Nadere regels in verband met diverse vormen van ondersteuning
Artikel 1 Algemene voorziening
- 1.
Het college kan maatwerkvoorzieningen ook als algemene
voorziening aanbieden.
- 2.
De omvang van de maatwerkvoorzieningen voor diensten wordt
zoveel mogelijk vastgesteld in uren.
Artikel 2 Hulp bij het huishouden
- 1.
Hulp bij het huishouden als maatwerkvoorziening wordt verstrekt
als hulp bij het huishouden 2 (HH2). Daarbij geldt dat HH2 een
maatwerkvoorziening is waarbij geheel of gedeeltelijk op het
gebied van het huishouden taken worden overgenomen met inbegrip
van hulp bij de organisatie van het huishouden.
- 2.
Een persoon met beperkingen kan in aanmerking komen voor
huishoudelijke hulp als hij door zijn belemmeringen, rekening
houdend met de beschikbaarheid van de verplichte gebruikelijke
zorg en onverplichte mantelzorg, niet of onvoldoende in staat is
tot het voeren van de regie over het huishouden van zichzelf of
van de leefeenheid waartoe hij behoort.
- 3.
In die situatie kan een persoon met beperkingen ook in
aanmerking komen voor huishoudelijke hulp als deze kortdurend,
al dan niet in verband met het tijdelijk ontbreken van
mantelzorg, noodzakelijk is.
Artikel 3 Individuele begeleiding
Een cliënt kan in aanmerking komen voor individuele begeleiding
als:
- a
bij de cliënt sprake is van een complexe ondersteuningsvraag,
blijkend uit de noodzaak tot inzet van individuele begeleiding,
of
- b
er bij het functioneren van de cliënt sprake is van risico voor
zichzelf of diens omgeving, of
- c
toezicht op de cliënt mogelijk nodig is.
Artikel 4 Dagbesteding (algemeen/individueel)
- 1
Het college kan met het oog op het bieden van structuur, sociale
contacten alsmede het ontlasten van eventuele mantelzorgers
zorgdragen voor de aanwezigheid van algemene voorzieningen voor
dagactiviteiten met beperkte ondersteuning.
- 2
Een cliënt kan in aanmerking komen voor gespecialiseerde
dagbesteding met intensieve ondersteuning als:
- a
de cliënt als gevolg van een beperking onvoldoende in
staat is om een dagbesteding, waaronder het volgen van
een opleiding of het leveren van een arbeidsprestatie,
voor zichzelf of met behulp van netwerk te organiseren;
en
- b
er sprake is van een dermate complexe beperking dat
gedurende de dagbesteding directe nabijheid van
gespecialiseerde zorg, ondersteuning en/of toezicht
nodig is, of
- c
daarmee overbelasting van eventuele mantelzorgers wordt
voorkomen.
Artikel 5 Opvang en beschermd wonen
- 1
Onder voltijdopvang wordt verstaan een tijdelijk verblijf
gedurende een volledig etmaal of langer voor mensen die dakloos
of thuisloos zijn. De voltijdopvang omvat onderdak,
slaapgelegenheid, voeding en begeleiding op diverse aspecten.
- 2
Onder crisisopvang wordt verstaan het bieden van een tijdelijke
voltijdopvang in een crisissituatie door een instelling.
- 3
Een cliënt kan in aanmerking komen voor maatschappelijke opvang
als hij:
- a
Feitelijk of residentieel dakloos is, al dan niet
voorafgaand aan opname in een (psychiatrische) kliniek,
of aan detentie, en
- b
niet in staat is zich op eigen kracht in de samenleving
te handhaven, en
- c
niet beschikt over alternatieven die de situatie van
feitelijke of residentiële dakloosheid op te heffen.
- 4
Een slachtoffer van huiselijk geweld kan in aanmerking komen
voor opvang als deze:
- a
slachtoffer is van geweld in de huiselijke kring, en
vanwege aspecten van veiligheid de thuissituatie moet
verlaten, of indien sprake is van kindermishandeling en
opvang van kind(eren) met de beschermende
ouder/verzorger in de opvang noodzakelijk is, en
- b
18 jaar of ouder is, al dan niet met kind(eren), en
- c
geen mogelijkheden heeft om zelf, al dan niet met
gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door
interventie van derden een veilige situatie te creëren,
of in alternatieve huisvesting te voorzien.
