Organisatie | Bloemendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening regelende het onderzoek door de raad Bloemendaal 2003 |
Citeertitel | Verordening regelende het onderzoek door de raad Bloemendaal 2003 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-12-2003 | nieuwe regeling | 05-11-2003 Bloemendaals Weekblad, 13-11-2003 | - |
De gemeenteraad kan op voorstel van een of meer van zijn leden een onderzoek naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur instellen. De raad bepaalt het type onderzoek:
De secretaris van de commissie is op basis van een mandaatbesluit van de griffier verantwoordelijk voor alle inhoudelijke en organisatorische activiteiten van de ondersteuning van de commissie en is (indien van toepassing) daartoe belast met het beheer van de gelden, toegestaan in de goedgekeurde begroting.
Zo spoedig mogelijk na instelling van de commissie c.q. vaststelling van de onderzoeksopdracht stellen de voorzitter en de secretaris van de commissie in overleg met de griffier een concept plan van aanpak op waarin zij in ieder geval aandacht besteden aan: - de uitvoering van de onderzoeksopdracht; - de eerste planning van de uit te voeren taken; - de taakverdeling; - de taak en rol van de voorzitter; - de nadere invulling van de wenselijke ondersteuning, waarbij aandacht wordt besteed aan de wettelijke aansprakelijkheid; - de plaats en de omvang van de werkruimten; - de noodzaak van een informatieprotocol; - de archivering en classificering; - de geheimhoudings- en beveiligingsaspecten; - de vertrouwelijkheid van de informatie in de verschillende fasen van het onderzoek; - de contacten met de pers. Voor zover een beroep wordt gedaan op de reguliere ambtelijke organisatie vindt dit in overleg plaats met de gemeentesecretaris. Dit plan van aanpak wordt in de eerste vergadering van de onderzoekscommissie besproken en, na eventuele wijzigingen, vastgesteld en ter kennisname aan de gemeenteraad gezonden.
Vanaf het tijdstip van de eerste bekendmaking zijn leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, verplicht te voldoen aan een vordering van de enquête commissie tot het verschaffen van inzage in, het nemen van afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de enquête commissie inzage, afschrift of kennisneming anderszins voor het doen van een onderzoek als bedoeld in artikel 1 nodig is.
Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door de enquête commissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan schaden, wordt niet dan met toestemming van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de vordering voldaan.
Wanneer een getuige of deskundige, hetzij vrijwillig, hetzij op de oproeping verschenen of door de openbare macht gebracht zijnde, weigert te antwoorden, of de eed of de belofte af te leggen, wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt, hetwelk de redenen van die weigering, zo die gegeven zijn, inhoudt, en door de aanwezige leden van de enquêtecommissie wordt ondertekend.
De enquêtecommissie kan bevelen dat getuigen en deskundigen die, hoewel opgeroepen in overeenstemming met het eerste lid, niet zijn verschenen, door de openbare macht voor hen worden gebracht om aan hun verplichting te voldoen. De enquêtecommissie stelt de getuige of deskundige hiervan schriftelijk in kennis op de wijze, bedoeld in het eerste lid. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door alsnog aan zijn verplichting te voldoen.
De getuigen en deskundigen ontvangen op hun daartoe strekkend verzoek schadeloosstelling, door de commissie op vertoon van de schriftelijke oproeping of de akte van dagvaarding te begroten, overeenkomstig het bepaalde omtrent getuigen en deskundigen krachtens artikel 57 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken.
Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch uitsluitend met betrekking tot hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Zij kunnen inzage, afschrift of kennisneming anderszins weigeren van bescheiden of gedeelten daarvan tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt.
Leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn niet verplicht aan artikel 5, eerste lid, en artikel 6, derde lid, te voldoen, indien het verstrekken van de inlichtingen in strijd is met het openbaar belang.
1.De schriftelijke aantekening van de afgelegde verklaringen of gegeven berichten wordt aan de getuigen of deskundigen voorgelezen of ter inzage verstrekt en door dezen ondertekend.
Voor zover de in het tweede lid bedoelde bescheiden deel uitmaken van het onderzoeksverslag van de enquêtecommissie, worden deze ter inzage of anderszins ter kennisneming gelegd van de leden van de gemeenteraad. De leden van de gemeenteraad bewaren omtrent de inhoud van de zodanige bescheiden geheimhouding. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat de raad haar opheft.
De enquêtecommissie kan in een besloten vergadering, op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de enquêtecommissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de enquêtecommissie haar opheft.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Bloemendaal, gehouden op 5 november 2003.
,voorzitter
,griffier
Toelichting op de Verordening regelende het onderzoek door de raad Bloemendaal 2003
Artikel 155a van de Gemeentewet bepaalt dat de raad bij verordening nadere regels met betrekking tot onderzoek door de raad stelt, alvorens de raad besluit tot een enquête conform artikelen 155a tot en met 155f van de Gemeentewet. Ook als onderzoek door de raad niet op deze wetsartikelen stoelt, zijn er nadere regels te stellen. De raad maakt de keuze tussen een lichte variant, een zware variant of tussenvorm alvorens het onderzoek start.
Bij een onderzoek kan aan alle betrokkenen alleen op basis van vrijwilligheid medewerking worden gevraagd. Uit de keuze voor een enquête vloeit voort dat alle personen die van gemeentelijke zijde direct met het gemeentebestuur te maken hebben of te maken hebben gehad onder de bijbehorende verplichtingen vallen.
