Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bunschoten

Beleidsregel horecanota 2013-2017 gemeente Bunschoten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBunschoten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel horecanota 2013-2017 gemeente Bunschoten
CiteertitelBeleidsregel horecanota 2013-2017 gemeente Bunschoten
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp
Externe bijlageBunschoterbijlage

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Drank- en Horecawet 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201431-12-2017nieuwe regeling

20-12-2013

Gemeentekrant, 23-12-2013

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel horecanota 2013-2017 gemeente Bunschoten

 

 

Samenvatting

In deze samenvatting wordt op hoofdlijnen aangegeven wat in de nota beschreven staat. De belangrijkste punten worden hieronder uitgelicht.

Op horecabedrijven is een veelheid aan wettelijke voorschriften van toepassing. Deze voorschriften worden gesteld in het belang van de openbare orde en veiligheid, de ruimtelijke ordening en het milieu. Bepaalde taken zijn wettelijk vastgelegd, maar de gemeente heeft ook beleidsvrijheid. In de horecanota worden de beleidskaders voor het gemeentelijk horecabeleid geschetst.

Als doel is gesteld dat de gemeente met de horecanota streeft naar een horecaontwikkeling die de ruimtelijke en economische aantrekkingskracht en kwaliteit van het wonen, werken, winkelen en verblijven in de gemeente Bunschoten versterkt. Uitgangspunten om tot dit doel te komen zijn dat de positieve aspecten van de horeca zoveel mogelijk gestimuleerd worden en overlast geminimaliseerd wordt. Door het bieden van beleidskaders in deze nota en het bewaken van wettelijke voorschriften willen we meewerken om de kwaliteit van het horeca-aanbod te waarborgen en daarmee de gastvrijheid van onze gemeente te versterken. Regels die gesteld worden moeten controleerbaar zijn en ook gecontroleerd worden. Er wordt gestreefd naar een balans tussen enerzijds het ontmoedigen van alcohol onder jongeren en anderzijds het bieden van een goed ondernemersklimaat voor horecaondernemers.

In de nota wordt eerst de landelijke wetgeving beschreven waar horecaondernemers mee te maken hebben. Het gaat hier om de Drank- en Horecawet (DHW) , Wet Bibob, Wet op de Kansspelen, Bouwbesluit, Activiteitenbesluit en de Tabakswet. Belangrijke ontwikkeling is de nieuwe Drank- en Horecawet die op 1 januari 2013 in werking is getreden. Met de nieuwe DHW komen ook nieuwe bevoegdheden naar de gemeente. In de nota worden deze bevoegdheden beschreven.

Na de landelijke wetgeving wordt de lokale regelgeving voor horecaondernemers beschreven. Het gaat hier om het convenant veilig uitgaan, de exploitatievergunning, evenementenbeleid, nota geluidbeleid en het ruimtelijk beleid. Belangrijk onderdeel bij de exploitatievergunning is de keuze tussen vrije sluitingstijden voor cafés en discotheken of het handhaven van de huidige sluitingstijden.

Bij de ruimtelijke ordening wordt ingegaan op de gewenste horecastructuur. In de horecanota 2008 is naar aanleiding van het Distributieplanologisch Onderzoek (DPO) een visie op de gewenste horecastructuur in onze gemeente opgenomen die gebruikt wordt bij het verlenen van vrijstellingen. Deze visie houdt in dat uitbreiding van horeca i.c. maaltijdverstrekkers alleen mogelijk is aan de noordkant van het Spuiplein (horecaconcentratiegebied). Met de evaluatie van de horecanota 2008 is ingestemd om met uitbreiding van het concentratiegebied naar het Zeilmakersplein en het Oostpoortplein. Op beide pleinen mag één horecazaak gevestigd worden. In totaal worden 25 horecazaken in het horecaconcentratiegebied toegestaan. Op dit moment is nog één horecazaak uit categorie B (restaurant, (eet)café, lunchroom, cafetaria, etc.) toegestaan. In de praktijk lopen we er tegenaan dat we aan nieuwe verzoeken voor uitbreiding van horeca in het concentratiegebied geen medewerking meer kunnen verlenen omdat het maximum van 25 horecazaken bereikt is. Dit is geen wenselijke situatie. Daarom wordt het maximumstelsel los gelaten.

De visie houdt ook in dat horeca geconcentreerd moet zijn in het centrum van de gemeente en meer specifiek in het horecaconcentratiegebied. Deze keuze voor gerichte versterking in het concentratiegebied heeft positief gewerkt, maar heeft ook consequenties. Buiten het concentratiegebied wordt geen nieuwe horeca toegestaan. Dit beleid is versoepeld. Onder bepaalde voorwaarden wordt horeca ook buiten het centrum toegestaan.

Tot slot wordt in de nota beschreven hoe er gehandhaafd wordt als horecaondernemers zich niet aan de regelgeving houden.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Achtergrond en aanleiding

Tot 2008 was er nog geen integraal horecabeleid ontwikkeld. Er was wel beleid op het gebied van horeca (terrassennota, evenementennota, etc.), maar deze onderwerpen waren niet gebundeld beschikbaar. In 2008 is de horecanota vastgesteld waarin de verschillende horecarelevante beleidsterreinen op elkaar zijn afgestemd. Daarnaast is op grond van het gehouden Distributieplanologisch onderzoek een visie opgesteld over de gewenste situatie als het gaat om het aantal horecazaken en het soort horecazaken binnen de gemeente.

Horecabeleid is continu in ontwikkeling. Naast de maatschappelijke ontwikkelingen vinden er ook veranderingen plaats in de wet- en regelgeving. Dit zorgt ervoor dat de horecanota geactualiseerd moet worden. Deze nota borduurt deels voort op de vorige nota (wat goed gaat behouden) en is daarnaast toegespitst op nieuwe ontwikkelingen.

1.2 Terugblik horecabeleid 2008: wat is er bereikt?

In maart 2012 is de horecanota geëvalueerd. Alle vijftien actiepunten uit de nota zijn in de afgelopen jaren uitgevoerd. Hiermee is een slag gemaakt als het gaat om lastenvermindering voor horecaondernemers. Maar ook kan nu beter gestuurd worden door de exploitatievergunning op het soort horeca in de gemeente. Het gaat om de volgende actiepunten:

  • -

    de evaluatie van het convenant Sport met de sportverenigingen heeft plaatsgevonden;

  • -

    er is een beleidsregel opgesteld waarin staat onder welke voorwaarden het college een drank- en horecavergunning intrekt;

  • -

    er is cameratoezicht in de Hoekstraat en extra verlichting in het uitgaansgebied gekomen;

  • -

    blowverbod is ingevoerd (inmiddels weer uit de APV gehaald vanwege uitspraak van de Raad van State);

  • -

    exploitatievergunningenstelsel is ingevoerd, waardoor de vergunning sluitingsuur kon worden afgeschaft. In de exploitatievergunning is ook de terrasvergunning opgenomen;

  • -

    de terrasbepalingen worden door politie en gemeente gehandhaafd;

  • -

    op 14 april 2009 heeft het college ingestemd met de nieuwe nota Terrassenbeleid;

  • -

    op 21 april 2009 is de evaluatie van het evenementenbeleid vastgesteld door het college;

  • -

    organisatoren van een evenement op het Spuiplein stemmen het evenement af met de omliggende horecaondernemers;

  • -

    het bestemmingsplan Spakenburg-Centrum is op 13 maart 2008 vastgesteld, waarin het horecaconcentratiegebied is vastgelegd en de mogelijkheid is opgenomen om ondergeschikte horeca te exploiteren.

  • -

    het college heeft aanvragen beoordeeld voor uitbreiding horecazaken (doorlopend actiepunt).

1.3 Doelstelling nieuw horecabeleid

De doelstelling die in de horecanota van 2008 is geformuleerd, blijft het uitgangspunt voor beleidsontwikkelingen bij de horeca. De doelstelling houdt in dat de gemeente met de horecanota streeft naar een horecaontwikkeling die de ruimtelijke en economische aantrekkingskracht en kwaliteit van het wonen, werken, winkelen en verblijven in de gemeente Bunschoten versterkt.

Het horecabeleid uit 2008 heeft geleid tot een lastenvermindering voor horecaondernemers en bijgedragen aan het ontstaan van een sterk en recreatief Spuiplein. De praktijk leert dat de gemeente met de huidige visie op de horecastructuur niet meer adequaat kan inspringen op bijvoorbeeld initiatieven voor nieuwe horeca, omdat het maximum van 25 horecazaken bijna bereikt is. Enige flexibiliteit in het ruimtelijk beleid wordt in het huidig beleid gemist. Ook spelen diverse ontwikkelingen die vragen om actualisatie van het horecabeleid in onze gemeente.

Deze algemene doelstelling wordt concreet uitgewerkt aan de hand van twee hoofdlijnen:

  • 1.

    horecabeleid: invulling geven aan landelijke regelgeving

  • 2.

    horecabeleid: invulling geven aan lokaal beleid

1.4 Uitgangspunten

Om inrichting te geven aan de doelstelling is een aantal uitgangspunten van belang die hieronder beschreven worden.

Onze gemeente is een bruisende samenleving en kent een grote diversiteit aan voorzieningen. De landelijke omgeving, het historische centrum en het aanbod van voorzieningen maken de gemeente aantrekkelijk voor zowel de bewoners als bezoekers. Belangrijk onderdeel van die aantrekkelijkheid is het aanbod van horecagelegenheden. Ze leveren een meerwaarde voor de kwaliteit van de gemeente, hebben een belangrijke sociale functie en zijn van economische betekenis. Terrassen zorgen voor levendigheid, sfeer en gezelligheid. Ook is de horeca van belang voor de vele (dag)toeristen en fietsers die jaarlijks onze gemeente bezoeken. Deze positieve aspecten van de horeca moeten zoveel mogelijk worden gestimuleerd. Naast de vele positieve aspecten heeft de horeca soms ook een keerzijde. Horecabedrijven kunnen door de aard van hun bedrijfsactiviteiten overlast voor de omgeving veroorzaken. Om zowel de mogelijkheden voor horeca als de directe omgeving te waarborgen, worden er grenzen gesteld aan de horeca door middel van regelgeving. Deze grenzen zijn vooral bedoeld om (ongewenste) ontwikkelingen die leiden tot achteruitgang van de woon- en leefsituatie, openbare orde en veiligheid tegen te gaan.

Bepaalde regelgeving voor horecaondernemers is wettelijk vastgelegd, maar de gemeente heeft ook te maken met beleidsvrijheid. Regels die noodzakelijk zijn, moeten controleerbaar zijn en ook gecontroleerd worden. De gemeente is aan zet waar ondernemers hun verantwoordelijkheid onvoldoende oppakken.

De kwaliteit en diversiteit in het horeca-aanbod wordt grotendeels bepaald door de ondernemers zelf, maatschappelijke ontwikkelingen en de economische conjunctuur. We zijn ons er van bewust dat we als gemeente hier beperkte invloed op kunnen uitoefenen, maar willen door het bieden van beleidskaders en het bewaken van wettelijke voorschriften meewerken om de kwaliteit van het horeca-aanbod te waarborgen en daarmee de gastvrijheid van onze gemeente versterken. Bij die gastvrijheid heeft zowel de horeca als de gemeente belang. Vanuit citymarketing worden activiteiten georganiseerd om een aantrekkelijke gemeente te blijven en te zijn voor bewoners, bedrijven en bezoekers. Ook vinden bijna alle evenementen in het centrum plaats. De horeca heeft belang bij een gemeentelijk actief beleid op gastvrijheid. Aan de andere kant zorgt een goed functionerende horeca voor het in stand houden van een aantrekkelijk centrum wat weer van belang is voor de gemeente.

