Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogheemraadschap van Rijnland

Mandaat- en Volmachtbesluit Rijnland 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoogheemraadschap van Rijnland
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingMandaat- en Volmachtbesluit Rijnland 2015
CiteertitelMandaat- en Volmachtbesluit Rijnland 2015
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Delegatiebesluit Rijnland 2005

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-07-201501-07-201525-01-2018Onbekend

07-07-2015

Waterschapsblad

15.035966

Tekst van de regeling

Intitulé

Mandaat- en Volmachtbesluit Rijnland 2015

 

 

Mandaat- en Volmachtbesluit Rijnland 2015

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Rijnland: het hoogheemraadschap van Rijnland;

  • b.

    college: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland;

  • c.

    mandaat: de bevoegdheid om namens het college onder verantwoordelijkheid van het college en met inachtneming van aanwijzingen en richtlijnen van het college beslissingen te nemen, stukken van het college vast te leggen en te ondertekenen;

  • d.

    volmacht: de bevoegdheid om in naam van de dijkgraaf de met privaatrechtelijke rechtshandelingen samenhangende schriftelijke stukken te ondertekenen;

  • e.

    secretaris-algemeen directeur: de ambtenaar die de functie van manager s18 vervult.

Artikel 2 Doel

Doel van het verlenen van mandaat en volmacht is:

• verbetering van dienstverlening;

• verduidelijking van verantwoordelijkheden;

• verkorting van procedures;

• verhoging van de doelmatigheid van de organisatie.

Artikel 3 Mandaat

  • 1.

    De in de bijlage bij dit besluit opgenomen vermelde bevoegdheden en de ondertekening van genoemde stukken wordt opgedragen aan de secretaris-algemeen directeur.

  • 2.

    De secretaris-algemeen directeur brengt tenminste eenmaal per jaar aan het college verslag uit over de wijze waarop hij gebruik heeft gemaakt van de krachtens het eerste lid aan hem opgedragen bevoegdheden.

Artikel 4 Ondermandaat

  • 1.

    De secretaris-algemeen directeur kan het hem verleende mandaat, tenzij dat expliciet niet is toegestaan, door middel van een ondermandaat opdragen aan door hem aan te wijzen functionarissen.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde functionarissen kunnen het hen verleende ondermandaat, tenzij dat expliciet is toegestaan, niet door middel van ondermandaat opdragen aan door hen aan te wijzen andere functionarissen.

  • 3.

    Elk ondermandaat wordt opgenomen in een openbaar register, dat voor iedereen ter inzage ligt.

  • 4.

    De secretaris-algemeen directeur kan aan het ondermandaat nadere voorschriften verbinden.

  • 5.

    De managers s16 brengen op verzoek aan de secretaris-algemeen directeur verslag uit over de wijze waarop zij gebruik hebben gemaakt van het hen verleende ondermandaat.

  • 6.

    De managers s14 en 15 brengen op verzoek aan een van de managers s16 dan wel indien het de managers s14 en s15 van de stafafdelingen betreft de secretaris-algemeen directeur, verslag uit over de wijze waarop zij en anderen binnen hun afdeling gebruik hebben gemaakt van het hen verleende ondermandaat.

Artikel 5 Plaatsvervanging

  • 1.

    Bij afwezigheid van de secretaris-algemeen directeur wordt diens bevoegdheid als algemeen directeur uitgeoefend door een door het college uit de managers s16 aan te wijzen plaatsvervanger.

  • 2.

    Bij afwezigheid van een manager s16 wordt diens bevoegdheid uitgeoefend door een andere manager s16.

  • 3.

    Bij afwezigheid van de manager s14 of s15 van de stafafdelingen wordt diens bevoegdheid uitgeoefend door de secretaris-algemeen directeur dan wel door een door de secretaris-algemeen directeur aan te wijzen manager s14 of s15.

  • 4.

    Bij afwezigheid van een manager s14 of s15 wordt diens bevoegdheid uitgeoefend door een andere manager s14 of s15, dan wel in bijzondere gevallen door een manager s16.

  • 5.

    Bij afwezigheid van een manager s11, s12 of s13 wordt diens bevoegdheid uitgeoefend door de betreffende manager s14 of s15 of een andere manager s11, s12 of s13.

  • 6.

    Bij afwezigheid van een projectleider s11 of s12 wordt diens bevoegdheid uitgeoefend door de betreffende projectleider s14 of een andere projectleider s11 of s12.

