Organisatie | Velsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bibobbeleidsregels gemeente Velsen 2015 |
Citeertitel | Bibobbeleidsregels gemeente Velsen 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | stappenplan bij art. 3.3 Stappenplan bij art. 3.4 Bijlage 1: Afbakening havengebied |
Met inwerkingtreding van de ‘Bibob-beleidsregels gemeente Velsen 2015’ komen de navolgende regelingen te vervallen:
- Beleidslijn Bibob voor horeca,
prostitutie en speelautomatenhallen;
- Beleidslijn Bibob voor Omgevings-
vergunning bouwen;
- Concretisering Beleidslijn Bibob voor
horeca, prostitutie en speelautomaten-
hallen
Wet Bibob, artikel 3 juncto artikel 1, sub c Wet Bibob
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-08-2015 | 29-09-2020 | Nieuwe regeling | 30-06-2015 Elektronische gemeenteblad 30-07-2015 | B15.0176 |
Met de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) moet worden voorkomen dat de overheid onbedoeld criminele activiteiten faciliteert door middel van:
het verlenen van beschikkingen (vergunningen, ontheffingen, subsidies etc.);
het aangaan van vastgoedtransacties;
het gunnen van overheidsopdrachten.
De Wet Bibob is bedoeld als aanvulling op de bestaande mogelijkheden om:
een beschikking te weigeren dan wel in te trekken;
bepaalde gemelde activiteiten te weigeren;
een vastgoedtransactie niet aan te gaan;
Bij de toepassing van de Wet Bibob wordt naast de integriteit van direct betrokkene ook deze van de betrokken partners beoordeeld. Ook de gemeente Velsen wil zich bescher-men tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd. Daarom zullen de gemeentelijke bestuursorganen gebruik maken van de mogelijkheden die de Wet Bibob hen biedt.
Nb. waar in deze beleidsregels wordt gesproken over het gemeentebestuur wordt tevens bedoeld de gemeente als rechtspersoon met overheidstaak (bijv. bij het aangaan van vastgoedovereenkomsten).
Het is de eigen beslissing en verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur om het Bibobinstrument toe te passen. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrij-heid bij de toepassing van de Wet Bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van beleidsregels. In beleidsregels geeft het bestuursorgaan aan op welke wijze de Wet Bibob gemeente-breed door het bestuursorgaan toegepast zal worden. Dit schept duidelijkheid naar de burgers, ondernemers en maatschappelijk middenveld welke potentieel aan een Bibobonderzoek kunnen worden onderworpen. Bovendien schept het een helder kader voor toetsing van een door het bestuur in een concreet geval genomen beslissing door de controleorganen. Met name de afweging om tot een Bibobonderzoek over te gaan, dient, juist met het oog op het ingrijpende karakter van het Bibobinstrument, weloverwogen en met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een zeer belangrijke rol.
In hoofdlijnen regelt de Wet Bibob twee zaken. Ten eerste wordt het mogelijk om:
bepaalde beschikkingen of gemelde activiteiten te weigeren, vastgoedovereen-komsten niet aan te gaan, dan wel overheidsopdrachten niet te gunnen bij de vrees van crimineel gebruik ervan;
bepaalde, reeds verleende beschikkingen in te trekken, gemelde activiteiten te weigeren, overeenkomsten (die liggen onder een gegunde opdracht dan wel vastgoedtransactie) te ontbinden, wegens crimineel misbruik ervan.
Ten tweede voorziet de Wet Bibob in een Landelijk Bureau Bibob dat bestuurs-organen desgevraagd adviseert over de mate van gevaar dat er sprake is van misbruik van (de gevraagde) beschikkingen/gemelde activiteiten of overeenkomsten en daartoe screening kan gaan uitvoeren.
De Bibobtoets wordt toegepast op:
branches/doelgroepen waarvan, middels onderzoek, cijfermatige onderbouwing of rapportage, is aangetoond dat ze regelmatig in relatie staan tot het plegen van strafbare feiten of;
locaties waar middels erkend onderzoek, cijfermatige onderbouwing of rapportage, is aangetoond dat daar regelmatig strafbare feiten worden gepleegd of;
projecten/zaken met zo’n groot financieel belang dat die, in verband met ‘witwasmogelijkheden’, een grote aantrekkingskracht hebben op criminele organisaties.
Op 11 februari 2015 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) een belangrijke uitspraak gedaan over de verhouding tussen de Wet Bibob en de zogeheten onschuldpresumptie van artikel 6, tweede lid, Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De onschuldpresumptie houdt in dat een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, voor onschuldig wordt gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. De ABRvS komt in die uitspraak voor het eerst tot het oordeel dat de reikwijdte van de onschuldpresumptie niet beperkt is tot strafrechtelijke procedures (zoals tot voor kort gangbaar was), maar zich ook kan uitstrekken tot een bestuursrechtelijke proce-dure. Met name voor de Bibobpraktijk is dit een belangrijke ontwikkeling. Zolang de belanghebbende wel is gedagvaard maar nog niet onherroepelijk door de strafrechter is veroordeeld mogen bestuursorganen en bestuursrechters geen oordeel geven over de schuld van de betrokkene ter zake van het plegen van een strafbaar feit.