In de maatschappelijke context van horecabeleid is alcoholmatigingsbeleid een belangrijk onderwerp. Alcoholgebruik in de horeca kan problemen geven in de inrichting zelf, maar ook in de openbare ruimte (verstoring van de openbare orde, overlast). Het aantal jongeren dat drinkt neemt toe. Ook de leeftijd waarop jongeren gaan drinken komt steeds lager te liggen. Het streven, dat al is vastgelegd in de nota lokaal gezondheidsbeleid, is om het alcoholgebruik onder onze jongeren te doen afnemen tot het regionaal gemiddelde en het voeren van een actief alcoholontmoedigingsbeleid via het convenant veilig uitgaan en het convenant sport. Het is belangrijk een balans te vinden tussen de eigen verantwoordelijkheid van de burgers, de verantwoordelijkheid van de horecaondernemers en de verantwoordelijkheid van de gemeente. Het uitgangspunt is dat de burgers, inclusief de jongeren, zelf verantwoordelijk zijn voor hun drinkgedrag. Ook ouders hebben in de opvoeding een grote rol in het aanleren en voorleven van deze verantwoordelijkheid. Vervolgens hebben de horecaondernemers een verantwoordelijkheid als het gaat om het schenken aan bezoekers. Tot slot heeft de gemeente een verantwoordelijkheid. Overmatig alcoholgebruik leidt niet alleen tot schade aan het eigen lichaam, maar kan ook zorgen voor verstoring van de openbare orde. Dit maakt dat het geen individuele vrijblijvende verantwoordelijkheid meer is.

Vanuit regelgeving kan de gemeente maatregelen nemen om alcoholmisbruik tegen te gaan. Daarbij kan sprake zijn van een spanningsveld tussen de belangen van de gemeente en die van de horecaondernemers. Verkoop van alcohol is broodwinning voor de horecaondernemers. Daarnaast betekent regelgeving vaak een lastenverzwaring voor de ondernemers. Er wordt gestreefd naar een balans tussen enerzijds het ontmoedigen van alcohol onder jongeren en anderzijds het bieden van een goed ondernemersklimaat voor horecaondernemers.

Rol gemeente

De gemeente heeft een regulerende rol daar waar het gaat om zaken als openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Ook heeft de gemeente een faciliterende en ondersteunende rol. Zo dient de gemeente enerzijds een positieve bijdrage te leveren aan een goed bestaans- en ondernemersklimaat voor de horeca door een aantrekkelijke inrichting van de openbare ruimte (ondermeer in het bestemmingsplan), door het terugdringen van administratieve lasten voor de horecaondernemers, etc. en anderzijds dient de gemeente ervoor te zorgen dat het woon- en leefklimaat beschermd wordt. Verder is de gemeente als vergunningverstrekker ook toezichthouder en zo nodig handhaver van de verleende vergunningen.

De gemeente opereert voor wat betreft het horecabeleid niet alleen. Om integraal te werken moet samenwerking worden gezocht met de verschillende partijen, zoals de horecaondernemers zelf, maar ook politie, Koninklijke Horeca Nederland, etc.

Hoofdstuk 2 Horeca in de gemeente Bunschoten

2.1 Betekenis voor de gemeente

De horeca is een belangrijk onderdeel van het geheel aan voorzieningen in onze gemeente. Het is er in de eerste plaats voor de inwoners, maar ook voor bezoekers zoals (dag)toeristen, winkelend publiek en zakenmensen die van buiten de gemeente komen. De horeca maakt onderdeel uit van de centrumfunctie. Zonder horeca zou het verblijfsklimaat sterk aan kwaliteit inboeten. Een goed ontwikkelde horecasector staat garant voor levendigheid en verblijfskwaliteit. Van een goed functionerende horeca profiteren inwoners en bezoekers van buitenaf.

2.2 Landelijke trends

De horecasector is een zeer dynamische branche, hieronder een overzicht van de belangrijkste trends volgens ‘Rabobank Cijfers en Trends 2013’:

  • 1.

    consument wil alles goedkoper (meer voor minder)

  • 2.

    kwaliteit, gastvrijheid en beleving worden steeds belangrijker;

  • 3.

    schaalvergroting en ketenvorming;

  • 4.

    toename van lowbudget aanbieders;

  • 5.

    het gebruik van internet neemt toe bij het zoeken en boeken van vrijetijdsactiviteiten, zoals eet- en uitgaansgelegenheden. Internet maakt de markt transparanter en biedt de consument de gelegenheid om ‘het vastleggen’ zo lang mogelijk uit te stellen. Via internet is snel het aanbod te traceren en te vergelijken;

  • 6.

    er is toenemende aandacht voor maatschappelijke thema’s zoals obesitas, alcoholmisbruik en duurzaamheid.

2.3 Huidige situatie horeca in de gemeente Bunschoten

Onze gemeente kent in totaal 30 horecazaken. De drankensector1 is het meest vertegenwoordigd met 13 horecazaken, gevolgd door de restaurantsector met 11 zaken en vervolgens de fastfoodsector2 met 6 zaken. 73% van de horecazaken bevindt zich in of in de directe nabijheid van het centrum van onze gemeente. Het gaat hier om de Kerkstraat, Spuistraat, Westdijk, Hoekstraat en Oude Haven.

In het jaar 2011 werkten 220 personen in de horeca in onze gemeente3.

Hoofdstuk 3 Horecabeleid: invulling geven aan landelijke regelgeving

Op horecabedrijven is een veelheid aan wettelijke voorschriften van toepassing. Deze wettelijke voorschriften worden gesteld in het belang van de openbare orde en veiligheid, de ruimtelijke ordening en het milieu. Het betreft zowel landelijke als lokale regelingen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de landelijke regelgeving. Op voorhand een overzicht:

Aard

Wet

Landelijk/lokaal

Schenken van drank

Drank- en Horecawet Drank- en Horecaverordening Verordening paracommercie (nieuw)

Landelijk Lokaal Lokaal

Schade en hinder milieu

Wet Milieubeheer Besluit algemene regels voor inrichting milieubeheer Nota Geluidbeleid

Landelijk Landelijk Lokaal

Aanwezigheid speelautomaten

Wet op de kansspelen Algemene Plaatselijke Verordening (APV)

Landelijk Lokaal

Beoordeling integriteit

Wet Bibob

Landelijk

(Ver)bouw en brandveilig gebruik

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) Bouwbesluit 2012 Bouwverordening

Landelijk Landelijk Lokaal

Gebruik ruimte/pand

Wet ruimtelijke ordening Bestemmingsplan

Landelijk Lokaal

Exploitatie horecabedrijf/terras

APV

Lokaal

In bijlage 1 wordt aangegeven welk gezag op grond van bovenstaande regelgeving bevoegd is.

3.1 Drank- en Horecawet

Bestaand beleid

Voor het bedrijfsmatig schenken van alcohol in een horecabedrijf of in een slijterij is op grond van de Drank- en Horecawet (DHW) een vergunning nodig. Voor de verkoop van zwakalcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse, zoals in supermarkten, is geen vergunning vereist.

De DHW regelt de verstrekking van alcoholhoudende drank vanuit een sociaal hygiënische en sociaal-economische optiek. In de wet zijn eisen ten aanzien van de ondernemer en leidinggevenden opgenomen. De wet biedt op dit punt geen enkele beleidsvrijheid. Als de ondernemer en de leidinggevenden voldoen aan de in de wet gestelde eisen, die betrekking hebben op vakbekwaamheid, betrouwbaarheid en de inrichting van het pand, dan moet de drank- en horecavergunning verleend worden (tenzij de Wet Bibob van toepassing is, zie paragraaf 3.2).

De DHW biedt de gemeenteraad wel de mogelijkheid de landelijke regels op enkele punten bij verordening aan te vullen. Gemeenten mogen zich alleen met plaatselijk beleid bezig houden binnen de gestelde randvoorwaarden. Hiervan is door onze gemeente ook gebruik gemaakt. In de drank- en horecaverordening is opgenomen dat het niet toegestaan is alcohol voor gebruik ter plaatse te verkopen in snackbars en schoolkantines. Deze beperking past binnen de randvoorwaarden van de Drank- en Horecawet.

Nieuw beleid

Op 1 januari 2013 is de gewijzigde Drank- en Horecawet in werking getreden. De gewijzigde wet heeft twee doelen: het terugdringen van alcoholgebruik onder met name jongeren om gezondheidsschade en verstoring van de openbare orde te voorkomen en het terugdringen van de administratieve lasten voor ondernemers en vrijwilligers.

Hieronder wordt puntsgewijs aangegeven om welke wijzigingen het gaat:

1. Burgemeester bevoegd gezag

De burgemeester is, ter vervanging van het college, nu belast met de uitvoering van de DHW. De bevoegdheden die voortvloeien uit de wet passen goed bij de bestaande verantwoordelijkheid van de burgemeester voor openbare orde en veiligheid. Op grond van artikel 174 van de Gemeentewet is de burgemeester immers al belast met “het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven”.

2. Decentralisatie toezicht

Het toezicht op de DHW is verscherpt. Jongeren onder de zestien jaar konden te gemakkelijk aan drank komen. Daarom is besloten het toezicht op de DHW te decentraliseren van het Rijk (Voedsel en Warenautoriteit) naar de gemeenten. Het uitgangspunt hierachter is dat gemeenten het toezicht efficiënter in kunnen zetten en vaker en meer gericht toezicht kunnen uitoefenen. Om toezicht te kunnen houden, zullen gemeenten nieuwe gemeentelijke toezichthouders moeten aanstellen.

3. Wijziging sanctiebeleid voor detailhandel

De nieuwe DHW geeft de burgemeester een extra sanctiemogelijkheid om regelnaleving te bevorderen ten aanzien van de verstrekking van alcohol aan jongeren onder de 16 jaar, te weten: ‘three strikes out’. Niet DHW-vergunningplichtige detailhandelaren die alcohol verkopen, zoals supermarkten, warenhuizen, snackbars kunnen worden gesanctioneerd als ze in een periode van twaalf maanden drie keer dezelfde regel (artikel 20 DHW) overtreden. Met deze sanctie kan de burgemeester een ondernemer het recht om alcohol te verkopen tijdelijk ontnemen, minimaal voor één week en maximaal voor twaalf weken. De gemeente kan dit afdwingen door middel van bestuursdwang.

4. Regels ten aanzien van paracommerciële instellingen

De gemeenteraad is verplicht voor 1 januari 2014 een verordening over paracommercie vast te stellen. Paracommercie wil zeggen dat stichtingen en verenigingen naast hun hoofdactiviteit om horecadiensten aanbieden aan het publiek. Paracommercie is niet per definitie oneerlijke concurrentie. Het criterium is: wanneer de horeca-activiteiten plaatsvinden anders dan in het kader van het ondersteunen van de hoofdactiviteit, kan er sprake zijn van oneerlijke concurrentie. In de praktijk worden die horeca-activiteiten onder ongelijke voorwaarden met de reguliere horeca ontplooid. Hierbij wordt gebruik gemaakt van subsidie, fiscale vrijstellingen en/ of het werken met vrijwilligers.

In de nieuwe verordening over paracommercie moet in ieder geval geregeld worden wanneer een paracommerciële instelling alcoholhoudende drank mag verstrekken, of en onder welke omstandigheden bijeenkomsten van persoonlijke aard gehouden mogen worden en of en onder welke omstandigheden activiteiten in de horeca-inrichting zich mogen richten op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de vereniging/ stichting zijn betrokken. Deze regels mogen naar de aard van de paracommerciële instelling verschillend zijn. Dit betekent dat voor sportverenigingen andere regels kunnen worden opgelegd dan voor musea. De burgemeester kan, met het oog op bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard, voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen ontheffing verlenen van de in de verordening gestelde regels. Bij de verlening van de ontheffing moeten wel de belangen van de reguliere horeca worden meegewogen. Het gaat namelijk om beslissingen over het wel of niet verlenen van ontheffing van paracommerciële beperkingen.

