Overheidsorganisatie | Gemeente Grootegast |
---|---|
Officiële naam regeling | Financieel Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast 2015 |
Citeertitel | Financieel Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2015 | 16-09-2015 | Nieuwe regeling Deze regeling vervangt de regeling 'Besluit maatschappelijke ondersteuning Grootegast (versie 2009) | 31-03-2015 Digitaal gemeenteblad 27-07-2015 | BW31-5-2015 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Grootegast;
gelet op artikel van de Wet maatschappelijke ondersteuning en artikel 149 van de Gemeentewet;
overwegende dat gelet op de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Grotoegast 2015, waarin aan ons de bevoegdheid is gegeven om nadere regels te stellen;
besluit vast te stellen het volgende besluit:
Voor de begripsbepalingen wordt verwezen naar de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast 2015
Indien de belanghebbende een duurdere voorziening wil dan de goedkoopst compenserende voorziening komt het meerdere voor rekening van de belanghebbende.
Voor voorzieningen die in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt is een eigen bijdrage verschuldigd.
Voor voorzieningen die in natura of als persoonsgebonden budget worden verstrekt is een eigen bijdrage verschuldigd.
Voor kosten voor onderhoud, reparatie en/of verzekering van een voorziening kan ook een eigen bijdrage worden opgelegd.
In uitzondering op de voorgaande leden is geen eigen bijdrage verschuldigd voor jeugdigen (onder 18 jaar), rolstoelvoorzieningen, het collectief vervoer, verhuiskostenvergoeding, woningaanpassingen in gemeenschappelijke ruimten, tijdelijke huisvesting, huurderving
De eigen bijdrage wordt berekend, opgelegd, vastgesteld en geïnd per periode van 4 weken, zoals geregeld in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
Berekening, oplegging, vaststelling en inning van de eigen bijdrage vindt plaats door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).
Een vrijstelling van de bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening kan, na advies van een instelling voor maatschappelijk werk, de Raad voor de Kinderbescherming of het AMHK, door het college worden gegeven, wanneer die bijdrage tot mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding en ontwikkeling van een minderjarige kan leiden.
De eigen bijdrage over een periode van 4 weken is gelijk aan de wettelijke “maximale periodebijdrage” in die periode, tenzij deze bijdrage hoger is dan de “kosten van de voorziening per 4 weken” in die periode. In dat geval is de eigen bijdrage of het eigen aandeel gelijk aan de “kosten van de voorziening per 4 weken”.
Wanneer meerdere Wmo voorzieningen verstrekt worden en/of wanneer er ook voor Wlz-zorg een eigen bijdrage opgelegd wordt, geldt het anticumulatiebeginsel. Het anticumulatiebeginsel bepaalt dat de belanghebbende per 4 weken nooit meer betaalt dan de voor zijn situatie berekende “maximale periodebijdrage”, ongeacht de totale kosten van alle voorzieningen (Wmo en/of Wlz-zorg).
Bij de bepaling van de hoogte van de maximale periodebijdrage in een bepaald jaar wordt rekening gehouden met het verzamelinkomen van de belanghebbende en dat van zijn eventuele partner het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend. Onder verzamelinkomen wordt in dit besluit verstaan: het inkomen zoals bedoeld in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. De gegevens over het verzamelinkomen worden ingewonnen bij de belastingdienst.
