Organisatie | Meppel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bijzondere bijstand 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels bijzondere bijstand 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-08-2015 | 01-07-2015 | Nieuwe regeling | 30-06-2015 | 696315 |
Het opstellen van universele, altijd geldende voorschriften rond bijzondere bijstand is zoiets als het zoeken naar het einde van een cirkel. Geen van beide bestaan. Het bijzondere van bijzondere bijstand is immers dat deze vorm van bijstand is toegesneden op de individuele omstandigheden van de aanvrager. Daar is geen standaard voor.
Beleidsregels bijzondere bijstand zijn nodig voor:
Deze beleidsregels hebben betrekking op de bevoegdheid genoemd in:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
1.Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden
omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet
bestuursrecht (Awb), het Burgerlijk Wetboek (BW) en de Wet op de huurtoeslag.
gemeente Meppel met een minimuminkomen;
Bij het vaststellen van het vermogen voor bijzondere bijstand kan een extra vrijlating worden toegepast voor belanghebbenden die aan kunnen tonen dat zij geen adequate uitvaartverzekering hebben, maar waarbij sprake is van een levensverzekering of spaarrekening die alleen bij overlijden uitkeert en niet tussentijds opvraagbaar of afkoopbaar is en waarvan de waarde niet bovenmatig hoog is.
Artikel 6 Periodieke bijzondere bijstand
Indien de bijzondere bijstand wordt toegekend in de vorm van een periodiek
terugkerend bedrag, dan wordt deze toegekend voor maximaal één jaar.
Hoofdstuk 2 Bepalingen ten aanzien van specifieke kosten
Artikel 9 Aanvullende bijzondere bijstand 18,19 en 20 jarigen niet in een inrichting verblijvend
Indien en voor zover een persoon van 18, 19 of 20 jaar die niet in een inrichting verblijft hogere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan heeft dan waarin de norm in het kader van de Participatiewet voorziet en de middelen van zijn ouders ontoereikend zijn of hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, kan het college aanvullend bijzondere bijstand verstrekken.
Artikel 10 Bijzondere bijstand 18,19, en 20 jarigen in een inrichting verblijvend
Indien en voor zover een persoon van 18, 19 of 20 jaar, in een inrichting verblijft, hogere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan heeft en de middelen van zijn ouders hiertoe ontoereikend zijn of hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken kan het college voor deze kosten bijzondere bijstand verstrekken.
Artikel 17 Kosten kinderopvang tienermoeders die een opleiding volgen.
Voor het eigen aandeel in de kosten van kinderopvang is bijzondere bijstand mogelijk als
Artikel 18 Kosten kinderopvang als beide ouders studeren en WSF ontvangen.
Voor het eigen aandeel in de kosten van kinderopvang is bijzondere bijstand mogelijk als
Artikel 21 Participatie schoolgaande kinderen
Voor ouders met een inkomen niet hoger dan het minimuminkomen en schoolgaande kinderen is een vergoeding mogelijk voor wekelijkse buitenschoolse activiteiten of voor schoolse activiteiten indien:
a. het kind jonger is dan 18 jaar en in het lopende kalenderjaar basis of voortgezet onderwijs volgt en
b. deelneemt aan een wekelijkse buitenschoolse activiteit op het gebied van sport, cultuur e.d. of
c. niet deelneemt aan een wekelijkse buitenschoolse activiteit maar wel deelneemt aan een door de school georganiseerde activiteit waar kosten aan zijn verbonden.
d. het inkomen van de ouders drie maanden voorafgaande aan de aanvraag niet hoger is dan het minimuminkomen.
De hoogte van de vergoeding per kalenderjaar voor de activiteiten zoals vermeld
in het eerste lid onder c zijn de daadwerkelijk in rekening gebrachte kosten met
a. voor een kind dat basisonderwijs volgt: € 200,00 per kalenderjaar.
b. voor een kind dat voortgezet onderwijs volgt: € 250,00 per kalenderjaar.
Artikel 22 Duurzame gebruiksgoederen
Het college verstrekt in beginsel geen bijzondere bijstand voor de kosten genoemd in het eerste lid, omdat zij behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Bijzondere bijstand is alleen mogelijk als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, die ertoe leiden dat de kosten niet uit de algemene bijstand, de individuele inkomenstoeslag, en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
Indien er sprake is van bijzondere omstandigheden zoals aangegeven in lid 2 dan wordt bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een renteloze lening (leenbijstand) op grond van artikel 51 lid 1 Participatiewet, mits belanghebbende geen lening kan afsluiten bij de gemeentelijke kredietbank. Een lening bij een gemeenschappelijke kredietbank is een voorliggende voorziening.
Bij de hoogte van de leenbijstand of bijstand om niet, van de in het vierde lid genoemde uitzonderingen, wordt uitgegaan van de adequaatst goedkoopste oplossing en wanneer een prijsvergelijking niet mogelijk is de normbedragen zoals opgenomen in de prijzengids van het NIBUD, of lager als de feitelijke kosten lager uitvallen.