- 5
Een cliënt kan voor beschermd wonen in aanmerking komen als:
- a
hij toezicht en begeleiding nodig heeft, gericht op het
bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het
psychisch of psychosociaal functioneren, stabilisatie
van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van
verwaarlozing of maatschappelijk overlast of het
afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen,
en/of
- b
hij een psychisch of psychosociaal probleem heeft, en
- c
hij niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven
in de samenleving en niet beschikt over alternatieven
die de noodzaak voor beschermd wonen kunnen
opheffen.
- 6
Het college maakt afspraken met andere gemeenten over
wederzijdse overdracht van cliënten en inzake prioritering van
doelgroepen bij de toegang tot de opvang en beschermd
wonen.
- 7
Uitvoering van opvang en beschermd wonen vindt voornamelijk
plaats via de centrumgemeente.
Artikel 6 Kortdurend verblijf
Een cliënt kan gedurende maximaal 3 etmalen per week in aanmerking komen
voor kortdurend verblijf als:
- a
de cliënt is aangewezen op ondersteuning met permanent toezicht,
en
- b
de mantelzorger door het overstijgen van het gebruikelijke,
redelijkerwijs van hem te verwachten toezicht overbelast dreigt
te raken.
Artikel 7 Nacht-en crisisopvang en passantenhotel
- 1
Het college draagt, via de centrumgemeente, binnen het kader van
de opvang voor dak –en thuislozen zonder verblijfsalternatief
zorg voor de mogelijkheid van kortdurend onderdak, in elk geval
met een slaapplaats indien noodzakelijk, en verder al dan niet
inclusief voeding, douche en eventueel andere diensten of
faciliteiten gedurende de nacht en de dag.
- 2
Het college draagt, via de centrumgemeente, zorg voor kortdurend
voltijdverblijf naar aanleiding van een crisissituatie, op voor
specifiek dat doel bestemde plekken, voor opvang gedurende
maximaal 3 aaneengesloten dagen, en in geval van huiselijk
geweld maximaal gedurende 10 dagen.
Artikel 8 Woonvoorzieningen
- 1
Een persoon met een beperking kan voor een woonvoorziening in
aanmerking komen als deze voorziening noodzakelijk is voor het
compenseren van de belemmeringen die worden ondervonden bij het
normale gebruik van de woonruimte.
- 2
Een woonvoorziening wordt verstrekt ten behoeve van de
woonruimte waar de persoon met beperking woonachtig is of zal
zijn en die geschikt is om het gehele jaar bewoond te
worden.
- 3
Woonvoorzieningen worden onder andere onderscheiden in:
- a
verhuis-en inrichtingskosten;
- b
een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing;
- c
roerende woonvoorzieningen;
- d
overige woonvoorzieningen.
- 4
Het bezoekbaar maken van één woonruimte waarbij de persoon met
een beperking in ieder geval de woonkamer en een
toiletvoorziening kan bereiken en gebruiken wordt beschouwd als
een bouwkundige of woontechnische aanpassing wanneer de persoon
met een beperking woonachtig is in een instelling voor
langdurige zorg.
- 5
Een traplift wordt beschouwd als een roerende woonvoorziening.
- 6
De woonvoorziening verhuizen of woningsanering wordt verstrekt
in natura of als pgb, tenzij een persoon met een beperking kiest
voor een tegemoetkoming in aannemelijke meerkosten.
- 7
De in lid 6 genoemde woonvoorziening verhuizen wordt alleen
verstrekt als de nieuwe woonruimte voldoet aan het programma van
eisen, zoals gesteld in de beschikking.
- 8
Het recht op de genoemde voorzieningen in lid 6 vervalt in
beginsel 2 jaar nadat de beschikking daarvoor is afgegeven,
tenzij er bijzondere omstandigheden te benoemen zijn.
- 9
Zelfwerkzaamheden worden niet vergoed.
- 10
Een woonunit heeft de voorkeur boven een structurele
verbouwing.
Artikel 9 Terugbetaling bij verkoop
- 1
De eigenaar, die een woningaanpassing heeft ontvangen die heeft
geleid tot waardestijging van de woning, dient bij de verkoop
van de woning binnen een periode van 10 jaar na gereed melding
van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan
het college te melden. De meerwaarde van de woning dient te
worden terugbetaald overeenkomstig een vastgelegde
afschrijving.
- 2
Bij het bepalen van de hoogte van het terug te betalen bedrag
als bedoeld in lid 1 wordt uitgegaan van de kostprijs van de
woningaanpassing.
