Organisatie | Omgevingsdienst Rivierenland |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Opleidingsbeleid ODR |
Citeertitel | Opleidingsbeleid ODR |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-07-2015 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 18-12-2013 Blad gemeenschappelijke regeling | 2015/219 |
Opleidingsbeleid Omgevingsdienst Rivierenland 2013
Opleiden is een belangrijk managementinstrument. Enerzijds werken opleidingen ondersteunend bij organisatieontwikkeling in brede zin. Ze dragen namelijk bij in de ontwikkeling van (specifieke) competenties en gedrag. Anderzijds wordt aan medewerkers ruimte geboden om via opleiding aan de ontwikkeling van de eigen loopbaan te werken. Daarmee kan opleiding een direct bijdrage leveren aan mobiliteit.
Het toepassen van een actief opleidingsbeleid maakt medewerker en organisatie vertrouwd met een leercultuur, waardoor het mogelijk is om op (toekomstige) veranderingen te blijven anticiperen. In de huidige tijd van bezuinigingen, vergrijzing en ontgroening is dit van groot belang.
Daarnaast zijn ook in de CAO afspraken gemaakt over het belang van mobiliteit, inzetbaarheid en persoonlijke opleidingsbudgetten voor medewerkers.
Het is belangrijk om medewerkers bewust op te leiden en de opleidingsplanning te koppelen aan de visie, missie en doelstellingen van de organisatie. Op deze manier is het mogelijk een strategisch opleidingsplan tot stand te laten komen. Daarbinnen is eigen initiatief en regie van medewerkers van groot belang. In dat kader is de volgende visie op opleiden voor de ODR van toepassing:
Medewerkers zijn ‘Projectleider van hun eigen loopbaan’ en vanuit die invalshoek ondernemer van hun eigen talent. Zij bewaken hun eigen professionele inzetbaarheid en hebben de verantwoordelijkheid te blijven voldoen aan de gestelde functie-eisen. Daarvoor maken zij actief gebruik van (opleidings)faciliteiten.
In het verlengde van het bovenstaande heeft de organisatie de verantwoordelijkheid om opleiding en ontwikkeling te faciliteren en te koppelen aan de organisatiedoelstellingen. Het management heeft vervolgens een belangrijke taak in het stimuleren en sturen van de ontwikkeling van medewerkers. De leidinggevenden zijn samen met de medewerkers verantwoordelijk voor een permanente ontwikkelingssituatie. Dit houdt in het ondersteunen van medewerkers bij het formuleren van persoonlijke ontwikkel afspraken, bieden van ontwikkelingsmogelijkheden en het bespreken van de resultaten.
Het is essentieel om ieder jaar een organisatiebreed opleidingsplan te maken. Uit het beleidsdocument ‘Opleidingsbeleid Gelderse RUD’s*’ is in z'n algemeenheid het volgende terug te vinden over (onderverdeling van opleidingen in) het opleidingsplan:
RUD opleidingen van de gezamenlijke RUD’s
In dit onderdeel gaat het om de invulling van de opleidingsbehoefte van de gezamenlijke RUD’s, inclusief een motivatie daarvoor. In deze motivatie wordt ten minste ingegaan op de ontwikkelingen in de Gelderse RUD’s die relevant zijn voor de opleidingsbehoefte. De opleidingsbehoefte wordt beschreven in de vorm van opleidingsthema’s.
RUD opleidingen van de eigen RUD
In dit onderdeel gaat het om invulling van de specifieke opleidingsbehoefte en opleidingsthema’s van de eigen RUD, inclusief een motivatie daarvoor. In deze motivatie wordt tenminste ingegaan op die specifieke ontwikkelingen in de eigen RUD die bepalend zijn voor de opleidingsbehoefte. De opleidingsbehoefte wordt beschreven in de vorm van opleidingsthema’s. Het is vervolgens weer mogelijk dat de thema’s door middel van trainingen in het stelsel ingevuld gaan worden.
Opleidingen die gevolgd moeten worden op grond van een wettelijke verplichting maken onderdeel uit van de gezamenlijke of eigen RUD opleidingen.
In dit onderdeel gaat het om een totaal overzicht van de POP opleidingen.
In dit deel komen opleidingen aan de orde die niet vallen in de onderdelen 1, 2 of 3. Doorgaans wordt in het opleidingsplan hiervoor alleen budget gereserveerd en vindt nadere invulling in de loop van het opleidingsplanjaar plaats. Het kan bijvoorbeeld gaan om persoonlijke opleidingsvragen (al of niet in relatie tot het werk) die niet in een POP zijn opgenomen of om RUD opleidingen die niet voorzien waren.