Artikel 23 Eerste inrichtingskosten
Het college verstrekt in beginsel geen bijzondere bijstand voor deze kosten, omdat zij behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Bijzondere bijstand is alleen mogelijk in de volgende bijzondere omstandigheden:
a. belanghebbende heeft een verblijfsvergunning gekregen en betrekt voor het eerst een eigen woning;
b. belanghebbende moet een nieuw woning inrichten als gevolg van een verlating;
c. belanghebbende leeft op straat en krijgt een eigen woning toegewezen.
Indien er sprake is van bijzondere omstandigheden zoals aangegeven in lid 2 dan wordt, voor zover de eerste inrichtingskosten betrekking hebben op duurzame gebruiksgoederen, bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een renteloze lening (leenbijstand) op grond van artikel 51 lid 1 Participatiewet, mits belanghebbende geen lening kan afsluiten bij een gemeenschappelijke kredietbank. Een lening of borgtocht via de gemeenschappelijke kredietbank is een voorliggende voorziening.
Artikel 24 Eerste huur en waarborgsom
Het college verstrekt in beginsel geen bijzondere bijstand voor deze kosten, omdat zij behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Bijzondere bijstand is alleen mogelijk indien belanghebbende vanuit een niet verwijtbare inkomensloze situatie beschikt over onvoldoende draagkracht voor de betaling van de eerste maand huur, administratiekosten en waarborgsom en redelijkerwijs niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten.
Artikel 26 Woonkostentoeslag voor een huurwoning
Indien belanghebbende een huurwoning bewoont, waarvan de hoogte van de huur niet hoger is dan de maximale huurgrens ingevolge artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, kan bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag worden toegekend tot de datum waarop belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag. De hoogte van de woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag aan huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag, die, gelet op zijn financiële situatie, voor de woonkosten per maand ontvangen zou worden, wanneer hierop wel recht zou hebben bestaan;
Indien er aanspraak bestaat op huurtoeslag berekend naar een inkomen dat voor de aanvraag van bijstandsverlening hoger was dan de laagste inkomenscategorie volgens de Wet op de huurtoeslag, kan bijzondere bijstand worden toegekend. De hoogte van de woonkostentoeslag is in dat geval gelijk aan het bedrag dat volgens de berekening van de Wet op de huurtoeslag per maand zou worden toegekend, wanneer hierop wel volledig recht zou bestaan, verminderd met de daadwerkelijk ontvangen huurtoeslag.
Artikel 28 Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de maximale huurgrens
De woonkostentoeslag zoals bedoeld in lid 1 wordt toegekend voor de periode van maximaal twaalf maanden. Verlenging van deze termijn is telkens met een periode van 12 maanden jaar mogelijk, indien belanghebbende redelijkerwijs nog niet kan beschikken over huisvesting waarvan de woonkosten lager zijn dan de maximale huurgrens.
Artikel 32 Kosten van rechtsbijstand
Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage rechtsbijstand, de kosten van griffierecht en de kosten voor een uittreksel van het GBA, indien er op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) een toevoeging rechtsbijstand wordt verleend. Belanghebbende dient de toevoeging van de Raad voor de rechtsbijstand te overleggen.
Bijzondere bijstand die is aangevraagd vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels worden beoordeeld op grond van de voorgaande beleidsregels.
Het college beslist in redelijkheid in die individuele situaties waarin deze beleidsregels niet of onvoldoende voorzien.
Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van de door de Rijksoverheid vastgestelde Participatiewet. Dit is het wettelijk kader voor de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand.
Specifieker staat in artikel 35 lid 1 Participatiewet:
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand:
en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen
Uit oogpunt van een eenduidige en rechtmatige uitvoering van de bijzondere bijstand is hetraadzaam om beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de beoordeling van aanvragenbijzondere bijstand.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Er is voor gekozen om de begrippen die zijn omschreven in de Participatiewet, Awb, BW en de Wet op de huurtoeslag niet afzonderlijk te definiëren. De begrippen
die niet in genoemde wetten staan beschreven worden in het tweede lid verduidelijkt.
Artikel 2 Beoordeling (stappenplan) voordat de kosten zijn gemaakt
Hierbij wordt opgemerkt dat als belanghebbende bijvoorbeeld een aanvraag indient voor een bankstel en gelijktijdig of binnen een korte periode bestaat er ook recht op een individuele inkomenstoeslag, dan moet bekeken worden of de kosten hieruit voldaan kunnen worden.
Hiermee hoeft belanghebbende geen leenbijstand te ontvangen en kan wel voorzien worden in de noodzakelijke kosten. Hiermee wordt een schuld voorkomen.
Artikel 3 Beoordeling (stappenplan) nadat de kosten zijn gemaakt
Het is niet altijd mogelijk dat de bijstand vooraf wordt aangevraagd voor dat de kosten zijn gemaakt. Dit neemt niet weg dat ook wanneer niet mogelijk is bijstand vooraf aan te vragen voldaan moet worden aan de volgende aspecten de noodzaak moet achteraf nog kunnen worden vastgesteld en de kosten moeten voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden.