De wettelijk bepaalde maximale periodebijdrage is voor ongehuwde personen jonger dan 65 jaar € 19,40 per 4 weken (norm 2015), met dien verstande dat indien zijn verzamelinkomen meer bedraagt dan € 22.331,-- het bedrag van € 19,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 22.331,-- per 4 weken;
De wettelijke bepaalde maximale periodebijdrage is voor ongehuwde personen van met de pensioengerechtigde leeftijd of ouder € 19,40 (norm 2015) per 4 weken, met dien verstande dat indien zijn verzamelinkomen meer bedraagt dan € 16.634,-- het bedrag van € 19,40 wordt verhoogd met dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 16.634,-- per 4 weken;
De wettelijk bepaalde maximale periodebijdrage is voor gehuwde personen, indien een van beiden jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd € 27,60 (norm 2015) per 4 weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke verzamelinkomen meer bedraagt dan € 27.917,-- het bedrag van € 27,60 wordt verhoogd met dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke verzamelinkomen en € 27.917,-- per 4 weken;
De wettelijk bepaalde maximale periodebijdrage is voor gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt € 27,60 (norm 2015) per 4 weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke verzamelinkomen meer bedraagt dan € 23.046,-- het bedrag van € 27,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke verzamelinkomen en € 23.046,-- per 4 weken;
Voor wat betreft de hoogte van de in leden 2 t/m 5 genoemde bedragen wordt aangesloten bij de bedragen in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
Het college meldt de belanghebbende in een besluit tot verstrekking van een voorziening gedurende welke periode een eigen bijdrage verschuldigd is en hoe hoog het bedrag van de “Kosten van de voorziening per 4 weken” is.
Voor hulp bij het huishouden in natura (HH2) wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de huishoudelijke hulp wordt verstrekt. De “Kosten van de voorziening per 4 weken” worden als volgt vastgesteld: het aantal uren ontvangen zorg in die 4 weken, vermenigvuldigd met het uurtarief dat het college aan de zorgaanbieders betaalt.
Voor hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget (HH2) wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang het periodieke persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De “Kosten van de voorziening per 4 weken” wordt als volgt vastgesteld: de hoogte van het periodiek persoonsgebonden budget omgerekend naar het bedrag per periode van 4 weken.
Voor hulp bij het huishouden in natura (HH1) die tot 1 juli 2015 in het kader van het overgangsrecht wordt verstrekt, wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de huishoudelijke hulp wordt verstrekt. De berekening van de eigen bijdrage is gelijk aan de berekening in lid 1.
Voor hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget (HH1) dat tot 1 juli 2015 in het kader van het overgangsrecht wordt verstrekt, wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de huishoudelijke hulp wordt verstrekt. De berekening van de eigen bijdrage is gelijk aan de berekening in lid 2.
Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een (periodieke) financiële tegemoetkoming wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de tegemoetkoming verstrekt wordt. De “Kosten van de voorziening per 4 weken” worden als volgt vastgesteld: hoogte van de (periodieke) financiële tegemoetkoming omgerekend naar het bedrag per periode van 4 weken.
Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een eenmalige financiële tegemoetkoming (bijvoorbeeld woningaanpassing) wordt een eigen bijdrage opgelegd afhankelijk van de soort maatwerkvoorziening gedurende in de tabel genoemde periodes x de kosten van de voorziening. De “Kosten van de voorziening per 4 weken” worden als volgt vastgesteld: de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedeeld door de in de tabel genoemde periodes van 4 weken.
Voor voorzieningen in bruikleen wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de voorziening gebruikt wordt. De “Kosten van de voorziening per 4 weken” worden als volgt vastgesteld: de gemiddelde prijs (aanschaf, accessoires onderhoud) van de voorzieningensoort gedeeld door de gemiddelde levensduur van de voorzieningensoort, omgerekend naar een bedrag per 4 weken. (zie tabel)
Voor voorzieningen die door de gemeente worden gehuurd, wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de voorziening gebruikt wordt. De hoogte wordt berekend door de huurprijs per maand om te rekenen naar een periode van 4 weken.
Indien gekozen wordt voor een eenmalig persoonsgebonden budget in plaats van een voorziening in bruikleen, wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende een periode die overeenkomt met de gemiddelde levensduur van de voorzieningensoort waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De “Kosten van de voorziening per 4 weken” worden als volgt vastgesteld: het eenmalige persoonsgebonden budget bedrag gedeeld door het aantal periodes van 4 weken waarover de eigen bijdrage verschuldigd is. (zie tabel)
Mocht na de afschrijvingstermijn blijken dat de voorziening nog in goede staat verkeert, dan wordt de gebruiksduur verlengd. Een eigen bijdrage is dan niet meer verschuldigd.
