Organisatie | Groningen |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Bibob bij omgevingsvergunningen 2012 |
Citeertitel | Beleidsregels Bibob bij omgevingsvergunningen 2012 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | Milieu |
Externe bijlagen | Vragenformulier Model Rechtspersonen (RP) Vragenformulier Model Natuurlijke Personen (NP) Indicatoren voor de milieubranche |
Deze regeling is vervangen door de Beleidsregel Bibob provincie Groningen 2017.
Deze regeling vervangt de Beleidsregels toepassing Wet bibob op Wm-vergunningen 2007.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-01-2013 | 01-04-2017 | nieuwe regeling | 22-01-2013 Provinciaal blad, 2013, 1 | 440355 |
Op grond van artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet bibob) kunnen bestuursorganen onder meer weigeren een aangevraagde vergunning te verlenen dan wel een verleende vergunning intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede gebruikt zal worden om:
Eenzelfde bevoegdheid tot weigering dan wel intrekking hebben bestuursorganen indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel de verleende vergunning een strafbaar feit is gepleegd. Voor zover blijkt dat geen sprake is van ernstig gevaar kan het bestuursorgaan bij mindere mate van gevaar aan de vergunning voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar. Het toepassen van een bevoegdheid op grond van de Wet bibob is een ultimum remedium. Deze toepassing is uitsluitend mogelijk wanneer weigering c.q. intrekking van een vergunning niet op grond van andere regelgeving mogelijk is.
Toepassing van de Wet bibob is facultatief. Bestuursorganen zijn niet verplicht hiervan gebruik te maken. In deze beleidsregels wordt omschreven wanneer en op welke manier wij de Wet bibob toepassen in het geval dat wij het bevoegd gezag zijn om een vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) te verlenen.
2. Toepassingsgebied van de Wet bibob bij provinciale omgevingsvergunningen
De Wet bibob wordt toegepast op een aanvraag voor een:
voor een afvalstoffeninrichting als bedoeld in categorie 28, onder 28.4 of 28.5 van bijlage I, onderdeel C, van het Bor.
De keuze om de inzet van het Bibob-instrumentarium te beperken tot de afvalbranche is ingegeven door het navolgende.
Uit diverse onderzoeken die de afgelopen jaren zijn uitgevoerd is gebleken dat het werkveld milieu gevoelig is voor criminele handelingen. Binnen dit werkveld is met name een deel van de afvalbranche meer gevoelig gebleken voor criminaliteit. De redenen hiervoor zijn onder meer:
Onze bovenomschreven strategische keuze om de Wet bibob toe te passen bij vergunningaanvragen van bedrijven werkzaam in de afvalbranche, sluit overigens niet uit dat wij in de overige gevallen waarin wij bevoegd gezag zijn om een omgevingsvergunning te verlenen, eveneens kunnen besluiten tot toepassing van de Wet bibob. Wij kunnen hiertoe besluiten op basis van onder meer:
De Wet bibob biedt ook een grondslag om een door ons verleende omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken. Gelet op het ingrijpende karakter van dit instrument zal hiermee in beginsel terughoudend worden omgegaan. Voordat wij, op grond van bijvoorbeeld handhavingsinformatie, een intrekkingsprocedure starten wordt overleg gevoerd met het Openbaar Ministerie van het arrondissement waarin de inrichting gelegen is, om zeker te stellen dat door de Bibob-procedure geen strafrechtelijke onderzoeken doorkruist worden. Wanneer wij een zgn. “tip” (als bedoeld in artikel 26 van de Wet bibob) ontvangen van een Officier van Justitie dan vragen wij, zowel bij een vergunningaanvraag als bij een verleende vergunning, het Bureau BIBOB om advies.
Toepassing van de Wet bibob blijft achterwege wanneer de aangevraagde c.q. verleende omgevingsvergunning betrekking heeft op een inrichting die wordt gedreven door een overheidsdienst.
De Wet bibob is niet van toepassing op veranderingen die met een melding kunnen worden afgedaan of op gedoogsituaties.
3. Procedure bij toepassing van de Wet bibob
Wij kunnen zowel met als zonder advies van het Bureau BIBOB (artikel 2.20, tweede lid juncto artikel 5.19, vierde lid, onder b, van de Wabo) een omgevingsvergunning weigeren of (gedeeltelijk) intrekken op Bibob-gronden. In beide gevallen moeten wij eerst zelf onderzoek doen.