Acceptabele redenen waarom een aanvraag pas op een later tijdstip worden ingediend zijn:
-de kosten waren op het tijdstip dat ze gemaakt worden niet te voorzien
( reiskosten voor zieken bezoek)
Indien de kosten door aanvrager zijn betaald kan dit reden zijn om de aanvraag af te wijzen omdat de kosten zich niet meer voordoen. Kan omdat in redelijkheid niet in alle situaties de aanvraag kan worden afgewezen. Denk daarbij aan reiskosten in onvoorzienbare situiaties.
Artikel 4 Aanleveren bewijsstukken
Welke bewijsstukken aangeleverd moeten worden is afhankelijk van de situatie en voor
welke kosten een aanvraag ingediend wordt. Bij woonkostentoeslag is dit vanzelfsprekend heel anders dan bij een woninginrichting. Uitgangspunt is dat:
-de hoogte van de kosten aantoonbaar moet zijn (bijvoorbeeld pro forma nota of
factuur als de aanvraag achteraf wordt ingediend) en
-de inkomens en vermogenssituatie moet kunnen worden beoordeeld.
Het overleggen van bewijsstukken omtrent inkomen en vermogen zijn niet vereist als:
In dit artikel is de draagkracht geregeld. In lid 1 tot en met 4 zijn de algemene bepalingen van de draagkracht opgenomen.
In lid 5 is bepaald dat de draagkracht 50% van het meerinkomen is. Het minimum inkomen is 120% van de bijstandsnorm. Het meerinkomen is het inkomen dat
Het inkomen van aanvrager is € 1.300 per maand. De bijstandsnorm
( fictief) is € 1.000 per maand. Het minimuminkomen is 120% van de bijstandsnorm, is
€ 1.200 per maand. Het meerinkomen is dan € 1.300 minus € 1.200 is € 100 per maand.
op jaarbasis is dit € 1.200. Hiervan wordt 50% als draag kracht in aanmerking genomen.
De draagkracht is dan € 600,00
Zijn de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd lager dam € 600, dan wordt de aanvraag afgewezen omdat er geen recht is. Zijn de kosten hoger dan € 600, dan wordt € 600 op de te vergoeden kosten in mindering gebracht.
Voor de kosten genoemd in artikel 6 geldt dezelfde systematiek, met dat verschil dat 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm als draagkracht in aanmerking wordt genomen.
Artikel 6 Periodieke bijzondere bijstand
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 7 Hoogte van de bijzondere bijstand
Uitgangspunt is dat gezocht wordt naar een oplossing waarmee aanvrager op een adequate en verantwoorde wijze is geholpen. Daarbij wordt gekozen voor de goedkoopste oplossing. Het kan dan ook gaan om aanschaf van 2e handsartikelen die worden aangeboden. Voor zover dit niet mogelijk is wordt aangesloten bij de bedragen van de meest actuele versie van de NIBUD prijzengids tenzij de feitelijke kosten lager zijn.
Artikel 8 Vorm van de bijzondere bijstand
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Hoofdstuk 2 Bepalingen ten aanzien van specifieke kosten
Artikel 9 18,19,20 jarigen niet in inrichting verblijvend
In principe kunnen jongeren van 18, 19 en 20 jaar voor hun algemeen noodzakelijke
bestaanskosten een beroep doen op de algemene bijstand. De Participatiewet kent voor
jongeren van 18, 19 en 20 jaar aparte (lage) normen. Deze zijn afgeleid van de niveaus van de Algemene Kinderbijslagwet. Dit artikel is van toepassing op de alleenstaande.
Indien de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan (lees levensonderhoud) van de
jongere hoger zijn dan de toepasselijke bijstandsnorm, is aanvulling mogelijk in de vorm van bijzondere bijstand. Daarbij geldt, dat het recht op bijzondere bijstand voor een jongere van 18, 19 en 20 jaar alleen maar bestaat voor zover ze de ouders niet kunnen aanspreken voor deze kosten. Voor ouders geldt een onderhoudsplicht tot het kind 21 jaar is. Woont de jongere in bij een meerderjarige ( 21 jaar of ouder) dan kunnen de lasten gedeeld worden en is de kostendelersnorm van toepassing.
Artikel 10 18,19,20 jarigen in inrichting verblijvend
Indien een jongere van 18, 19 en 20 jaar in een inrichting verblijft, bestaat geen recht op bijstand voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten (lees levensonderhoud).
Bijzondere bijstand is in bepaalde gevallen wel mogelijk. Daarbij geldt, dat het recht op
bijzondere bijstand voor een jongere van 18, 19 en 20 jaar alleen maar bestaat voor zover ze de ouders niet kunnen aanspreken voor deze kosten.
