Organisatie | Weesp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2015 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | Huisvestingsverordening |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2015 | 01-07-2015 | 01-07-2015 | Nieuwe verordening | 01-07-2015 WeesperNieuws | Z.47340/D.23613 |
Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2015
De raad van de gemeente Weesp;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 mei 2015;
gelet op de Huisvestingswet 2014;
overwegende dat in de regio Gooi en Vechtstreek al sinds een groot aantal jaren sprake is van schaarste zoals onderbouwd in de toelichting op deze verordening;
na overleg met woningcorporaties en alle gemeenten in de regio;
1.Vastellen van de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2015
2. De verordening 1 dag na publicatie in werking te laten treden.
3. De voorgaande Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek op die datum in te trekken.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Algemene bepalingen
economische binding: de situatie dat de woningzoekende met het oog op de voorziening in het bestaan een redelijk belang heeft zich in de woningmarktregio te vestigen. Hieronder wordt verstaan het duurzaam (tenminste 19 uur per week) verrichten van arbeid binnen of vanuit de woningmarktregio. Er moet eveneens sprake zijn van een duurzame relatie tussen arbeid en betrokken gebied. Het duurzaam volgen van een dagopleiding in de woningmarktregio wordt hiermee gelijk gesteld;
huren onder voorwaarden: een (te sluiten) huurcontract met bijzondere voorwaarden over gedrag, goed huurderschap en/of een zorgcontract ten behoeve van een woningzoekende uit de bijzondere maatschappelijke doelgroep waarbij het huurcontract in eerste instantie op naam van een zorgaanbieder gesloten kan worden.
maatschappelijke binding: De situatie dat de woningzoekende een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in de woningmarktregio te vestigen. Hieronder wordt in deze verordening verstaan de ingezetene van de woningmarktregio in de zin van deze verordening, de woningzoekende die gedurende de voorafgaande tien jaar tenminste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest van de woningmarktregio en de mantelzorger die conform de definitie uit deze verordening, mantelzorg verleent aan een inwoner van de woningmarktregio.
mantelzorg: intensieve, langdurige zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende in de woningmarktregio, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
tweede kans: het aan een huurder van een toegelaten instelling, die met uitzetting wordt bedreigd vanwege omstandigheden in de persoonlijke sfeer van die huurder, bieden van een tweede (meestal laatste) mogelijkheid zich als een goed huurder te gedragen in de huidige woning of een andere woning van dezelfde (of een andere samenwerkende) woningbouwvereniging. Hierbij is verplichte begeleiding een voorwaarde voor de huurder om de problematiek die tot uitzetting van de huurder zou leiden op te lossen of sterk te verminderen
zorgcontract: een door een gemeente gecontracteerde instelling of door een gemeentelijke Wmo medewerker opgesteld plan voor zorg of behandeling van een persoon uit de bijzondere maatschappelijke doelgroep ten behoeve van huisvesting voor die persoon, geaccordeerd door zowel de gecontacteerde instelling als de gemeentelijke Wmo medewerker en de persoon uit de bijzondere maatschappelijke doelstelling;
Artikel 1.2 Berekening Zoekwaarde
Voor woningzoekenden die al vóór 29 september 2011 als huurder of eigenaar een zelfstandige huur- of koopwoning bewoonden in de regio en deze ná 29 september 2011 zullen achterlaten bij het betrekken van een sociale huurwoning van de corporaties in de regio geldt de navolgende zoekwaarde:
a. bij inschrijving als woningzoekende vóór 29 september 2011: 100% van de oude waarde vermeerderd met de inschrijfduur vanaf 29 september 2011.
b. bij inschrijving als woningzoekende ná 29 september 2011: 100% van de oude waarde vermeerderd met de actuele inschrijfduur van na 29 september 2011.
Voor woningzoekenden die na 1 januari 2011 zijn uitgeschreven als woningzoekende vanwege de acceptatie van een sociale huurwoning van de corporaties in de regio geldt bij nieuwe inschrijving als woningzoekende: 75% van de zoekwaarde die nodig was om de laatste sociale huurwoning te verkrijgen vermeerderd met de duur van die nieuwe inschrijving.
Voor woningzoekende starters of vestigers van buiten de regio die al vóór 29 september 2011 ingeschreven stonden als woningzoekende en niet als huurder of eigenaar een zelfstandige woning in de regio achterlaten geldt: de oude waarde tot 29 september vermeerderd met de inschrijfduur vanaf 29 september 2011.
Bij echtscheiding of verbreken van een relatie na 29 september 2011 geldt:
a. de laatst in de woning achterblijvende woningzoekende krijgt de eventuele extra zoekwaarde als bepaald in lid 1 en 2, vermeerderd met de eigen inschrijfduur als woningzoekende als hoofdaanvrager respectievelijk partner.
b. Voor de woningzoekende die de woning als eerste gaat verlaten of al verlaten heeft geldt: de eigen inschrijfduur als hoofdaanvrager respectievelijk partner.
