Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Rotterdam

Regeling generieke functiebeschrijving en functiewaardering gemeente Rotterdam 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Rotterdam
Officiële naam regelingRegeling generieke functiebeschrijving en functiewaardering gemeente Rotterdam 2009
CiteertitelRegeling generieke functiebeschrijving en functiewaardering gemeente Rotterdam 2009
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerpGemeenteblad 2009-34

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Gecons. tekst bijgewerkt tot en met wijziging 2

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 29 van het Ambtenarenreglement

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-03-200901-06-2016Gecons. tekst bijgewerkt tot en met wijziging 2

17-03-2009

Gemeenteblad 2009-34

gelezen het voorstel van de wethouder Verkeer, Vervoer en Organisatie van

Tekst van de regeling

Gemeenteblad 2009

Regeling generieke functiebeschrijving en functiewaardering gemeente Rotterdam 2009

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van de wethouder Verkeer, Vervoer en Organisatie van

17 maart 2009, kenmerk: 267809;

gelet op artikel 29 van het Ambtenarenreglement;

Besluit vastte stellen:

Regeling generieke functiebeschrijving en functiewaardering gemeente Rotterdam 2009

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    functie: de werkzaamheden door de medewerker te verrichten

    krachtens en overeenkomstig hetgeen hem daartoe door het bevoegde

    gezag is opgedragen, zoals vastgelegd in het generieke functieprofiel

    en de resultaatgebieden, vastgelegd in het planningsgesprek;

  • b.

    functiehouder: de ambtenaar in de zin van het Ambtenarenreglement, dan wel degene met wie op basis van de Arbeidsovereenkomstenverordening 2002 een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten;

  • c.

    functiefamilie: een groep van functies die qua aard en overwegend karakter gelijksoortig zijn en vergelijkbare eisen stellen aan de competenties van de functiehouders;

  • d.

    generiek functieprofiel: het profiel dat door burgemeester en wethouders is vastgesteld voor een functie binnen een functiefamilie, logisch voortvloeiend uit de organisatiestructuur en verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden binnen de gemeente Rotterdam en die een weergave is van aard, overwegend karakter, niveau en complexiteit van taken;

  • e.

    functiewaardering: het bepalen van de functiewaarde van het generiek functieprofiel met behulp van de USB-methode van Berenschot (functiewaarderingsmethode);

  • f.

    conversietabel: een tabel die een koppeling legt tussen de resultaten van de waardering en de salarisniveaus;

  • g.

    centrale waarderingscommissie: de commissie die belast is met de toetsing van de voorwaardering van functies door de directeur DMC;

  • h.

    centrale toetsingscommissie: commissie die belast is met de advisering

    aan de directeur DMC over het wijzigen van generieke functieprofielen

    of het opstellen van nieuwe generieke functieprofielen indien een

    concerndirecteur, de directeur van de Rotterdamse Serviceorganisatie

    of de directeur van de Bestuursdienst hierom verzoekt en er verschil

    van inzicht bestaat tussen deze directeur en de directeur DMC;

  • i.

    directeur DMC: de directeur Middelen en Control van de Bestuursdienst;

  • j.

    COR: de Centrale Ondernemingsraad van de gemeente Rotterdam.

Artikel 2 Vaststelling generieke functieprofielen bij overgang naar Regeling generiek functieprofiel en functiewaardering gemeente Rotterdam 2009

[vervallen]

Artikel 3 Wijziging generieke functieprofielen

  • 1. Eenmaal per twee jaar beziet de directeur DMC in hoeverre het noodzakelijk is nieuwe generieke functieprofielen op te stellen, dan wel bestaande generieke functieprofielen aan te passen.