Artikel 11 Toeslag voormalig alleenstaande ouder
Het bereiken van de 18-jarige leeftijd door het jongste ten laste komende kind heeft voor een alleenstaande ouder financiële gevolgen. Dit wordt met name veroorzaakt door de hervorming van de kindregelingen. De kinderbijslag en het kindgebonden budget vervalt als het jongste kind 18 jaar wordt. Ofschoon e.e.a. het gevolg is van wetgeving en het niet de bedoeling is dat de gemeente dit doorkruist, is er in een voorgaand kabinet specifiek aandacht gevraagd voor deze situatie en hiervoor een oplossing te zoeken in de vorm van aanvullende bijzondere bijstand. De situatie doet zich feitelijk alleen voor als de minderjarige geen WSF ontvangt en een laag inkomen heeft ( minder dan 30% volgens de norm gehuwden). Bijvoorbeeld een bijstandsuitkering. Bij de berekening van de hoogte van de toeslag is aansluiting gezocht bij de kostendelerssystematiek. ( één persoon 70%, twee personen 100%).
In dit artikel is geregeld dat bijzondere bijstand voor medische kosten in principe niet
mogelijk is. In lid 2,3 en 4 worden uitzonderingen genoemd.
Lid 2: indirect verstrekt de gemeente wel bijzondere bijstand voor medische kosten.
Dit zijn de kostenvergoedingen die in de verschillende gemeente extra pakketten zijn opgenomen en door de zorgverzekeraar bij de gemeente in rekening worden gebracht. De gemeente hanteert hierbij het gelijkheidsbeginsel waarbij aanvragers die soortgelijke aanvullende verzekeringen bij andere zorgverzekeringen hebben afgesloten op dezelfde wijze worden behandeld dan zij die deelnemen aan de collectieve zorgverzekering.
Lid 3 en lid 4: eigen bijdragen die worden opgelegd door het CAK zijn kosten die niet in de zorgverzekering of aanvullende verzekeringen zijn opgenomen. Via de collectieve zorgverzekering worden deze kosten wel vergoed. Voor de bijdragen kan conform de regeling zoals die in de collectieve zorgverzekering is opgenomen bijzondere bijstand worden verstrekt. Lid 5: Opgemerkt wordt dat dit artikel buitenwettelijk begunstigend beleid is. De gemeente ziet deze kosten als noodzakelijk.
Artikel 13 Reiskosten in verband met ziekenhuis bezoek
Opgemerkt wordt dat dit artikel buitenwettelijk begunstigend beleid is. De gemeente ziet
deze kosten als noodzakelijk en vindt het nadeel dermate groot voor belanghebbende dat
In de tekst van het artikel wordt gesproken van veelvuldig ziekenhuis bezoek. Hiermee wordt bedoelt dat dit meer dan gemiddeld is, bijvoorbeeld meer dan eens per maand. Het is echter afhankelijk van diverse factoren en van de ziekte. Een exacte invulling van veelvuldig wordt derhalve niet gegeven.
Artikel 14 Meerkosten als gevolg van ziekte of handicap
De meerkosten verschillen per situatie. In de prijzengids van het NIBUD zijn de gemiddelde kosten opgenomen zoals die gelden voor maaltijden, energie en bewassingskosten. Met deze bedragen wordt rekening gehouden bij de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand.
De meerkosten moeten wel te herleiden zijn aan de ziekte of handicap. Hogere energielasten omdat bijvoorbeeld de woning niet goed geïsoleerd is of men niet bewust stookt is geen reden om tot bijstandsverlening over te gaan.
Artikel 15 Doorbetaling vaste lasten bij tijdelijk verblijf in inrichting
Uitgangspunt is dat het gaat om een tijdelijk verblijf en dat terugkeer naar de eigen woning in de lijn van de verwachting ligt.
Voor de energielasten geldt dat de voorschotnota’s naar beneden worden bijgesteld als belanghebbende permanent in de inrichting verblijft.
Verblijft belanghebbende zo nu en dan in de eigen bewoning bijvoorbeeld de weekenden, dan geldt dit niet.
Artikel 16 Collectieve Aanvullende Zorgverzekering
Op grond van artikel 35 lid 3 van de Participatiewet en dit artikel
kan belanghebbende gebruik maken van de collectieve verzekering. Lid 1 geeft de
voorwaarde van het inkomen aan, te weten het minimum inkomen (120% van de van
toepassing zijnde bijstandsnorm). De gemeente heeft een contract met het Zilveren Kruis Achmea. De belanghebbende heeft de keus uit drie verschillende pakketten.
Zie ook de toelichting bij artikel 12.
Artikel 17 Kosten kinderopvang tienermoeders die een opleiding volgen
In eerste instantie dient een oplossing gezocht te worden binnen het eigen netwerk bijvoorbeeld grootouders e.d. Is dit niet mogelijk dan is bijzondere bijstand voor het eigen aandeel in de kinderopvang. Het eigen aandeel is de in rekening gebrachte kosten minus de kinderopvangtoeslag.
Het aantal uren dient zo beperkt mogelijk te blijven. Dat wil zeggen niet tijdens vrije dagen of om ongestoord te kunnen studeren.
Kosten van kinderopvang van een niet erkende instelling worden niet vergoed.
Artikel 18 Kosten kinderopvang als beide ouders studeren en WSF ontvangen.
Zie de toelichting bij artikel 17.
De draagkracht in dit artikel is 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm.
