer de medewerker in opdracht van de dienst een studie moet volgen om aan de voor de functie gestelde eisen te kunnen voldoen, worden de daarvoor noodzakelijk te maken kosten volledig vergoed. Onder studie in opdracht van de dienst wordt mede verstaan de studie die gevolgd moet worden door de medewerker die boventallig is verklaard of van wie het om andere redenen gewenst is dat deze zijn positie op de arbeidsmarkt verbetert.
De verleende studiefaciliteiten kunnen - al dan niet tijdelijk - worden ingetrokken wanneer de studievoortgang onvoldoende is en er geen uitzicht bestaat op een spoedige verbetering van de resultaten.
De medewerker aan wie op grond van artikel 7 of 8 een studiekostenvergoeding van in totaal meer dan € 1.000,- exclusief BTW is toegekend, is verplicht deze vergoeding terug te betalen wanneer:
Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2009.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 8 september 2009.
De secretaris, De burgemeester,
A.H.P. van Gils J. Kriens, l.b.
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 9 september 2009 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.30 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), Coolsingel 40, Kamer 314.
(Zie ook: www.bds.rotterdam.nl – Gemeentebladen)
In dit artikel wordt verwezen naar de artikelen 18 en 19 van het Ambtenarenreglement.
In artikel 18 Ambtenarenreglement is onder meer bepaald dat dekosten die gemaakt worden in het kader van de in het persoonlijk ontwikkelingsplan opgenomen opleidingsactiviteiten worden vergoed als ze passen in het opleidingsplan van de dienst.
In artikel 19 van het Ambtenarenreglement is bepaald dat een medewerker kan worden verplicht een bijzondere vakopleiding of enig ander onderwijs te volgen en dat de daaraan verbonden kosten ten laste komen van de gemeente.
Onder studietijd wordt verstaan: de tijd die nodig is voor het volgen van de studie, opleiding, cursus of training en voor het bijwonen van het congres, symposium en seminar. Onder studietijd valt dus niet de tijd die besteed moet worden aan thuisstudie en aan het voorbereiden van lessen. Van de medewerker mag immers worden verwacht dat deze ook zelf tijd investeert in het verbeteren van zijn kwalificaties. Voor het voorbereiden en afleggen van examens kan de medewerker studieverlof worden verleend.
Het in artikel 8 genoemde gedeelde belang van de werkgever en de medewerker dient ruim te worden uitgelegd. Het hoeft niet 50-50 te zijn. Dus ook als het belang van de medewerker groter is dan dat van de werkgever bestaat er recht op vergoeding van 50% van de kosten. Zo kan het volgen van een opleiding die gericht is op een vrijwillige voortzetting van de loopbaan buiten de gemeente in veel gevallen gezien worden als een gedeeld werkgeversbelang. Pas als de werkgever geen enkel belang heeft bij het volgen van de studie (bijvoorbeeld een cursus in de hobbysfeer) wordt dit beschouwd als een persoonlijke aangelegenheid van de medewerker waaraan de werkgever geen bijdrage hoeft te leveren en dus geen faciliteiten hoeft toe te kennen.
De studie die gevolgd moet worden door de medewerker die boventallig is verklaard of van wie het om andere redenen gewenst is dat deze zijn positie op de arbeidsmarkt verbetert, wordt gezien als een studie in dienstopdracht als bedoeld in artikel 5.
In principe dient de studie plaats te vinden in de eigen tijd van de medewerker. Alleen bij een studie in dienstopdracht en het bijwonen van congressen, symposia en seminars wordt de studietijd beschouwd als werktijd. Verder kan de studietijd bij een studie in het belang van de werkgever (artikel 7) in uitzonderlijke gevallen geheel of gedeeltelijk worden aangemerkt als werktijd. Dit is echter alleen het geval wanneer de lessen gevolgd moeten worden op tijden waarop de medewerker had moeten werken. De medewerker hoeft dan voor (een deel van) die tijd geen vakantieverlof op te nemen.
Aan de twee oude studievoorzieningen zijn twee nieuwe toegevoegd: studie in dienstopdracht (artikel 5) en het bijwonen van congressen, symposia en seminars (artikel 6). Onder studie in opdracht van de dienst wordt mede verstaan de studie die gevolgd moet worden door de medewerker die boventallig is verklaard of van wie het om andere redenen gewenst is dat deze zijn positie op de arbeidsmarkt verbetert.
Voor beide nieuwe gevallen wordt het redelijk geacht dat de studietijd wordt aangemerkt als werktijd en dat de verstrekte vergoeding is vrijgesteld van een eventuele terugbetalingsverplichting. Doordat een deel van de verstrekte faciliteiten is uitgesloten van de mogelijkheid van terugvordering kan de grens voor terugvordering in de gevallen waarin dat wel kan (artikelen 7 en 8) worden verlaagd naar € 1.000,- (exclusief BTW).
Hieronder volgt een kort schematisch overzicht:
Eventueel gemaakte reiskosten kunnen worden vergoed op basis van de laagste klasse van het openbaar vervoer of - wanneer gebruik wordt gemaakt van een eigen auto - het lage kilometertarief. Wanneer de medewerker voor (een deel van) het te reizen traject reeds een vergoeding ontvangt, wordt deze op de te ontvangen vergoeding in mindering gebracht.
De op grond van de artikelen 8 en 9 verstrekte studiekostenvergoedingen kunnen in bepaalde situaties worden teruggevorderd.
Een verstrekte vergoeding van minder dan € 1.000,- exclusief BTW wordt niet teruggevorderd. Dit grensbedrag geldt per studie. Voorbeeld: wanneer 3 jaar lang een vergoeding van € 500,- per jaar is verstrekt, komt deze vergoeding voor terugvordering in aanmerking.
Bij de overgang naar een andere gemeentelijke dienst is terugvordering niet mogelijk.