Artikel 10 Vervoersvoorzieningen
- 1
Een persoon met een beperking kan in aanmerking komen voor een
vervoersvoorziening als hij belemmeringen ondervindt in het
lokaal verplaatsen en gebruik van het openbaar vervoer of het
bereiken van dat openbaar vervoer niet mogelijk is.
- 2
De compensatieplicht voor een vervoersvoorziening beperkt zich
tot het verplaatsen in de directe woon- en leefomgeving, tenzij
er sprake is van bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de
aanvrager zelf bezocht kan worden en waarbij het bezoek voor de
aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te
voorkomen.
- 3
De door het college te verstrekken vervoersvoorzieningen kunnen
bestaan uit:
- a
deelname aan collectief vervoer;
- b
een door spierkracht bewogen vervoersmiddel;
- c
- d
een autoaanpassing, als de voorziening collectief
vervoer niet toereikend is.
- 4
Collectief vervoer, als bedoeld in het derde lid, is een
maatwerkvoorziening.
- 5
Met het collectief vervoer kan een persoon met beperkingen zich
lokaal verplaatsen van deur tot deur, waarbij geldt dat:
- a
medisch noodzakelijke persoonlijke begeleiding bij het
gebruik van het collectieve vervoer gratis is en de
persoon met een beperking mag in beginsel een huisgenoot
meenemen, onder de voorwaarden van de vervoerder.
- b
er maximaal 30 kilometers, gerekend van het woonadres,
gereisd kan worden, waarbij in ieder geval ook het
ziekenhuis en/of revalidatiecentrum bereikt kan worden.
Boven de 30 kilometer geldt het tarief van de
vervoerder.
- 6
Een door spierkracht bewogen vervoersmiddel, als bedoeld in het
derde lid, kan bestaan uit:
- a
een aanpassing aan een fiets;
- b
een niet algemeen gebruikelijke fiets (bijv.
driewielfiets);
- c
een rolstoelfiets of handbike.
- 7
Een persoon met een beperking kan in aanmerking komen voor een
voorziening als bedoeld in het zesde lid indien:
- a
zijn beperking het gebruik van een gewone of
aankoppelfiets onmogelijk maakt; en
- b
hij zijn vervoersbehoefte merendeels met een door
spierkracht voortbewogen vervoersmiddel kan
invullen.
- 8
Voor een kind met beperkingen kan een vervoersvoorziening tevens
bestaan uit een individueel aangepast fietszitje of een
fietsaanhanger als een standaard (algemeen gebruikelijke)
voorziening niet mogelijk is.
- 9
De persoon met beperkingen die is aangewezen op collectief
vervoer is aan het college bijdrage verschuldigd, zoals vermeld
in de uitvoeringsovereenkomst met de vervoerder. De bijdrage
wordt door de vervoerder namens de gemeente geïnd.
- 10
Pashouders kunnen reizen in een gebied van 30 kilometer rondom
het woonadres. Boven de geldende maximaal te reizen 30 kilometer
geldt het tarief van de vervoerder.
- 11
De pashouder mag iemand gratis meenemen in het collectief
vervoer, als de medische noodzaak voor begeleiding tijdens de
rit vast is komen te staan, wegens gedrag of verpleegkundige
handelingen.
- 12
Op individuele gronden en wanneer de in lid 3 genoemde
voorzieningen niet toereikend zijn, kan het college besluiten
tot een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van eigen
auto of een bruikleenauto verstrekken.
Artikel 11 Rolstoelvoorzieningen
- 1
Een persoon met beperkingen kan voor een rolstoel in aanmerking
komen als een rolstoel noodzakelijk is voor het dagelijks
zittend verplaatsen in en om de woning.
- 2
De door het college te verstrekken rolstoelvoorziening kan
bestaan uit:
- a
een handbewogen rolstoel of een transportrolstoel;
- b
een elektrische rolstoel;
- c
een rolstoel of vastframe handbike voor
sportdoeleinden;
- d
individuele aanpassingen aan de rolstoel;
- e
- 3
Een persoon met beperkingen kan in aanmerking komen voor een
financiële tegemoetkoming in de aannemelijke (meer)kosten van
een sportrolstoel of vastframe handbike indien het sporten
zonder deze voorziening niet mogelijk is, waarbij rekening wordt
gehouden met de aanschafkosten en de kosten voor onderhoud en
verzekering.