Procedure intern integriteitsonderzoek
Om te kunnen beoordelen of er daadwerkelijk sprake is van ernstig gevaar dat de vergunning gebruikt wordt om criminele activiteiten te faciliteren moet de aanvrager/houder van een omgevingsvergunning het Bibob-formulier voor natuurlijke of rechtspersonen invullen. Deze formulieren zijn opgenomen in de bij deze beleidsregels behorende en daarvan deel uitmakende bijlagen 1 en 2. Na ontvangst van het ingevulde Bibob-formulier, de daarin aangegeven documenten en – bij een vergunningaanvraag - het vergunningaanvraagformulier met bijlagen, wordt een informatiedossier opgebouwd. Dit dossier bevat documenten van door ons verricht onderzoek in openbare bronnen, zoals de Kamer van Koophandel en het Kadaster. Indien gewenst kunnen wij de aanvrager/houder van een omgevingsvergunning een toelichting vragen met betrekking tot deze door ons verzamelde documenten
Vervolgens wordt een Bibob-screening uitgevoerd. Daartoe wordt aan de hand van een lijst van indicatoren door ons beoordeeld of er redenen zijn om het Bureau BIBOB om advies te vragen. Bij deze screening wordt gebruikt gemaakt van de door het Bureau BIBOB ontwikkelde standaardindicatoren voor het werkveld milieu zoals opgenomen in de bij deze beleidsregels behorende en daarvan deel uitmakende bijlage 3. Overigens spelen deze indicatoren geen rol wanneer wij naar aanleiding van een “tip” van de Officier van Justitie Bureau BIBOB om advies vragen.
Als er sprake is van het niet volledig invullen van het vergunningaanvraagformulier of het bijbehorende Bibob-formulier dan kunnen wij, na gelegenheid te hebben geboden om dit verzuim te herstellen, op grond van artikel 4.5 van de Awb besluiten de vergunningaanvraag buiten behandeling te laten.
Is er bij een verleende vergunning sprake van het niet volledig invullen van het Bibob-formulier dan kunnen wij, na gelegenheid te hebben geboden om dit verzuim te herstellen, zonder advies van het Bureau BIBOB overgaan tot intrekking van de verleende vergunning. Artikel 4 van de Wet Bibob geeft namelijk aan dat het niet volledig invullen van het Bibob-formulier in een dergelijk geval kan worden gekwalificeerd als “ernstig gevaar”.
Als er na dit intern integriteitsonderzoek bij ons vragen blijven bestaan over:
zal het Bureau BIBOB om advies worden gevraagd.
Onze beslissing om een verzoek bij het Bureau BIBOB in te dienen tot het uitbrengen van een Bibob-advies is geen beschikking in de zin van de Awb. Hiertegen kan geen bezwaar of beroep worden ingesteld. Ingevolge artikel 32 van de Wet Bibob wordt de aanvrager/houder van een omgevingsvergunning door ons schriftelijk geïnformeerd over het feit dat het Bureau BIBOB om advies is gevraagd. Overigens kan de aanvrager van een vergunning zijn vergunningaanvraag te allen tijde intrekken.
Bureau BIBOB heeft toegang tot diverse open bronnen en heeft daarnaast toegang tot voor ons gesloten bronnen. Van deze bronnen maakt Bureau BIBOB gebruik bij het opstellen van een advies.
Het advies van het Bureau BIBOB geeft aan of:
Bureau BIBOB moet binnen vier weken advies aan ons uitbrengen. Deze termijn kan eenmaal met vier weken worden verleend. De termijn waarbinnen wij moeten beslissen op de vergunningaanvraag wordt opgeschort met de termijn dat het Bureau BIBOB het advies opstelt.
De uitkomst van ons intern integriteitsonderzoek of het advies van het Bureau BIBOB kan gronden opleveren voor het nemen van:
Weigering dan wel intrekking van de vergunning vindt slechts plaats indien deze tenminste evenredig is met, bij vermoedens, de ernst daarvan en met de ernst van het strafbare feit. Blijkt dat er geen sprake is van ernstig gevaar dan kunnen wij bij mindere mate van gevaar aan de vergunning voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.
Als wij voornemens zijn om een bovenomschreven besluit te nemen dan wordt de aanvrager/ houder van de vergunning in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. De aanvrager/houder van de vergunning wordt de mogelijkheid geboden het Bibob-advies in te zien. Derden die aangemerkt kunnen worden als belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Awb worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun zienswijze naar voren te brengen. Overigens mogen deze derden alleen het onderdeel van het advies inzien dat op hen betrekking heeft.
Tegen ons besluit tot weigering, het onder aanvullende Bibob-voorwaarden verlenen of tot (gedeeltelijke) intrekking van de omgevingsvergunning op grond van de Wet Bibob staat bezwaar of beroep open.
In de hierboven omschreven procedure kunnen wij ons desgewenst laten ondersteunen door het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) Noord; een samenwerkingsverband tussen onder meer de provincies Groningen en Drenthe, alle noordelijke gemeenten, de Belastingdienst, FIOD, Openbaar Ministerie en Politie