Artikel 6 Financieel mandaat

Indien de uitoefening van een mandaat tevens het beslissen over de besteding van budgetten met zich meebrengt, geschiedt dit overeenkomstig het bepaalde in de Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie van het hoogheemraadschap van Rijnland en de budgethoudersregeling.

Artikel 7 Uitzonderingen op mandaat

  • 1.

    Een mandaat kan niet worden gegeven ter zake van de bevoegdheid tot:

    • a.

      het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften;

    • b.

      het vaststellen van beleidsregels;

    • c.

      het beslissen op niet-fiscale beroep- of bezwaarschriften.

  • 2.

    Een mandaat geldt niet voor:

    • a.

      zaken die een bestuurlijke afweging vereisen

    • b.

      gevallen waarin Rijnland aan zichzelf een vergunning verleent en daarbij tevens sprake is van een afwijking van de ter zake gestelde beleidskaders.

Artikel 8 Afdelingsoverschrijdende onderwerpen

  • 1.

    Indien de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid méér dan een afdeling aangaat, dient over de uitoefening overeenstemming te bestaan tussen de respectieve managers s14 en s15.

  • 2.

    Bij het ontbreken van overeenstemming tussen managers s14 en s15, de managers s14 en s15 van de stafafdelingen daaronder begrepen, en/of projectleiders s14, legt de gemandateerde het onderwerp ter besluitvorming voor aan een van de managers s16 en/of aan de secretaris-algemeen directeur.

Artikel 9 Wijziging wetten en regelingen

De in de bijlage bij dit besluit opgenomen mandaten worden geacht te zijn gewijzigd voor zoveel en op het tijdstip dat de hierin genoemde wetten en regelingen zijn gewijzigd.

Artikel 10 Volmacht

De dijkgraaf verleent volmacht om namens hem de met privaatrechtelijke rechtshandelingen samenhangende geschriften te ondertekenen voor zover voortvloeiend uit de uitoefening van de krachtens dit besluit gemandateerde of ondergemandateerde bevoegdheden.

Artikel 11 Ondertekening

1.Een krachtens mandaat genomen besluit alsmede de op de gemandateerde bevoegdheden betrekking hebbende brieven worden door de gemandateerde als volgt ondertekend:

"Dijkgraaf en Hoogheemraden

namens dezen,

(handtekening)

(naam)

(functie)"

2.Het in een document vastleggen van een privaatrechtelijke rechtshandeling door de gemandateerde of ondergemandateerde functionarissen als bedoeld in artikel 10, geschiedt onder vermelding van in ieder geval de volgende in het hoofd van het document te vermelden tekst:

"Het hoogheemraadschap van Rijnland, gevestigd te Leiden, vertegenwoordigd door

(functienaam) van de afdeling (afdelingsnaam), de heer/mevrouw (naam met eventuele titulatuur), hierna te noemen: Rijnland"

3.Het slot van het in het tweede lid bedoelde document vermeldt in ieder geval de volgende tekst:

"Aldus opgemaakt en in (...)voud ondertekend,

te: (plaatsnaam)

op: (datum)

(handtekening)

(naam)"

Artikel 12 Inwerkingtreding; citeerartikel

1.Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 juli 2015 en vervangt:

• het mandaat- en volmachtbesluit Rijnland 2014, zoals vastgesteld door het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland op 2 september 2014.

2.Dit besluit kan worden aangehaald als het Mandaat- en volmachtbesluit Rijnland 2015.

Leiden, 7 juli 2015

Bijlage: Mandaat en Volmachtbesluit Rijnland 2015

Bijlage

Aan de secretaris-algemeen directeur is het volgende mandaat verleend:

  • 1.

    Het voeren van correspondentie van beleidsgevoelige aard.

  • 2.

    Toezending ter goedkeuring of ter informatie aan besturen van overheidslichamen van besluiten of standpunten van het college van dijkgraaf en hoogheemraden of de Verenigde Vergadering.

  • 3.

    Het voeren van correspondentie en het nemen van nadere besluiten ter uitvoering van besluiten van het college van dijkgraaf en hoogheemraden of de Verenigde Vergadering.

  • 4.

    Het besluiten tot het inwinnen van extern advies, alsmede het selecteren van en het voeren van correspondentie met deze adviseurs.

  • 5.

    Het besluiten en voeren van correspondentie ter zake van de bedrijfsvoering van Rijnland, waaronder begrepen de inrichting van de ambtelijke organisatie.

  • 6.

    Het met inachtneming van de budgethoudersregeling geven van opdrachten, doen van bestellingen van goederen en diensten en het goedkeuren van facturen zonder verplichting.

  • 7.