In juli 2012 hebben de sportverenigingen, horeca en de gemeente om de tafel gezeten. De gewijzigde Drank- en Horecawet is besproken als ook de komende verplichte verordening over paracommercie. Met de sportverenigingen en horeca is afgesproken dat zij gezamenlijk met een conceptvoorstel komen hoe zij de verordening ingevuld willen hebben. Daarbij komen ook het houden van verjaardagen, feesten, e.d. bij de sportverenigingen aan de orde.

Hun input wordt meegenomen. Vervolgens wordt beoordeeld of het voorstel uitvoerbaar is en of past binnen de kaders van de DHW. Uiteindelijk bepaalt de raad de definitieve inhoud en wordt de verordening door de raad vastgesteld.

Personeelsfeesten sporthal

De gemeente heeft meerdere keren het verzoek van enkele grote bedrijven in de gemeente gekregen om personeelsfeesten toe te staan in de sporthallen van Spakenburg en IJsselmeervogels. Deze bedrijven kunnen niet terecht bij lokale horecagelegenheden vanwege de grootte van de groep.

Het oude artikel 4 van de DHW schreef voor dat bij oneerlijke concurrentie rekening gehouden moest worden met de lokale én regionale omstandigheden. Het nieuwe artikel 4 schrijft alleen voor dat er een verordening moet komen ter voorkoming van oneerlijke concurrentie. Er moet dus sprake zijn van oneerlijke concurrentie of een kans hierop. Het artikel geeft niet meer aan hoe de gemeente dit moet beoordelen en welke omstandigheden daarbij moeten worden meegewogen. De DHW is hierin versoepeld.

Als gekeken wordt naar de beschikbare faciliteiten in de gemeente, dan kan geconcludeerd worden dat personeelsfeesten van grote bedrijven met meer dan 300 personen niet bij de lokale horeca terecht kunnen. In de grootste horecagelegenheid in onze gemeente kunnen ongeveer 300 personen terecht. In de sporthal van IJsselmeervogels en Spakenburg kunnen meer dan 300 personen terecht. Dit betekent dat de voetbalverenigingen feitelijk niet kunnen concurreren met de reguliere horeca, omdat de reguliere horeca niet de faciliteit en capaciteit heeft om een dergelijk grote groep gasten te accommoderen. Personeelsfeesten vanaf een bepaalde grootte worden toegestaan in de sporthal van IJsselmeervogels en Spakenburg. Daarbij wordt wel gesteld dat er sprake moet zijn van minimaal 300 personen, geen andere horecavoorziening in de gemeente beschikbaar is en sprake moet zijn van een externe cateraar zodat de drank- en horecavergunning niet wordt benut.

Niet alleen sportverenigingen zijn paracommerciële instellingen, maar ook instellingen met een sociaal-culturele, educatieve, sportieve of godsdienstige aard. In de nieuw vast te stellen verordening over paracommercie worden ook bepalingen opgenomen met betrekking tot alle paracommerciële instellingen (dus ook voor musea, kerken, etc.). De voorschriften in de tot nu toe verleende drank- en horecavergunningen vervallen zodra de nieuwe verordening in werking treedt.

5. Verordenende bevoegdheden

Zoals al is aangegeven heeft onze gemeente een drank- en horecaverordening vastgesteld binnen de randvoorwaarden van de wet. De nieuwe DHW biedt gemeenten extra bevoegdheden om eigen aanvullend alcoholbeleid te ontwikkelen. De gedachte hierachter is dat sommige maatregelen het beste op lokaal niveau ingevuld kunnen worden. Op die manier kunnen problemen worden aangepakt op een wijze die aansluit bij de lokale behoeften en past bij de plaatselijke gewoonten. De belangrijkste onderwerpen die de gemeenteraad bij verordening kan regelen zijn:

  • -

    happy hours: gemeenten krijgen de mogelijkheid om prijsacties in de vorm van happy hours of stuntprijzen in een verordening aan banden te leggen. Vanaf het begin van het convenant veilig uitgaan is al opgenomen dat happy hours niet toegestaan zijn. De draagvlak onder de horecaondernemers is er. Dit zal nu geformaliseerd worden in een verordening.

  • -

    toegangsleeftijden koppelen aan (sluitings)tijden horeca: de raad krijgt de bevoegdheid om leeftijden te koppelen aan de openingstijden van een horecabedrijf. De toegangsleeftijd kan ook gekoppeld worden aan een bepaald tijdblok. Het doel van deze bevoegdheid is jongeren vroeger op stap te krijgen, waardoor het indrinken wordt tegengegaan. De gemeenten hebben verschillende opties. Zij kunnen in een verordening vastleggen:

    • -

      dat na tijdstip x alleen horecalokaliteiten en terrassen open mogen zijn voor een vaste toegangsleeftijd van y jaar, maar ook;

    • -

      dat na tijdstip x geen jongeren meer mogen worden toegelaten die jonger zijn dan y jaar.

Enkele horecazaken in onze gemeente hanteren zelf al een toelatingsbeleid waarbij jongeren onder de 18 jaar niet toegelaten worden. Tussen het toelatingsbeleid dat de horeca zelf voert en de bevoegdheid van de raad zit verschil. Als een jongere onder de 18 jaar nu een horecazaak binnen gaat waar een toelatingsbeleid geldt van 18 jaar en ouder, dan is de horecaondernemer niet strafbaar. Met de nieuwe bevoegdheid kan de gemeenteraad de horeca dwingend opleggen dat jongeren onder de 18 jaar bepaalde horecazaken niet meer binnen komen. Als dan geconstateerd wordt dat er wel jongeren onder de 18 jaar binnen zijn, dan is de horecaondernemer wel strafbaar.

De raad kan gebruik maken van deze bevoegdheid, maar is dat niet verplicht. De omliggende gemeenten Baarn, Amersfoort, Soest en Eemnes maken geen gebruik van deze nieuwe bevoegdheid. In bijlage 2 is dit inzichtelijk gemaakt. Er zijn meerdere argumenten om geen gebruik te maken van deze bevoegdheid:

  • -

    het doel (minder indrinken) is niet aangetoond;

  • -

    als jongeren korter in een café of discotheek verblijven, wordt het overmatig alcoholgebruik niet op voorhand tegen gehouden. Met de maatregel voorkom je niet dat jongeren ergens anders meer gaan drinken (thuis, bij vrienden);

  • -

    deze maatregel werkt alleen als alle horecagelegenheden in de regio meewerken aan de verkorte openingstijd voor jongeren. Anders ontstaat alcoholtoerisme;

  • -

    het is mogelijk om te verbieden dat jongeren onder de 18 jaar in bepaalde horecagelegenheden niet toegestaan zijn. De vraag is dan waar de jongeren onder de 18 jaar naartoe gaan en in hoeverre overlast te verwachten is;

  • -

    extra regelgeving voor horeca. Gevolg is lastenverzwaring: de koppeling van toegangsleeftijd aan een tijdsblok betekent voor horecaondernemers dat zij vanaf een bepaald tijdstip moeten werken met portiers om de leeftijd van binnenkomende bezoekers vast te stellen;

  • -

    alleen deze maatregel invoeren om jongeren eerder op stap te laten gaan is niet voldoende. Dit moet in een groter geheel van maatregelen gezien worden;

  • -

    veel toezicht en handhavingsinspanning door de gemeente;

  • -

    het wordt dwingend opgelegd aan de horecaondernemers.

Er zijn ook enkele argumenten om wel gebruik te maken van deze bevoegdheid:

  • -

    door gebruik te maken van de bevoegdheid zullen jongeren op een uitgaansavond minder tijd doorbrengen in de horeca en minder alcohol drinken, zo is de verwachting;

  • -

    sluit aan bij de doelstellingen uit de nota lokaal gezondheidsbeleid en de nota jeugdbeleid;

  • -

    gemeente geeft signaal af om jongeren vroeger op stap te laten gaan.

Gezien bovenstaande argumenten wordt de openingstijd van horecabedrijven niet gekoppeld aan leeftijden.

6. Jongeren die alcohol bezitten strafbaar stellen

De DHW verbiedt jongeren onder de 16 jaar om alcoholhoudende drank bij zich te hebben of voor consumptie gereed te hebben op voor publiek toegankelijke plaatsen. Onder publiek toegankelijke plaatsen wordt verstaan: de openbare weg, stationshallen, overdekte winkelcentra, plantsoenen, portieken, stadions, postkantoren, gemeentehuizen, parkeergarages, horecabedrijven. Dit verbod geldt niet thuis, in supermarkten of slijterijen.

Enerzijds betreft dit een ordemaatregel, waarmee overlastgevende jongeren op straat kunnen worden aangepakt. Anderzijds gaat het om een beschermingsmaatregel, waarmee het alcoholmisbruik onder jongeren wordt tegengegaan.

7. Vereenvoudiging

Het vergunningstelsel wordt zodanig aangepast dat er minder frequent een nieuwe vergunning aangevraagd hoeft te worden. De vergunning komt op naam van het bedrijf of de ondernemer. Voor nieuwe leidinggevenden komt er een meldingsplicht. Ook komt er een landelijk digitaal systeem voor deze melding. Bepaalde niet operationele leidinggevenden hoeven geen Verklaring Sociale Hygiëne meer te hebben.

De regelgeving rond alcoholverstrekking tijdens evenementen is versoepeld. De burgemeester heeft de bevoegdheid om een ontheffing te verlenen om bij evenementen zwakalcoholhoudende dranken te verstrekken. Onder de oude wetgeving moesten de leidinggevenden op de ontheffing in het bezit zijn van een verklaring Sociale Hygiëne. Het gewijzigde artikel 35 stelt deze eis niet meer. Ook wordt niet meer geëist dat hij of zij niet onder curatele staat, dan wel uit het ouderlijk gezag of voogdij is gezet.

Voor burgers die een kleinschalig evenement of buurtfeest organiseren is het een voordeel dat de eis van de verklaring Sociale Hygiëne niet meer geldt. Een ontheffing kan onder nadere voorschriften of beperkingen worden verleend. De burgemeester kan dus nog steeds als beperking toevoegen dat de leidinggevende in het bezit moet zijn van een verklaring Sociale Hygiëne.

De nieuwe DHW maakt het ook mogelijk om eenmalig een ontheffing te verlenen voor jaarlijks terugkerende evenementen. Nu moet elk jaar opnieuw een ontheffing aangevraagd worden. Vereisten zijn dat het moet gaan om een jaarlijks terugkerend identiek evenement en dezelfde persoon moet de leiding hebben over de alcoholverstrekking. Het voordeel van deze verandering is dat het leidt tot een lastenvermindering. De ontheffing kan voor onbepaalde tijd verleend worden, maar er kan ook gekozen worden om de ontheffing voor een x-aantal jaren te verlenen.

8. Proeverijen in slijterij

Door de nieuwe DHW is het voortaan mogelijk dat een klant in een slijterij een alcoholhoudende drank kan proeven in het kader van een aankoopbeslissing. Onder de oude wetgeving was dit niet toegestaan. Deze belemmering is weggenomen vanuit het oogpunt van vermindering van ervaren regeldruk.

9. Burgemeester bevoegd om vergunning te schorsen

Het college kon op grond van de vorige Drank- en Horecawet op diverse gronden de drank- en horecavergunning intrekken. De praktijk heeft volgens de wetgever geleerd dat dit in concrete situaties vaak een te zwaar middel wordt gevonden. De maatregel wordt in de praktijk niet veel gebruikt.