  • 2. Onverminderd het gestelde in het eerste lid worden, al dan niet op verzoek van een concerndirecteur, de directeur van de Rotterdamse

    Serviceorganisatie of de directeur van de Bestuursdienst nieuwe of aangepaste generieke functieprofielen (tussentijds) opgesteld indien de bestaande functieprofielen als gevolg van aanpassing van de organisatiestructuur, taken of doelstellingen van de organisatie ontoereikend of onvolledig zijn. De directeur DMC is verantwoordelijk voor het opmaken van deze functieprofielen. Indien een concerndirecteur, de directeur van de Rotterdamse

    Serviceorganisatie of de directeur van de Bestuursdienst verzoekt om opstelling een nieuw, dan wel wijziging van een bestaand generiek functieprofiel en de directeur DMC wenst af te wijken van het verzoek van de concerndirecteur, de directeur van de Rotterdamse Serviceorganisatie of de directeur van de Bestuursdienst, wordt advies gevraagd aan de centrale toetsingscommissie. De directeur DMC neemt vervolgens een voorgenomen besluit, met inachtneming van dit advies.

  • 3. Voorgenomen wijzigingen van generieke functieprofielen, dan wel voorgenomen nieuwe generieke functieprofielen worden ter advisering voorgelegd aan de COR.

  • 4. Nadat de COR heeft geadviseerd, stellen burgemeester en wethouders de nieuwe of aangepaste generieke functieprofielen vast.

Artikel 4 De functiewaardering

  • 1. De directeur DMC stelt een analyse en waardering op voor alle door burgemeester en wethouders vastgestelde generieke functieprofielen. Deze analyse en waardering leiden tot een waarderingsvoorstel, dat aan de centrale waarderingscommissie als bedoeld in artikel 5 beschikbaar wordt gesteld.

  • 2. De directeur DMC kan, al dan niet op verzoek van een

    concerndirecteur, de directeur van de Rotterdamse Serviceorganisatie of de directeur van de Bestuursdienst, tot een gewijzigd waarderingsvoorstel voor een al bestaand generiek functieprofiel komen. Dit voorstel wordt aan de centrale waarderingscommissie als bedoeld in artikel 5 beschikbaar gesteld.

  • 3. Het waarderingsvoorstel bevat in ieder geval:

    • a.

      puntenscoringstabel;

    • b.

      conversietabel;

    • c.

      een verantwoording ter zake, de gevolgde werkwijze en de gehanteerde uitgangspunten.

Artikel 5 De centrale waarderingscommissie

  • 1. Er is een centrale waarderingscommissie, bestaande uit:

    • a.

      een lid aan te wijzen door burgemeester en wethouders;

    • b.

      een lid aan te wijzen door de organisaties van overheidspersoneel;

    • c.

      een voorzitter, aangewezen door de onder a en b aangewezen

      organen.

  • 2. De centrale waarderingscommissie wordt bijgestaan door een externe deskundige op het gebied van functiewaardering. Deze deskundige heeft geen stemrecht.

  • 3. De centrale waarderingscommissie toetst het in het vorige artikel genoemde functiewaarderingsvoorstel aan het functiewaarderingssysteem en geeft een advies aan burgemeester en wethouders ten aanzien van dit voorstel.

  • 4. Het staat de centrale waarderingscommissie vrij bij de behandeling van het functiewaarderingsvoorstel informanten te raadplegen.

  • 5. De centrale waarderingscommissie kan alleen in voltallige samenstelling tot een advies komen.

Artikel 6 Vaststelling functiewaardering en conversietabel

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de waardering van een functie vast met inachtneming van het advies van de centrale waarderingscommissie. Op grond van zwaarwegende belangen kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te wijken van het advies van de centrale waarderingscommissie.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen de conversietabel vast, na verkregen instemming van de organisaties van overheidspersoneel.

  • 3. Door middel van toepassing van de conversietabel worden de vastgestelde waarderingen omgezet in functionele salarisschalen.

Artikel 7 Voorgenomen besluit en kenbaar maken zienswijze

Burgemeester en wethouders maken schriftelijk aan de functiehouder bekend welk generiek functieprofiel zij voornemens zijn op zijn functie van toepassing te verklaren, evenals de eventuele gevolgen hiervan voor de inschaling.

Artikel 8 De centrale toetsingscommissie

Er is een centrale toetsingscommissie, bestaande uit:

  • a.

    een lid aan te wijzen door burgemeester en wethouders;

  • b.

    een lid aan te wijzen door de organisaties van overheidspersoneel;

  • c.

    een voorzitter, aangewezen door de onder a en b aangewezen

    organen.