Omschrijving | Kosten voorziening per 4 weken maatwerkvoorzieningen | Duur eigen bijdragebruikleen | Duur eigen bijdrage PGB |
Bouwkundige of woontechnische woningaanpassing | Werkelijke kosten of hoogte PGB / 260 | 20 jaar | 20 jaar |
Verhuizen | Werkelijke kosten of hoogte PGB / 91 | 7 jaar | 7 jaar |
Woningsanering | Werkelijke kosten of hoogte PGB / 91 | 7 jaar | 7 jaar |
Woonunit | Werkelijke danwel gemiddelde nieuwprijs 1 of hoogte PGB / 195 | Zolang de voorziening wordt gebruikt | 15 jaar |
Traplift | Werkelijke danwel gemiddelde nieuwprijs 1 of hoogte PGB / 195 | Zolang de voorziening wordt gebruikt | 15 jaar |
Tillift | Werkelijke danwel gemiddelde nieuwprijs 1 of hoogte PGB / 130 | Zolang de voorziening wordt gebruikt | 10 jaar |
Verrijdbare tillift, transferhulpmiddelen, pakpaal, losse papegaai, douche en toilet hulpmiddelen e.d. | Indien verstrekt in bruikleen: Werkelijke danwel gemiddelde nieuwprijs 1 / 130 | Zolang de voorziening wordt gebruikt | nvt |
Indien verstrekt in eigendom: Werkelijke danwel gemiddelde nieuwprijs 1 of hoogte PGB / 91 | 7 jaar | 7 jaar | |
Scootmobiel | Werkelijke danwel gemiddelde nieuwprijs 1 of hoogte PGB / 130 | Zolang voorziening wordt gebruikt | 7 jaar |
Scootmobielsafe | Werkelijke danwel gemiddelde nieuwprijs 1 of hoogte PGB / 195 | Zolang de voorziening wordt gebruikt | 15 jaar |
Handbike | Werkelijke danwel gemiddelde nieuwprijs 1 of hoogte PGB / 130 | Zolang de voorziening wordt gebruikt | 10 jaar |
(Aanpassing) fiets | Werkelijke danwel gemiddelde nieuwprijs 1 of hoogte PGB / 130 | 10 jaar | 10 jaar |
Aanpassing auto | Werkelijke of gemiddelde nieuwprijs 1 / 130 | 10 jaar | Nvt |
1 Het gaat om de all-in nieuwprijs, inclusief evt. afkoop van accessoires, onderhoud, verzekering en dergelijke
2 Inclusief onderhoud, reparatie en verzekering zoals die door de gemeente aan de leverancier wordt betaald
Een cliënt is voor verblijf in een opvang of beschermd wonen een bijdrage verschuldigd.
De bijdrage is gelijk aan de kostprijs voor verblijf in een opvang of beschermd wonen minus zak –en kleedgeld.
De cliënt mag bij opvang niet minder over houden dan de zak-en kleedgeldnorm, als bedoeld in artikel 23 lid 1 van de Participatiewet, alsmede een bedrag in verband met de standaardpremie gecorrigeerd met de zorgtoeslag en inclusief vakantiegeld, overeenkomstig artikel 1 lid 1 sub g van de Wet op de zorgtoeslag.
Indien de instelling bij voltijdsopvang of crisisopvang aan de cliënt geen voeding verstrekt, dan dient de instelling de cliënt een bedrag per dag beschikbaar te stellen voor het inkopen van voedingsmiddelen. Dit bedrag is gelijk aan dat het NIBUD jaarlijks berekent als gemiddelde kosten voor voeding per dag.
Afwezigheid van de cliënt uit de opvang of beschermd wonen, anders dan in verband met beëindiging voor de opvang of beschermd wonen, wordt de verschuldigdheid van de bijdrage buiten beschouwing gelaten.
Een cliënt is geen bijdrage verschuldigd als hij een vergoeding voor huisvesting betaalt aan een instelling.
Voor dagopvang, nachtopvang en noodopvang voor personen die de huiselijke situatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld is voor maximaal drie dagen geen bijdrage verschuldigd.