Artikel 1.3 Inschrijfsysteem van woningzoekenden
Burgemeester en wethouders houden een uniform inschrijfsysteem van woningzoekenden bij.
Zij stellen regels op over de wijze van inschrijving, registratie van gegevens, opschorting en einde van de inschrijving.
De woningzoekende ontvangt een digitaal bewijs van inschrijving.
1. Inschrijvingen die in een andere gemeente binnen de regio zijn gedaan hebben gelijke gelding als inschrijvingen bij burgemeester en wethouders.
Artikel 1.4 Bekendmaking aanbod van woonruimte
De bekendmaking bevat in ieder geval:
a. het adres en de huurprijs van de woonruimte met vermelding van woningtype, aantal kamers en ligging, en
b. de mededeling dat de woonruimte niet voor bewoning in gebruik genomen mag worden als daarvoor geen huisvestingsvergunning is verleend, en
c. indien van toepassing, de criteria en voorrangsregels voor het verlenen van de benodigde huisvestingsvergunning, en
d. de op grond van artikel 26 lid 2 van de wet bepaalde huurprijs van de woning.
Artikel 1.5 Woonruimte van een bepaalde aard, grootte of prijs
Woonruimte kan door burgemeester en wethouders worden aangemerkt als:
a. woonruimte in specifieke ouderen- of jongerencomplexen;
b. woonruimte die toegankelijk is voor mensen met een beperking en/of een zorgindicatie;
c. woonruimte in een complex met een zorginfrastructuur;
d. woonruimte waarbij ten behoeve van de huurders collectieve zorg wordt ingekocht;
e. nieuwbouwwoningen die voor het eerst worden toegewezen.
f. Woonruimte in de gemeenten Blaricum, Laren, Muiden en Wijdemeren waarvoor gemeentebinding een voorwaarde is, met een maximum van 25% van de jaarlijks beschikbaar komende woonruimte in de betreffende gemeente.
Burgemeester en wethouders kennen voor de in artikel 4.1 aangewezen woonruimte urgentie toe aan woningzoekenden die voldoen aan artikel 12 lid 3 van de wet:
a. woningzoekenden die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen die in verband met problemen van relationele aard of geweld hun woonruimte hebben verlaten;
b. woningzoekenden met maatschappelijke binding die mantelzorg ontvangen of verlenen, of,
c. vergunninghouders (statushouders) als bedoeld in artikel 28 van de wet.
Burgemeester en wethouders kennen voor de in artikel 4.1 aangewezen woonruimte urgentie toe aan woningzoekenden die voldoen aan:
a. de criteria voor de verlening van een huisvestingsvergunning uit artikel 4.4, met uitzondering van het criterium over de rangorde, en,
Artikel 2.2 Randvoorwaarden voor urgentie
Voor de toekenning van urgentie gelden de navolgende randvoorwaarden:
Er dient sprake te zijn van een noodsituatie die vergt dat er direct of uiterlijk binnen drie maanden een woning beschikbaar komt ter voorkoming van ernstige schade voor het welzijn van de woningzoekende, waarbij die schade het rechtstreeks gevolg is van de bestaande woonsituatie.
Artikel 2.3 Criteria voor urgentie
Voor de toekenning van urgentie moet de woningzoekende en/of een lid van zijn gezin aan één of meer van navolgende criteria voldoen:
1. Medische gronden: medische problemen waarop de huidige woonsituatie een zeer ernstige negatieve invloed heeft terwijl die problemen redelijkerwijs niet oplosbaar zijn binnen de huidige woonsituatie. De regionaal medisch deskundige en de regionale urgentiecommissie brengen advies uit.
Dakloosheid van een ouder met minderjarig(e) kind(eren):
a. de ouder kan na een scheiding of na beëindiging van een opname in een psychiatrische inrichting niet over woonruimte beschikken voor zichzelf en één of meer minderjarige kinderen, en,
b. de andere ouder kan de kinderen redelijkerwijs niet huisvesten, en,
c. wanneer sprake is van een (voormalige) echtelijke woning toont de aanvrager aan dat niet van hem gevergd kan worden dat hij de woning opeist.
Geweld: geweld of reële bedreiging met geweld die maakt dat de aanvrager redelijkerwijs niet meer in de huidige woning kan blijven. De aanvrager dient aan te tonen dat er geen (tijdelijk) onderdak te verkrijgen is. Het geweld of de bedreiging moet aangetoond kunnen worden, bijvoorbeeld door een rapport van de politie,
Langdurige inwoning van een ouder met minderjarig(e) kind(eren) bij familie, vrienden of kennissen in de woningmarktregio: de inwoning heeft tenminste twee jaar geduurd en de aanvrager toont aan dat in een periode van twee jaar voorafgaand aan de urgentieaanvraag in voldoende mate is gereageerd op passende woningaanbiedingen in de regio.
