Hoofdstuk 2 Voorzieningen voor Statenleden
Artikel 2 Vergoeding voor werkzaamheden
Aan het Statenlid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend
die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het
Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden, zoals dit bedrag
jaarlijks ingevolge artikel 2, tweede lid, van genoemd
Rechtspositiebesluit bij ministeriële regeling wordt gewijzigd.
Artikel 2a Toelagen
- 1
Naast de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2,
ontvangen fractievoorzitters in Provinciale Staten voor de duur van
hun voorzitterschap per jaar een toelage gelijk aan 1,2% van die
vergoeding op jaarbasis en een toelage gelijk aan 0,4% van die
vergoeding op jaarbasis voor elk Statenlid dat de fractie buiten de
fractievoorzitter telt. De toelagen tezamen bedragen ten hoogste
6,4% van die vergoeding op jaarbasis.
- 2
Voor de toepassing van het eerste lid stelt de Commissaris van de
Koning vast:
- a.
hoeveel Statenleden een fractie telt;
- b.
de duur van het fractievoorzitterschap.
- 3
Het Statenlid dat lid is van de vertrouwenscommissie als bedoeld in
artikel 61, derde lid, van de Provinciewet dan wel lid is van een
onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 151a, derde lid, van de
Provinciewet, ontvangt voor de duur van het lidmaatschap van de
commissie dan wel de duur van de activiteiten per jaar een toelage
van 5% van de vergoeding van de werkzaamheden als bedoeld in artikel
2 van deze verordening op jaarbasis.
- 4
Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel stelt de Commissaris
van de Koning de duur van het lidmaatschap dan wel de duur van de
activiteit vast.
Artikel 3 Onkostenvergoeding
- 1
Aan het Statenlid wordt een onkostenvergoeding voor aan de
uitoefening van het Statenlidmaatschap verbonden kosten toegekend
die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, derde lid, van
het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden, zoals dit bedrag
jaarlijks ingevolge artikel 2, vierde lid, van genoemd
Rechtspositiebesluit bij ministeriële regeling wordt gewijzigd. Deze
vergoeding is bedoeld voor de kosten, die een Statenlid maakt ten
behoeve van representatie, vakliteratuur, contributies en
lidmaatschappen, telefoonkosten, bureaukosten en porti, zakelijke
giften, bijdrage aan fractiekosten, ontvangsten en excursies.
- 2
In afwijking van het eerste lid is de onkostenvergoeding voor
overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten 83% van het
voor hem ingevolge het eerste lid geldende bedrag indien het
Statenlid op grond van lid 4 van dit artikel ten laste van
provinciale middelen een vergoeding ontvangt voor een mobiele
telefoon dan wel een mobiele telefoon ter beschikking krijgt.
- 3
Het is een fractie als bedoeld in artikel 7 lid 1 van de
verordening Ambtelijke bijstand en Fractieondersteuning Provincie
Limburg 2010 toegestaan om een mobiele telefoon ter beschikking te
stellen dan wel daar een vergoeding voor te geven aan een Statenlid
dat schriftelijk aangeeft te kiezen voor de mogelijkheid van lid 3
van dit artikel.
Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen
- 1
Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar Statenlid is
geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3,
naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar
Statenlid is geweest.
- 2
De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, en
van de toelagen, bedoeld in artikel 2a, geschiedt in maandelijkse
termijnen.
Artikel 5 Reiskosten
- 1
Het Statenlid ontvangt een NS Businesscard, waarmee op rekening en
op saldo kan worden gereisd. Voor reizen op rekening ontvangt de
provincie rechtstreeks van NS een factuur, de kosten van reizen op
saldo kan het Statenlid declareren bij de griffier met in achtneming
van het bepaalde in artikel 38 van deze verordening.