Artikel 19 Kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie
Het gaat om een tijdelijke situatie waarbij externe opvang noodzakelijk is voor een goede ontwikkeling van het kind. Krijgt de opvang een structureel karakter dan dient voor een andere oplossing te worden gekozen.
Een advies van een deskundige is hierbij noodzakelijk. De bijzondere bijstand is gelijk aan de kinderopvangtoeslag die werkenden ontvangen die in een soortgelijke financiële positie verkeren. Het eigen aandeel ( de kosten van de opvang minus de berekende kinderopvangtoeslag) komt voor rekening van belanghebbende. De draagkrachtbepalingen zijn in dit artikel niet van toepassing. In lid 7 is geregeld dat belanghebbende na betaling van het eigen aandeel tenminste een inkomen moet hebben gelijk aan de bijstandsnorm.
Artikel 20 Laptop schoolgaande kinderen
Voor kinderen die voortgezet onderwijs volgen is een laptop een absolute noodzaak. Ofschoon ouders feitelijk de verantwoordelijkheid hebben en een computer/laptop voor hun kinderen aan te schaffen en een laptop/computer algemeen gebruikelijk is, moet worden voorkomen dat kinderen van ouders met een laag inkomen hierover niet kunnen beschikken.
Om die reden gelden voor dit artikel afwijkende draagkrachtbepalingen zodat ouders die redelijkerwijs niet zelf de aanschaf kunnen realiseren in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.
Ook geldt er een inkomensgrens van 110% zoals dat in vorige regelgeving was opgenomen.
Artikel 21 Participatie schoolgaande kinderen.
Schoolgaande kinderen zijn kinderen die basisonderwijs volgen ( in het kalenderjaar 4 jaar worden) en kinderen tot 18 jaar die voortgezet onderwijs volgen. Dezelfde systematiek geldt ook voor kinderen die speciaal onderwijs volgen. Ook ten laste komende kinderen die niet thuis wonen maar waarvoor de ouder(s) wel kinderbijslag ontvangen vallen onder dit artikel.
De gemeente vindt dat kinderen er niet de dupe van mogen worden dat vanwege het inkomen van de ouders buitengesloten worden van activiteiten op het gebied van sport, cultuur e.d. of niet deelnemen aan schoolse activiteiten.
Ouders met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm kunnen wanneer zij voorafgaande aan de aanvraag gedurende drie maanden zijn aangewezen op een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm ongeacht de kosten voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Het accent wordt daarbij gelegd op sport, cultuur e.d. Bij deelname aan dergelijke activiteiten worden dan ook de bedragen zoals genoemd in dit artikel uitbetaald. In dit artikel wordt gesproken van een wekelijkse activiteit. Soms gaat het ook om activiteiten die eens per twee plaatsvinden. Dit vormt geen beletsel om toch bijstand toe te kennen. Het gaat er om dat het kind participeert.
Voor kinderen die niet deelnemen aan een buitenschoolse activiteit maar wel aan een schoolse activiteit ( zoals schoolreis) is dit anders. In dat geval worden de daadwerkelijk door de school in rekening gebrachte kosten vergoed. Onder schoolse activiteiten worden verstaan schoolreis, excursies en niet verplichte uitgaven zoals die door de school in rekening worden gebracht zoals leermiddelen, kluishuur e.d.
Het recht op bijstand is uitdrukkelijk beperkt tot ouders met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen.
Bij een inkomen boven deze grens is er geen recht op bijzondere bijstand.
Artikel 22 Duurzame gebruiksgoederen
De definitie van een duurzaam gebruiksgoed is in lid 1 genoemd en ruim genomen. In de
praktijk zal het met name gaan om noodzakelijke meubels en huishoudelijke apparaten
Vanzelfsprekend moet bij een aanvraag de noodzaak vastgesteld worden.
Lid 2 geeft aan dat er sprake moet zijn van een bijzondere omstandigheid. Het feit dat
belanghebbende wegens schulden niet heeft kunnen reserveren is op zich geen bijzondere omstandigheid. Een bijzondere omstandigheid is bijvoorbeeld plotseling kapot gaan van een gebruiksgoed, buiten de schuld van belanghebbende om en voordat de gebruiksduur is bereikt.
Belanghebbende heeft hierdoor niet of onvoldoende kunnen reserveren. Daarbij moet
gebruiksgoed absoluut noodzakelijk zijn voor het functioneren van het gezin (bijvoorbeeld een wasmachine of koelkast).
Naast de aanwezigheid van een bijzondere omstandigheid moet ook de noodzaak van de
aanschaf van het gebruiksgoed voldoende zijn aangetoond. Het ontbreken van een
gebruiksgoed in een huishouden betekent niet per definitie dat de aanschaf noodzakelijk is. Het hangt af van de situatie per persoon of gezin.
In lid 3 wordt ervan uitgegaan dat reeds is nagegaan of gebruik kan worden gemaakt van een voorliggende voorziening in de vorm van een lening bij de gemeenschappelijke kredietbank.
Hierbij wordt opgemerkt dat als de gemeente op voorhand weet dat de lening bij de
gemeenschappelijke kredietbank afgewezen zal worden (bijvoorbeeld door schulden situatie) wij niet onnodig gaan verwijzen.