Ook bij een enquête kan aan andere betrokkenen slechts op vrijwillige basis medewerking aan de enquête worden gevraagd; voor hen is er dus geen verschil tussen beide vormen.
Dit eerste artikel van de verordening regelt het onderscheid tussen het onderzoek en de enquête. In het laatste geval gelden voor het onderzoek ook de artikelen die zijn gebaseerd op artikelen 155a tot en met 155f van de Gemeentewet. De raad kan ook besluiten een enquête te houden en daarbij tegelijk te bepalen dat de commissie het onderzoek start als onderzoekscommissie; de commissie krijgt daarmee de flexibiliteit om op basis van vrijwilligheid medewerking te vragen, maar zodra dit onvoldoende resultaten biedt, voor (gewezen) bestuurders en (gewezen) ambtenaren over te gaan op de verplichting om mee te werken. Zonder verlening door de raad van de bevoegdheid bij de start van het onderzoek zou de commissie mogelijk lopende het onderzoek de raad moeten verzoeken het onderzoek een zwaarder karakter te geven door alsnog als raad tot het houden van een enquête te besluiten; deze procedure leidt tot onnodig tijdsverlies. De omschrijving van het onderwerp van onderzoek en de samenstelling van de commissie blijven dan wel ongewijzigd. Conform artikel 3 vindt publicatie plaats.
Het besluit om een enquête te houden is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat tegen dit besluit bezwaar en beroep open staat.
De leden 1, 6 en 7 stoelen op de leden 2, 5 en 6 van artikel 155a van de Gemeentewet. De leden 2 tot en met 4 regelen de samenstelling en het voorzitterschap van de commissie. In lid 3 van artikel 155a van de Gemeentewet is bepaald dat alleen leden van de gemeenteraad lid van de commissie kunnen zijn. Lid 5 regelt de ambtelijke ondersteuning van de commissie, met een nadere uitwerking in artikel 4. De regeling van ambtelijke bijstand aan deze commissie is een in artikel 155a lid 8 van de Gemeentewet verplicht voorgeschreven onderdeel van de verordening.
Dit artikel regelt de openbare kennisgeving van het onderzoek.
De aandachtspunten voor de aanpak van het onderzoek worden in dit artikel geregeld. In de eerste vergadering van de onderzoekscommissie wordt een plan van aanpak vastgesteld. De commissie is politiek verantwoordelijk voor de activiteiten van de leden en van alle ingeschakelde ambtenaren en derden. Het voorgeschreven overleg met de gemeentesecretaris garandeert dat de commissie niet eenzijdig en onevenredig claims op werkruimten, ambtenaren, etc. gaat leggen.
Dit artikel regelt de toegang van de commissie tot relevante stukken. De leden 1 tot en met 3 zijn gelijk aan artikel 155b van de Gemeentewet. Anderen dan in artikel 155b genoemden kunnen natuurlijk worden uitgenodigd om eveneens informatie te verstrekken. De leden 4 en 5 regelen deze vrijwillige verstrekking van informatie.
Het horen van getuigen of deskundigen is in dit artikel geregeld. De leden 1 tot en met 6 zijn gelijk aan de leden 1 tot en met 6 van artikel 155c van de Gemeentewet. De leden 8 tot en met 10 zijn gelijk aan de leden 7 tot en met 9 van artikel 155c van de Gemeentewet.
Bij lid 5 benadrukt de Memorie van Toelichting bij de Gemeentewet: “Voorafgaand aan het verhoor van een getuige die verplicht is te verschijnen, kan de commissie besluiten dat het verhoor onder ede zal plaatsvinden. Het gevolg hiervan is dat op grond van artikel 207 van het Wetboek van Strafrecht vervolging mogelijk is wegens meineed.”
De onderzoekscommissie kan dus per getuige bepalen of er noodzaak is om onder ede te horen, en zal dit vooraf aan de getuige moeten melden, bij voorkeur reeds in de oproep.
Lid 7 is toegevoegd om de voorbereiding op de openbare verhoren te regelen; de verplichtingen die in dit artikel worden geregeld, zijn niet van toepassing op de gesprekken ter voorbereiding, die een vrijblijvend karakter hebben.
Lid 11 regelt dat proces verbaal wordt opgemaakt van weigeringen tot medewerking.
Artikel 7 regelt de oproep van getuigen en deskundigen. De leden 1, 4 en 5 zijn gelijk aan artikel 155d van de Gemeentewet. Lid 2 regelt de termijn voor de ontvangst van de oproep. Lid 3 regelt dat proces verbaal wordt opgemaakt van absentie.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 9 regelt het verschoningsrecht van onder meer getuigen en deskundigen, en is gelijk aan artikel 155e van de Gemeentewet.
Dit artikel regelt de verslaglegging van berichten en verklaringen.
De vertrouwelijkheid omtrent ontvangen bescheiden of omtrent het in beslotenheid besprokene wordt in dit artikel geregeld. De gemeenteraad krijgt wel inzage in deze stukken voor zover ze onderdeel uitmaken van het verslag. Ook de archivering van de bescheiden van de commissie is hier geregeld.
Lid 4 is gelijk aan artikel 86 lid 1 van de Gemeentewet; de laatste zin van lid 3 is gelijk aan het laatste deel van artikel 86 lid 3 van de Gemeentewet.