    Eigendommenbeheer:

    • a.

      Het kopen, ruilen en vervreemden van onroerende goederen, en

    • b.

      het aangaan en verlenen, wijzigen en beëindigen van persoonlijke en zakelijke gebruik- en genotrechten, en

    • c.

      het kwijtschelden van vorderingen wegens huur, pacht en gebruik van onroerende eigendommen van het hoogheemraadschap,

alles voor zover nodig een passend krediet is verleend en tot een bedrag van €100.000 en bij verkoop tot een verkoopprijs van ten hoogste € 250.000. Deze beperking geldt niet voor de verkoop van de daartoe aangewezen dienstwoningen en overigens voor zover nodig een passend krediet is verleend.

  • 8.

    Personeel:

    • a.

      Het zonder de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat als bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden vaststellen, wijzigen dan wel intrekken van regelingen inzake:

• de werktijden en de vakantie

• het belonings- of functiewaarderingssysteem

• de arbeidsomstandigheden, het ziekteverzuim of het re-integratiebeleid

• het aanstellings-, ontslag- en bevorderingsbeleid

• de personeelsopleiding

• de personeelsbeoordeling

• het bedrijfsmaatschappelijk werk en de bedrijfsgezondheidsdienst

• het werkoverleg

• de behandeling van klachten van het personeel

• het verwerken van alsmede de bescherming van de persoonsgegevens van de bij Rijnland werkzame personen

• voorzieningen die gericht zijn op of geschikt te maken zijn voor waarneming van of controle op aanwezigheid, gedrag of prestaties van de bij Rijnland werkzame personen.

b.Het zonder de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat en met inachtneming van de ter zake geldende regelingen uitvoering geven aan de navolgende artikelen van

de SAW:

• artikel 7.1.2 t/m 7.1.5: het opleggen van disciplinaire maatregelen

• artikel 8.1.3, tweede lid: het afwijken van ontslag bij bereiken pensioengerechtigde leeftijd

• artikel 8.1.4: het verlenen van ontslag bij reorganisatie

• artikel 8.1.5: het verlenen van ontslag bij ongeschiktheid wegens ziekte

• artikel 8.1.6: het verlenen van ontslag bij onbekwaamheid en ongeschiktheid

• artikel 8.1.7: het verlenen van ontslag op andere gronden

• artikel 8.1.9: het verlenen van ontslag na functie in publiekrechtelijk college

• artikel 7.2.1 en 7.2.2: schorsing.

  • c.

    Het met uitzondering van de aanstelling van de managers s16 en met inachtneming van de ter zake geldende regelingen uitvoering geven aan de overige bepalingen in de SAW.

  • d.

    Het met inachtneming van de ter zake geldende regelingen uitvoering geven aan de bepalingen in het Sociaal Statuut.

    • 9.

      Financiën:

  • a.

    Het aantekenen van bezwaar tegen en/of akkoord gaan met door gemeenten afgegeven beschikkingen met betrekking tot de vastgestelde WOZ-waarde van Rijnlandse eigendommen (gebouwen, woningen en installaties).

  • b.

    Het aangaan van langgeldleningen tot een bedrag als aangegeven in de vastgestelde begroting van het hoogheemraadschap van het desbetreffende jaar.

  • c.

    Het aangaan van rekening-courantovereenkomsten tot een kredietlimiet als aangegeven in de vastgestelde begroting van Rijnland van het desbetreffende jaar.

  • d.

    Het uitlenen, beleggen of herbeleggen van kasgelden.

  • e.

    Het doen van af- en overschrijvingen per waterschapstaak, voor zover het budget onvoorzien in de exploitatiebegroting niet wordt aangesproken en het niet te koste gaat van de (afgesproken) prestaties.

  • f.

    Het bepalen van voorschotten en afrekeningen van kosten van wateronttrekkingen aan en waterlozingen op Rijnlands boezem.

  • g.

    Het bepalen van voorschotten en afrekeningen grensoverschrijdend afvalwater.

  • h.

    Het doen van aangiften omzetbelasting.

  • i.

    Het verlenen van vermindering of kwijtschelding aan hen die hebben aangenomen ten behoeve van het hoogheemraadschap iets te doen of te leveren voor zover een en ander een bedrag van € 25.000,-- niet te boven gaat.

  • j.

    Het krachtens artikel 123, derde lid onder e., Waterschapswet aanwijzen van belastingdeurwaarders.

  • k.

    Het doen uitgaan van dwangbevelen.

    • 10.

      Handhaving, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.4 lid 1 sub b van het Besluit Omgevingsrecht (functiescheiding handhaving en vergunningverlening):

  • a.

