Organisatie | Oldebroek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Terug- en invordering 2018 |
Citeertitel | Beleidsregels terug- en invordering 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Algemene wet bestuursrecht, art.4:81.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-06-2018 | wijziging | 15-05-2018 Gemeenteblad, 15-06-2018 | Onbekend. | ||
01-01-2015 | 01-01-2015 | 16-06-2018 | Nieuwe regeling ter vervanging van Beleidsregels terug- en invordering H2O 2013 gemeente Oldebroek | 17-02-2015 Gemeenteblad: 15-07-2015 | Onbekend. |
Beleidsregel Terug- en invordering 2018
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Bruteren: het verhogen van de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waardoor de gemeente die de uitkering verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen.
Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet doen een jeugdige, zijn ouders of diens vertegenwoordiging op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.
Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten PGB.
Een beslissing tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen drie maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Hoofdstuk 3 Terugvordering Wmo 2015
Artikel 4. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt of diens vertegenwoordiger aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.
Als het college een beslissing op grond van het tweede lid onder a heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten PGB.
Op grond van dringende redenen kan van het nemen van een herzienings- of intrekkingsbesluit worden afgezien.
Hoofdstuk 5 Uitvoeringsbeleid terugvordering
Artikel 6 Hoorrecht van de belanghebbende
Voordat een besluit tot herziening, intrekking en/of terugvordering wordt genomen, wordt de belanghebbende de mogelijkheid geboden om zijn zienswijze kenbaar te maken.
Artikel 7 Terugvorderingsbesluit
In het terugvorderingsbesluit deelt het college aan de belanghebbende het volgende mee:
Als de belanghebbende informatie heeft verstrekt welke zou moeten leiden tot aanpassing van het recht op bijstand, de voorziening of het PGB, maar deze informatie is door de gemeente niet tijdig verwerkt, dan wordt de terugvordering beperkt. De terugvordering wordt dan beperkt tot een periode van 6 maanden te rekenen vanaf de datum waarop het college hun besluit had kunnen aanpassen nadat het signaal dat tot de aanpassing had moeten leiden, was ontvangen.
Als belanghebbende bijstand ontvangt van een andere gemeente of een andere instantie zoals genoemd in artikel 60a Participatiewet, wordt de vordering of geldlening in maandelijkse termijnen met deze bijstand verrekend. Deze verrekening vindt plaats op grond van het in dit lid genoemde artikel (pseudo-verrekening).
Als de bijstand van de gemeente op enig moment wordt beëindigd, wordt aan de belanghebbende verzocht om de verschuldigde aflossingen zelf te blijven voldoen. Er wordt vervolgens wel een onderzoek ingesteld naar de aflossingscapaciteit van de belanghebbende, en wanneer nodig wordt het aflossingsbedrag gewijzigd vastgesteld.
In geval van terugvordering op grond van artikel 58, lid 2 Pw wordt de aflossingsverplichting gesteld op 6% van de geldende norm voor personen met een inkomen tot 120% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm. Van inkomsten boven 120% van de geldende bijstandsnorm wordt 35% vastgesteld als aflossingscapaciteit.
In geval van terugvordering op grond van artikel 58, lid 1 Pw wordt de aflossingsverplichting gesteld op 10% van de geldende norm voor personen met een inkomen tot 120% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm. Van inkomsten boven 120% van de geldende bijstandsnorm wordt 35% vastgesteld als aflossingscapaciteit.
Als belanghebbende niet meewerkt aan een onderzoek naar zijn draagkracht, wordt het aflossingsbedrag ambtshalve vastgesteld. Ook kan onder toepassing van artikel 60, lid 6 Participatiewet in dat geval direct beslag worden gelegd op het inkomen van de belanghebbende, waarbij de beslagvrije voet geheel komt te vervallen.
Het aflossingsbedrag zoals medegedeeld in het terugvorderingsbesluit, het besluit tot uitstel van betaling of dat met de belanghebbende op grond van een minnelijke regeling wordt overeengekomen, geldt als een opgelegde betalingsverplichting.
Artikel 14a Aflossingsverplichting bij geldlening voor duurzame gebruiksgoederen.
Als het niet mogelijk is om een onderzoek te doen vanwege de onbekende woon- of verblijfplaats van de belanghebbende, wordt jaarlijks een debiteurenonderzoek ingesteld.
Artikel 16 Uitstel van de aflossingsverplichting
Als belanghebbende gedurende een bepaalde periode niet in staat is om aan zijn aflossingsverplichting te voldoen, kan op zijn verzoek de aflossingsverplichting gedurende deze periode opgeschort worden. Door het college worden dan de financiële omstandigheden onderzocht en beoordeeld of en zo ja in welke mate uitstel wordt verleend, met inachtneming van de preferente bepalingen.
Bij verzuim van betaling of het niet naleven van de aflossingsregeling, wordt belanghebbende tenminste eenmaal schriftelijk aangemaand. Als belanghebbende dan nog niet aan de betalingsverplichting voldoet, wordt een dwangbevel afgegeven (artikel 4:116 Awb).
Artikel 18 Ten uitvoerlegging en kosten van aanmaning en invordering
Oninbare vorderingen (bij verblijf in het buitenland) kunnen worden overdragen aan een daarin gespecialiseerd bedrijf of organisatie.
Artikel 20 Overlijden van de belanghebbende
Als de belanghebbende overlijdt, wordt het restant van de vordering buiten invordering gesteld tenzij deze verhaald kan worden op de nalatenschap of een pand of hypotheekrecht kan worden uitgewonnen.
Hoofdstuk 6 Overige bepalingen
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als de toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheid van overwegende aard leidt.
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als de “Beleidsregels terug- en invordering 2018”.
Artikel 23 Inwerking treden van de beleidsregels
Deze beleidsregels treden in werking 1 dag na publicatie en vervangen de “Beleidsregels terug- en invordering H2O 2015 gemeente Oldebroek”.
Aldus besloten in de vergadering van het college
van burgemeester en wethouders van Oldebroek