Bij absoluut noodzakelijk gebruiksgoederen kan in incidentele situaties de bijzondere bijstand om niet verstrekt kan worden, omdat het ontbreken van deze goederen in een huishouden problematisch kan zijn.
In lid 4 en 5 is opgenomen dat belanghebbenden die langer dan drie jaar leven van een inkomen op bijstandsniveau niet gedwongen een lening aan te gaan in de vorm van leenbijstand of bij een gemeentelijke kredietbank.
Lid 6 Met adequate en goedkope oplossing wordt ook expliciet ook bedoeld de aanschaf van 2e hands goederen. Een eventuele lening wordt daardoor ook lager.
Lid 11: Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen is uitsluitend bedoeld voor belanghebbenden die het echt nodig hebben en niet zelf in de kosten kunnen voorzien.
Om die reden gelden dan ook afwijkende draagkrachtbepalingen.
Lid 12: om de noodzaak te kunnen vaststellen en goede voorlichting te kunnen geven is nadrukkelijk bepaald dat de aanvraag vooraf moet worden ingediend.
Artikel 23 Eerste inrichtingskosten
De regels zoals opgenomen in artikel 22 zijn hier ook van toepassing. In dit artikel worden verder richtbedragen genoemd voor het inrichten van een woning.
De afdeling Klantcontacten is nauw betrokken bij de besteding. Aanvrager krijgt advies over de besteding van de middelen en aanvrager legt verantwoording af over de bestedingen.
Artikel 24 Eerste huur en waarborgsom
Lid 1 geeft aan dat bijzondere bijstand in beginsel niet mogelijk is tenzij belanghebbende uit een niet verwijtbare inkomensloze situatie komt.
De bijzondere bijstand wordt als lening verstrekt. Tenzij een lening geen optie is.
Lid 1 geeft de definitie van verhuiskosten, te weten het overbrengen van inboedel van de
Lid 2, 3 en 4 geven de randvoorwaarden aan om in aanmerking te kunnen komen voor
verhuiskosten. Hierbij moet ook gedacht worden aan de mogelijkheden binnen de WMO.
Voor de hoogte wordt, zoals aangegeven in lid 5, uitgegaan van redelijke en marktconforme prijzen mits deze niet meer bedragen dan de in de NIBUD prijzengids aangegeven kosten.
Artikel 26 Woonkostentoeslag voor een huurwoning
Zoals aangegeven in het eerste lid is de Wet op de huurtoeslag (WHT) aan te merken als
een voorliggende voorziening. Een woonkostentoeslag vult als het ware de gaten in, die de huurtoeslag (op grond van de Wet op de huurtoeslag), laat vallen. Hiermee wordt
uitdrukkelijk niet bedoeld de situatie dat geen huurtoeslag wordt ontvangen door nalatigheid /verwijtbaarheid van een belanghebbende.
In het geval de huur pas halverwege de maand ingaat, bestaat er over die maand nog geen recht op huurtoeslag. Voor het gemis aan huurtoeslag over de periode waarin een
belanghebbende wel al huurt, maar nog geen recht heeft op huurtoeslag, kan bijzondere
bijstand in de vorm van woonkostentoeslag toegekend worden tot de datum met ingang van wanneer er wel recht bestaat.
Bepaalde groepen huurders die uitdrukkelijk buiten de werkingssfeer van de WHT zijn
gelaten, bijvoorbeeld huurders van een kamer, hebben ook geen recht op bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag.
Lid 2 geeft aan dat de Belastingdienst Toeslagen de hoogte van het maandelijkse voorschot afstemt op een schatting van het jaarinkomen en niet rekent met het actuele inkomen per maand. Indien een wijziging in het inkomen die bij de Belastingdienst wordt doorgegeven, herberekent de Belastingdienst het jaarinkomen en wordt de hoogte van het voorschot aangepast. Bij een inkomensdaling – en een ongewijzigde huurprijs – kan op grond van deze bepaling bijzondere bijstand worden toegekend voor woonkosten. De hoogte is dan gelijk aan het bedrag dat volgens de berekening van de WHT zou worden toegekend, wanneer hierop wel volledig recht zou bestaan, verminderd met de daadwerkelijk ontvangen huurtoeslag.
Artikel 27 Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom tot de maximale
Lid 1:de woonkosten mogen niet meer zijn dan de maximale huurgrens zoals aangegeven in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag (WHT). Lid 2: de woonkostentoeslag is gelijk is aan het bedrag aan huurtoeslag waar recht op zou zijn als het een huurwoning zou betreffen.
Hypotheekrenteaftrek is een aftrekpost in het kader van belastingwetgeving. Dat wil zeggen de te betalen inkomstenbelasting zal lager zijn. De teruggave kan vooraf bij de Belastingdienst worden aangevraagd. De verplichting een voorlopige teruggaaf aan te vragen kan worden opgelegd omdat het middelen zijn waarover betrokkene redelijkerwijs kan beschikken. De teruggave van de belastingdienst wordt op de woonkosten in mindering kan worden gebracht. Over het bedrag dat resteert wordt de woonkostentoeslag berekend analoog berekening huurtoeslag via de belastingdienst.