Een cliënt is geen bijdrage verschuldigd als hij tijdens zijn verblijf woonkosten is verschuldigd, wanneer hij als hoofdbewoner voor de woning die hij verlaten heeft in verband met risico’s voor de veiligheid in verband met huiselijk geweld.
De door het college aangewezen instellingen voor maatschappelijke opvang en opvang van personen die de huiselijke situatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld zijn verplicht de vastgestelde bijdrage te innen van de cliënten in die gevallen wanneer de bijdrage niet kan worden ingehouden op de bijstandsuitkering of inkomensvoorziening van de cliënt.
Het college stelt de bijdrage voor de opvang vast.
Over een persoonsgebonden budget voor een maatwerkvoorziening hoeft per jaar geen verantwoording te worden afgelegd over een bedrag tot en met € 250,--.
De hulp bij het huishouden wordt bij een persoonsgebonden budget vastgesteld in uren.
Het uurtarief bij het inhuren van huishoudelijke hulp bedraagt € 18,98 voor HH2.
Het uurtarief hulp bij het huishouden HH1, dat tot 1 juli 2015 in het kader van het overgangsrecht wordt verstrekt, bedraagt € 13,39.
Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopste compenserende voorziening. Dit bedrag wordt, indien nodig, verhoogd met 25% van de tegenwaarde voor de kosten van onderhoud en reparatie van de voorziening en, indien nodig, een bedrag voor de verzekering.
Ingeval het een persoonsgebonden budget voor roerende voorzieningen betreft, die de gemeenten normaal huurt, is de tegenwaarde de huurprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie en aanpassingen zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald gedurende een periode van 5 jaar.
Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel, niet zijnde een sportrolstoel, wordt op basis van een offerte vastgesteld op als tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, verhoogd met 25% van de tegenwaarde voor de kosten van onderhoud en reparatie van de voorziening en indien nodig, met de kosten van een verzekering.
Ingeval het een persoonsgebonden budget voor roerende voorzieningen betreft, die de gemeenten normaal huurt, is de tegenwaarde de huurprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie en aanpassingen zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald gedurende een periode van 5 jaar.
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor formele hulp wordt vastgesteld volgens onderstaande tabel.
Het tarief voor informele hulp bij begeleiding wordt gesteld op € 20,00 per uur.
Het tarief voor informele hulp begeleiding groep wordt vastgesteld op € 20,00 per dagdeel
Het tarief voor formele hulp bij kortdurend verblijf wordt vastgesteld op 100,99 per etmaal.
Het tarief voor informele hulp bij kortdurend verblijf wordt gesteld op € 30,00 per etmaal.
De financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten bedraagt € 2.707,-
De financiële tegemoetkoming in de kosten van het bezoekbaar maken van één woonruimte (artikel 4.8 Verordening) bedraagt maximaal € 5.437,-.
De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening (huurderving) bedraagt maximaal € 272,- per maand tot een maximum van 6 maanden en met uitzondering van de eerste maand.
De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening (tijdelijke huisvesting) bedraagt maximaal € 544,-- per maand met een maximum van 6 maanden.
De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening, specifiek voor een woonwagen of woonschip, bedraagt maximaal € 1.189,-.
De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel bedraagt € 2.895,- voor de aanschaf van de sportrolstoel zelf en 25% hiervan voor de kosten van onderhoud en reparatie van de voorziening en kan maximaal eens in de 3 jaar worden verstrekt(afhankelijk van de technische staat van de voorziening). Het gehele bedrag wordt in één keer voor de periode van 3 jaar uitgekeerd.
De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming die op grond van artikel 10 lid 12 van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast 2015 wordt verstrekt voor het gebruik van een bruikleenauto of eigen auto bedraagt € 994,--
Dit financieel besluit kan worden aangehaald als het Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast 2015
Dit besluit treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2015.
Met ingang van de dag waarop het Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast 2015 in werking treedt, wordt het Besluit maatschappelijke ondersteuning Grootegast (versie 2009) ingetrokken.
Grootegast, maart 2015,
Aldus vastgesteld door het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Grootegast,
in haar vergadering van 31 maart 2015,
E. Paré K.B. Dijkstra
secretaris burgemeester