Artikel 2.8 Verlenging van de gelding van de urgentie
De geldingstermijn van de urgentie wordt alleen verlengd als de woningzoekende naar het oordeel van burgemeester en wethouders:
a. in voldoende mate heeft gereageerd op beschikbare passende woningen, en,
b. de woningzoekende geen aangeboden woning(en) ongegrond heeft geweigerd, of,
c. er binnen de geldingstermijn geen aanbod is geweest van passende woningen.
Artikel 2.9 Intrekking van de urgentie
Burgemeester en wethouders kunnen de urgentie in ieder geval intrekken als:
a. niet meer wordt voldaan aan de artikelen 2.1 tot en met 2.4;
b. de aanvrager daarom verzoekt;
c. de aanvrager een aangeboden woning ongegrond heeft geweigerd;
d. de urgentie is toegekend op basis van gegevens waarvan de aanvrager wist of kon weten dat deze onjuist of onvolledig waren.
Artikel 3.1 Gevolgen tweede kans
Burgemeester en wethouders kunnen besluiten om een (potentieel) woningzoekende voor drie jaar uit te sluiten van een huisvestingsvergunning als het een bewoner van een woning van de toegelaten instellingen in de woningmarktregio betreft die door slecht huurderschap met huisuitzetting wordt bedreigd en een tweede kans als gedefinieerd in art. 1. 27 krijgt aangeboden, indien:
a. de bewoner de tweede kans weigert.
b. de bewoner de tweede kans aanneemt, maar ook in deze woning huisuitzetting dreigt of is uitgevoerd door slecht huurderschap.
Hoofdstuk 4 De huisvestingsvergunning
Artikel 4.1 Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
Het is verboden om in de woonmarktregio woonruimte in eigendom een toegelaten instelling met een huurprijs beneden de huurtoeslaggrens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag voor bewoning in gebruik te nemen of te geven zonder dat daarvoor een huisvestingsvergunning is verleend.
Het eerste lid is niet van toepassing op:
a. woonruimte als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onder a tot en met c, van de Leegstandwet;
b. onzelfstandige woonruimten;
e. woonschepen en ligplaatsen voor woonschepen;
f. woonwagens en standplaatsen voor woonwagens;
h. zorgwoningen met gekoppeld zorgcontract;
i. 2% van het jaarlijkse aanbod van woningen als bedoeld in lid 1.
Artikel 4.2 Rangorde woningzoekenden
De rangorde om in aanmerking te komen voor de huisvestingsvergunning wordt als volgt bepaald:
Voor op grond van artikel 4.1 aangewezen woningen:
a. primair de woningzoekende met een urgentie passend bij woningtype en locatie.
b. secundair de woningzoekende die een gemeentebinding heeft als bedoeld in 1.5 onder f, met de hoogste zoekwaarde zoals bepaald in artikel 1.2 binnen deze groep woningzoekenden voor die gemeente, mits de woning wordt aangeboden met de specificatie “gemeentebinding”.
c. tertiair de woningzoekende die ingezetene van de regio is of een maatschappelijke of economische binding heeft met de regio, met de hoogste zoekwaarde zoals bepaalt in artikel 1.2 binnen deze groep woningzoekenden.
d. quartair de woningzoekende die geen ingezetene is van de regio en geen maatschappelijke of economische binding heeft met de regio, met de hoogste zoekwaarde zoals bepaalt in artikel 1.2 binnen deze groep woningzoekenden.
Voor op grond van artikel 4.1 aangewezen woningen, tevens zijnde woonruimte aangeduid als van een bepaalde aard, grootte of prijs als bedoeld in artikel 1.5 geldt in aanvulling op de leden 1 tot en met 5 van artikel 4.2:
a. woonruimte in een jongerencomplex kan met voorrang aangeboden worden aan woningzoekenden tot 23 jaar;
b. woonruimte in een ouderencomplex kan met voorrang aangeboden worden aan woningzoekenden vanaf 55 jaar of 65 jaar en ouder;
c. woonruimte met zorg als bedoeld in artikel 1.5 lid 1 onder b, c en d worden met voorrang aangeboden aan woningzoekenden met een bijpassende zorgindicatie;
d. voor de eerste toewijzing van nieuwbouwwoningen komen woningzoekenden in aanmerking op grond van nader door burgemeester en wethouders te bepalen criteria. Zij vragen advies bij de verhurende corporatie.