Artikel 28 Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de maximale
In lid 1 is aangegeven dat indien de woonkosten hoger zijn dan de maximale huurgrens
zoals aangegeven in de Wet op de huurtoeslag (artikel 13) kan in individuele
omstandigheden een woonkostentoeslag toegekend worden.
Lid 2 : Tegelijkertijd met het toekennen van woonkostentoeslag wordt de verplichting opgelegd tot aanvaarding van een goedkopere woonruimte, waarvan de lasten minder bedragen dan de maximale huurgrens.
In het geval de woning een eigen woning betreft, geldt dat de woning zo spoedig mogelijk te koop wordt aangeboden, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. Het opleggen van deze verplichting dient expliciet te gebeuren in de beschikking waarin de woonkostentoeslag wordt toegekend. In de periode dat woonkostentoeslag wordt toegekend, zal het college moeten onderzoeken of belanghebbende aantoonbaar serieuze pogingen onderneemt bij het zoeken naar, en het accepteren van andere huisvestiging.
Lid 3 stelt dat de woonkostentoeslag toegekend wordt voor de periode van maximaal 1 jaar. De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend kan na afloop met een periode van telkens met één jaar worden verlengd, indien het feit dat de belanghebbende nog niet over goedkopere woonruimte beschikt, hem niet te verwijten valt.
In lid 4 is aangegeven dat de belastingteruggave op de woonkosten in mindering wordt gebracht.
In lid 5 is aangegeven dat de woonkostentoeslag gelijk is aan de woonkosten per maand
minus de maximale huurtoeslag waar recht op zou zijn als het een huurwoning zou betreffen.
Artikel 29 Kosten van beschermingsbewind en bewindvoering in het kader
Beschermingsbewind is een maatregel, die kan worden ingesteld door de kantonrechter,
waarbij goederen van betrokkene geheel of gedeeltelijk onder bewind worden gesteld van een bewindvoerder. Beschermingsbewind is bedoeld voor mensen die door hun lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of blijvend niet in staat zijn om hun financiële belangen te behartigen. De wettelijke bepalingen inzake het zogenaamde beschermingsbewind zijn opgenomen in artikel 1:431 BW e.v.
De WSNP (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen) is een wet die de rechter gebruikt om schulden te saneren. Dit kan pas worden ingesteld als blijkt dat er geen regeling kan worden getroffen met schuldeisers. De WSNP is bedoeld voor degenen die buiten hun schuld (te goeder trouw) in een problematische schuldsituatie terecht zijn gekomen. Indien een belanghebbende in een schuldsaneringstraject wordt geplaatst onder de WSNP is hij salaris voor de bewindvoerder verschuldigd. Dit salaris moet met voorrang worden betaald uit de boedel. Voor zover het salaris van WSNP-bewindvoerder uit de boedel kan worden betaald, is in deze kosten voorzien en is er om die reden in beginsel geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten (lid 2).
De CRvB heeft bepaald dat indien de rechter het salaris van de WSNP-bewindvoerder hoger heeft vastgesteld dan het bedrag dat uit de boedel kan worden betaald, de WSNP bewindvoerder het gedeelte van zijn salaris dat niet uit de boedel kan worden betaald, niet bij belanghebbende in rekening mag brengen. Om die reden is er geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen voor de kosten bij bewindvoering in het kader van de WSNP, voor zover dat niet uit de boedel kan worden betaald.
Lid 3 bepaald dat de hoogte van de bijzondere bijstand conform de Regeling beloning curatoren bewindvoerders en mentoren zoals die door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is vastgesteld op 4 november 2014 wordt vastgesteld. De voorwaarden zoals genoemd in deze regeling zijn ook van toepassing.
Artikel 30 Kosten van curatele
Een meerderjarige kan onder curatele worden gesteld, indien hij wegens een geestelijke
stoornis, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen
behoorlijk waar te nemen. Bij het bepalen van het recht op bijzondere bijstand voor de
kosten van curatele, zijn de regels en toelichting van artikel 29 van deze beleidsregel
overeenkomstige van toepassing.
Artikel 31 Kosten van mentorschap
Mentorschap is bedoeld voor mensen die hun persoonlijke belangen (belangen van niet vermogensrechtelijke aard) niet meer kunnen behartigen. Indien de rechter een mentor heeft benoemd, bestaat er recht op bijzondere bijstand voor kosten van mentorschap (lid 1). Het tweede lid bepaalt de hoogte van de bijzondere bijstand, zie ook de toelichting bij artikel 29.
Artikel 32 Kosten van rechtsbijstand
Een toevoeging (van een advocaat) vindt slechts plaats als de Raad voor de Rechtsbijstand de rechtsprocedure noodzakelijk acht. Indien de Raad voor de Rechtsbijstand de rechtsprocedure noodzakelijk acht, dan vergoedt de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) de kosten van een op grond van deze wet toegevoegde advocaat. Indien een belanghebbende gebruik maakt van een advocaat, is een eigen bijdrage verschuldigd en soms komen daar
ook nog andere kosten bij zoals griffierecht en uittreksel GBA.