Artikel 9 Definitieve inpassing

[Vervallen]

Artikel 10 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over de uitvoering van deze regeling.

  • 2. In gevallen waarin deze regeling niet of niet in billijkheid voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

  • 3. Met ingang van 1 maart 2010 van deze regeling vervallen het Procedurebesluit functiebeschrijving, het Procedurebesluit Functiewaardering 1983 en het Procedurebesluit functiewaardering 1993.

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling treedt, met uitzondering van artikel 3 en artikel 4, tweede lid, in werking op de eerste dag na de dagtekening van het gemeenteblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2.

    Artikel 3 en artikel 4, tweede lid, treden in werking op 1 maart 2010.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 17 maart 2009.

De secretaris, De burgemeester,

A.H.P. van Gils A. Aboutaleb

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 18 maart 2009 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.30 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), Stadskantoor ingang Rodezand 18, begane grond.

(Zie ook: www.bds.rotterdam.nl – Gemeentebladen)

Toelichting

Artikel 2

Dit artikel regelt hoe functiebeschrijvingen tot stand komen. Het initiatief en de eindverantwoordelijkheid voor het opstellen van de generieke beschrijvingen ligt bij de directeur Middelen en Control van de Bestuursdienst (verder: directeur DMC).

Belangrijk in de vaststellingsprocedure is de het adviesrecht van de Centrale Ondernemingsraad (COR). De COR richt zich daarbij niet op de inhoud van een individuele beschrijving, maar vooral op het pakket functiebeschrijvingen, de consistentie van de beschrijvingen en de beoordeling of de beschrijvingen aansluiten bij de taken van de gemeente. De wijze waarop de functiebeschrijvingen zijn vormgegeven hangt samen met het beleidskader concernbreed functiehuis.

Nadat de COR heeft geadviseerd, stelt het college het totaal aan functiebeschrijvingen vast. Aangezien de beschrijvingen in principe voor groepen functiehouders gelden en gezien de vorm ontkoppeld zijn van de individuele medewerker, bestaat er op dat moment nog geen rechtstreeks belang voor individuele medewerkers bij de beschrijvingen. Bezwaar en beroep tegen de inhoud van de functiebeschrijving is formeel-juridisch in deze fase niet aan de orde.

Artikel 3

Functiebeschrijving en –waardering is geen statisch gegeven. De organisatie zal blijven veranderen en daardoor zullen er ook nieuwe functies bijkomen, bestaande functies veranderen of zelfs geheel verdwijnen. In artikel 3 is vastgelegd dat in principe elke twee jaar door de directeur DMC wordt bezien in hoeverre er aanleiding is om tot bijstelling van het functieboek te komen.

Er kan echter ook tussentijds behoefte blijken het functieboek aan te passen. Ook hiervoor ligt de verantwoordelijkheid bij de directeur DMC. Hij kan dit op eigen initiatief doen, of op verzoek van een hoofd van dienst.

In het laatste geval bestaat de mogelijkheid dat de directeur DMC een andere mening heeft dan het hoofd van dienst. In dat geval wordt advies gevraagd aan de centrale toetsingscommissie. De directeur DMC komt vervolgens, met inachtneming van dit advies, tot een voorgenomen besluit, dat ter advisering aan de COR wordt voorgelegd. Na positieve advisering door de COR wordt de nieuwe of aangepaste generieke functiebeschrijving door het college vastgesteld.

Artikel 4

Alle beschreven functies worden door de directeur DMC gewaardeerd aan de hand van de USB-methode van Berenschot. De uitkomst van deze waardering is een overzicht waarin per functie wordt aangegeven hoe de waardering is opgebouwd en welke eindscore per functie van toepassing is. De directeur DMC vermeldt ook de uitgangspunten en randvoorwaarden die bij het waarderen zijn gebruikt. Als de conversietabel is vastgesteld, zal per functie ook de functionele schaal vermeld worden.

Het kan daarnaast voorkomen dat de behoefte bestaat de beschrijving van een generieke functie op zich in stand te laten, maar de betreffende functie op een ander niveau te gaan waarderen. Indien dit aan de orde is, ligt de verantwoordelijkheid hiervoor bij de directeur DMC. Hij kan dit op eigen initiatief doen, of op verzoek van een hoofd van dienst.