Artikel 4.4 Criteria voor verlening huisvestingsvergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 10, tweede lid, van de wet, komen woningzoekenden voor een huisvestigingsvergunning in aanmerking als zij:
a. de Nederlandse nationaliteit bezitten of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander worden behandeld of vreemdeling zijn en rechtmatig verblijf in Nederland hebben als bedoeld in artikel 8, onderdelen a tot en met e en l van de Vreemdelingenwet 2000 en,
c. een gezamenlijk inkomen hebben dat lager is dan de regionale toewijzingsgrens voor sociale huurwoningen ( prijspeil 2015: €44.658,-).
Artikel 4.6 Inhoud huisvestingsvergunning
De huisvestingsvergunning vermeldt in ieder geval:
a. een aanduiding van de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;
b. aan wie de vergunning is verleend;
c. het aantal personen dat de woonruimte in gebruik neemt;
d. de voorwaarde dat de vergunninghouder de woonruimte enkel binnen de in de vergunning genoemde termijn in gebruik kan nemen.
Toelichting 1 de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2015
HOOFDSTUK 1.1 Begripsbepalingen.
Artikel 1.1.2 bijzondere maatschappelijke doelgroep,
Artikel 1.1.3 directe bemiddeling,
Artikel 1.1.10 huren onder voorwaarden en
Via directe bemiddeling krijgen woningzoekenden uit de bijzondere maatschappelijke doelgroep die geen woonruimte meer hebben en vanwege slecht huurderschap geen huurcontract meer kunnen krijgen bij de woningcorporaties, de kans om te wonen. Deze woningzoekenden zoeken niet zelf een woning in WoningNet, maar worden door een aangewezen medewerker rechtstreeks bij de woningcorporaties bemiddeld voor een passende woning. Voorwaarde voor deze directe bemiddeling is een (tripartite) zorgcontract waarin tenminste het opnieuw ontstaan van overlast- en/of financiële problematiek en/of de schuldafbetaling voldoende zijn afgedekt voor de woningcorporaties. Daarnaast moet het zorgcontract evaluatiemomenten bevatten en de consequenties aangeven als de woningzoekende zich niet houdt aan de afspraken uit het zorgcontract., In dat geval moet de betreffende woningzoekende de woning weer verlaten. Het huurcontract van de woning wordt daarom eerst gedurende een tot twee jaar afgesloten op naam van de betrokken zorginstantie. Als de woningzoekende heeft aangetoond dat hij/zij zelf in staat is tot goed huurderschap, wordt het huurcontract aan het einde van de afgesproken periode op naam van de betrokken woningzoekende gesteld.
Het zorgcontract moet voor akkoord worden ondertekend door zowel de woningzoekende als de betrokken gemeente (Wmo) en zorgverlenende instantie.
Artikel 1.1.5 economische binding.
Uitzendkrachten zijn economisch gebonden aan het gebied van waaruit hun uitzendorganisatie opereert. Als die uitzendorganisatie niet in een regiogemeente is gevestigd, is er geen sprake van een economische binding, ook niet als de uitzendkracht tijdelijk in een regiogemeente werkt. Er is in dat geval geen sprake van een duurzame relatie tussen arbeid en betrokken gebied.
Artikel 1.1.9 huishoudinkomen.
Het gezamenlijk verzamelinkomen als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van de bewoners van een woongelegenheid, met uitzondering van kinderen in de zin van artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met dien verstande dat in het eerste lid van dat artikel voor ‘belanghebbende’ telkens wordt gelezen: ‘huurder’.
Ook de ingezetenen conform de definitie van deze verordening zijn woningzoekenden met een maatschappelijke binding. Op grond van urgentieregeling (artikel 2.2) worden binnen de groep maatschappelijk gebondenen, ingezetenen van niet-ingezetenen onderscheiden. Voor niet-ingezetenen van de woningmarkt regio is voor het verkrijgen van urgentie een aanvullende voorwaarde van toepassing.
Artikel 1.1.18 maatschappelijke binding.
Woningzoekenden met een maatschappelijke binding zijn de woningzoekenden die in het verleden ingezetenen waren van regiogemeenten regio, maar de regio hebben verlaten en elders hun hoofdverblijf hebben gevonden. Onder maatschappelijke binding vallen die woningzoekenden die van de laatste tien jaar, tenminste zes jaar in een regiogemeente hebben gewoond (of in meerdere gemeenten in de regio opgeteld zes jaar) en de woningzoekenden die conform definitie 1.19 mantelzorg aan een inwoner van de regio verlenen. Dat ingezetenen in de regio uiteraard een maatschappelijke binding hebben met de regio is hier niet van belang; zij behoren tot de categorie ingezetenen.
Bij twijfel of er sprake is van mantelzorg zoals gedefinieerd, kunnen burgemeester en wethouders een verklaring van een door hen aangewezen onafhankelijk medisch adviseur vragen.
Artikel 3.1 gevolgen Tweede kans.