* voortgekomen uit GSP-afspraak
Bovenstaand kader roept geen eenduidig beeld op over opleidingen. Daarom is het verstandig om een eigen werkwijze voor de totstandkoming van de inhoud van het opleidingsplan vast te leggen. In bijlage 1 is een schema terug te vinden waarin de verschillende stappen voor de totstandkoming van het opleidingsplan zijn terug te vinden. Dit zijn:
In de praktijk kunnen de inhoudelijke thema's als volgt bepaald worden:
Bovenstaande ontwikkelingen brengt behoefte aan de volgende opleidingsthema’s met zich mee:
N.B. Dit kunnen vakinhoudelijke thema’s zijn, maar het betreft veelal onderwerpen waarbij het ontwikkelen van houding en gedrag centraal staat.
Bij bovenstaande inhoudelijke opleidingsthema’s moet het volgende zo veel mogelijk centraal staan:
Decentrale opleidingsbehoeften.
Voor het jaar 2013 wordt de input uit het 0-gesprek gebruikt voor de decentrale inventarisatie en daarmee het bepalen van individuele opleidingsbehoeften.
Vanaf 2014 vindt de inventarisatie van decentrale opleidingsbehoeften plaats in de HRM-gesprekken die tussen medewerker en leidinggevende plaatsvinden. Deze worden vastgelegd in het bijbehorende gespreksformulier.
De decentrale opleidingsbehoeften worden periodiek geanalyseerd op overeenkomsten, zodat naar aanleiding daarvan besloten kan worden of specifieke thema’s die op verschillende plaatsen in de organisatie leven centraal of zelfs Gelderlandbreed opgepakt kunnen c.q. moeten worden.
Ontwikkelingen op verschillende gebieden zijn inhoudelijke input voor opleidingsbehoeften en bepalen daarmee de aard van opleidingen die opgevoerd worden. In dat kader moet voor de ODR o.a. gedacht worden aan:
Jaarlijks vindt een toets plaats of de input voor het komende jaar (nog steeds) aan de orde is en/ of in hoeverre aanscherping of aanvulling noodzakelijk is. De uitkomst hiervan is terug te vinden in het opleidingsplan van het betreffende jaar.
Jaarlijks wordt 2% van de loonsom beschikbaar gesteld voor opleidingen. Voor het jaar 2013 wordt het bijbehorende bedrag aangevuld met projectbudget.
De verdeling of verdeelsleutel van dit budget ziet er als volgt uit:
Per jaar beslist het MT over de manier waarop de verdeling van het opleidingsbudget plaatsvindt. Dit betekent dat concreet bepaald wordt hoeveel geld beschikbaar is voor de uitvoering van centrale thema’s respectievelijk decentrale opleidingsbehoeften.
Het opleidingsbudget is gelimiteerd en daarom dienen er keuzes gemaakt te worden. Om opleidingsaanvragen in beeld te brengen dient er door de medewerker een aanvraagformulier ingevuld te worden (zie bijlage 2). De volgende principes worden gehanteerd voor prioritering:
De organisatie ondersteunt medewerkers in hun professionele ontwikkeling om d.m.v. opleiding een geconstateerd of toekomstig probleem in de organisatie (gelieerd aan de organisatiedoelstellingen) op te lossen.
-Ontwikkelbehoefte c.q. -wens.
De organisatie wil medewerkers ook in hun loopbaan en ontplooiing begeleiden. Hierbij zijn de organisatiedoelstellingen niet meer alleen het uitgangspunt, maar ook de loopbaanwensen van de medewerkers zelf, met vaak daarbij als achterliggende gedachte blijvende inzetbaarheid.
Naast prioriteren is een slimme manier van opleiden van belang. In dat kader moet eerst aan het onderstaande gedacht worden:
Uit het beleidsdocument ‘Opleidingsbeleid Gelderse RUD’s’ is de volgende algemene informatie terug te vinden over de vergoeding van opleidingskosten:
De directe kosten van RUD opleidingen en POP opleidingen worden volledig door de RUD vergoed.
RUD opleidingen worden in werktijd gehouden. De reiskosten naar een eventuele opleidingslocatie worden vergoed als dienstreis.
Daarnaast heeft de ODR eigen, aanvullende toetsingscriteria en opleidingsfaciliteiten. Deze zijn terug te vinden in bijlage 3 onder de noemer ‘regeling studiefaciliteiten ODR’.
Voor de uitvoering van het opleidingsplan is een aantal spelregels of werkafspraken van belang. Zie onderstaand:
Met ingang van 1 januari 2013 staat in de CAR/ UWO dat er voor werknemers een Individueel Loopbaanbudget (ILB; zie bijlage 4) beschikbaar komt van 500 euro per medewerker per jaar voor de komende drie jaar.
Hiervoor is binnen de ODR geen apart budget gereserveerd, maar wordt de afspraak gehanteerd dat voor de financiering van individuele en collectieve opleiding en training in eerste instantie een beroep wordt gedaan op het ILB.