Artikel 12 Persoonsgebonden budget (PGB)
- 1
Een persoon met een beperking heeft niet de mogelijkheid te
kiezen voor een persoonsgebonden budget als daartegen
overwegende bezwaren bestaan. Daarvan is in ieder geval sprake
als:
- a
er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de persoon
met een beperking zonder hulp niet in staat is tot een
verantwoorde besteding van het persoonsgebonden budget
en deze hulp niet via een echtgenoot, wettelijk
vertegenwoordiger, bewindvoerder of curator beschikbaar
is;
- b
de persoon met een beperking zich in de periode van twee
jaar voorafgaand aan de aanvraag niet heeft gehouden aan
– bij een eerdere verstrekking van een PGB – opgelegde
verplichtingen;
- c
de persoon met een beperking in een financieel
hulpverleningstraject zit of daarvoor in aanmerking zou
komen;
- d
de persoon met een beperking het eerder verstrekte
persoonsgebonden budget niet naar genoegen van het
college heeft kunnen verantwoorden.
- 2
Het tarief van een PGB:
- a
is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld
(ondersteunings)plan waarin tevens is opgenomen hoe hij
het PGB gaat besteden;
- b
is toereikend om effectieve en kwalitatief goede
ondersteuning in te kopen.
- c
Bedraagt maximaal het in het Financieel besluit
vastgelegde bedrag.
- 3
Als uit het gesprek en het plan blijkt dat het door het college
vastgestelde tarief niet toereikend is, kan hiervan worden
afgeweken tot ten hoogste van de kostprijs van de in
desbetreffende situatie goedkoopst compenserende
maatwerkvoorziening in natura.
- 4
Het PGB voor informele hulp wordt beperkt tot die gevallen
waarin de ondersteuning de gebruikelijke hulp overstijgt, niet
in het kader van een hulpverlenend beroep wordt verleend en
structureel, zwaar, van een behoorlijke omvang is en in een hoge
mate een verplichting kent.
- 5
Voor een collectieve vervoersvoorziening wordt geen PGB
verstrekt.
- 6
De budgethouder dient een schriftelijke overeenkomst te sluiten
met de door hem of haar inschakelde zorgverleners of
zorgverlenende instantie
- 7
Tussenpersonen of belangenbehartigers en administratiekosten
mogen niet uit het PGB betaald worden.
- 8
De budgethouder is verplicht om gedurende de gebruiksduur de
aangeschafte voorziening voldoende te laten onderhouden en, voor
zover van toepassing, toereikend te verzekeren. In het geval van
een scootmobiel, aangepaste fiets met hulpmotor of een
elektrische rolstoel is de budgethouder verplicht een all risk
verzekering af te sluiten gedurende de gebruiksduur van het
hulpmiddel. Ingeval het gebruik van de voorziening welke met een
persoonsgebonden budget is aangeschaft, is beëindigd en de
gebruiksduur van de voorziening niet geheel is verstreken,
treedt het college met de budgethouder in overleg over
verrekening van de restwaarde, onder verrekening van eventueel
ingebrachte eigen middelen.
- 9
In beginsel wordt een voorziening bekostigd vanuit PGB voor
Begeleiding Individueel of Begeleiding Groep alleen geleverd in
de buurt van de verblijfsplaats van de belanghebbende; binnen
het Westerkwartier dan wel de provincie Groningen, kop van
Drenthe en/of Friesland.
- 10
Levering van een PGB in het buitenland vindt in beginsel niet
plaats, tenzij het college hiertoe schriftelijke toestemming
geeft.
- 11
De budgethouder is verplicht zijn verblijf langer dan 4 weken in
het buitenland te melden bij het college.
- 12
Een PGB kan niet worden ingezet bij spoedeisende zorg en/of
crisis.
- 13
Een PGB voor informele zorg wordt alleen verstrekt als de
benodigde zorg de gebruikelijke zorg te boven gaat.
- 14
Een PGB voor informele zorg wordt in beginsel voor maximaal 8
uur per week verstrekt. Zijn meer uren zorg nodig per week dan
dient de zorg te worden geboden door professionals in de vorm
van ZIN of een PGB
Artikel 12a Formele hulp en informele hulp
- 1
Formele hulp heeft betrekking op ondersteuning c.q. zorg die met
een PGB bij derden wordt ingekocht die deze ondersteuning c.q.
zorg vanuit een hulpverlenend beroep verlenen.
- 2
De ondersteuning c.q. zorg wordt verleend op basis van een door
het college goedgekeurde overeenkomst, die is afgesloten met een
natuurlijk persoon of een rechtspersoon.
