Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Omgevingsdienst Rivierenland

Regeling studiefaciliteiten Omgevingsdienst Rivierenland 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOmgevingsdienst Rivierenland
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingRegeling studiefaciliteiten Omgevingsdienst Rivierenland 2013
CiteertitelRegeling studiefaciliteiten Omgevingsdienst Rivierenland 2013
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Hoofdstuk 17 CAR-UWO

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-08-201301-01-2020Nieuwe regeling

18-12-2013

Blad gemeenschappelijke regeling

2015/219

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling studiefaciliteiten Omgevingsdienst Rivierenland 2013

Het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland;

 

Gelet op;

  • -

    Hoofdstuk 17 van de CAR-UWO, paragraaf 7.4 van het Gelders Sociaal Plan versie 2.0 en hoofdstuk 5 uit de Allonge bij het GSP;

  • -

    de instemming van de Ondernemingsraad d.d. 20 november 2013;

     

    Besluit vast te stellen de;

     

    Regeling studiefaciliteiten Omgevingsdienst Rivierenland 2013

 

Toelichting

Tijdens de zgn. HR-gesprekken wordt aandacht geschonken aan de noodzaak en wensen van de medewerker ten aanzien van opleidingen en persoonlijke ontwikkeling. Het gaat dan niet alleen over vakinhoud, maar ook over ambities en verwachtingen. Hierover worden individuele afspraken gemaakt en vastgelegd. Deze regeling heeft betrekking op studiefaciliteiten die de werkgever in dat kader ter beschikking stelt.

 

1. Definities

Organisatie: Omgevingsdienst Rivierenland (verder ODR).

Medewerker: persoon met een vaste of tijdelijke aanstelling bij de organisatie als bedoeld in hoofdstuk 2 CAR/UWO.

Studie: langer lopende cursussen of opleidingen die door de medewerker worden gevolgd.

Diploma:bewijs van met goed gevolg afsluiten van een opleiding of een bewijs van het beheersen van leerstof en/of praktische ervaring. Het diploma wordt meestal behaald door middel van een examen. Dit kan, afhankelijk van de opleiding een praktijk- of theorie-examen zijn, of zelfs een combinatie van deze twee. Meestal wordt er van een diploma gesproken maar soms wordt het een getuigschrift of certificaat genoemd.

RUD opleiding: een verplichte opleiding op grond van de opleidingsbehoefte van de ODR of de gezamenlijke Omgevingsdiensten*

POP opleiding: een verplichte opleiding waarover afspraken zijn gemaakt in het POP en/ of de HR-cyclus*

Overige opleidingeen opleiding die niet verplicht is en onder de categorie RUD- of POP-opleidingen valt*

Studieverlof: verlof bedoeld voor het volgen van de lessen.

Studeerverlof: verlof bedoeld voor het bestuderen van de lesstof, o.a. ter voorbereiding op tentamen of een examen.

*uit Allonge GSP

 

2. Studiefaciliteiten

  • a.

    Studiefaciliteiten kunnen worden toegekend als er sprake is van een relatie tussen aard en doel van de studie en als sprake is van noodzaak en/ of belang voor de organisatie en de medewerker.

  • b.

    De relatie, zoals hierboven bedoeld, is aanwezig als:

  • 1.

    het een werkgerelateerde (en daarmee verplichte) RUD opleiding betreft

  • 2.

    het een werkgerelateerde (en daarmee verplichte) POP opleiding betreft

  • c.

    Voor overige opleidingen kan de vergoeding in overleg nader bepaald worden.

  • d.

    Op seminars en eendaagse trainingen is deze regeling ook van toepassing met uitzondering van de terugbetalingsverplichting.

  • e.

    Toekenning van studiefaciliteiten is mede afhankelijk van de prioriteitsbepaling en het beschikbare budget.

  • f.

    Studiefaciliteiten bestaan uit financiële middelen en/of uit studie- /studeerverlof.

  • g.

    De leidinggevende maakt de afweging van noodzaak en/ of belang van een opleiding en bepaalt onder welke categorie als bedoeld bij lid b en c deze gerangschikt moet worden.

     

3. In-company trainingen

In-company trainingen worden uit organisatiebelang georganiseerd. Medewerkers die voor deze trainingen worden uitgenodigd zijn verplicht om hieraan deel te nemen. De trainingen vinden zo veel mogelijk plaats binnen werktijd en de kosten komen voor rekening van de werkgever. Ingeval deze trainingen deels in eigen tijd plaatsvinden wordt uitsluitend tijd voor tijd vergoed.