De huurders van de woningcorporaties in de regio die een ontruimingsvonnis hebben gekregen kunnen onder voorwaarden voor een Tweede en laatste kans in aanmerking komen in de huidige of een andere woning. Als de betrokken huurders zich niet aan de voorwaarden van de Tweede kans houden, of zich er aan onttrekken, worden zij alsnog ontruimd. Omdat deze Tweede kans ook echt als een laatste kans ingezet wordt, kunnen burgemeester en wethouders besluiten dat de consequentie voor de huurder bij ontruiming is dat die huurder/potentieel woningzoekende voor een periode van drie jaar niet meer in aanmerking komt voor een huisvestingsvergunning.
Artikel 1.1.35 woningzoekende.
Economische gebondenen en maatschappelijk gebondenen conform de definities uit deze verordening en overige woningzoekenden die zich in de regio vestigen, zich laten inschrijven in de Bpr van een regiogemeente en in deze gemeente het hoofdverblijf hebben, worden na een periode van één jaar aangemerkt als ingezetenen van de regio in de zin van de deze verordening. Voorwaarde is dat uit de Bpr blijkt dat de woningzoekenden gedurende een periode van één jaar voorafgaande aan de urgentieaanvraag of woningtoewijzing geregistreerd zijn als inwoner van een regiogemeente (of meerdere regiogemeenten bij elkaar opgeteld). Het hebben van een zogenoemd ‘post- of briefadres’ in een regiogemeente telt niet mee.
Zoekwaarde is een waarde die de totaal opgebouwde wachttijd bevat en die nodig is voor het bepalen van de rangorde van woningzoekenden bij de woningtoewijzing. De zoekwaarde bevat de (actuele) inschrijftijd in WoningNet, eventueel vermeerderd met een gedeelte van de (oude) waarde die nodig was om in aanmerking te komen voor de huidige sociale huurwoning in een gemeente in de regio.
In het geval van bijvoorbeeld een echtscheiding of een verbroken relatie kan slechts één van de ex-partners aanspraak maken op het deel van de eerder opgebouwde zoekwaarde. Het is aan de ex-partners te bepalen wie de woning ‘ínlevert’ en dus leeg achterlaat en daarom het gedeelte van de eerdere inschrijftijd behoudt.
De zoekwaarde voor woningzoekenden die geen zelfstandige sociale huurwoning (meer) achterlaten en niet-ingezeten woningzoekenden (economisch gebondenen, maatschappelijke gebonden en overige woningzoekenden), bestaat alleen uit de (eigen) inschrijftijd.
Woningzoekenden die in het kader van de Verhuisregeling bij herstructurering in de regio Gooi en Vechtstreek een urgentie hebben toegekend gekregen, behouden de volledige zoekwaarde als zij met de herhuisvestingsurgentie verhuizen ten behoeve van renovatie of sloop van de huidige woning. Ook bij terugkeer van herhuisvestingsurgenten naar de ‘oude’ woonomgeving geldt dat de volledige zoekwaarde behouden blijft.
Artikel 1.5 woonruimte van een bepaalde aard, grootte of prijs, onder a, b, c en d.
Woningzoekenden moeten langer zelfstandig blijven wonen in de huidige woning of een beter passende woning. Dat maakt het nodig dat woningen die specifiek bedoeld of toegankelijk zijn voor bijvoorbeeld ouderen, of mensen met een beperking/zorgindicatie met voorrang (en niet uitsluitend) aan die doelgroepen kunnen worden aangeboden. Datzelfde geldt voor woningen met een specifieke zorginfrastructuur. Als er geen woningzoekenden uit de gevraagde doelgroep reageren op de woningaanbieding kan de woning worden aangeboden aan de overige woningzoekenden die gereageerd hebben op de aanbieding.
Dit hoofdstuk maakt het mogelijk dat burgemeester en wethouders aan woningzoekenden een urgentie kunnen toekennen. In dit hoofdstuk worden de procedure voor het indienen van een aanvraag om urgentie, de behandeling van de aanvraag, de uiteindelijke beslissing en de mogelijkheid tot verlenging van de urgentieperiode weergegeven. Daarnaast worden de randvoorwaarden, de urgentiecriteria en bijzondere voorwaarden aangegeven.
Artikel 2.1 Toekenning urgentie.
2.1.1 Woningzoekenden die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen die in verband met problemen van relationele aard of geweld hun woonruimte hebben verlaten en woningzoekenden met maatschappelijke binding die mantelzorg ontvangen of verlenen, of,
vergunninghouders (statushouders) als bedoeld in artikel 28 van de wet, hebben op basis van de wet recht op een urgentie. Advies van de urgentiecommissie is voor deze categorieën niet van toepassing, er kan een ‘automatische’ urgentie worden verstrekt. Uitzondering hierop vormen die woningzoekenden binnen de genoemde categorieën die vanwege persoonlijke omstandigheden aangemerkt kunnen worden als een woningzoekende uit de bijzondere maatschappelijke doelgroep en (nog) niet in staat zijn om zelfstandig te huren. Voor deze woningzoekenden kan een urgentie onder voorwaarde van een zorgplan van toepassing zijn, huisvesting volgt (urgent) via directe bemiddeling.