    De uitvoering van artikel 61 van de Waterschapswet juncto hoofdstuk 8 van de Waterwet juncto afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • b.

    De uitvoering van artikel 61 van de Waterschapswet juncto de Keur Rijnland 2015 juncto afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • c.

    Het uitvoering geven aan artikel 257ba Wetboek van Strafvordering juncto artikel 4.2 lid 1 sub b Besluit OM-afdoening.

    • 11.

      Plantoetsing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.4 lid 1 sub b van het Besluit Omgevingsrecht (functiescheiding handhaving en vergunningverlening):

  • a.

    De uitvoering van artikel 3.1.1 en 5.1.1 Besluit ruimtelijke ordening juncto de artikelen 3.8, 3.26 en 3.28 Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 3.10 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: het voeren van vooroverleg over bestemmings-, inpassings- en projectplannen (watertoets).

  • b.

    De uitvoering van artikel 3.9a Wet ruimtelijke ordening: het indienen van bedenkingen en het maken van bezwaar in het kader van wijziging of uitwerking van bestemmingsplannen.

  • c.

    De uitvoering van artikel 4.17, lid 3 Wet Milieubeheer: de voorbereiding van gemeentelijke milieubeleidsplannen.

  • d.

    De uitvoering van artikel 4.23, lid 1, Wet Milieubeheer: de voorbereiding van gemeentelijke rioleringsplannen.

  • e.

    De uitvoering van hoofdstuk 7 Wet Milieubeheer: het vooroverleg over en het indienen van bedenkingen ter zake van milieueffectrapportages.

    • 12.

      Vergunningverlening, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.4 lid 1 sub b van het Besluit Omgevingsrecht (functiescheiding handhaving en vergunningverlening):

  • a.

    Het krachtens artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet en de daarop gebaseerde AMvB’s nemen van besluiten inzake het verbod stoffen te brengen in een oppervlaktewaterlichaam.

  • b.

    Het krachtens artikel 6.2, tweede lid, van de Waterwet verlenen van een vergunning inzake het verbod om met behulp van een werk, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool, water of stoffen te brengen op een zuiveringtechnisch werk.

  • c.

    Het krachtens artikel 3.3 van de Keur Rijnland 2015 verlenen van een watervergunning en krachtens artikel 3.2 lid 4 van de Keur Rijnland 2015 verlenen van een maatwerkvoorschrift.

  • d.

    Het krachtens artikel 6.17 van de Waterwet afhandelen van een aanvraag die betrekking heeft op een handeling of samenstel van handelingen ten aanzien waarvan meer dan één bestuursorgaan bevoegd is.

  • e.

    Het krachtens artikel 6.18, eerste lid, van de Waterwet bepalen dat een revisievergunning moet worden aangevraagd.

  • f.

    Het krachtens artikel 6.19, eerste lid, van de Waterwet ambtshalve verlenen van een revisievergunning.

  • g.

    Het krachtens artikel 6.21 van de Waterwet weigeren van een vergunning.

  • h.

    Het krachtens artikel 6.22, eerste lid, van de Waterwet wijzigen of aanvullen van een vergunning en de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen;

  • i.

    Het krachtens artikel 6.22, tweede en derde lid, van de Waterwet geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning.

  • j.

    Het krachtens artikel 2 tot en met 7 van de Aansluitverordening Rijnland verlenen, wijzigen, intrekken en weigeren van een aansluitvergunning, alsmede het opleggen van de verplichting aan een vergunninghouder om aanvullende gegevens te verstrekken ter bescherming van het belang waarvoor de aansluitvergunning is afgegeven, het opleggen van nadere lozingseisen en lozingsvoorschriften aan een vergunninghouder, die moeten worden doorvertaald naar de aangeslotenen en het opleggen van een onderzoeksverplichting aan een vergunninghouder naar de oorzaken van overschrijdingen van grens- en/of signaleringswaarden.

  • k.

    Het verlenen van vaarvergunningen als bedoeld in artikel 3 van de Vaarwegenverordening Rijnland 2013.

  • l.

    het verlenen van ontheffingen op grond van artikel 7 van de Scheepvaartverkeerswet van een gebod of verbod, aangegeven met een verkeersteken.

    • 13.

      Subsidieregelingen:

  • a.

    De uitvoering van de Algemene Subsidieverordening Rijnland 2010.

  • b.

    De uitvoering van de Subsidieverordening Baggerkosten Rijnland 2012.

  • c.

    De uitvoering van de Verordening Subsidies Natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen 2014.