De hoogte van de eigen bijdrage die wordt opgelegd is afhankelijk van het inkomen en
vermogen van belanghebbende. Uit vaste jurisprudentie van de CRvB volgt dat de noodzaak voor het verlenen van rechtsbijstand en het maken van kosten van griffierecht in beginsel kan worden aangenomen, indien er op grond van de Wrb een advocaat is toegevoegd.
Lid 2 en lid 3 regelen dat voorafgaande aan de aanvraag advies wordt ingewonnen bij het Juridisch Loket en dat met de door het Juridisch Loket verleende korting bij het bepalen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt rekening gehouden.
Lid 4: Er bestaat geen (volledig) recht op bijzondere bijstand indien een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening, Wet griffierechten in burgerzaken en een rechtsbijstandsverzekering. Met de vergoeding die belanghebbende ontvangt moet rekening gehouden worden waarmee de bijzondere bijstand lager wordt vastgesteld of afgewezen moet worden. Dit is afhankelijk van het gegeven of er een lagere eigen bijdrage resteert of dat de kosten volledig vergoed worden uit de voorliggende voorziening.
De volgende kosten komen, zoals aangegeven in lid 5, niet in aanmerking voor bijzondere
1.Vertaalkosten: advocaten kunnen namelijk kosteloos gebruik maken van een
2.Kosten externe adviezen voor zover hier vooraf geen toestemming is verleend door
Ten aanzien van 3 geldt dat vooraf een afweging gemaakt over de noodzaak van de kosten en ook het kostenaspect mag worden meegenomen.
In het eerste lid wordt gesproken van tijdelijk verstrekken van bijzondere bijstand. Hiermee wordt bedoeld dat als bijvoorbeeld de uithuisplaatsing van het kind permanent is, denk hierbij aan verstandelijk gehandicapte kinderen, bijzondere bijstand in beginsel niet mogelijk is. Een dergelijke situatie is namelijk vergelijkbaar met een kind dat zelfstandig gaat wonen. Voor het bezoeken aan deze kinderen is ook geen bijzondere bijstand mogelijk, dit zijn reguliere kosten.
In het tweede lid wordt gesproken over de frequentie en dat deze passend moet zijn bij de situatie. Hiermee wordt bedoeld dat als een kind in het ziekenhuis ligt het begrijpelijk is dat de ouder hier dagelijks op bezoek komt. Echter indien een kind in detentie zit is bijvoorbeeld een bezoek van eens per twee weken passend bij de situatie. In bepaalde situaties kan het zo zijn dat bijvoorbeeld een externe organisatie aangeeft wat passend is, denk bijvoorbeeld aan uithuisplaatsingen (lid 1 sub c), hier zal jeugdzorg een rol spelen. Per situatie moet dus bekeken worden wat redelijk is, individualiseren.
Artikel 34 Reiskosten Studerende kinderen tot 18 jaar
Uit jurisprudentie blijkt dat de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten (Wtos), die per 1 januari 2015 is afgeschaft niet voorziet in reiskosten die het kind moet maken om de school te bezoeken voor zover de school buiten de gemeente gevestigd is.
Voor wat betreft de hoogte van de bijstand wordt uitgegaan van de goedkoopste oplossing.
Het budget van de Wtos is overgeheveld naar het kindgebonden budget.
Op grond van een wetsvoorstel komen ook jongeren van 16 en 17 jaar die elders een opleiding volgen voor een OV- jaarkaart in aanmerking.
Zodra deze regeling in werking treedt ( 1 augustus 2015) zal in de meeste gevallen geen bijstand meer nodig zijn.
De kosten behoren tot de passiva van de nalatenschap. De kosten komen voor rekening van de erfgenamen. De erfgenamen kunnen ieder voor zich en op persoonlijke titel bijstand aanvragen. Als een belanghebbende de erfenis heeft verworpen, kunnen de kosten niet gerekend worden tot zijn noodzakelijke bestaanskosten (CRVB, 30-1—2012, nr. 11/867 WWB, LJBN:BY1856). Voorliggende voorzieningen zijn:
Erfgenamen tot en met de 2e graaf zijn altijd voor hun aandeel financieel verantwoordelijk.
Ook als zij de erfenis niet accepteren.
Het tweede lid geeft aan dat uitgegaan moet worden van een sobere crematie of begrafenis. De NIBUD-normen worden hierbij in achtgenomen.
Kosten die in aanmerking kunnen komen voor bijzondere bijstand zijn hieronder
Kosten die uitdrukkelijk niet in aanmerking komen zijn kosten als volgauto’s, drukwerk en consumpties.
Dit artikel is van toepassing op zowel incidentele als periodieke bijzondere bijstand.
In de slotbepalingen is bepaald dat het college besluit in gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien. Daarnaast hoe deze beleidsregels geciteerd dient te en vanaf welke datum deze van kracht zijn geworden.