2.2.1 In de regio Gooi en Vechtstreek is al heel veel jaren een ernstige schaarste aan vrijkomende sociale huurwoningen. Gemiddeld komen er jaarlijks 1400-1500 woningen vrij, tegenover meer dan 33.000 geregistreerde woningzoekenden begin 2015. Die schaarste aan vrijkomende sociale huurwoningen is naar verwachting blijvend en zal mogelijk nog verder toenemen. Een woningaanbodsysteem dat in principe toegankelijk is voor iedereen uit de EU landen moet de kansen op een woning zo rechtvaardig mogelijk verdelen. Op grond van persoonlijke omstandigheden is het onder voorwaarden en op grond van daarvoor opgestelde criteria, mogelijk dat er voorrang wordt toegekend aan een woningzoekende. Echter, een dergelijke voorrangspositie moet vanwege de ernstige schaarste aan vrijkomende woningen, wel uiterst beperkt worden toegekend. En op een zodanige manier dat dit verdedigbaar is ten opzichte van andere woningzoekenden.
Een urgentie wordt daarom alleen toegekend als sprake is van een noodsituatie die het (dringend) noodzakelijk maakt dat direct of op zeer korte termijn -uiterlijk binnen drie maanden- een (andere) woning beschikbaar komt. Een en ander ter voorkoming van ernstige schade voor het welzijn van aanvrager, die rechtstreeks het gevolg is van de woonsituatie. Situaties waarin een verhuizing wenselijk, begrijpelijk is of misschien wel nodig, maar niet dringend noodzakelijk is, komen gezien de schaarste en de vele duizenden woningzoekenden, niet in aanmerking voor een voorrangspositie. Daarnaast moet een aanvrager van urgentie aantonen dat er een behoorlijke termijn –op basis van de individuele omstandigheden- is geprobeerd om op eigen kracht een woning toegewezen te krijgen in de gehele regio via WoningNet, gebruik heeft gemaakt van de spoedzoekregeling en/of geprobeerd heeft een tijdelijk onderkomen te vinden.
Een urgentie is niet van toepassing als duidelijk is dat een woningzoekende voor een oplossing van het woonprobleem niet afhankelijk is van een urgentie, als het probleem geen relatie heeft met de woonsituatie of als het probleem niet significant verbeteren zal in een andere woning.
Ook als de woningzoekende voor het indienen van een urgentieaanvraag bij de omstandigheden passende woningen heeft geweigerd, of vanwege woonwensen langer moet wachten dan nodig is, is een urgentie niet van toepassing. Het langer voortduren van een woonprobleem dan nodig is behoort tot de eigen verantwoordelijkheid.
2.2.2 Belangrijk is dat de woningzoekende ook een eigen verantwoordelijkheid heeft. Voorafgaand aan het ontstaan van het probleem en zeker bij het oplossen van het woonprobleem. Die verantwoordelijkheid houdt in dat woningzoekenden vanaf het moment dat duidelijk wordt dat er een woonprobleem kàn ontstaan, alles in het werk moeten stellen om te voorkomen dat dit woonprobleem ook daadwerkelijk ontstaat. Als dat niet lukt dat dan moeten woningzoekenden eerst zelf een (tijdelijke) oplossing (kamers, logeren) zoeken voor het woonprobleem, ook al is dit misschien niet de meest ideale oplossing. Daarnaast moeten woningzoekenden in een redelijke periode voorafgaand aan het woonprobleem, voldoende hebben gereageerd op het woningaanbod om zo te proberen het woonprobleem zelf op te lossen.
2.2.3 Urgentieaanvragers van buiten de regio moeten ook aantonen dat de oplossing van hun woonprobleem uitsluitend in de regio Gooi en Vechtstreek is gelegen. Met andere woorden: niet ingezetenen van de regiogemeenten moeten aantonen dat het woonprobleem werkelijk nergens anders opgelost zou kunnen worden.
Het niet voldoen aan de randvoorwaarden betekent in principe dat een urgentie en daarmee ook artikel 2.3 Criteria voor urgentiecriteria niet van toepassing is.
Artikel 2.3 Criteria voor urgentie.
Dit artikel bevat de criteria met bijbehorende voorwaarden waaraan getoetst wordt of sprake is van een noodsituatie die toekenning van een urgentie rechtvaardigt. Die criteria zijn niet uitputtend. De praktijk heeft geleerd dat de criteria over het algemeen toereikend zijn voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een noodsituatie. In uitzonderlijke gevallen is het gegeven kader niet toereikend en kan de urgentiecommissie toch adviseren tot verlening van urgentie op basis van de geconstateerde noodsituatie.