- 2
Aan het Statenlid worden vergoed de reiskosten voor het bijwonen
van vergaderingen van Provinciale Staten en van een commissie,
alsmede de reiskosten ter zake van andere ten behoeve van de
provincie gemaakte reizen. De vergoeding betreft:
- a.
bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een
taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid
gemaakte noodzakelijke reiskosten, met inachtneming van het
eerste lid;
- b.
bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van
de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten
overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de
Reisregeling binnenland.
- 3
Het Presidium kan nadere uitvoeringsregels stellen m.b.t. de
reiskosten bedoeld in lid 1 van dit artikel ter zake van andere ten
behoeve van de provincie gemaakte reizen.
Artikel 6 Verblijfkosten
- 1
Het Statenlid worden tijdens zijn zakelijk verblijf op het
provinciehuis om niet maaltijden en consumpties vanwege de provincie
verstrekt.
- 2
Het Statenlid worden vergoed de gemaakte noodzakelijke
verblijfkosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie en
verband houdend met zijn Statenlidmaatschap gemaakte reizen dan die
voor het bijwonen op het provinciehuis van vergaderingen van
Provinciale Staten en van een commissie, tot ten hoogste de
bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit
binnenland.
- 3
De griffier beoordeelt aanvragen als bedoeld in lid 2 van dit
artikel en kan aanvragen ter beoordeling voorleggen aan het
Presidium.
- 4
Het Presidium kan nadere regels stellen met betrekking tot de
kosten die op grond van lid 2 van dit artikel voor vergoeding in
aanmerking komen.
- 5
De griffier kan ten laste van de Provinciale middelen leden van
Provinciale Staten:
- a.
een overnachtingsmogelijkheid bieden als reizen heel
bezwaarlijk c.q. onmogelijk is voorafgaand aan, tussen of na
vergaderingen van Provinciale Staten en/of Statencommissies
of andere ten behoeve van de provincie en verband houdend
met zijn Statenlidmaatschap bij te wonen bijeenkomsten;
- b.
vervoer naar het thuisadres bieden ingeval Statenleden na
een vergadering of bijeenkomst van Provinciale Staten of een
Statencommissie niet meer per openbaar vervoer het
thuisadres kunnen bereiken.
Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium
- 1
De kosten van deelname van een Statenlid aan cursussen, congressen,
seminars en symposia die in het provinciaal belang door of namens de
provincie worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de
provincie.
- 2
Het Statenlid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of
symposium dat niet door of namens de provincie wordt aangeboden of
verzorgd, dient daartoe bij de griffier een gemotiveerde aanvraag
in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een
kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de provincie
als deelname van belang is in verband met de vervulling van het
Statenlidmaatschap.
- 3
De griffier beoordeelt aanvragen als bedoeld in lid 2 van dit
artikel en kan aanvragen ter beoordeling voorleggen aan het
Presidium.
Artikel 8 Vergoeding internetaansluiting
- 1
Aan een lid van Provinciale Staten worden eenmalig op aanvraag de
aanlegkosten van een internetaansluiting vergoed.
- 2
Aan een lid van Provinciale Staten wordt een vergoeding van € 25,00
bruto per maand toegekend ten behoeve van de abonnementskosten van
een internetaansluiting die benodigd is voor het
Statenlidmaatschap.
- 3
De in het tweede lid genoemde vergoeding wordt jaarlijks
geïndexeerd op basis van de definitieve consumentenprijsindex alle
huishoudens van het voorafgaande jaar.
Artikel 9 Kinderopvang
Deze bepaling is met ingang van 1 januari 2007 van rechtswege
vervallen.
Artikel 10 Kinderopvang
Deze bepaling is met ingang van 1 januari 2012 van rechtswege
vervallen.
Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij
arbeidsongeschiktheid
Op aanvraag verlagen Gedeputeerde Staten de vergoeding voor de
werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, in het geval een Statenlid een
uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke
arbeidsongeschiktheid.
Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering
- 1
In het geval een Statenlid een uitkering op grond van de
Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die
wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het
uitoefenen van het Statenlidmaatschap meer bedraagt dan de in
artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het
Statenlid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de provincie
verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.