Er is daarom besloten het mogelijk te maken om een horecabedrijf op grond van de DHW tijdelijk te sluiten door de vergunning voor een bepaalde periode te schorsen. Deze mogelijkheid bestaat alleen als daarnaast ook de intrekking van de vergunning tot de mogelijkheden zou kunnen behoren. Op lokaal niveau kan dan worden afgewogen of schorsing, dan wel intrekking de beste optie is. De burgemeester bepaalt de lengte van de schorsingsperiode aan de hand van de ernst van de overtreding. De schorsing door de burgemeester mag ten hoogste twaalf weken duren. De verwachting is dat de introductie van het instrument schorsing zal leiden tot een flexibeler inzet van sancties en derhalve tot een betere handhaving van de Drank- en Horecawet.

Minimumleeftijd alcohol naar 18 jaar

De Eerste Kamer heeft in juni 2013 ingestemd om de minimumleeftijd voor verstrekking van zwakalcoholhoudende drank te verhogen van 16 jaar naar 18 jaar. Dit zal uiterlijk 1 januari 2014 in gaan.

Implementatie gewijzigde DHW

De implementatie van de gewijzigde DHW vindt voor een belangrijk deel plaats door het vaststellen van de verplichte verordening over paracommercie, het inrichten van de toezicht- en handhavingstaken en het desgewenst vaststellen van aanvullende verordeningen.

In het districtscollege, waarin de burgemeesters van de verschillende gemeenten zijn vertegenwoordigd, is afgesproken om de invoering van de gewijzigde Drank- en Horecawet zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. Reden is ondermeer dat afstemming belangrijk is. Als onze gemeente bijvoorbeeld een sluitingstijd van 02.00 uur hanteert en Amersfoort hanteert vrije sluitingstijden, dan heeft dat consequenties. Vandaar dat is afgesproken gezamenlijk op te trekken en één en ander zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen.

Actiepunten:

1. Verordening paracommercie vaststellen 4e kw. 2013

3.2 Wet Bibob

Bestaand beleid

De Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet Bibob) is per 1 juni 2003 inwerking getreden. Deze wet geeft het gemeentebestuur bestuurlijke instrumenten waarmee kan worden voorkomen dat door het verlenen van onder andere vergunningen de gemeente ongewild criminele activiteiten faciliteert, zoals het witwassen van drugsgelden, omkoping of valsheid in geschrifte.

Bij iedere nieuwe aanvraag voor een exploitatievergunning vindt een Bibob-toetsing plaats. Dit gebeurt in eerste instantie aan de hand van een door de aanvrager in te vullen Bibob-vragenlijst. Met deze informatie ontstaat meer zicht op de persoon achter de aanvraag, de zakelijke en financiële omgeving en de bedrijfsstructuur. De gemeente kan op basis van deze informatie zelf onderzoek doen. Wanneer dat onvoldoende informatie oplevert, kan een advies worden aangevraagd bij het Landelijk Bureau Bibob van het ministerie van Justitie. Dit kan uiteindelijk leiden tot de weigering om een aangevraagde drank- en horecavergunning te verlenen of een intrekking van een verleende vergunning.

Door het college is een notitie vastgesteld die er kortweg gezegd op neerkomt dat we van deze wet gebruik zullen maken op het moment dat vermoedens bestaan dat horecazaken voor criminele activiteiten worden gebruikt. Tot nu toe heeft onze gemeente één keer het Landelijk Bureau Bibob ingeschakeld. Uiteindelijk bleek dat er onvoldoende gegevens waren om te kunnen concluderen dat sprake was van criminele activiteiten.

Nieuw beleid

Onze gemeente is sinds kort aangesloten bij het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Midden Nederland (RIEC MN). Deze centra zijn over het hele land ingericht en bedoeld om gemeenten te helpen om actief de georganiseerde criminaliteit bestuurlijk aan te pakken. Belangrijk onderdeel van het RIEC MN is het expertisecentrum Bibob. Als gemeente kun je een beroep doen op de hier aanwezige kennis over beleidsvoorbereiding en concrete advisering. Het RIEC MN begeleidt gemeenten bij het indienen van een Bibob aanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob.

Het RIEC MN is een samenwerkingsverband dat informatie-uitwisseling en samenwerking faciliteert tussen gemeenten, politie, Openbaar Ministerie, Belastingdienst en Bijzondere Opsporingsdiensten. Het doel van het RIEC MN is voorkomen dat de overheid criminelen faciliteert en dat er een vermenging ontstaat tussen de boven- en de onderwereld. Het gaat hierbij veelal om het bestrijden van de onzichtbare criminaliteit, die plaatsvindt binnen de mensenhandel, hennepteelt, vastgoedfraude, witwassen en financieel-economische criminaliteit. Op verzoek van een burgemeester of convenantpartner kan het RIEC MN alle beschikbare informatie verzamelen over personen en locaties waarvan een vermoeden is dat daar criminele activiteiten plaatsvinden. Samen met de convenantpartners wordt deze gebundelde informatie door het RIEC MN voorzien van een advies over de aanpak van het probleem en wie daarin een leidende rol moet krijgen.

3.3 Wet op de Kansspelen

Bestaand beleid

Om de burger te beschermen en het gokken aan banden te leggen zijn in de Wet op de Kansspelen regels opgenomen over allerlei vormen van kansspelen. Het Rijk en de gemeente delen samen de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de wet. Het Rijk regelt de randvoorwaarden voor beheersbaar gokken, zoals de afgifte van exploitatievergunningen (voor exploitanten van speelautomaten, de toelating van typen speelautomaten, de technische eisen en het aangeven van de soort locaties waar kansspelautomaten mogen staan). De gemeente bepaalt het uitvoeringsbeleid met betrekking tot de plaatsing van speelautomaten, zij het dat de wet daaraan beperkingen stelt.

De Wet op de Kansspelen maakt onderscheid tussen twee typen speelautomaten: de kansspelautomaten die geld uitkeren en behendigheidsautomaten die geen geld uitkeren, maar vrije spelen en/ of tijdverlenging als beloning toekennen. De speelautomaten kunnen geplaatst zijn in speelautomatenhallen of in een horecazaak.

In zogenaamde hoogdrempelige horeca-inrichtingen (café of restaurant) mogen maximaal twee kansspelautomaten worden opgesteld. Gemeenten hebben hierin geen beleidsvrijheid. In laagdrempelige horeca-inrichtingen (cafetaria’s, sportkantines, e.d.) mogen uitsluitend behendigheidsautomaten worden geplaatst. Gemeenten mochten in het verleden zelf bepalen hoeveel behendigheidsautomaten per horecazaak werden toegestaan. In onze APV was geregeld dat men één behendigheidsautomaat mocht plaatsen. Per 1 juli 2010 is de vergunningplicht voor behendigheidsautomaten in de Wet op de Kansspelen vervallen. Een vergunning draagt namelijk niet bij aan het hoofddoel: het tegengaan van gokverslaving. Nu de vergunningplicht in de Wet op de Kansspelen is vervallen, is ook de APV op dit punt gewijzigd. Men heeft dus geen aanwezigheidsvergunning meer nodig voor het plaatsen van behendigheidsautomaten, maar er is nog wel een geldige exploitatievergunning nodig én de behendigheidsautomaat moet goedgekeurd zijn door het Ministerie van Justitie. Deze wijziging betekent een lastenvermindering voor horecaondernemers.

In de gemeente worden geen speelautomatenhallen toegestaan. Deze mogelijkheid is in onze APV niet opgenomen.

3.4 Bouwbesluit (brandveiligheid)

Bestaand beleid

Op 1 april 2012 is het Bouwbesluit 2012 in werking getreden. Vanaf die datum zijn de voorschriften voor brandveilig gebruik van bouwwerk, die eerst in het Gebruiksbesluit stonden, opgenomen in dit landelijke besluit. Voor alle bouwwerken in Nederland gelden dan ook dezelfde regels omtrent het brandveilig gebruik. De voorschriften richten zich onder andere op aankleding en inrichting van ruimten, deuren in vluchtroutes, opstelling van inventaris, gevaar voor letsel, e.d.

Door de gemeente worden bij nieuwbouw of verbouw van bedrijfspanden en dus ook horecabedrijven bouwplannen op brandveiligheid getoetst aan het Bouwbesluit 2012 en de bouwverordening. Horecaondernemers moeten, op basis van het Bouwbesluit, een gebruiksmelding doen als er in het pand meer dan 50 personen tegelijk verblijven. Als er meer dan vijftig personen tegelijkertijd aanwezig zijn, kunnen burgemeester en wethouders aanvullende voorschriften verbinden aan het gebruik van het gebouw. Controle van de gebruiksmeldingen wordt door de Veiligheidsregio Utrecht (VRU) gedaan. Afhankelijk van de risicoklasse waarin het betreffende pand is ingedeeld vindt die controle eenmaal per jaar, eenmaal per twee jaar of eenmaal per vijf jaar plaats.

3.5 Activiteitenbesluit (milieu)

Bestaand beleid

Per 1 januari 2008 is het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen vervangen door het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim) ,beter bekend als het Activiteitenbesluit. Er zijn in onze gemeente geen horecabedrijven meer met een aparte milieuvergunning. Voor alle horecabedrijven gelden dezelfde milieuvoorschriften.

Het Besluit bevat regels over alle milieuaspecten die voor horecabedrijven relevant zijn, waaronder voorschriften over de opslag en verwijdering van afval en voorschriften over afvalwater en vetafscheiders. Belangrijke voorschriften zijn die over het geluid dat mag worden geproduceerd.

De gemeente heeft de mogelijkheid om de standaardmilieuregels uit het Besluit voor een individueel horecabedrijf op maat aan te passen. Dit kan via het stellen van een maatwerkvoorschrift. Voorschriften kunnen daarmee zowel worden aangescherpt als verruimd. Het opleggen van maatwerkvoorschriften is alleen bedoeld voor uitzonderlijke situaties.

Omdat onze gemeente ten aanzien van milieuregels actueel is, hoeft (vooralsnog) geen nieuw beleid ontwikkeld te worden.

3.6 Tabakswet

Bestaand beleid

Sinds 1 juli 2008 mag er niet meer worden gerookt in de horeca, omdat horecapersoneel recht heeft op een rookvrije werkplek. Eigenaren van kleine eenmanszaken hadden hier vooral last van, omdat zij geen aparte rookruimte in konden richten. Daarom geldt er sinds 2010 een uitzondering voor kleine cafés zonder personeel. Alle overige horecagelegenheden, zoals restaurants, cafés met personeel en discotheken, vallen niet onder de versoepelde regelgeving.

Nieuw beleid

De Tweede Kamer heeft in februari 2013 ingestemd met een algeheel rookverbod in de horeca. Dat betekent dat niet langer in eenmanszaken gerookt mag worden.

De Voedsel en Warenautoriteit handhaaft het rookverbod.

Hoofdstuk 4 Horecabeleid: lokaal beleid

Naast landelijke wetgeving wordt een aantal onderwerpen op het terrein van de horeca lokaal ingevuld. Er is lokale beleidsvrijheid met betrekking tot horecabepalingen in de APV, op het terrein van veiligheid, evenementen, het ruimtelijk beleid en het vestigingsbeleid. Per onderwerp zullen deze in dit hoofdstuk behandeld worden.

4.1 Convenant Veilig Uitgaan

Bestaand beleid

Onze gemeente kent al sinds 2002 een zogenaamd convenant veilig uitgaan. De deelnemende partners zijn de politie, horecaondernemers, Openbaar Ministerie, buurtbewoners, brandweer en de gemeente. Vertegenwoordigers van de convenantpartners komen eens in de drie maanden bij elkaar in de zogeheten Kwaliteitskring Veilig Uitgaan. Deze Kwaliteitskring is belast met de uitvoering van het convenant.

In het convenant zijn over talrijke onderwerpen afspraken gemaakt. Enkelen hiervan zijn het alcoholmatigingsbeleid, toegangsbeleid, drugsbeleid, veiligheid in en rondom de horecabedrijven, inzet horecakoppel, etc. Het convenant wordt tweejaarlijks geëvalueerd. Zonder uitzondering zijn alle convenantpartners uitermate tevreden over de mate van samenwerking. Alle convenantpartners hebben hetzelfde doel: een veilig uitgaansleven.