Er kunnen ook diverse klachten of problemen zijn die duidelijk een verband hebben met de woonsituatie, zonder dat er sprake hoeft te zijn van een noodsituatie. Een verandering in de woonsituatie zal in deze gevallen in het algemeen leiden tot vermindering van de klachten. Toch zijn deze problemen van een andere orde, omdat hulp op wat langere termijn (dan 3 maanden) geboden kan worden.
Voorbeelden van situaties waarin de praktijk heeft uitgewezen dat toekenning van een urgentie niet gerechtvaardigd is omdat geen sprake is van een noodsituatie zijn onder meer: inwoning/kamerbewoning met of zonder kinderen, de mogelijkheid van tijdelijk onderdak elders, burenruzie of hinder van buren, het werken in onregelmatige diensten, verstoring van relatie of generatieconflicten, bezwaarlijke reisafstand in verband met economische binding, huis te groot of te klein, tuin te bewerkelijk, dichterbij voorzieningen of familie willen wonen, co-ouderschap, problemen met flatbewoning, terugkeer uit het buitenland, het willen laten overkomen van partner en/of kinderen uit het buitenland, heimwee, lang op een woning moeten wachten.
Artikel 2.3.3 Dakloosheid van een ouder met minderjarige kind(eren).
Bij echtscheiding of een verbroken relatie is het uitgangspunt dat de ouder die de dagelijkse zorg van het kind of de kinderen op zich neemt, het gebruik van de voormalige gezamenlijke (sociale huur) woning via de rechter vraagt. Als dat verzoek niet wordt gehonoreerd of de ouder die de kinderen dagelijks verzorgt, kan de huur of hypotheek van de woning aantoonbaar niet zelf (tijdelijk) bekostigen, dan moet in ieder geval het tijdelijk gebruik, dat is zes maanden na inschrijving echtscheidingsvonnis, van de woning gevraagd worden. Er kan in principe geen sprake van dakloosheid van ouders met minderjarige kinderen zijn als één van de ouders beschikt over passende woonruimte om de kinderen (tijdelijk) te huisvesten. Argumenten dat een ouder de kinderen niet kan huisvesten, bijvoorbeeld vanwege een volledige werkweek, doen in het kader van een urgentieaanvraag hieraan niet af. Veel (alleenstaande) werkende ouders zijn immers aangewezen op kinderopvang.
Artikel 2.4 Urgentie onder voorwaarde van een zorgcontract.
Zie ook de toelichting op de artikelen 1.1.2, 1.1.3, 1.1.10 en 1.1.39
Een urgentie kan onder voorwaarde van een zorgcontract worden toegekend.
Artikel 2.5 Aanvraag, behandeling en verlening urgentie.
2.5.4 Het beoordelen van aanvragen om urgenties vereist specifieke deskundigheid. Daarom is hier voorgeschreven dat over binnengekomen aanvragen het advies van een onafhankelijke commissie moet worden ingewonnen. De individuele situatie van de aanvrager is uitgangspunt voor de beoordeling van de urgentieaanvraag.
De taak, samenstelling en werkwijze van de commissie worden geregeld in het ‘Reglement op de Regionale urgentiecommissie huisvesting Gooi en Vechtstreek'.
2.5.9 Een urgentie wordt toegekend voor het type woning waarmee naar het oordeel van de urgentiecommissie het woonprobleem kan worden opgelost. Dat type woning is afgestemd op de individuele (medische) problematiek en de samenstelling van de huishouding. Vanwege de schaarste aan vrijkomende woningen en de lange wachttijden die daardoor ontstaan, is een toegekende urgentie uitsluitend bedoeld om de specifieke woonproblematiek van woningzoekenden op te lossen. Het is niet mogelijk om met een toegekende urgentie woonwensen te realiseren of ‘promotie’ te maken in de wooncarrière. Zo geldt bijvoorbeeld dat een urgent woningzoekende, die niet meer over woonruimte beschikt, in principe geholpen is met een flatwoning. Het toegekende woningtype hoeft niet gelijk(waardig) te zijn aan de woningen waarin de woningzoekenden het laatst woonachtig waren. Afhankelijk van het aanbod van vrijkomende woningen kan het toegekende woningtype in soortgelijke omstandigheden verschillen om zodoende de urgent woningzoekenden voldoende kans te bieden om binnen drie maanden een woning te verkrijgen.
Bijlage bij Huisvestingsverordening 2015,
Motivering en doel huisvestingverordening 2015
Doel van de Huisvestingswet 2014
Het algemene doel van de Huisvestingswet is het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte (huur tot €710,68 per maand) in een bepaald gebied.
De wet gaat in eerste instantie uit van vestigingsvrijheid binnen de Europese grenzen.