-De principes ontwikkelnoodzaak en ontwikkelbehoefte c.q. -wens. worden gehanteerd voor prioritering. Daarnaast is een slimme manier van opleiden ook van groot belang. Zie hiervoor paragraaf 4.
Aanvragen en toekennen opleiding
-Evaluatie. Eens per kwartaal vindt terugkoppeling plaats over de status van besteding van
- opleidingsgelden in het MT. Eventueel niet besteed budget wordt in onderling overleg tussen
- afdelingen anders toebedeeld.
Het is belangrijk om het instrument opleidingen gericht in te zetten. Dit betekent aan de ene kant aansluiten bij de onderwerpen die belangrijk zijn voor de doorontwikkeling van de organisatie. Deze worden vanuit een meer strategisch niveau bepaald. Aan de andere kant is het belangrijk om in te spelen op de opleidingsbehoeften uit de organisatie zelf. De kunst is om deze 2 benaderingen met elkaar te integreren om jaarlijks tot een passend en uitvoerbaar jaarlijks opleidingsplan te komen, zodat daarmee een bijdrage wordt geleverd aan het (verhogen van het) leervermogen van de organisatie in totaliteit.
Daarnaast als aanvulling nog een aantal uitgangspunten in het kader van opleiden in de ODR op een rij:
Bijlage 1: Proces van strategisch opleiden
Bijlage 2: Opleidingsovereenkomst
Deze overeenkomst wordt opgenomen in het personeelsdossier van de betrokken medewerker.
Aard opleiding: 0 opleiding verplicht c.q. noodzakelijk bevonden door de werkgever;
Adresgegevens opleidingslocatie:
Handtekening medewerker: Handtekening leidinggevende:
BESLUIT TOEKENNING STUDIEFACILITEITEN*
De werkgever verstrekt aan de werknemer studiefaciliteiten conform de regeling studiefaciliteiten ODR. Dit betreft een (geheel en gedeeltelijke) vergoeding in geld en tijd. Zie onderstaand de gemaakte afspraken:
Terugbetalingsverplichting: 0 Nee
0 Ja, terugbetalingsverplichting ondertekenen. Zie onderstaand.
Hierbij verklaar ik, ………………………………………………………………… (naam medewerker), dat ik op de hoogte ben van de terugbetalingsverplichting, zoals genoemd in artikel 11 van de regeling studiefaciliteiten ODR. Zie onderstaande passage:
De medewerker aan wie op diens verzoek studiefaciliteiten zijn toegekend en de medewerker die
door de werkgever verplicht is een opleiding te volgen, dienen voor studievergoedingsbedragen
vanaf € 1.500,-- voor de studie/ opleiding genoten bedragen terug te betalen indien:
N.B. De directeur kan besluiten om van de terugbetalingsverplichting af te wijken. Indien dat het geval is, wordt de achtergrond hiervan onderstaand weergegeven:
Datum: ….-….-20…. Datum: ….-….-20….
Handtekening medewerker: Handtekening leidinggevende:
*N.B. Tegen het besluit van de persoonlijk toegekende studiefaciliteiten is bezwaar en beroep mogelijk conform de Algemene Wet Bestuursrecht.
CAO; Individueel loopbaanbudget
Met ingang van 1 januari 2013 komt er voor werknemers een Individueel Loopbaanbudget (ILB) beschikbaar komt van 500 euro per jaar voor de komende drie jaar. Hiermee vergroot de werknemer zijn inzetbaarheid en zijn arbeidsmarktpotentie gericht op een andere functie binnen of buiten de eigen organisatie. De bestemming van het budget moet loopbaan gerelateerd worden ingezet en het moet te allen tijde gaan om een reëel loopbaanperspectief. Beweging en initiatief van de werknemer wordt hierdoor gestimuleerd en door de werkgever beloond door het beschikbaar stellen van het ILB. De afspraken worden vastgelegd in een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP). De afspraken over het ILB passen binnen de al bestaande afspraken zoals opgenomen in hoofdstuk 17 van de CAR.
Concreet betekent dit het volgende:
Om de eigen inzetbaarheid te bevorderen heeft een medewerker voor de jaren 2013, 2014 en 2015 jaarlijks recht op een loopbaanbudget van €500. Dit loopbaanbudget geldt voor zowel fulltimers als deeltijders en kan ingezet worden voor loopbaangerelateerde activiteiten, zoals opleiding, training, scholing, loopbaanadvies, coaching en ontwikkeling die gericht zijn op een reëel loopbaanperspectief. Het budget kan gedurende drie jaar opgespaard worden, om daarmee een duurdere activiteit te financieren, maar dit dient wel vastgelegd te worden in het persoonlijk ontwikkelingsplan. Indien hierover geen afspraken in het persoonlijk ontwikkelingsplan worden gemaakt om het individueel loopbaanbudget te benutten, vervalt het.
De financiering hiervan vindt plaats uit bestaande middelen, namelijk het centrale deel van het opleidingsbudget.