- 2
In het geval dat een Statenlid een uitkering op grond van het
Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en
de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane
korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het
Statenlidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde
vergoeding voor de werkzaamheden die het Statenlid ontvangt, wordt
deze vergoeding ten laste van de provincie verhoogd tot het bedrag
van bedoelde korting.
Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van
Provinciale Staten
- 1
Een Statenlid dat op grond van artikel 75 van de Provinciewet meer
dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van Provinciale Staten
waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in
artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van
de waarneming.
- 2
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de
onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 3.
Artikel 14 Ziektekostenverzekering
- 1
Het Statenlid ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van een
ziektekostenverzekering van € 175,- per jaar.
- 2
Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar Statenlid is
geweest ontvangt de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, naar
evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar Statenlid is
geweest.
- 3
De betaling van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid,
geschiedt in maandelijkse termijnen.
- 4
Indien de nominale eindejaarsuitkering van het personeel werkzaam
bij de sector Rijk wijziging ondergaat wordt het in het eerste lid
genoemde bedrag naar evenredigheid gewijzigd.
Artikel 14a Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel
Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid,
onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen:
- a.
de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 3;
- b.
de verstrekkingen, bedoeld in artikel 8, eerste lid;
- c.
de vergoeding, bedoeld in artikel 8, derde lid.
Artikel 15 Aanspraak op uitkering bij aftreden
- 1
Degene die ten minste 2 jaren onafgebroken lid is geweest van
Provinciale Staten en kan bewijzen als gevolg van het aanvaarden van
het lidmaatschap van Provinciale Staten minder inkomsten te hebben
verkregen uit tot op dat moment verrichte werkzaamheden, kan met
ingang van de datum van aftreden, aanspraak maken op een uitkering
ten laste van de provincie.
- 2
De in lid 1 bedoelde aanspraak wordt uitsluitend geëffectueerd
indien door belanghebbende daartoe binnen 3 maanden na de datum van
aftreden als Statenlid een schriftelijk verzoek wordt ingediend bij
Gedeputeerde Staten.
- 3
Geen recht op een uitkering bij aftreden bestaat indien het
Statenlid:
- a.
na aftreden zonder onderbreking weer als Statenlid
optreedt;
- b.
op de datum van zijn aftreden 65 jaar of ouder is;
- c.
van zijn Statenlidmaatschap vervallen is verklaard
ingevolge artikel X7 van de Kieswet;
- d.
is benoemd in de plaats die is opengevallen als gevolg van
het tijdelijk ontslag van een Statenlid wegens zwangerschap
en bevalling of ziekte, ingevolge artikel X 12 van de
Kieswet.
Artikel 16 Duur van uitkering bij aftreden
De duur van de uitkering wordt bepaald op de helft van het aantal
volledige maanden gedurende welke het gewezen Statenlid het
Statenlidmaatschap heeft vervuld, met dien verstande, dat de duur een
periode van twee jaar niet te boven gaat.
Artikel 17 Bedrag van uitkering bij aftreden
- 1
De uitkering bedraagt:
- a.
voor het gewezen lid van Provinciale Staten dat twee
volledige perioden van elk vier jaren zitting heeft gehad,
in het eerste jaar 80%, en in het tweede jaar 70% van de
vaste vergoeding voor de werkzaamheden van een Statenlid per
jaar;
- b.
voor het gewezen lid van Provinciale Staten dat tenminste
één volledige periode van vier jaren zitting heeft gehad, in
het eerste jaar 60%, en in het tweede jaar 55% van de vaste
vergoeding voor de werkzaamheden van een Statenlid per
jaar;
- c.
voor het gewezen lid van Provinciale Staten dat tenminste
twee volledige jaren doch nog niet een volledige periode van
vier jaren zitting heeft gehad, in het eerste jaar 40%, en
voor de resterende periode 35% van de vaste vergoeding voor
de werkzaamheden van een Statenlid per jaar.
- 2
Bepalend voor de hoogte van de uitkering is de vaste vergoeding
voor de werkzaamheden als lid van Provinciale Staten op het moment
van uitkering.
Artikel 18 Korting op de uitkering bij aftreden wegens inkomsten
- 1
Inkomsten welke een lid van Provinciale Staten heeft op de dag
waarop hij/zij ophoudt Statenlid te zijn, worden niet in mindering
gebracht op zijn/haar uitkering als gewezen lid van Provinciale
Staten.
- 2
Nieuwe inkomsten of hogere inkomsten, welke het gewezen lid van
Provinciale Staten na de dag bedoeld in het eerste lid verwerft,
worden met de uitkering verrekend over de periode waarop deze
inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te
hebben.
- 3
Onder de in het eerste en tweede lid vermelde inkomsten wordt
verstaan:
- -
- -
inkomsten uit of in verband met arbeid of het verrichten van
andere diensten of aanneming van werk;
- -
een periodieke uitkering wegens invaliditeit;
- -
een uitkering als bedoeld in artikel 21 van deze
verordening.
- 4
Degene aan wie een uitkering is toegekend is verplicht van het
verkrijgen van nieuwe of hogere inkomsten als bedoeld in artikel 18,
tweede lid, terstond mededeling te doen aan Gedeputeerde Staten
onder opgave, voor zover mogelijk, van de hoogte van deze
(verwachte) inkomsten.
- 5
Degene aan wie een uitkering als bedoeld in de artikelen 15 tot en
met 17 van deze verordening is toegekend, geeft desgevraagd alle
informatie betreffende zijn/haar inkomen aan Gedeputeerde Staten
welke voor de uitvoering van deze regeling nodig is.
Artikel 19 Betaling uitkering bij aftreden
De uitkering bij aftreden wordt uitbetaald in maandelijkse
termijnen.
Artikel 20 Opschorting en einde uitkering
- 1
De uitkering bij aftreden eindigt:
- a.
op de dag waarop de uitkeringsduur is verstreken;
- b.
met ingang van de maand, volgende op de maand waarin het
gewezen Statenlid is overleden;
- c.
met ingang van de dag waarop het gewezen Statenlid wederom
als lid van Provinciale Staten is beëdigd;
- d.
met ingang van de maand volgend op die waarin de leeftijd
van 65 jaar wordt bereikt;
- e.
met ingang van de dag waarop het gewezen Statenlid als lid
van Gedeputeerde Staten is beëdigd.
- 2
De betaling van de uitkering kan door Gedeputeerde Staten worden
opgeschort indien en voor zolang belanghebbende niet de mededeling
of opgave doet als bedoeld in de artikelen 18, vierde en vijfde lid
van deze verordening. Indien de in artikel 18, vierde en vijfde lid
bedoelde verplichting alsnog wordt nagekomen, wordt de uitkering bij
aftreden over de tijd van opschorting, met inachtneming van artikel
18, alsnog uitbetaald.
- 3
Belanghebbende dient zich in te spannen andere inkomsten te
verwerven. De betaling van de uitkering kan door Gedeputeerde Staten
worden opgeschort en beëindigd indien belanghebbende zich
onvoldoende inspant andere inkomsten te verwerven. Hij dient in het
eerste jaar van zijn uitkering periodiek doch minstens drie maal in
een gesprek informatie over zijn inspanningen te verstrekken.
Artikel 21 Ouderdomspensioen en invaliditeitspensioen
- 1
Het lid van Provinciale Staten, dat als gevolg van het aanvaarden
van het Statenlidmaatschap, wordt geconfronteerd met een
vermindering van werktijd in zijn of haar hoofdberoep, welke
werktijdvermindering tot gevolg heeft dat zijn of haar uitzicht op
pensioen en/of een uitkering als gevolg van invaliditeit wordt
verminderd, kan een vergoeding ontvangen welke strekt tot
voortzetting van de verzekering, op het niveau dat gold onmiddellijk
voor het aanvaarden van het Statenlidmaatschap.