Wanneer geen er geen schaarste in een woningmarktregio aanwezig is en er daarom ook geen negatieve effecten van schaarste zijn, dan dient een gemeente/regio de woonruimteverdeling over te laten aan de markt. Wanneer er schaarste aanwezig is, dient daarvoor een motivering aanwezig te zijn waaruit dat blijkt. De gemeenteraad dient de keuze’s die zij maakt af te stemmen met de omliggende gemeenten. Het al dan niet beperken van vrije vestiging heeft immers consequenties voor de naburige gemeenten. Regionale afstemming in een samenhangende woningmarktregio is derhalve noodzakelijk. Deze regio is voor Wijdemeren de Regio Gooi en Vechtstreek.
Motivering en vaststellen van schaarste
Met de Huisvestingswet kunnen gemeenten (mee)sturen in de woonruimteverdeling. Toewijzingsregels zijn alleen mogelijk voor ‘zover noodzakelijk en geschikt om de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste te bestrijden’. De Huisvestingswet maakt het mogelijk om via een verordening woningen met een lage huurprijs met voorrang toe te wijzen aan mensen met lagere inkomens.
In de regio Gooi en Vechtstreek is sprake van schaarste aan goedkope woonruimte. Daarnaast zijn er weinig mogelijkheden om deze schaarste op te heffen c.q. er is een gebrek aan uitbreidingsmogelijkheden. Op grond daarvan wordt op dit moment en blijft door vaststelling van een verordening voorrang voor maatschappelijk- en economisch gebondenen toegepast. De motivatie daarvoor is gelegen in:
er zijn gemiddeld 1500 vrijkomende sociale huurwoningen per jaar ten opzichte van meer dan 33.000 ingeschreven woningzoekenden;
er zijn geen of geringe uitbreidingsmogelijkheden, de provinciale verordening kent voor onze regio een veelheid aan rode en groene contouren. Die contouren werken ernstig beperkend op de mogelijkheden tot uitbreiding;
er zijn diverse regionale onderzoeken, bijvoorbeeld het betaalbaarheidsonderzoek, die aantonen hoe beperkt de kansen zijn voor de laagste- en lage middeninkomens om woonruimte te vinden in de regio.
Ten opzichte van de huidige situatie zijn in de huisvestingswet nog drie voorrangscategorieën opgenomen die wettelijk voorrang hebben op het verdelingskader in de huisvestingsverordening, waaronder urgent woningzoekenden. Zij dienen verplicht te worden opgenomen in de verordening.
Huisvestingswet en wettelijke urgent woningzoekenden
De wet noemt drie categorieën van woningzoekenden die in de urgentieregeling moeten staan:
1. Mensen die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang vanwege relationele problemen.
Het gaat in praktijk om urgentie voor alle vrouwen uit elke vrouwenopvang in Nederland.
2. Mantelzorgers- en ontvangers. Naast mantelzorgers komen nu ook mantelzorgontvangers voor urgentie in aanmerking.
De huisvesting van vergunninghouders (of statushouders) wordt door het rijk aan gemeenten als taakstelling opgelegd. Gemeenten vragen daartoe corporaties om woonruimte. Tot nu toe gebeurt dat via ‘de achterdeur’ – gemeente vraagt corporatie A. woning voor huisvesting statushouder B.
Met het verlenen van een urgentie aan statushouders kan een efficiëntere sturing op en afstemming van vraag en aanbod gerealiseerd worden. Aan een (proces)voorstel hiertoe wordt momenteel gewerkt.
Gemeenten mogen hier nog andere groepen aan toe voegen die ook voorrang krijgen bij de woonruimteverdeling
In de regio Gooi en Vechtstreek zijn en blijven daarnaast als urgentiecriteria gehanteerd:
sociale en of medische gronden
dakloosheid als gevolg van calamiteiten
dakloosheid of langdurige inwoning ouder met minderjarig(e) kind(eren)
Daarnaast hebben gemeenten en woningcorporaties in de regio formules ontwikkeld waarmee ook huishoudens die wegens financiële en/of overlastproblematiek niet meer voor een (sociale) huurwoning in aanmerking zouden komen, toch gehuisvest kunnen worden. Naast het Tweede Kans-beleid is dat bijvoorbeeld ook Huren onder Voorwaarden (van een zorgplan) met urgentie.
Huisvestingswet en ‘administratieve zaken’
De Huisvestingswet behelst een vergunningstelsel voor toewijzing van woningen die onder de verordening vallen. Ook het bijhouden van een lijst van ingeschreven woningzoekenden is belegd bij het College van B&W. Beide aspecten mandateren de Colleges aan de gezamenlijke regionale woningcorporaties, zodat de huidige werkwijze via WoningNet gehandhaafd kan blijven en de administratieve belasting zoveel mogelijk beperkt kan blijven, voor zowel gemeenten als woningcorporaties, maar vooral voor woningzoekenden.