Het convenant is op 24 januari 2011 opnieuw ondertekend. In tegenstelling tot vorige keren is er aan het nieuwe convenant niet zo heel veel veranderd. In de afgelopen jaren zijn namelijk verschillende zaken gerealiseerd, zoals camerabewaking, extra verlichting, urilift, fietsenstallingen, e.d. Het gaat dan met name over de materiële zaken, die we in ons uitgaanscentrum inmiddels goed op de rit hebben.

Nieuw beleid

Een nieuwe zaak is het invoeren van de collectieve horecaontzegging (CHO). Dit houdt in dat iemand die geweld, overlast of een ander delict in de horeca pleegt, een ontzegging voor alle aangesloten horecagelegenheden kan krijgen voor een bepaalde tijd. De duur van de ontzegging is afhankelijk van de zwaarte van het delict. Een CHO kan daarom een middel zijn om overlast, zoals hinderlijk of aanstootgevend gedrag, of geweld in horecagelegenheden te voorkomen.

De CHO is eerst en vooral een middel dat horecaondernemers kunnen inzetten om de veiligheid in het uitgaansgebied te vergroten. Het is ook een privaatrechtelijk instrument. Met de CHO hebben zij een middel in handen om actief en gezamenlijk publiek dat strafbare feiten begaat uit hun horecazaak te weren. De aanpak wordt ondersteund door politie en het Openbaar Ministerie.

De gemeente initieert, is partner van het Convenant Veilig Uitgaan en voert de regie op het samenwerkingsverband met de partners. In die rol faciliteert en ondersteunt de gemeente de uitvoering van de collectieve horecaontzegging.

Het convenant veilig uitgaan wordt vernieuwd. In het huidige convenant staan nog bepalingen die door deze horecanota en door de nieuwe DHW niet langer van toepassing zijn. Het convenant wordt aangepast aan deze horecanota.

Actiepunten:

  • 2.

    Onderhouden camera’s en verlichting in de Hoekstraat Doorlopend

  • 3.

    Collectieve horecaontzegging invoeren 4e kwt. 2013

  • 4.

    Nieuw convenant veilig uitgaan 4e kwt. 2014

4.2 Exploitatievergunning

Bestaand beleid

Een horecabedrijf mag alleen geëxploiteerd worden als de burgemeester een exploitatievergunning verleend heeft. Deze vergunning wordt op grond van de APV verleend. In de exploitatievergunning wordt de aard van de horeca geregeld, de sluitingstijd en worden voorschriften gesteld om overlast te voorkomen. Vooraf wordt getoetst of de exploitatie van een horecabedrijf zich al dan niet verdraagt met het woon- en leefklimaat en de openbare orde. Daarbij is van belang in welke mate van het bedrijf zelf overlast te duchten is, maar ook in welke mate de komst van het bedrijf de leefbaarheid en het karakter van de buurt zal aantasten.

Het is mogelijk om een exploitatievergunning te weigeren indien het woon- en leefklimaat in de betrokken straat of buurt door de vestiging van een nieuw horecabedrijf zou worden aangetast. Ook kan een exploitatievergunning geweigerd worden als de vestiging of de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan. Deze weigeringsgrond is opgenomen in de APV.

Tot 2009 heeft de gemeente geen gebruik gemaakt van het stelsel van de exploitatievergunning. De reden hiervan is hoofdzakelijk gelegen in het feit dat het instrument ‘bestemmingsplan’ afdoende werd geacht. Gezien nieuwe vormen van horeca en het feit dat een bestemmingsplan alleen hoofdlijnen kan regelen (bestemmingsplan maakt alleen onderscheid in de volgende drie vormen van horeca: ondergeschikte horeca, horeca die voor de omgeving past in de directe nabijheid van niet-horecafuncties en horeca die voor de omgeving niet past in de directe nabijheid van niet-horecafuncties) is in 2009 gekozen om de exploitatievergunning in te voeren.

Het exploitatievergunningenstelsel biedt meer mogelijkheden en kan veel gedetailleerder regelen wat voor horeca is toegestaan, zoals een restaurant, café, discotheek. De exploitatievergunning wordt voor onbepaalde tijd verleend wat een lastenvermindering betekent voor horecaondernemers.

Terrassen

In de exploitatievergunning is ook de terrasvergunning opgenomen. Sinds de invoering van deze nieuwe vergunning is dit één geheel geworden. In de vergunning wordt de sluitingstijd voor terrassen geregeld, voorschriften gesteld aan het uiterlijk aanzien van het terras en voorschriften om te voorkomen dat terrassen overlast veroorzaken. Met de exploitatievergunning wordt ook een terrastekening meegestuurd waarop de grenzen van het terras aangegeven staan. Volgens deze tekening moeten de horecaondernemers hun terras plaatsen. De BOA’s handhaven hierop. Het handhaven zou vergemakkelijkt kunnen worden als voor de BOA’s direct te zien is of een terras ruimer uitgezet is dan toegestaan. Een voorbeeld uit een andere gemeente is het plaatsen van metalen pinnen in de grond. Hiermee wordt de grens van het terras aangegeven en kan gelijk gezien worden of het terras goed staat. Dit zou ook een mogelijkheid voor onze gemeente kunnen zijn. Dit zal worden uitgezocht.

In 2009 is de Terrassennota vastgesteld waarin de sluitingstijd van het terras, het uiterlijk aanzien van terrassen en overlastbeperkingen zijn benoemd. Dit beleid is vertaald naar de exploitatievergunning. Nu terrassen zijn opgenomen in de exploitatievergunning wordt er geen nieuwe Terrassennota meer gemaakt. De bepalingen in de exploitatievergunningen volstaan nog. Het beleid wordt voortaan meegenomen in de horecanota.

De exploitatievergunning wordt verleend in combinatie met de drank- en horecavergunning.

Sommige zaken hebben geen drank- en horecavergunning, maar wel een terras. Zij hebben nog een aparte terrasvergunning. Deze vergunning wordt, net als de exploitatievergunning, voor onbepaalde tijd verleend.

Nieuw beleid

Koninklijke Horeca Nederland heeft namens de horecaondernemers onderwerpen aangedragen voor de horecanota. Eén van de onderwerpen is het verzoek om de sluitingstijden van de horeca op vrijdag en zaterdag te verruimen naar 03.00 uur, waarbij het tijdstip van 00.30 waarop het uitgaanspubliek in de horecazaak moet zijn, gehandhaafd blijft. Het gaat hier om de horecazaken die aangesloten zijn bij het convenant Veilig Uitgaan.

In 2002 is de sluitingstijd verruimd naar 02.00 uur, waarbij na 00.30 uur geen bezoekers meer in de horecagelegenheden toegelaten mochten worden. De situatie destijds was dat grote groepen jongeren zich op de openbare weg bevonden rond de sluitingstijd van 01.00 uur. Dit zorgde voor veel (geluids)overlast. De glijdende sluitingstijden moesten een middel zijn om te voorkomen dat de horecabezoekers gelijktijdig de horecazaken zouden verlaten zodat overlast verminderd werd. Een jaar na de invoering van de glijdende sluitingstijd is er een evaluatie geweest. Daaruit blijkt dat de verruimde sluitingstijd en het politietoezicht een positief effect hebben gehad op de leefbaarheid en veiligheid tijdens uitgaansavonden.

Bij het vaststellen van sluitingstijden voor de horeca is altijd sprake van een spanningsveld. Aan de ene kant spelen de belangen van openbare orde en veiligheid, alcoholmatiging en de bescherming van het woon- en leefklimaat, die in het algemeen zijn gediend bij een (relatief) vroege sluiting. Aan de andere kant de belangen van economische bedrijvigheid en de behoefte aan een bruisend uitgaansleven, waarvoor een vroege sluitingstijd juist een beperking vormt. Belangrijk daarbij is dat de sluitingstijd zodanig vastgesteld wordt dat aan de laatstgenoemde belangen zoveel mogelijk recht wordt gedaan, zonder dat dit op onaanvaardbare wijze ten koste gaat van de eerstgenoemde belangen.

Hieronder worden twee varianten voorgelegd over de sluitingstijd: handhaven van de huidige sluitingstijd of vrije sluitingstijden. Op basis van het advies van de Kwaliteitskring Veilig Uitgaan en het advies van de wijkchef van de politie (pagina 19), kan verruiming van de sluitingstijd naar 03.00 uur vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid geen optie meer zijn. Per variant worden de voors en tegens in beeld gebracht.

Variant 1 Behouden bestaande situatie: toegangstijd 00.30 uur en om 02.00 uur sluiting horecazaak.

Voors:

  • -

    belangen van omwonenden worden sterk gewaarborgd;

  • -

    sluitingstijd van 02.00 uur komt overeen met het standpunt van Stichting Alcoholpreventie (STAP) in het kader van alcoholmatiging. STAP kiest voor een uiterste sluitingstijd van 02.00 uur en staat positief tegenover het werken met glijdende sluitingstijden tot 02.00 uur ter reductie van orde problemen;

  • -

    capaciteit van de politie blijft gelijk.

Tegens:

  • -

    geen verspreid vertrek van de bezoekers, piekdrukte na 02.00 uur op straat

  • -

    alcoholtoerisme naar omliggende gemeenten

Variant 2 Vrije sluitingstijden met een toegangstijd van 00.30 uur

Voors:

  • -

    verspreid vertrek, waardoor bezoekers niet massaal op straat staan

  • -

    meer omzet voor horecaondernemers

  • -

    gunstige werking voor de aantrekkingskracht van de lokale horeca wat ook een positieve werking heeft op het imago van de gemeente;

  • -

    minder kans op alcoholtoerisme naar omliggende gemeente

  • -

    politie kan zich richten op het bestrijden en voorkomen van incidenten (vernielingen die onderweg gepleegd worden) in een bredere omgeving dan alleen uit het uitgaansgebied. Bij een vaste sluitingstijd moet de politie in het uitgaansgebied aanwezig zijn vanwege massaal uitgaanspubliek op straat. Bij vrije sluitingstijden is dit niet meer nodig, waardoor de politie het gebied voor toezicht kan verruimen.

Tegens:

- aantal uren van mogelijke alcoholconsumptie in de horeca wordt verruimd. Gevolg: kans op verstoringen van de openbare neemt toe en een langere duur van verstoring van de openbare orde. Dit is nadelig voor omwonenden;

  • -

    het sluit niet aan bij de doelstellingen van de nota lokaal gezondheidsbeleid (alcoholmatiging onder jongeren. Ieder uur langer open is mogelijkheid tot meer drinken);

  • -

    politie moet langere periode capaciteit leveren.

Advies wijkchef van de politie en Kwaliteitskring Veilig Uitgaan

Over de hiervoor genoemde varianten zijn adviezen uitgebracht door de wijkchef van de politie en de Kwaliteitskring Veilig Uitgaan (KVU). Nog even ter herinnering: in de Kwaliteitskring zitten vertegenwoordigers van horeca, buurtbewoners, politie en VRU en zijn belast met de uitvoering van het convenant veilig uitgaan.

De KVU heeft opgemerkt dat de oprekking van de sluitingstijd in 2002 naar 02.00 uur, met een uiterste toelatingstijd tot 00.30 uur, was bedoeld een gespreid vertrek van de bezoekers van het uitgaanscentrum te bewerkstelligen. Zeker in de eerste jaren is dit goed gelukt, zo geeft de KVU aan.

Inmiddels is een sluitingstijd van 02.00 uur door de realiteit achterhaald, omdat het uitgaansleven veel later op gang komt. Van een gespreid vertrek is allang geen sprake meer. Dit is noodzakelijk om de overlast zoveel mogelijk te beperken. Daarbij is de Openbare Orde & Veiligheid gebaat.

De KVU heeft opgemerkt dat een oprekking naar een tijd van 03.00 uur ook al is achterhaald door de realiteit. Ook dit tijdstip gaat niet zorgen voor een gespreid vertrek van de bezoekers van het uitgaanscentrum. De KVU is van oordeel dat ook een tijd van 03.00 uur ervoor zorgt dat het overgrote deel van de bezoekers van de horeca gelijktijdig op straat komt, omdat bijna iedereen op dat tijdstip de horeca zal verlaten.

Reden voor de KVU ervoor te pleiten de sluitingstijden vrij te geven. Alleen op deze wijze wordt een gespreid vertrek gegarandeerd. Hierbij heeft de KVU wel aangegeven dat hiermee wellicht eerst een proef van één jaar kan worden gedaan.

De KVU heeft ook geadviseerd dat als vrije sluitingstijden geen meerderheid in uw raad zullen halen, zij er dan voorstander van is de sluitingstijd op 02.00 uur te laten. Zoals aangegeven heeft de KVU gesteld dat bij een oprekking van de sluitingstijd naar 03.00 uur ook dan nog -zoals bij de huidige sluitingstijd van 02.00 uur- bezoekers gelijktijdig zullen vertrekken. De KVU zou er dan voor kiezen de tijd op 02.00 uur te houden, omdat dit gunstiger is voor de buurt. Als alle bezoekers gelijktijdig vertrekken heeft de KVU liever dat dit om 02.00 uur gebeurt dan om 03.00 uur.

De wijkchef van de politie heeft in een afzonderlijk advies dit standpunt van de KVU onderschreven. Ook de wijkchef pleit voor vrije sluitingstijden. Dit geeft een veel rustiger veiligheidsbeeld. Er is geen sprake meer van het massaal tegelijkertijd naar huis gaan en bovendien zullen homogene groepen naar huis gaan; de kans op een treffen tussen verschillende groepen neemt dan af. De inzet van de politie krijgt dan een andere vorm. In de huidige situatie, maar ook als verruiming naar 03.00 uur plaatsvindt, is de politie-inzet gericht op het ‘schoonvegen’ van het uitgaanscentrum en daarin de orde bewaren. Bij vrije sluitingstijden is sprake van continu toezicht houden op kleinere groepen mensen die druppelsgewijs vertrekken.

Als niet wordt gekozen voor vrije sluitingstijden is de wijkchef voor handhaving van het sluitingstijdstip van 02.00 uur en dus niet voor oprekking naar 03.00 uur. Dit heeft te maken met politiecapaciteit. In de huidige situatie met een sluitingstijd van 02.00 uur, is de politie-inzet gericht op het aanwezig blijven in het centrum met een hondengeleider (tot omstreeks 02.30 uur). Als de sluitingstijd wordt bepaald op een tijdstip van 03.00 uur is geen hondengeleider aanwezig. Deze wordt conform afspraken in andere gemeenten ingezet. Als dan de inzet van een hondengeleider in het centrum van Bunschoten-Spakenburg nodig is, moet deze uit een andere gemeente komen (indien mogelijk).

Vandaar dat de wijkchef dan zou pleiten voor handhaving van een sluiting van 02.00 uur.

Deze situatie doet zich niet voor bij vrije sluitingstijden omdat dan, zoals de wijkchef heeft aangegeven, een veel rustiger veiligheidsbeeld ontstaat.

Als gekozen wordt om een andere sluitingstijd vast te stellen dan de huidige sluitingstijd, dan worden de exploitatievergunningen van de betreffende horecaondernemers aangepast.

Sluitingstijd eetgelegenheden (restaurants, grandcafés, etc.)

In de loop van de tijd zijn de sluitingstijd van eetgelegenheden van 02.00 uur teruggebracht naar 00.30 uur. Dit gebeurt wanneer sprake is van een nieuwe exploitant. Hiermee wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen cafés en eetgelegenheden. Deze lijn wordt voortgezet. Bij exploitanten van eetgelegenheden die nu nog een sluitingstijd van 02.00 uur hebben, kan bij overlast desnoods zonder nieuwe exploitant de tijd teruggebracht worden naar 00.30 uur.

Actiepunten

  • 5.

    Handhaven huidige terrasbepalingen door BOA’s doorlopend

  • 6.

    Onderzoek metalen pinnen als terrasafscheiding 2e kw. 2014

  • 7.

    Eventueel aanpassen exploitatievergunning 1e kw. 2014

4.3 Evenementenbeleid

Bestaand beleid

In onze gemeente worden jaarlijks veel evenementen georganiseerd, vooral in het centrum. Voor een kleine gemeente is het opvallend hoeveel activiteiten er op dit gebied plaatsvinden. Het houden van evenementen biedt kansen op economisch, cultureel en toeristisch gebied. Een voorbeeld kan illustreren dat het organiseren van evenementen daadwerkelijk kansen biedt: de jaarlijkse Visserijdag is vanuit cultureel oogpunt bij uitstek het voorbeeld waarbij onze gemeente zich op cultureel gebied kan presenteren. De haven, de scheepswerf en de visafslag hebben een enorme uitstraling. Andere bekende evenementen zijn de Spakenburgse Dagen, de Zuidwal, de Bunschoter Boeren- en Beestenboel, de Palingrookwedstrijden, het Standwerkersconcours, etc. Het houden van evenementen is een sterk punt van onze gemeente. De grote stroom bezoekers die op een evenement af komt, betekent ook extra omzet voor de horecaondernemers (en middenstanders).

In het evenementenbeleid is het maximumstelsel vastgelegd. Per kalenderjaar mogen er maximaal 16 evenementen in het centrum gehouden worden, waaronder de derby’s. Aanleiding voor dit maximumstelsel was dat het draagvlak onder inwoners van het centrum, voor wat betreft het aantal evenementen, aan het afnemen was door geluidsoverlast van verschillende evenementen.

Nieuw beleid

Het evenementenbeleid is al een aantal jaren oud. Deze zal geactualiseerd worden. Daarbij wordt ook gekeken naar het maximumstelsel. In het evenementenbeleid is opgenomen dat maximaal 16 evenementen in het centrum gehouden moeten worden. Er wordt zelden geklaagd over geluidsoverlast door evenementen. Het is dan ook de vraag, gezien de positieve aspecten van het houden van evenementen en in het kader van citymarketing, of vastgehouden moet worden aan het maximumstelsel.

Een tweede punt is evenementen op zondag. De gemeente heeft een sterk eigen cultuur en identiteit. Onze gemeenschap kenmerkt zich door een overwegend protestants-christelijk karakter. Tot voor kort is nooit aan de orde geweest dat er evenementen op zondag werden georganiseerd. Nu dit wel het geval is, zal uitgezocht worden of evenementen op zondag wel of niet toegestaan worden en zo ja, waar dit mag plaatsvinden. Dit zal in een verordening op grond van de Zondagswet vastgelegd worden.

Actiepunten

  • 8.

    Actualisatie evenementenbeleid 1e kwt. 2015

  • 9.

    Verordening Zondagswet 4e kwt. 2013

4.4 Nota Geluidbeleid

Op 25 augustus 2009 heeft het college de nota Geluidbeleid gemeente Bunschoten vastgesteld. De nota gaat onder andere over geluid in relatie tot horeca en evenementen.

In onze APV was al geregeld dat het twaalf maal per jaar toegestaan is om de geluidsnormen te overschrijden. Deze mogelijkheid is gecreëerd, omdat het anders onmogelijk zou zijn verschillende evenementen te organiseren. Bij grootschalige evenementen is het namelijk per definitie zo dat de geluidsnormen overschreden worden. Hier ligt ook een link met het evenementenbeleid dat in de vorige paragraaf beschreven is.

Naar aanleiding van de nota Geluidbeleid is in de APV een bepaling opgenomen over geluidshinder bij incidentele festiviteiten. Maximaal zes keer per kalenderjaar per inrichting kan vrijstelling van de geluidsnormen worden verleend. Daarbij geldt wel dat de vrijstelling van de geluidsnorm tot 00.00 uur geldt, ramen en deuren gesloten moeten blijven behoudens het doorlaten van personen en de vrijstelling geldt niet voor het terras.

4.5 Ruimtelijk beleid

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om sturing te geven aan een goede ruimtelijke ordening. Voordat een horecabedrijf ergens kan worden opgericht, wordt getoetst of er een horecabestemming in het bestemmingsplan is opgenomen. Waar er horeca mag komen wordt mede bepaald op grond van het in deze nota neergelegde vestigingsbeleid. Na het planologisch mogelijk maken van horeca kan de gemeente op grond van het bestemmingsplan niet meer sturen op het horecaconcept. In paragraaf 4.2 is al aangegeven dat het exploitatievergunningenstelsel verder gaat dan het bestemmingsplan. In de exploitatievergunning kan wel gedetailleerder geregeld worden wat voor soort horeca is toegestaan.

In 2005/ 2006 is er een Distributieplanologisch onderzoek (DPO) in de gemeente uitgevoerd. Conclusie was dat het horeca-aanbod in de gemeente Bunschoten onder het gemiddelde lag. Vooral het aanbod van restaurants in het hogere marktsegment was klein. Het aanbod in de drankverstrekkende sector was gemiddeld. Dit betekende dat er ruimte was voor maximaal vier extra horecabedrijven (maaltijdverstrekkers).

Op grond van het bovengenoemde onderzoek is in de vorige horecanota een visie op de gewenste horecastructuur in onze gemeente opgenomen die gebruikt wordt bij het verlenen van vrijstellingen. Deze visie houdt in dat uitbreiding van horeca i.c. maaltijdverstrekkers alleen mogelijk is aan de noordkant van het Spuiplein (horecaconcentratiegebied). Met de evaluatie van de horecanota 2008 is ingestemd met uitbreiding van het horecaconcentratiegebied naar het Zeilmakersplein en het Oostpoortplein. Dit is geen uitbreiding van het aantal horecazaken, alleen de plaatsen waar de al vastgelegde uitbreiding mag plaatsvinden, is uitgebreid naar het Zeilmakersplein en De Ziel. Op beide pleinen mag één horecazaak gevestigd worden. Een kaart van het concentratiegebied staat in bijlage 2.

In totaal zijn maximaal 25 horecazaken in het concentratiegebied toegestaan. De uitbreiding betreft maximaal vier horecazaken uit categorie B (inmiddels nog 1). Aan horeca uit categorie A wordt geen limiet gesteld en uitbreiding van horeca in categorie C is niet toegestaan. Onder horeca uit categorie A, B en C wordt het volgende verstaan:

  • A.

    Winkelondersteunende horeca, te weten horeca als ondergeschikte nevenactiviteit, dat deel uitmaakt van winkels of inpandig is gesitueerd in besloten winkels, waarvoor de winkelsluitingstijden worden aangehouden, en die gericht is op het winkelend publiek.

  • B.

    Horeca die voor de omgeving redelijkerwijs past in de directe nabijheid van niet-horecafuncties (woningen en winkels). Hieronder vallen (eet)cafés, restaurants, koffieshops, lunchrooms, brasserieën, cafetaria’s, snackbars en soortgelijke gelegenheden.

  • C.

    Horeca die voor de omgeving niet past in de directe nabijheid van niet-horecafuncties. Hieronder vallen nachtclubs, bardancings en discotheken, al of niet in combinatie met elkaar.

Het beleid heeft over het algemeen goed gewerkt. Het heeft bijgedragen aan het ontstaan van een sterk en recreatief (winkel)plein. Het resultaat is een grote aantrekkingskracht waarbij horeca een belangrijke rol speelt.

Nieuw inzicht

Zoals op de vorige pagina al is aangegeven is naar aanleiding van de uitkomsten van het Distributieplanologisch Onderzoek ruimte gecreëerd voor uitbreiding van vier horecazaken in het horecaconcentratiegebied met een maximum van 25. Als gemeente hebben we dit beleid afgelopen jaren gehanteerd. Waar we in de praktijk tegen aan gaan lopen is dat we aan komende verzoeken voor uitbreiding van horeca in het horecaconcentratiegebied geen medewerking meer kunnen verlenen. Stel dat een ondernemer met een ‘gouden’ formule komt, dan zullen we dit verzoek op grond van het huidig beleid moeten afwijzen.

Dit is geen wenselijke situatie. Daarom wordt het maximumstelsel losgelaten, zodat de markt zijn werking kan doen. Als de markt uitwijst dat er vraag is naar bepaalde horeca, dan kan de gemeente daaraan medewerking verlenen in plaats van te weigeren. Daar komt bij dat in het concentratiegebied een aantal panden leeg staat. Dit heeft een negatieve uitstraling op de openbare ruimte. Nieuwe aanvragen kunnen ook kansen zijn en meerwaarde hebben voor de gemeente.

Door vast te houden aan het maximumstelsel ontstaat er schaarste wat betreft het aantal horecapanden. Dit zorgt voor een sterke horeca, maar kan ook tot gevolg hebben dat panden die al een horecabestemming hebben, verhandeld zullen worden voor prijzen boven marktconform en daarom niet haalbaar zijn voor nieuwe ondernemers. Met het loslaten van het maximumstelsel kan schaarste en prijsopdrijving tegen gegaan worden.

In principe zou uitbreiding onderbouwd moeten worden vanuit het Distributieplanologisch Onderzoek om overaanbod te voorkomen. De verwachting is echter dat als het overgelaten wordt aan marktwerking overaanbod niet waarschijnlijk is.

In de vorige horecanota is vastgelegd dat horeca uit categorie C niet mag uitbreiden. Dit blijft het uitgangspunt. Horeca uit categorie A mocht al uitbreiden en aan horeca uit categorie B wordt niet langer een limiet gesteld.

Horeca buiten het centrum

Tot nu toe is het beleidsuitgangspunt geweest dat horeca geconcentreerd moet zijn in het centrum van de gemeente en meer specifiek in het horecaconcentratiegebied. Deze keuze voor gerichte versterking in het concentratiegebied heeft positief gewerkt, maar heeft ook consequenties. Een goed initiatief van een ondernemer dat zich niet leent voor het concentratiegebied maar wel elders in de gemeente, wordt nu op grond van het huidige beleid niet toegestaan. Dit is niet bevorderlijk. Daarom wordt onder de volgende condities meegewerkt om horeca buiten het centrum toe te staan:

  • 1.

    Het moet gaan om een gebouw dat een bijzondere bestemming heeft en niet de bestemming ‘wonen’ (deels of geheel de bestemming ‘wonen’). Hierbij kan o.a. worden gedacht aan gebouwen die al een bepaalde uitstraling hebben naar de omgeving toe, anders dan woningen. Het gebouw moet zich lenen voor horecadoeleinden.

  • 2.

    Er moet voldaan worden aan de parkeernorm en aan milieukundige aspecten, zoals geluid.

  • 3.

    De woon- en leefsituatie in de omgeving van het gebouw mag niet op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed.

Het horecaconcentratiegebied omvat niet het hele centrum. Zo valt het zuidelijk deel van het Spuiplein niet onder het concentratiegebied. Uitbreiding van horeca buiten het concentratiegebied in het centrum is niet wenselijk. Voor de grens van het centrum wordt het grensgebied van het bestemmingsplan Spakenburg Centrum aangehouden. Als horeca wil uitbreiden in het centrum zal dit moeten gebeuren in het concentratiegebied, zodat het noordelijk deel van het Spuiplein versterkt wordt. Dat is het uitgangspunt geweest bij de vorige nota waar in principe aan vast gehouden wordt.

Een voorbeeld van een pand dat aan deze condities voldoet, is Rules for Health. Inpandig wordt al aan de regelgeving voldaan (drank- en horecavergunning en exploitatievergunning).

Omgevingsvergunning vereist

Met bovenstaand beleid volstaat het huidige bestemmingsplan niet meer. Aan de hand van dit beleid kan een reguliere procedure gevolgd worden voor het afgeven van een omgevingsvergunning. Daarbij wordt ook getoetst of voldaan wordt aan de parkeernorm en milieukundige aspecten.

Commerciële horeca bij sportvoorzieningen

De Duker, de Bickerie en de Kuil kennen al jarenlang een commerciële horeca-exploitant. In eerste instantie richten ze zich op sporters die gebruik maken van de accommodatie en daarnaast is sprake van zelfstandige horeca in de vorm van feesten en partijen. Voor het bedrijfsmatig mogen schenken van alcohol is een drank- en horecavergunning verleend. De Drank- en Horecawet verbiedt deze feesten en partijen niet, omdat geen sprake is van oneerlijke concurrentie met de lokale horeca. Omdat deze horeca-exploitanten commercieel zijn, hebben zij met dezelfde regelgeving te maken als de lokale horeca. Hier is dus geen sprake van paracommercie.

Het probleem is dat de zelfstandige horeca-activiteiten wel op grond van de Drank- en Horecawet zijn toegestaan, maar dat het nooit is vastgelegd in het bestemmingsplan. Het gebruik wordt al jaren toegestaan en het is niet te verwachten dat het gebruik binnen de planperiode wordt beëindigd. Op grond van de geldende bestemmingsplannen (bij de Kuil is dat Wonen West en bij de Duker en de Bickerie Buitengebied 2006) valt het (strijdige) gebruik onder het overgangsrecht. Dit betekent dat er niet handhavend opgetreden kan worden, tenzij het gebruik meer strijdig zou zijn dan onder het overgangsrecht valt.

Op grond van vaste jurisprudentie4 mag het gebruik dat reeds onder het overgangsrecht van het vorige plan viel, in beginsel niet opnieuw onder het overgangsrecht worden gebracht bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan. Dit is alleen toegestaan als uit de onderbouwing blijkt dat het gebruik binnen de planperiode daadwerkelijk zal worden beëindigd, bijvoorbeeld door uitkoop of onteigening. Dat het gebruik binnen de planperiode zal worden beëindigd is niet aannemelijk bij alle drie de zaken.

Dit betekent dat bij het eerstvolgende nieuwe bestemmingsplan Buitengebied en Wonen West er twee opties zijn:

  • 1.

    legaliseren door het positief te bestemmen;

  • 2.

    overgangsrecht continueren door persoonsgebonden overgangsrecht: artikel 3.2.3 Bro bepaalt, kortweg, dat indien blijkt dat het overgangsrecht zoals is opgenomen in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Bro leidt tot onbillijkheid voor een natuurlijk persoon, de gemeenteraad persoonsgebonden overgangsrecht kan opnemen voor die persoonlijke situatie. Hierbij gaat het om gevallen waarin het bestaande gebruik al in het vorige plan onder de beschermende werking van het overgangsrecht viel, maar het positief bestemmen niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en de raad ook geen aanleiding ziet actief over te gaan tot beëindiging van het gebruik door aankoop of onteigening. Dit zal dan wel gemotiveerd moeten worden.

De volgende overwegingen vanuit ruimtelijk oogpunt pleiten ervoor om het gebruik te legaliseren:

  • -

    het gebruik levert geen problemen op in de omgeving. De locaties zijn ingericht om als horecagelegenheid te kunnen functioneren. Inpandig wordt aan de regelgeving (drank- en horecavergunning) voldaan en buiten is veel parkeergelegenheid voor bezoekers. Ook bevinden zich in de directe nabijheid van de Duker en de Bickerie geen woningen. Van eventuele geluidsoverlast van muziek of van vertrekkende bezoekers is hier geen sprake.

  • -

    er is een evenwichtige verdeling met de horeca in het centrum, omdat het om een andere vorm van horeca gaat dan in het centrum. De horeca in het centrum is veelal gericht op drank en maaltijdverstrekkers in de vorm van restaurantfuncties met terrassen voor (groepen) dagtoeristen en uitgaansgelegenheden en niet of veel minder op het houden van besloten feesten en partijen. De centrumhoreca richt zich dan ook op een andere doelgroep. Door dit feit verwachten wij niet dat indien het gebruik geregeld wordt in de bestemmingsplannen dit zal leiden tot ontwrichting en of leegstand van de aanwezige horeca in het centrum.

  • -

    door alleen zelfstandige horeca-activiteiten bij bovengenoemde horecagelegenheden toe te staan, kan precedentwerking worden voorkomen. Hierdoor blijft het aantal zelfstandige horecavestigingen buiten het centrum redelijk beperkt en blijft het beleid over het horecaconcentratiegebied overeind.

Te zijner tijd wordt in de betreffende bestemmingsplannen het gebruik ingepast.

Actiepunt:

  • 10.

    Beoordelen aanvragen uitbreiding horecazaken door het college doorlopend

  • 11.

    Bij de eerstvolgende herziening van het bestemmingsplan Spakenburg-Centrum wordt de wijziging van het aantal horecazaken meegenomen. In de tussentijd worden aanvragen d.m.v. een afwijkingsprocedure van het bestemmingsplan toegekend.

  • 12.

    Het gebruik van de Duker, de Bickerie en de Kuil wordt te zijner tijd in het betreffende bestemmingsplan ingepast.

Hoofdstuk 5 Handhaving

5.1 Algemeen

Handhaving van beleid is in eerste plaats een verantwoordelijkheid van de ondernemer zelf. Hij moet zorgen voor naleving van de aan diverse vergunningen verbonden voorwaarden, de orde in zijn bedrijf en de orde in de directe omgeving daarvan. De praktijk leert dat, ondanks de eigen verantwoordelijkheid van de vergunninghouder, toezicht en handhaving nodig is. Waar het horeca betreft is handhaving nodig op diverse onderdelen, zoals:

5.2 Handhaving Drank- en Horecawet

Sinds de invoering van de nieuwe Drank- en Horecawet is het toezicht en de handhaving ervan naar de gemeente gegaan. Dit wordt ondergebracht bij de twee Buitengewone Opsporingsambtenaren. De eerste BOA heeft hiervoor in 2012 al een opleiding gevolgd. De tweede BOA zal deze opleiding ook gaan volgen.

5.3 Handhaving APV

De exploitatievergunning wordt op grond van de APV verleend. Zoals in paragraaf 4.2 is geschreven wordt in deze vergunning ook de sluitingstijd geregeld. De politie handhaaft op de sluitingstijd. Welke maatregel genomen wordt, staat in het handhavingsarrangement dat aan het Convenant Veilig Uitgaan hangt. Dit hangt er bijvoorbeeld ook vanaf hoe vaak de sluitingstijd door de betreffende ondernemer al is overtreden.

In de exploitatievergunning zijn ook bepalingen opgenomen over het terras. De BOA’s handhaven hierop. Dit gebeurt bijvoorbeeld tijdens evenementen om de doorgang van de brandweer te garanderen. In eerste instantie wordt de betreffende horecaondernemer hierover benaderd. Indien dit niet tot een oplossing leidt, dan zal bestuursrechtelijk worden opgetreden.

5.4 Handhaving Wet Milieubeheer

Toezicht en handhaving op de Wet Milieubeheer wordt door het Servicebureau Gemeenten uitgevoerd. De geluidsvoorschriften worden twee maal per jaar tijdens de zogenaamde horecaronden in de avonduren gecontroleerd door het Servicebureau Gemeenten. Dit gebeurt in opdracht van de gemeente. Dit is vooral van belang omdat een belangrijk deel van de horeca in Bunschoten-Spakenburg in en rondom woonwijken is gelegen. De reguliere controles van horecabedrijven vinden gemiddeld eenmaal in de vijf jaar plaats. Als een overtreding wordt geconstateerd, dan wordt gehandhaafd volgens het handhavingsstrategie Eemland dat door de raad is vastgesteld.