  • d.

    Het toekennen van bijdragen aan derden ter hoogte van maximaal 25% van de begrote kosten van incidentele activiteiten indien deze activiteiten:

• binnen het gebied van Rijnland worden ontplooid of daarop betrekking hebben, en

• aan water, de taken van Rijnland of Rijnland als organisatie zijn gerelateerd.

  • 14.

    Beleid- & Planontwikkeling:

    • a.

      De uitvoering van hoofdstuk 2 van de Wet ruimtelijke ordening: het voeren van (ambtelijk) vooroverleg over structuurvisies en andere strategische plannen.

  • 15.

    Procesbesluiten:

    • a.

      Het nemen van procesbesluiten inzake tegen het hoogheemraadschap of een besluit van een bestuursorgaan van het hoogheemraadschap ingestelde rechtsgedingen voor burgerlijke en administratieve gerechten.

    • b.

      Het nemen van procesbesluiten inzake rechtsgedingen voor burgerlijke of administratieve gerechten, waarbij het hoogheemraadschap of een bestuursorgaan van het hoogheemraadschap als belanghebbende als bedoeld in artikel 8:26 Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt.

    • c.

      Het nemen van procesbesluiten ter zake van het voeren van rechtsgedingen voor burgerlijke en administratieve gerechten, waaronder begrepen het indienen van administratief bezwaar of het instellen administratief beroep, indien deze rechtsgedingen strekken of mede strekken tot uitvoering van door een bestuursorgaan van het hoogheemraadschap genomen besluiten.

  • 16.

    Besluiten tot verlenging of verdaging van de beslistermijn:

    • a.

      Het verlengen van de beslistermijn als bedoeld in artikel 3:18 en 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht.

    • b.

      Het verdagen van een beslissing als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Wet openbaarheid van bestuur.

    • c.

      Het verdagen van een beslissing op bezwaar als bedoeld in artikel 7:10, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 17.

    Aanleg en beheer van waterstaatswerken:

De vaststelling van een projectplan als bedoeld in artikel 5.4 van de Waterwet voor zover de begrote kosten van een project niet meer bedragen dan 5 miljoen euro.

18.Archivering:

A. Het vervangen van archiefbescheiden door reproducties

  • 1.

    Het vervangen van archiefbescheiden door reproducties, teneinde de aldus vervangen bescheiden te vernietigen, overeenkomstig artikel 7 van de Archiefwet 1995 en artikel 6, eerste en tweede lid van het Archiefbesluit 1995;

  • 2.

    Het opmaken van een verklaring van vervanging van archiefbescheiden door reproducties, overeenkomstig artikel 8 van het Archiefbesluit 1995.

B. Het vervreemden van archiefbescheiden

  • 1.

    Het vervreemden van archiefbescheiden overeenkomstig artikel 8, eerste en tweede lid van de Archiefwet 1995 en artikel 7, eerste en tweede lid, en artikel 8 van het Archiefbesluit 1995

  • 2.

    Het opmaken van een verklaring van vervreemding van archiefbescheiden, overeenkomstig artikel 8 van het Archiefbesluit 1995

C. Het overbrengen van archiefbescheiden naar de archiefbewaarplaats

  • 1.

    Het overbrengen van archiefbescheiden naar de archiefbewaarplaats, overeenkomstig artikel 12 eerste lid van de Archiefwet 1995 en artikel 9, eerste, tweede en derde lid van het Archiefbesluit 1995.

  • 2.

    Het vervroegd overbrengen van archiefbescheiden naar de archiefbewaarplaats, overeenkomstig artikel 13, eerste lid van de Archiefwet 1995.

  • 3.

    Het verzoeken om het verlenen van een machtiging door Gedeputeerde Staten tot opschorting van de overbrenging van archiefbescheiden naar de archiefbewaarplaats, overeenkomstig artikel 13 derde en vierde lid van de Archiefwet 1995.

  • 4.

    Het opmaken van een verklaring van overbrenging van archiefbescheiden naar de archiefbewaarplaats, overeenkomstig artikel 8 van het Archiefbesluit 1995.

D. Vernietiging

Het opmaken van een verklaring van vernietiging van archiefbescheiden, overeenkomstig artikel 8 van het Archiefbesluit 1995.

E. Beperkingen openbaarheid

Het stellen van beperkingen aan de openbaarheid van archiefbescheiden, overeenkomstig artikel 15 eerste en tweede lid en artikel 16 tweede lid van de Archiefwet 1995 en artikel 10 van het Archiefbesluit 1995.