In afwachting van verdere jurisprudentie en/of richtlijnen van het Rijk of VNG wordt met de ‘Bibobbeleidsregels gemeente Velsen 2015’ nadrukkelijk rekening gehouden met voornoemde jurisprudentie. Het ingrijpende karakter van de toepassing van het Bibobinstrument vergt een uiterst zorgvuldige, weloverwogen gebruikmaking hiervan. In lijn met deze jurisprudentie zal intrekking/weigering van beschikkingen of ontbin-ding van overeenkomsten uit hoofde van een negatief Bibobadvies alleen kunnen plaatsvinden indien dit is gebaseerd op een onherroepelijke (fiscaal)strafrechtelijke veroordeling van de aan het Bibobonderzoek onderworpen (rechts)personen.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
betrokkene: de aanvrager/houder van een beschikking, de melder van een activiteit, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;
eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de Wet Bibob door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen.
2.2 Toepassingsbereik Wet Bibob
Uitvoering van de Bibobtoets vindt in beginsel plaats bij:
De Bibobtoets wordt niet toegepast op aanvragen/meldingen/overeenkomsten:
De Bibobtoets wordt niet toegepast in de situatie dat een aanvrager recent (minder dan 3 jaar geleden) een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft aan-gevraagd waarbij de Bibobvragenlijst reeds is ingediend. In deze situaties hoeft niet de gehele vragenlijst opnieuw ingevuld te worden, maar kan worden volstaan met de situatie-specifieke onderdelen daarvan en het afleggen van een verklaring dat voor het overige niets gewijzigd is.
2.3 Toepassing Wet Bibob in bijzondere situaties
Naast het gestelde onder 2.2. geldt voor alle ingediende aanvragen van een beschik-king, meldingen, te sluiten vastgoedovereenkomsten en ingediende reacties op een aanbesteding die onder de werking van de Wet Bibob vallen, het volgende:
het bestuursorgaan gaat over tot een Bibobtoets, als er vanuit eigen informatie en/of vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwer-kingsverband RIEC en/of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet Bibob, duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
een Bibobtoets zal plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Landelijk Bureau Bibob blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking, indiener van een melding, de mogelijke contractpartner dan wel mogelijke ge-gadigde voor een aanbesteding in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob.
2.4 Toepassing Wet Bibob bij reeds verleende beschikkingen, meldingen waarvan kennis is genomen, gegunde aanbestedingen en gesloten vastgoed-overeenkomsten.
Bij de hierna in lid 2 te noemen reeds verleende beschikkingen, meldingen waarvan bestuurlijk kennis is genomen, dan wel vastgoedtransacties en gegunde overheidsopdrachten zal uitvoering van de Bibobtoets in beginsel plaatsvinden, als daartoe aanleiding wordt gegeven door:
de hoge mutatiefrequentie voor een bepaald pand of in een bepaald gebied.
middels aanbesteding gegunde overheidsopdrachten als bedoeld in artikel 2.1., lid 2 onder c van deze beleidsregels, die vallen binnen de sectoren milieu, Informatie-Communicatie-Technologie (ICT) of bouw en die, conform de geldende richtlijnen van de gemeente (voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen) openbaar moeten worden aanbesteed.
De regie en coördinatie van het Bibobinstrument is ondergebracht bij de afdeling Algemene Zaken, bureau Bestuur en Veiligheid (Bibobcoördinator). De Bibobcoördi-nator draagt zorg voor de ontwikkeling en aanpassing van beleid en instrumentarium/ werkinstructies t.b.v. de uitvoering.
Uitvoering eerstelijns activiteiten
De eerstelijns activiteiten worden uitgevoerd door de vakafdeling (uitreiken Bibob- vragenlijst; uitvoeren lichte toets op ingevulde vragenlijst), al dan niet ondersteund door de afdeling Algemene Zaken, bureau Bestuur en Veiligheid (Bibobcoördinator).
Uitvoering tweedelijns activiteiten
De tweedelijns activiteiten (coördinatie diepgaande toetsing, eventueel advies-aanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob en de voorbereiding van besluitvorming) worden uitgevoerd door bureau Algemene Zaken (Bibobcoördinator).
Alvorens advies wordt aangevraagd bij het Landelijk Bureau Bibob of een Bibob-toetsing wordt uitgevoerd op een reeds verleende beschikking, melding waarvan kennis is genomen dan wel een gesloten vastgoedovereenkomst of een gegunde aanbesteding, wordt de casus eerst voorgelegd aan een interne toetsingscommissie. Deze Bibobcommissie adviseert de bestuurder/burgemeester om al dan niet tot een diepgaande toetsing of adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob over te gaan.
De Bibobcommissie bestaat uit de volgende functionarissen:
3.4 Stappenplan reeds verleende beschikkingen, meldingen waarvan kennis is genomen is, gegunde aanbestedingen en gesloten vastgoedovereenkomsten
Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels komen de navolgende beleidsregels te vervallen: - Beleidslijn BIBOB voor horeca, prostitutie en speelautomaten (datum inwerkingtreding 29 mei 2009); - Beleidslijn BIBOB voor omgevingsvergunning bouwen (datum inwerkingtreding op 4 juni 2011); - Concretisering beleidslijn BIBOB voor horeca, prostitutie en speel- automaten (datum inwerkingtreding 29 mei 2009).
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Bibobbeleidsregels gemeente Velsen 2015.
Aldus vastgesteld op 30 juni 2015
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen,