Organisatie | Overbetuwe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening loonkostensubsidie gemeente Overbetuwe 2015 |
Citeertitel | Verordening loonkostensubsidie gemeente Overbetuwe 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Verordening loonkostensubsidie gemeente Overbetuwe 2015.pdf |
Geen.
artikel 6, tweede lid van de Participatiewet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-07-2015 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 14-07-2015 Officiële bekendmakingen 20 juli 2015, gemeenteblad nr. 65805 | 15rb000053 |
Onderwerp: Verordening loonkostensubsidie gemeente Overbetuwe 2015
De raad van de gemeente Overbetuwe;
gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders van 26 mei 2015;
gelezen het advies van de participatieraad van 19 mei 2015;
gelezen het advies van de voorbereidende vergadering van 30 juni 2015;
gelet op artikel(en) 6, tweede lid van de Participatiewet;
Aldus besloten in zijn openbare vergadering
van 14 juli 2015.
DE RAAD VOORNOEMD,
de griffier,
A.J. van den Brink MBA.
de voorzitter,
drs A.S.F. van Asseldonk.
Met de Participatiewet krijgen de gemeenten de mogelijkheid een nieuwe vorm van loonkostensubsidie in te zetten. Deze kunnen wij structureel verstrekken aan de werkgever,
en financieren vanuit het inkomensdeel. Deze loonkostensubsidie is vastgelegd in artikel 10d van de Participatiewet.
De werkgever betaalt de werknemer minimaal het wettelijk minimumloon (wml) of het toepasselijk cao-loon, en draagt de werkgeverslasten. De gemeente verleent een loonkostensubsidie aan de werkgever. Het bedrag van de subsidie is het verschil tussen het bruto wml en de loonwaarde, met een maximum van 70% van het wml.
De loonkostensubsidie wordt vermeerderd met een bij ministeriële regeling (Regeling loonkostensubsidie Participatiewet) bepaalde vergoeding voor de werkgeverslasten.
Loonwaarde is artikel 6, eerste lid, onderdeel g van de Participatiewet en als volgt gedefinieerd:
“vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon, die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort.”
Deze nieuwe vorm van loonkostensubsidie is niet perse tijdelijk, maar kan als het nodig is voor een langere periode worden ingezet. Met dit instrument compenseert de gemeente werkgevers voor de verminderde productiviteit van de werknemer (Kamerstukken II 2013/14,33 161, nr. 107, blz. 60).
Artikel 1 Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort
De loonkostensubsidie kunnen wij uitsluitend inzetten als de persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e van de Participatiewet. In artikel 10c van de Participatiewet is geregeld dat wij op schriftelijke aanvraag, dan wel ambtshalve, vaststellen of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 1, eerste lid van deze verordening).
Het is alleen mogelijk ambtshalve vast te stellen dat iemand tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort bij:
personen als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdeel b van de WIA, artikel 35, vierde lid, onderdeel b van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdeel b van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend;
In artikel 10c van de Participatiewet is ook bepaald dat het aan het college is om vast te stellen of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Binnen de kaders van de Participatiewet is het aan de gemeente om vast te stellen op welke wijze zij bepalen of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort en of de loonkostensubsidie voor hen ingezet wordt (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz.62).
In artikel 1, tweede lid van deze verordening is vastgelegd welke criteria daarbij in acht worden genomen. Deze cumulatieve criteria zijn ontleend aan artikel 6, eerste lid, onderdeel e van de Participatiewet. In dit artikel is wettelijk de doelgroep loonkostensubsidie vastgelegd.
In artikel 1 van het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet is vastgelegd wanneer iemand mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, te weten:
Bij de vaststelling of iemand behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie kan het college zich laten adviseren door een externe organisatie (artikel 1, derde lid van deze verordening). Het college draagt in dat geval personen voor die zouden kunnen behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie. De externe organisatie adviseert het college en neemt daarbij ook de in artikel 1, tweede lid van deze verordening neergelegde criteria in acht. Op basis van het advies beslist het college of iemand tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Dit advies is leidend. Alleen als sprake van een onzorgvuldige totstandkoming van het advies, kan het college besluiten het advies niet te volgen.
Artikel 2 Vaststelling loonwaarde
Wanneer het college heeft vastgesteld dat een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, en een werkgever heeft de intentie met deze persoon een dienstbetrekking aan te gaan, dan stelt het college in beginsel de loonwaarde van die persoon vast. Dit is vastgelegd in artikel 10d, eerste lid van de Participatiewet.
Hiervoor hoeft geen aanvraag ingediend te worden. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen. Als een dienstbetrekking tot stand komt, verleent het college loonkostensubsidie aan de werkgever met inachtneming van artikel 10d van de Participatiewet.
De regering heeft beoogd, en erin voorzien, dat werkbedrijven op regionaal niveau afspraken maken over de te gebruiken methode voor loonwaardevaststelling. Een ministeriële regeling (Regeling loonkostensubsidie Participatiewet) biedt, zolang er geen afspraken op regionaal niveau gemaakt zijn door werkbedrijven, nadere regels omtrent minimumeisen voor de vaststelling van de loonwaarde van mensen met een arbeidsbeperking die met loonkostensubsidie aan het werk gaan.
Deze Regeling loonkostensubsidie Participatiewet is mede gebaseerd op het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet, waarin is geregeld dat het college de loonwaarde vaststelt op basis van de feitelijk werkzaamheden van een persoon op de werkplek bij de werkgever, op basis van een objectieve beschreven methodiek en door of onder verantwoordelijkheid van een deskundige.
Naast de Participatiewet zelf biedt ook het Besluit de bevoegdheid om nadere regels bij ministeriële regeling te stellen omtrent eisen ten aanzien van de bestanddelen die bij de vaststelling van de loonwaarde moeten worden betrokken, de functie waartegen de prestaties van de (potentiële) werknemer moeten worden afgezet en de wijze waarop de loonwaarde wordt berekend. De Regeling loonkostensubsidie Participatiewet geeft invulling aan deze bevoegdheid. De regering is van mening dat de loonwaarde de prestatie van de potentiële werknemer moet weergeven. De loonwaarde wordt vastgesteld op basis van tempo, kwaliteit en inzetbaarheid (artikel 4 van het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet).Dit houdt ook in dat de regering vindt dat de additionele kosten niet in de loonwaarde, en dus niet in één van de elementen tempo, kwaliteit en inzetbaarheid moet worden betrokken. Onder additionele kosten worden kosten verstaan die gemaakt moeten worden om de werknemer op de werkplek te laten functioneren. Hierbij kunt u denken aan kosten van extra begeleiding en hulpmiddelen. Het college ontvangt financiële middelen voor deze additionele kosten via het participatiebudget.
De deelnemende gemeenten in de arbeidsmarktregio Arnhem, waaronder Overbetuwe, hebben een model en werkwijze rondom loonkostensubsidie binnen de Participatiewet ontwikkeld. Naar aanleiding hiervan bereiden wij gezamenlijk een aanbesteding voor die wij niet voor eind 2015 denken af te ronden. Zolang er nog geen door het Werkbedrijf en de minister goedgekeurde loonwaardemethodiek is voor de arbeidsmarktregio Arnhem wordt de loonwaarde vastgesteld door middel van een methodiek die voldoet aan de minimumeisen die in de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet zijn vastgelegd (artikel 2, eerste lid van deze verordening).
Een externe organisatie kan het college adviseren met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde van een persoon. Dit is vastgelegd in artikel 2, tweede lid van deze verordening. In de arbeidsmarktregio is ervoor gekozen de loonwaardemeting in 2015 door het UWV te laten uitvoeren.