5.5 Handhaving Bouwbesluit 2012 en Bouwverordening

De Veiligheidsregio Utrecht (brandweer) draagt zorg voor de periodieke controle van de gebruiksvergunning. De voorwaarden waaraan de ondernemer moet voldoen, staan vermeld in deze vergunning. Een afgegeven gebruiksvergunning is pas geldig als de inrichting ook voldoet aan de bouwkundige eisen uit het Bouwbesluit. Om brand in horecazaken te voorkomen dan wel de brandrisico’s te beheersen, worden aan gebouwen en het gebruik ervan brandveiligheidseisen gesteld. De Veiligheidsregio Utrecht controleert of aan deze eisen wordt voldaan. Als handhavend opgetreden moet worden, dan wordt dit bestuursrechtelijk via de afdeling RO&V gedaan.

Lijst met actiepunten

  • 1.

    Verordening paracommercie vaststellen 4e kw. 2013

  • 2.

    Onderhouden camera’s en verlichting in de Hoekstraat Doorlopend

  • 3.

    Collectieve horecaontzegging invoeren 4e kwt. 2013

  • 4.

    Nieuw convenant Veilig Uitgaan 4e kwt. 2014

  • 5.

    Handhaven huidige terrasbepalingen door BOA’s doorlopend

  • 6.

    Onderzoek metalen pinnen als terrasafscheiding 4e kw. 2014

  • 7.

    Eventueel aanpassen exploitatievergunning 1e kw. 2014

  • 8.

    Actualisatie evenementenbeleid 1e kwt. 2015

  • 9.

    Verordening Zondagswet 4e kwt. 2013

  • 10.

    Beoordelen aanvragen uitbreiding horecazaken door het college doorlopend

  • 11.

    Bij de eerstvolgende herziening van het bestemmingsplan Spakenburg-Centrum wordt de wijziging van het aantal horecazaken meegenomen. In de tussentijd worden aanvragen d.m.v. een afwijkingsprocedure van het bestemmingsplan toegekend.

  • 12.

    Het gebruik van de Duker, de Bicerkie en de Kuil wordt te zijner tijd in de betreffende bestmmingsplannen ingepast

Bijlage 1

regelgeving

Aard

Bevoegdheid

Drank en Horecawet

Verlenen drank- en horecavergunning (art. 3)

Burgemeester

Verlenen drank- en horecavergunning (art. 3)

Raad

Vaststellen drank- en horecaverordening (art. 25a, 25b, 25c en 25d)

Raad

Vaststellen drank- en horecaverordening (art. 25a, 25b, 25c en 25d)

Burgemeester

Wet Milieubeheer/ Activiteitenbesluit

Besluit maatwerkvoorschriften (art. 8.40 Wm)

College

Vaststellen Nota Geluidbeleid (art. 4.16 Wm)

College

Wet op de Kansspelen

Verlenen kansspelautomatenvergunning (art. 30b)

Burgemeester

Wet Bibob

Het besluit om een horecazaak te sluiten (art. 7a)

Burgemeester

Algemmene Plaatselijke Verordening

Verlenen exploitatievergunning (art. 2:28)

Burgemeester

Kennisgeving incidentele festiviteit (geluid, art. 4.3)

College

Vaststellen APV

Raad

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO)

Omgevingsvergunning verlenen (bij bouw of verbouw horecazaak, art. 2.1

College

Verklraing van geen bedenkingen

Raad

Wet ruimtelijke ordening

Vaststellen of herzien van het bestemmingsplan

Raad

Bijlage 2 Overzicht omliggende gemeenten m.b.t. sluitingstijd horeca

Gemeente

Huidige situatie

Maakt wel/geen gebruik van nieuwe bevoegdheid

Besluitvoerming

Nijkerk

Ma t/m do: 01.00 u Vrij, zat., feestdagen: 03.00 uur, vanaf 01.00 uur geen nieuwe bezoekers

Advies: geen gebruik Nijkerk is aangesloten bij het project FrisValley. Vanuit de projectgroep FrisValley is voor alle aangesloten gemeenten een concept drank en horecaverordening opgesteld. In deze verordening is de keuze gemaakt om geen gebruik te maken van het koppelen van een leeftijd aan de sluitingstijd. Uiteraard kan de gemeenteraad hiervan afwijken.

Najaar 2013

Amersfoort

De sluitingstijd verschilt per type horeca: Horeca A (restaurant, eetcafé, lunchroom): Alle dagen: 0.1.00 uur Horeca B (café, bar, discotheek, etc.): Ma t/m do: 02.00 uur Vrij-zat: 05.00 uur Ontnuchteringszaken (broodjes, shoarmazaken) waar geen alcohol verstrekt wordt: Ma t/m do: 02.30 uur Vrij-zat: 05.30 uur

Geen gebruik Het college heeft in een raadsinformatiebrief aangegeven geen aanleiding te zien om een toegangsleeftijd te koppelen aan de sluitingstijd. Argumenten hiervoor is dat handhaving zeer moeilijk is en het wordt gezien als een verantwoordelijkheid van de ouders/verzorgers.

Februari 2013

Baarn

Horecazaken die zijn aangesloten bij het Convenant Veilig uitgaan: 24 uur per dag, zeven dagen per week. Tussen 02.00-06.00 uur mogen geen nieuwe bezoekers binnen komen. Horecazaken die niet zijn aangesloten bij het convenant Veilig Uitgaan: Zo t/m do: 00.00 uur Vrij t/m zat: 01.00 uur

Formeel besluit moet nog genomen worden. Vermoedelijk zal hier gaan gebruik van gemaakt worden.

Onbekend

Soest

Horecazaken die aangesloten zijn bij het convenant Veilig Uitgaan: Vrij t/m zn: 03.30 uur, vanaf 02.00 uur mogen geen nieuwe bezoekers meer binnen komen. Overige horecazaken: Zo t/m zat: 00.00 uur

Geen gebruik

 

Bijlage 3

Bijlage 4

Inspraak- en discussieavond Horecanota

16 september 2013 in De Mandemaaker

Aanwezigen: horecaondernemers (12), sportverenigingen (3), bewoners (25), jongeren (1), predikant (1), raadsleden (5) en burgemeester.

Spreker: Peter Roumen (Bureau Horeca Bijzondere Wetten)

Stelling 1 Na 23.00 uur mogen cafés en discotheken geen jongeren meer toelaten die jonger zijn dan 18 jaar.

Horeca:

- Dit is niet te handhaven. In Den Haag wordt dit bedacht en het staat mooi op papier, maar in de praktijk is het niet te handhaven.

- Horecaondernemers moeten zelf beslissen of ze dit willen. Die verantwoordelijkheid moet bij de horecaondernemer liggen en hij moet daarbij de nodige maatregelen nemen als hiervoor gekozen wordt.

- Betutteling: jongeren mogen voor hun 18e het leger in, maar ze mogen niet naar een café of discotheek.

- Als gemeente deze maatregel invoert, dan is het gevolg dat cafés en discotheken in het geheel een toegangsleeftijd hanteren vanaf 18 jaar. Vóór 23.00 uur komen dan ook geen jongeren onder de 18 jaar meer binnen. Gemeente krijgt dan het probleem dat jongeren onder 18 jaar nergens naartoe kunnen. Waar laat je deze jongeren? Hiermee creëer je zuipketens.

Predikant:

- samen moet de verantwoordelijkheid gepakt worden. Horeca zegt te gemakkelijk dat het niet kan, omdat het niet te handhaven is. Horeca moet hierin ook verantwoordelijkheid nemen.

Stelling 2 Het is geen probleem dat cafés en discotheken in het weekend om 03.00 uur sluiten, indien zij niemand meer toelaten vanaf 00.30 uur.

SGP:

- kijkt naar de doelstellingen van de wet (o.a. volksgezondheid). Elke verruiming betekent vanuit volksgezondheid meer uren om alcohol te drinken

- heeft het liefst vervroeging, dit sluit ook aan bij de zondagsrust.

Bewoners:

- voorstander van vervroegen. Ze hebben de hele nacht overlast. De politie doet niets en staat erbij. Bezoekers komen massaal om 00.30 uur waardoor rijen bij de ingangen staan en er wordt thuis ingedronken.

Peter Roumen: de prijzen in de horeca zijn hoog, daarom drinken jongeren eerst in.

Horeca:

- vervroegen van de toegangstijd naar 23.30 uur heeft een negatief effect voor het roken. Veel horecagelegenheden hebben geen rookruimte ingericht, dus gaan de bezoekers buiten roken.

- bij deze variant heb je minder kans dat jongeren buiten de gemeente uitgaan.

- meer spreiding van het publiek

Jongere:

- geeft aan vroeger uit te willen. Is er een mogelijkheid dat er een scheiding komt tussen de eindtijd van de tap en de sluitingstijd van de horecagelegenheid?

Peter Roumen: paracommerciële instellingen kennen een scheiding tussen sluitingstijd en de tijd waarop gestopt moet worden met het schenken van alcohol, bij de commerciële horeca is dit nog niet het geval. 31

De Bunschoter:

- jongeren halen massaal om half 9 alcohol bij de supermarkten. Eerder zorgen dat supermarkten na een bepaald tijdstip geen alcohol meer mogen verkopen.

Rugbyclub:

- alles heeft te maken met het indrinken door de jongeren en niet met de horeca. Verantwoordelijkheid ligt bij de ouders. Niet de horeca in de schoenen schuiven wat ouders thuis niet oppakken. Horeca mogen geen happy hours, supermarkten dan ook geen prijsacties.

Stelling 3 De huidige sluitingstijden van cafés en discotheken (toegangstijd 00.30 uur en om 02.00 uur sluiting) moet worden gehandhaafd.

Horeca: tegen

Bewoners: voor

Voorstel Kwaliteitskring Veilig Uitgaan is als proef van 1 jaar vrije sluitingstijden te hanteren. De horeca is voor, de bewoners en de SGP zijn tegen. De bewoners zijn tegen omdat ze gedurende de hele nacht overlast verwachten.

Stelling 4 Een afkoeluur bij cafés en discotheken zorgt voor minder overlast bij omwonenden.

Bewoners:

- net voor het afkoeluur wordt er veel alcohol besteld, zodat ze het nog een uur kunnen uitzingen. Lichten aan en muziek zachter werkt wel.

- situatie nu is dat het uitgaanspubliek zich onder de lamp verzamelt en dat niemand ze weg stuurt.

Gemeente:

- de lampen vloeien voort uit het convenant Veilig Uitgaan.

- werkelijkheid is iets anders dan deze bewoner schetst. Bella Milano moet om 01.45 uur sluiten, zodat er geen groepen jongeren zich verzamelen. Als je alcohol op hebt en je staat onder een felle lamp, is dat niet plezierig. De portiers en de politie vegen de jongeren weg. Dat is rond een uur of 02.30 uur.

- Uit politiegegevens blijkt dat het op straat rustig is tussen 00.30 en 02.00 uur.

Rugbyclub:

- met de huidige sluitingstijden is sprake van een afkoeluur op straat. Bezoekers blijven na sluitingstijd nog op straat staan. Door een uur langer open te zijn, houd je deze bezoekers binnen in plaats van buiten.

Stelling 5 De vestiging van meer horecagelegenheden zowel binnen als buiten het centrum moet worden gestimuleerd

Horeca:

- de eerste vraag is wat de gemeente met het centrum wil. Of het nu 25 of 35 horecazaken zijn, is dan niet relevant. Eerst moet bekend zijn wat de gemeente voor ogen heeft.

Gemeente:

- in de raad is onlangs de toekomstvisie vastgesteld. De raad heeft gekozen voor het vasthouden van het karakter van de gemeente. Daarbij kan gekozen worden om het maximum vrij te laten en het over te laten aan de markt. De gemeente kan dan vervolgens toetsen of het mogelijk is.

- er is sprake van leegstand, dat heeft ook een negatief effect op de aantrekkingskracht.