 

4. Toekenning

  • a.

    Medewerkers vragen de opleiding aan waarbij in overleg met de leidinggevende wordt aangegeven:

  • 1.

    het doel en het verwachte rendement van de opleiding;

  • 2.

    de borging in de praktijk, c.q. overdracht van kennis en kunde.

  • b.

    Op het aanvraagformulier geeft de medewerker aan bekend te zijn met de terugbetalingsverplichting, zoals opgenomen bij artikel 9 van deze regeling.

  • c.

    Medewerkers die een aanvraag hebben ingediend krijgen schriftelijk bericht( in de vorm van een afschrift van de opleidingsovereenkomst) over het besluit of de opleiding wel of niet wordt toegekend. Tegen dit besluit is bezwaar en beroep mogelijk conform de Algemene Wet Bestuursrecht.

  • d.

    De studie, waarvoor de faciliteiten worden gevraagd, moet georganiseerd worden door een erkend en bevoegd opleidingsinstituut.

  • e.

    Afspraken over studiefaciliteiten worden schriftelijk vastgelegd.

     

5. Duur van de faciliteiten

  • a.

    De faciliteiten worden toegekend voor de normaal te verwachten studieduur. Dit is de minimale termijn waarbinnen de studie volgens het opleidingsinstituut kan worden afgerond, of de gemiddelde duur waarbinnen de studie wordt afgerond. Bij schriftelijke studies, waarbij variatie in studiesnelheid mogelijk is, wordt uitgegaan van de termijn die de gemiddelde student nodig heeft, volgens opgave van het instituut.

  • b.

    Verlenging van deze termijn is alleen mogelijk als de reden, die verlenging noodzakelijk maakt, naar het oordeel van de leidinggevende, niet in ernstige mate aan de medewerker te wijten is. In principe is verlenging slechts 1 keer mogelijk en wel voor de tijd die nodig is om aan het eerstvolgende examen te kunnen deelnemen. Slechts in zeer uitzonderlijke situaties kan de directeur, op voordracht van de leidinggevende, besluiten het tijdvak, waarvoor studiefaciliteiten zijn toegekend, nogmaals te verlengen.

     

6. Tegemoetkoming in de studiekosten

Voor vergoeding komen in aanmerking:

  • a.

    cursus en lesgelden;

  • b.

    examen en diplomakosten;

  • c.

    kosten van verplicht gesteld lesmateriaal (lesmateriaal wordt eigendom van de organisatie);

  • d.

    de reiskosten, op basis van openbaar vervoer. Indien met eigen vervoer wordt gereisd, op basis van het tarief voor dienstreizen.

  • e.

    eventuele verblijfkosten

     

7. Vergoeding studiekosten

Vergoeding van de studiekosten is alleen mogelijk als er overeenstemming bestaat tussen de medewerker en de leidinggevende over de te volgen studie.

 

De vergoeding in geld bedraagt:

  • a.

    voor studies bedoeld in artikel 2, lid b van deze regeling worden kosten voor 100% vergoed.

  • b.

    voor studies bedoeld in artikel 2, lid c worden in overleg tussen de werknemer en diens leidinggevende afspraken gemaakt over de hoogte van de vergoeding.

     

8. Uitbetaling studiekostenvergoeding

  • a.

    De vergoedingen worden betaald na inlevering van het daarvoor bestemde ondertekende declaratieformulier en de bijbehorende bewijsstukken.

  • b.

    Rechtstreekse betaling door de ODR aan het opleidingsinstituut is ook mogelijk. In dat geval dient de factuur door het opleidingsinstituut opgestuurd te worden naar de ODR.

     

9. Vergoeding in tijd

Studieverlof met behoud van bezoldiging wordt toegekend als de studie niet buiten werktijd gevolgd kan worden.

  • a.

    Indien het een opleiding betreft zoals bedoeld in artikel 2, lid b1 en b2 van deze regeling wordt studieverlof toegekend:

  • 1.

    tot maximaal 7,2 uur per dag voor een opleiding geheel binnen werktijd van de medewerker en binnen de openingstijden van het kantoor;

  • 2.

    tot minimaal 3,6 uur per 4 weken en maximaal 3,6 uur per week voor een opleiding die niet of niet geheel in werktijd van de medewerker plaatsvindt en (deels) buiten de openingstijden van het kantoor valt;

  • 3.

    voor het deelnemen aan examens of tentamens wordt studieverlof met behoud van bezoldiging verleend;

  • 4.

    ter voorbereiding op tentamens en examen kan verlof verleend worden tot een maximum van vijf maal 3,6 uur per gehele studie;

  • 5.

    bij wijze van uitzondering kan meer verlof verleend worden dan hiervoor bedoeld, ingeval dat door de aard van de opleiding of persoonlijke omstandigheden van de medewerker noodzakelijk is.