- 3
Een hulpverlenend beroep wordt aangenomen als de hulpverlener
staat ingeschreven bij het handelsregister, een BIG-registratie
heeft en/of is aangesloten bij één van de brancheorganisaties.
Naar een Verklaring Omtrent Gedrag kan worden gevraagd. Deze mag
niet ouder zijn dan 3 jaar.
- 4
Van aanbieders wordt verwacht dat zij personeel inzetten dat
aantoonbaar geschikt is voor het uitvoeren van opgegeven taak
die is vastgelegd in de vereiste overeenkomst.
- 5
Een toets of het personeel geschikt is kan blijken uit de
basiscompentieprofielen die zijn opgesteld door een landelijk
erkende beroepsopleidingen.
- 6
Ook ingehuurd personeel en ZZp-ers moeten kunnen voldoen aan
deze basiscompentieprofielen.
- 7
De formele hulp moet voldoen aan alle kwaliteitseisen op basis
van de wet, gemeentelijke regelgeving en de geldende
professionele standaard.
- 8
Informele hulp is hulp door niet-professionele hulpverleners die
wordt bekostigd vanuit een PGB..
- 9
De informele hulp is hulp die niet wordt verleend vanuit een
hulpverlenend beroep.
- 10
De hulpverlener is iemand uit het sociale netwerk of iemand die
door de belanghebbende zelf is gezocht en gevonden. Er hoeft
tussen de belanghebbende en de hulpverlener geen bestaande
relatie te zijn.
Artikel 13 Financiële tegemoetkoming aannemelijke meerkosten
- 1
Het college kan op aanvraag dan wel ambtshalve aan een persoon
met een beperking of chronische psychische of psychosociale
problemen een tegemoetkoming verstrekken voor aannemelijke
meerkosten, als een voorziening in natura of PGB geen adequate
oplossing biedt.
- 2
De tegemoetkoming hoeft niet kostendekkend te zijn.
- 3
Het college kan bepalen dat voor bepaalde forfaitaire
tegemoetkomingen aannemelijke meerkosten geen eigen bijdrage
wordt opgelegd.
- 4
Het college kan een tegemoetkoming in aannemelijke meerkosten
verstrekken aan de eigenaar van een woning, niet zijnde de
aanvrager, voor het bezoekbaar maken van de woning.
- 5
De tegemoetkoming wordt rechtstreeks aan de eigenaar
betaald.
- 6
Bij het bepalen van de hoogte van de aannemelijke meerkosten
voor woningsanering wordt rekening gehouden met de afschrijving
van de te vervangen spullen.
- 7
Indien verhuizing naar een andere adequate woning noodzakelijk
is gebleken, kan een tegemoetkoming aannemelijke meerkosten
worden verstrekt.
- 8
Nadere regels omtrent de hoogte en voorwaarden voor een
financiële tegemoetkoming heeft het college vastgelegd in het
financieel besluit Wmo 2015.
Artikel 14 Eigen rekening algemene voorziening
- 1
De hoogte van de voor eigen rekening komende kosten voor een
algemene voorziening bedraagt niet meer dan de kostprijs van de
voorziening. De kostprijs van een algemene voorziening wordt op
dezelfde wijze vastgesteld als voor maatwerkvoorzieningen.
- 2
Het college kan algemene voorzieningen aanwijzen. Zie hiervoor
bijlage 1.
- 3
Het college kan een korting op de voor eigen rekening komende
kosten van een algemene voorziening vaststellen.
Artikel 15 Mantelzorgwaardering
- 1
De jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van
cliënten in de gemeente kan onder andere bestaan uit de viering
van de dag van de mantelzorger met activiteiten in de
gemeente.
- 2
Het college voert over de vormgeving van de jaarlijkse blijk van
waardering overleg met mantelzorgers en hun organisaties.
- 3
Mantelzorgers die nog niet bekend zijn bij de gemeente kunnen
bij de gemeente aangeven voor de jaarlijkse blijk van waardering
in aanmerking te willen komen.
Artikel 16 Slotbepalingen
Dit besluit kan worden aangehaald als Nadere regels maatschappelijke
ondersteuning gemeente Grootegast 2015 versie september 2015.
Dit besluit treedt in werking op 16 september 2015. Met ingang van de
dag waarop de nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente
Grootegast 2015 versie september 2015 in werking treedt, worden de
Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Grootegast (versie maart
2015) ingetrokken.