- 2
Het lid van Provinciale Staten dat gebruik wenst te maken van de in
lid 1 aangegeven voorziening dient zich binnen 3 maanden na de
vermindering van de werktijd met een schriftelijk verzoek tot
Gedeputeerde Staten te wenden onder overlegging van daartoe
strekkende schriftelijke bewijsstukken.
- 3
De premie voor de in lid 1 bedoelde verzekering wordt op verzoek
tot ten hoogste 50% door de provincie aan het desbetreffende lid van
Provinciale Staten vergoed.
Artikel 22 Uitkering bij overlijden
- 1
In geval van overlijden van het Statenlid wordt aan de weduwe of
weduwnaar van wie het Statenlid niet duurzaam gescheiden leefde een
bedrag uitgekeerd, gelijk aan de in artikel 2 bedoelde vergoeding
voor de werkzaamheden, welke het Statenlid laatstelijk genoot over
een tijdvak van drie maanden. Indien de overledene geen weduwe of
weduwnaar van wie het Statenlid niet duurzaam gescheiden leefde
nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige
wettige of natuurlijke kinderen, of minderjarige kinderen waarover
de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke
zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van
het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van de enige
verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding
daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen dan geschiedt de uitkering
aan degenen die geheel of grotendeels afhankelijk waren van het
inkomen van het Statenlid.
- 2
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar
mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede
degene met wie het overleden Statenlid ongehuwd samenleefde en een
gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3,
derde en vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet.
- 3
Dit artikel is niet van toepassing op een Statenlid dat is benoemd
in de plaats die is opengevallen als gevolg van het tijdelijk
ontslag van een Statenlid wegens zwangerschap en bevalling of
ziekte, ingevolge artikel X 12 van de Kieswet.
Artikel 22a Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens
zwangerschap en bevalling of ziekte
- 1
De artikelen 2 tot en met 4, 7 tot en met 22, 37 en 39 zijn van
overeenkomstige toepassing op het Statenlid aan wie ingevolge
artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens
zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de
onkostenvergoeding die dit Statenlid op grond van artikel 3, eerste
lid, ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die
bepalingen van toepassing is.
- 2
Een tijdelijk ontslag als bedoeld in artikel X 10 van de Kieswet
wordt niet aangemerkt als een aftreden als bedoeld in artikel 15 tot
en met 20.
Artikel 22b Rechtsbijstand
- 1
Een lid van Provinciale Staten heeft recht op van provinciewege
betaalde rechtsbijstand in het geval hij als gevolg van de
rechtmatige uitoefening van werkzaamheden die voortvloeien uit het
Statenlidmaatschap of het gebruik van zijn bevoegdheden als
Statenlid aansprakelijk wordt gesteld voor schade dan wel op grond
van zijn Statenlidmaatschap gedaagde wordt in een gerechtelijke
procedure. De aanspraak bestaat niet als er sprake is van opzet of
bewuste roekeloosheid.
- 2
De rechtsbijstand vindt plaats door of op kosten van de
provincie.
- 3
Het Presidium kan nadere regels stellen m.b.t. het uurtarief dat
vergoed wordt en de duur van de bijstand.
Hoofdstuk 3 Voorzieningen voor gedeputeerden
Artikel 23 Onkostenvergoeding
Ingetrokken.
Artikel 24 Dienstauto
- 1
De gedeputeerde kan voor reizen welke naar het oordeel van
gedeputeerde staten ten behoeve van de provincie worden gemaakt
gebruik maken van een dienstauto met of zonder chauffeur. Onder
dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan
een door de provincie ingehuurde auto.
- 2
De dienstauto met of zonder chauffeur kan door de gedeputeerde ook
worden gebruikt voor het woon-werkverkeer.
- 3
Indien de gedeputeerde gebruik maakt van een dienstauto met of
zonder chauffeur dan heeft hij voor die reizen geen recht op een
tegemoetkoming in de reiskosten.