Het (al dan niet gewijzigde) waarderingsvoorstel wordt vervolgens aan de centrale waarderingscommissie beschikbaar gesteld.

Artikel 5

De resultaten van de technische waardering van artikel 4 worden voorgelegd aan een paritair samengestelde centrale waarderingscommissie. De centrale waarderingscommissie draagt uiteindelijk zorg voor het waarderingsadvies dat naar het college gaat. Dit betekent dat de centrale waarderingscommissie kan afwijken van het waarderingsvoorstel van de directeur DMC als zij vindt dat deze niet in stand kan blijven. Daarbij zal de commissie vooral naar de samenhang en opbouw van het functieboek en de daaraan gerelateerde waarderingen kijken.

Artikel 6

Het college stelt de waardering van een functie formeel vast. Hierbij wordt normaliter het advies van de centrale waarderingscommissie gevolgd. Als hiervan wordt afgeweken, moet dit gemotiveerd gebeuren.

Om de waarderingen te kunnen vertalen naar functionele schalen, is een conversietabel nodig. Deze wordt door het college vastgesteld, nadat de organisaties van overheidspersoneel met de conversietabel hebben ingestemd. Als deze tabel is vastgesteld, geldt deze totdat de tabel (met instemming van de organisaties van overheidspersoneel) wordt gewijzigd.

Artikel 7

Nadat de generieke functiebeschrijvingen (artikel 2) en de waarderingen (artikel 6) zijn vastgesteld, maakt het college aan de individuele medewerkers bekend welke functiebeschrijving het op hem of haar van toepassing wil verklaren. Daarbij moeten ook de gevolgen voor de inschaling worden vermeld.

De medewerker heeft vervolgens twee weken de tijd om schriftelijk bedenkingen in te brengen tegen dit inpassingsvoornemen. De bedenkingen moeten via het hoofd van dienst aan de centrale toetsingscommissie te worden gezonden. De bedenkingen dienen zich te richten op de vraag of de functie van de functiehouder aan de juiste beschrijving is gekoppeld. Inhoudelijke aanvullingen op de functiebeschrijvingen of de –waarderingen zijn, gezien het generieke karakter van de beschrijvingen, niet aan de orde.

Artikel 8

De bedenkingen van de medewerker worden voorgelegd aan de centrale toetsingscommissie. Ook deze commissie is paritair samengesteld.

Indien de centrale toetsingscommissie hiertoe aanleiding ziet, kan zij de betreffende medewerker in de gelegenheid stellen zijn of haar zienswijze mondeling toe te lichten.

Artikel 9

Nadat het college het advies van de centrale toetsingscommissie heeft ontvangen, neemt het een definitief (gemotiveerd) besluit over de inpassing van de medewerker. Aangezien aan de functie een vastgestelde waardering is gekoppeld, neemt het college gelijktijdig een besluit over de gevolgen hiervan voor de inschaling, het salaris en eventuele andere bezoldigingsbestanddelen.

Zowel tegen het inpassingsbesluit als tegen de waardering van de generieke functie kan de betreffende medewerker bij het college bezwaar maken op grond van de Algemene wet bestuursrecht. Dit bezwaar verloopt via de normale bezwaarschriftenprocedure (advies Algemene bezwaarschriftencommissie).

Artikel 10

In het Procedurebesluit inpassing bestaande functienamen naar generieke functieprofielen zijn nadere regels gesteld over de overgang van de oude systematiek van functiebeschrijving en –waardering naar de nieuwe. De inpassing van medewerkers vindt per tak van dienst, dan wel deelgemeente, plaats op basis van een was-wordt-lijst. De ondernemingsraad (OR) van het betreffende organisatie-onderdeel heeft adviesrecht met betrekking tot deze was-wordt-lijst. Nadat de OR geadviseerd heeft, wordt de was-wordt-lijst getoetst door de centrale toetsingscommissie, die een bindend advies geeft. Vervolgens wordt de medewerker ingepast in het concernbreed functiehuis (voorgenomen besluit, mogelijkheid bedenkingen, advies centrale toetsingscommissie en definitief besluit college).