Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Delegatiebesluit Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVeiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingDelegatiebesluit Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond 2015
CiteertitelDelegatiebesluit VRR 2015
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. afdeling 10.1.2 Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 33 van de Wet gemeenschappelijke regelingen
  3. artikel 13, eerste lid, Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-08-201501-01-2015nieuwe regeling

06-07-2015

Blad gemeenschappelijke regeling, jaargang 2015, nr 243

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Delegatiebesluit Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond 2015

Het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond,

 

 

gelet op:

 

 

- de Algemene wet bestuursrecht, in het bijzonder afdeling 10.1.2;

- artikel 33 tot en met artikel 33d Wet gemeenschappelijke regelingen;

- artikel 13 eerste lid van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond;

 

 

overwegende

 

- dat de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 januari 2015, onder andere een nadere regeling omvat van de verdeling van bevoegdheden van en tussen de organen van openbare lichamen op grond van die wet;

- dat gelet op artikel 33 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is aangegeven dat  bevoegdheden die bij de regeling worden overgedragen, berusten bij het algemeen bestuur, tenzij bij wet of in de regeling anders is bepaald;

- dat in artikel 13 eerste lid van de Gemeenschappelijke regeling het mogelijk wordt gemaakt dat het algemeen bestuur bevoegdheden delegeert aan het dagelijks bestuur;

- dat het in verband met de flexibiliteit en duidelijkheid wenselijk is om diverse bevoegdheden te delegeren aan het dagelijks bestuur;

 

 

B E S L U I T E N:

 

Vast te stellen het navolgende Delegatiebesluit Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond 2015

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, bedoeld in artikel 6 van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, en

b. dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, bedoeld in artikel 12 van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.

 

Artikel 2 Delegatie

Aan het dagelijks bestuur worden overgedragen de bevoegdheden die zijn genoemd in bijlage A bij dit besluit.

 

Artikel 3 Voorwaarden

De uitoefening van de overgedragen bevoegdheden geschiedt binnen de beleidskaders die zijn vastgelegd door het algemeen bestuur.

 

Artikel 4 Mandaat, volmacht en machtiging

Het dagelijks bestuur kan mandaat, volmacht en machtiging verlenen voor de uitoefening van de overgedragen bevoegdheden, als genoemd in bijlage A.

 

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 6 juli 2015 en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

 

Artikel 6 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald onder de naam ‘Delegatiebesluit VRR 2015’.

 

Aldus besloten in de vergadering van het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond op 6 juli 2015,

de secretaris,

A. Littooij

de voorzitter,

A. Aboutaleb

Bijlage A Behorende bij het Delegatiebesluit VRR 2015

 

Nr.

Bevoegdheid

1.

Het op grond van artikel 10, onder b en c van de Wet veiligheidsregio’s, adviseren van het bevoegd gezag respectievelijk het college van burgemeester en wethouders.

2.

Het opstellen van een oefenbeleidsplan als bedoeld in artikel 14, tweede lid onder d Wet veiligheidsregio’s, welke onderdeel zal uitmaken van het beleidsplan.

3.

Het op grond van artikel 15, vierde en vijfde lid, van de Wet veiligheidsregio’s uitnodigen voor zienswijzen ten behoeve van de vaststelling van het regionaal risicoprofiel.

4.

Het op grond van artikel 19 van de Wet veiligheidsregio’s sluiten van een convenant met de korpschef en de hoofdofficier van justitie, voor zover het publiekrechtelijke bevoegdheden betreft.

5.

Het op grond van artikel 23 van de Wet veiligheidsregio’s vaststellen van het kwaliteitszorgsysteem dat de veiligheidsregio hanteert.

6.

Het op grond van artikel 31 van de Wet veiligheidsregio’s aanwijzen van een inrichting als bedrijfsbrandweerplichtig.

7.

Het op grond van artikel 34, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s in overleg treden met de instelling of zorgaanbieder over de uitvoering van de geneeskundige hulpverlening of de voorbereiding daarop, alsmede het bepalen dat deze tekortschiet.

8.

Het op grond van artikel 35, vierde lid, van de Wet veiligheidsregio’s vaststellen van eisen waaraan de Regionale Ambulancevoorziening moet voldoen met betrekking tot de meldkamer voor de daadwerkelijke ambulancezorg.

9.

Het op grond van artikel 46, eerste tot en met derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s zorgdragen voor de informatieverstrekking, alsmede afstemming met de Ministers, bedoeld in artikel 46, vierde lid, van de Wet veiligheidsregio’s.

10.

Het op grond van artikel 48, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s bevelen dat een inrichting die behoort tot een krachtens artikel 17 aangewezen categorie niet in werking gesteld of gehouden wordt.

11.

Het op grond van artikel 49, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s openbaar maken van gegevens.

12.

Het op grond van artikel 63 van de Wet veiligheidsregio’s opleggen van een last onder bestuursdwang.

13.

Het op grond van artikel 44 van de Kernenergiewet informeren van personen zoals bedoeld in dat artikel.

14.

Het op grond van artikel 37e, derde lid, van de Luchtvaartwet geven van zienswijzen.