- 4
Indien aan de gedeputeerde ingevolge artikel 25 een openbaar
vervoerjaarkaart is verstrekt wordt bij gebruik van een dienstauto
voor het woon-werkverkeer een korting op zijn bezoldiging toegepast
van 1/40 van de maandprijs van de openbaarvervoerjaarkaart voor elke
enkele reis.
- 5
Indien de gedeputeerde voor reizen ten behoeve van de provincie
gebruik maakt van de provinciale dienstauto en daarvoor van een
derde ook een vergoeding van reiskosten ontvangt, wordt die
vergoeding in de provinciale kas gestort.
Artikel 25 Reiskosten woon-werkverkeer
Indien de gedeputeerde voor het woon-werkverkeer geen gebruik maakt van
een dienstauto met of zonder chauffeur wordt hem voor het
woon-werkverkeer naar keuze:
- a.
een openbaar vervoerjaarkaart eerste klasse verstrekt;
- b.
een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend
overeenkomstig het bepaalde in de Reisregeling binnenland.
Artikel 26 Zakelijke reiskosten
- 1
Aan de gedeputeerde wordt naast de tegemoetkoming bedoeld in
artikel 25 voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 25
bedoelde reizen ten behoeve van de provincie gemaakt waarbij geen
gebruik wordt gemaakt van de dienstauto met of zonder chauffeur een
vergoeding verleend. De vergoeding betreft:
- a.
bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een
taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid
gemaakte noodzakelijke reiskosten, met inachtneming van
artikel 25, onderdeel a;
- b.
bij gebruik van een eigen personenauto: een vergoeding van
de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten
overeenkomstig het bedrag, genoemd in artikel 4, onderdeel
b, van de Reisregeling binnenland.
- 2
Aan de gedeputeerde aan wie ingevolge artikel 25 een openbaar
vervoerjaarkaart is verstrekt worden de in het eerste lid, onderdeel
b, bedoelde reiskosten alleen vergoed als met het openbaar vervoer
niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies kan worden gereisd.
Artikel 27 Verblijfkosten
De gedeputeerde worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke
verblijfkosten ter zake van reizen, bedoeld in artikel 26 volledig
vergoed.
Artikel 28 Buitenlandse dienstreizen
- 1
Indien de gedeputeerde in het provinciaal belang een reis buiten
Nederland maakt, worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke
reis- en verblijfkosten vergoed.
- 2
Deelname aan een dienstreis naar het buitenland geschiedt conform
het bepaalde in de Gedragscode Bestuurlijke Integriteit leden van
Gedeputeerde Staten Provincie Limburg 2014.
Artikel 29 Cursus, congres, seminar of symposium
Ingetrokken.
Artikel 30 Computer en internetverbinding
- 1
Op aanvraag wordt aan de gedeputeerde ten laste van de provincie
voor de uitoefening van het ambt een computer, bijbehorende
apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld.
- 2
De gedeputeerde ondertekent voor de bruikleen een
bruikleenovereenkomst met de provincie.
- 3
Gedeputeerde Staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst
vast.
- 4
Op aanvraag wordt aan de gedeputeerde een maandelijkse vergoeding
van € 30,81 bruto toegekend ten behoeve van de abonnementskosten van
een internetverbinding.
- 5
De in het vierde lid genoemde vergoeding wordt jaarlijks
geïndexeerd op basis van de definitieve consumentenprijsindex alle
huishoudens van het voorafgaande jaar.
Artikel 31 Mobiele telefoon
- 1
Op aanvraag wordt de gedeputeerde voor de uitoefening van zijn ambt
een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld.
- 2
De gedeputeerde ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met
de provincie.
- 3
Gedeputeerde Staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst
vast.
Artikel 32 Spaarloonregeling
Ingetrokken.
Artikel 33 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten
De gedeputeerde die bij benoeming nog niet over woonruimte in de
provincie beschikt heeft ten laste van de provincie aanspraak op
vergoeding van:
- a.
reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1
van de Regeling rechtspositie gedeputeerden;
- b.
verhuiskosten in verband met de benoeming als gedeputeerde
overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Regeling
rechtspositie gedeputeerden.
Artikel 33a Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel
- 1
Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid,
onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen
de vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 23a
Rechtspositiebesluit gedeputeerden.
- 2
Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid,
onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder
aangewezen de vergoedingen en verstrekkingen bedoeld in hoofdstuk 3
van deze verordening voor zover deze worden gerekend tot een
vergoeding of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid,
onderdelen a tot en met h van de Wet op de loonbelasting 1964.
Hoofdstuk 4 Voorzieningen voor commissieleden
Artikel 34 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen
- 1
Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de
vergaderingen van een commissie en haar subcommissies een vergoeding
die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 13 van het
Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden, zoals dit bedrag
jaarlijks ingevolge artikel 13 voornoemd wordt herzien.
- 2
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die
als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden
als bedoeld in artikel 94 van de Provinciewet ontvangt.
- 3
Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie
- a.
als Statenlid of gedeputeerde;
- b.
uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een
ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een
functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege
wordt gesubsidieerd;
- c.
als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling,
organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de
commissie tevens in belangrijke mate het provinciaal belang
dient.
- 4
Leden van door Gedeputeerde Staten aan te wijzen (sub)commissies
als bedoeld in artikel 82 van de Provinciewet, die geen lid zijn van
Provinciale Staten, ontvangen bovendien voor de voorbereiding van de
vergaderingen van die (sub)commissies een vergoeding per uur, tot
een door Gedeputeerde Staten te bepalen maximum aantal uren per
vergadering. De vergoeding per uur is gelijk aan het bedrag bedoeld
in lid 1 van dit artikel.
Artikel 35 Reis- en verblijfkosten
- 1
Aan het lid van een commissie dat geen Statenlid of gedeputeerde is
en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie
is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de
vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft:
- a.
bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een
taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid
gemaakte noodzakelijke reiskosten op basis van eerste
klasse;
- b.
bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van
de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten
overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de
Reisregeling binnenland.
- 2
Het in het eerste lid bedoelde lid van de commissie worden vergoed
de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten voor het bijwonen van de
vergaderingen van de commissie tot ten hoogste de bedragen,
vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.
Artikel 36 Excursie of reis
Provinciale Staten stellen jaarlijks een budget beschikbaar voor
excursies of reizen van commissies in het binnenland of naar het
buitenland. Het Presidium verdeelt dit budget over de diverse
commissies. Bij een buitenlandse reis c.q. excursie meldt de voorzitter
van de commissie dit van te voren aan het Presidium.
Hoofdstuk 5 De procedure van declaratie
Artikel 37 Betaling van kosten
Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats
door:
- a.
betaling vooraf uit eigen middelen; of
- b.
rechtstreekse toezending van de factuur aan de provincie.
Artikel 38 Declaratie van vooruit betaalde kosten
- 1
Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 25,
26, 27, 28, 33 en 35 wordt gebruik gemaakt van een
declaratieformulier, waarvan het model door Gedeputeerde Staten is
vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn
betaald.
- 2
Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het
Statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde dient het
declaratieformulier voor kosten gemaakt voor activiteiten in een
kalenderjaar uiterlijk voor 1 april van het daaropvolgende jaar in
bij de griffier, onderscheidenlijk de algemeen directeur of de door
hem aangewezen ambtenaar onder bijvoeging van de originele
bewijsstukken.
- 3
Indien het declaratieformulier later dan 1 april van het jaar,
volgende op het kalenderjaar waarin de kosten zijn gemaakt, wordt
ingediend, worden de uit eigen middelen vooruitbetaalde kosten niet
meer vergoed.
Artikel 39 Rechtstreekse facturering bij de provincie
De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 7, 27, 28, 29 en 33
kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het
Statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde voor akkoord ondertekende
factuur aan de griffier, onderscheidenlijk de provincie.