  • b.

    Indien het een opleiding betreft zoals bedoeld in artikel 2, lid c van deze regeling wordt eventueel studieverlof toegekend conform de daarover gemaakte afspraak tussen de medewerker en leidinggevende, met dien verstande, dat dit niet uitstijgt boven het onder lid a1 van dit artikel genoemde verlof.

     

10. Beëindiging, intrekking en opschorting van studiefaciliteiten

  • a.

    Beëindiging van verleende studiefaciliteiten vindt plaats;

  • 1.

    bij het verstrijken van de termijn genoemd in artikel 5, lid a en b.

  • 2.

    bij de beëindiging van het dienstverband van de medewerker.

  • b.

    Intrekking van verleende studiefaciliteiten kan plaatsvinden wanneer naar het oordeel van de leidinggevende de medewerker onvoldoende inzet toont voor de studie of zich omstandigheden voordoen waardoor het vermoeden gerechtvaardigd is, dat de studie niet binnen de gestelde termijn kan worden afgerond.

  • c.

    Opschorting van verleende studiefaciliteiten kan plaatsvinden indien:

  • 1.

    het vermoeden, naar oordeel van de leidinggevende, bestaat dat de medewerker niet in staat is zijn studie binnen de gestelde termijnen af te ronden;

  • 2.

    het dienstbelang dit, naar oordeel van de leidinggevende, noodzakelijk maakt. De reden moet uitzonderlijk en onvoorzienbaar zijn waarbij een zorgvuldige afweging is gemaakt tussen de mogelijke gevolgen van de opschorting voor de medewerker en de belangen van de organisatie.

     

11. Terugbetaling

  • a.

    De medewerker aan wie op diens verzoek studiefaciliteiten zijn toegekend en de medewerker die door de werkgever verplicht is een opleiding te volgen, dienen voor studievergoedingsbedragen vanaf € 1.500,-- de voor de studie/ opleiding genoten bedragen terug te betalen indien:

  • 1.

    de medewerker, door eigen schuld of toedoen, niet deelneemt aan de voor de studie geldende examens, gezakt is of de uitslag van de examens niet aan de leidinggevende meedeelt;

  • 2.

    de medewerker de studie waarvoor de vergoeding is verleend, door eigen schuld of toedoen, voortijdig beëindigt zonder dat de studie tot het behalen van een diploma heeft geleid;

  • 3.

    de medewerker op eigen verzoek of ten gevolge aan zichzelf te verwijten feiten of omstandigheden wordt ontslagen voor het einde van de studie.

  • 4.

    de medewerker op eigen verzoek of ten gevolge van aan zichzelf te verwijten feiten of omstandigheden wordt ontslagen binnen twee jaar na het beëindigen van de studie.

  • b.

    Indien, naar het oordeel van de leidinggevende, één van de situaties als genoemd in lid a, sub 1, 2 of 3 zich voordoet, dient de medewerker de genoten vergoeding geheel terug te betalen.

  • c.

    Wanneer een situatie bedoeld onder lid a sub 3 en 4 zich voordoet betaalt de medewerker 1/24 gedeelte van de genoten bedragen terug voor iedere volle maand, die aan de termijn van twee jaar ontbreekt.

  • d.

    Indien één van de situaties als genoemd onder lid a, 1 t/m 4 zich voordoet wordt de medewerker in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Het directeur kan op basis daarvan besluiten de terugbetalingsverplichting kwijt te schelden of te verminderen.

  • e.

    De bepalingen over de terugbetalingsverplichting worden voor aanvang van de opleiding bij het toekenningsbesluit meegestuurd.

     

12. Onvoorziene gevallen

Voor gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet, kan de directeur een bijzondere regeling treffen.

 

13. Overgangsregeling

De studiefaciliteitenregeling gaat in met ingang van 1 augustus 2013. Voor de al lopende opleidingen blijven de gemaakte afspraken van kracht.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland op 18 december 2013.

 

de voorzitter, de secretaris

C.A.H. Zondag A. Schipper