Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Treasurystatuut Rotterdam 2015 |
Citeertitel | Treasurystatuut Rotterdam 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | 2015-88 |
Geen
Verordening financiën Rotterdam 2013
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-06-2015 | Onbekend | 19-05-2015 Gemeenteblad 2015-88 | Voorstel van de directeur Middelen en Control van de Bestuursdienst van 28 april 2015; kenmerk 1638613 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van de directeur Middelen en Control van de Bestuursdienst van 28 april 2015; kenmerk 1638613;
gelet op de Verordening financiën Rotterdam 2013;
overwegende, dat voor de effectuering van deugdelijk financieel beleid en beheer en een deugdelijke financieringsfunctie aanvullende regels nodig zijn;
In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt voorts verstaan onder:
commercial paper: door een niet-kredietinstelling uitgegeven verhandelbare schuldbekentenis aan toonder met een looptijd korter dan twee jaar, die onderdeel uitmaakt van een commercial paper programma, waarin de voorwaarden en de maximale omvang van de aan te trekken commercial papers over een bepaalde periode wordt bepaald;
De concerncontroller sluit namens de gemeente overeenkomsten met waardetransporteurs met betrekking tot transport van contante gelden en waardepapieren.
Als het saldo van een niet-procesrekening ontoereikend is om voorgenomen betalingen te kunnen doen, draagt de treasury zorg voor aanvulling van deze rekening indien van het betreffende gemeentelijke organisatieonderdeel minimaal twee dagen voor de gewenste verwerkingsdatum een schriftelijk verzoek tot saldoaanvulling is ontvangen.
Bij beëindiging van het gebruik van het EB-systeem van de huisbank door een gebruiker draagt diens lid van de concerndirectie zorg voor het innemen van de tokens en eventuele overige zaken en stuurt deze terstond op naar de algemeen directeur RSO, samen met een schriftelijk verzoek tot beëindiging van de toegang tot het EB-systeem van de huisbank.
Voor elke betaalopdracht in het EB-systeem zijn minimaal twee handtekeningen nodig van tekeningsbevoegden.
Het gebruik van kredietkaarten waarmee zonder voorafgaande toestemming geld, goederen of diensten kunnen worden verkregen is niet toegestaan, behalve wanneer een dergelijke betaalkaart verstrekt is voor dienstreizen in het buitenland of andere specifieke doeleinden en ook alleen als zodanig gebruikt wordt.
Ten behoeve van het cashmanagement draagt het lid van de concerndirectie voor zijn organisatieonderdeel zorg voor de aanlevering van de volgende informatie bij de treasury:
De concerncontroller is belast met:
De volgende instrumenten ten behoeve van het aantrekken van financieringsmiddelen zijn te gebruiken:
De treasury houdt een register bij van afgesloten leningen, uitzettingen en derivaten.
De financiering met kortlopende en langlopende leningen en de uitzetting van tijdelijk overtollige geldmiddelen worden gebaseerd op de liquiditeitenplanning.
Leningen worden uitsluitend aangegaan, verstrekt of gegarandeerd in euro’s.
Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na de dagtekening van het gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling wordt aangehaald als ‘Treasurystatuut Rotterdam 2015’.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 19 mei 2015.
De secretaris, De burgemeester,
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 25 juni 2015 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)
Artikel 2Bevoegdheden en verantwoordelijkheden geldstromenbeheer
De concerncontroller draagt geen verantwoordelijkheid voor de feitelijke uitvoering van het geldstroombeheer binnen de gemeente. Deze verantwoordelijkheid is opgedragen aan de leden van de concerndirectie voor hun organisatieonderdeel. De verantwoordelijkheid van de concerncontroller richt zich op de kaderstelling waarbinnen de leden van de concerndirectie hun verantwoordelijkheid kunnen waarmaken. Tot de bevoegdheid van de concerncontroller hoort daarbij het aangaan van alle overeenkomsten met de banken en het opstellen van de algemene voorschriften.
Materieel richten de activiteiten binnen het geldstromenbeheer zich op het gehele proces dat leidt tot het overmaken van een bedrag van een bankrekening of het incasseren van een bedrag op een bankrekening. Dit proces start met een opdracht tot invoer van de betalingen of incasso-opdrachten in het EB-systeem.
Artikel 3Vereisten rekening-courantstelsels
Onder de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) worden geen eisen gesteld aan de banken waarbij bankrekeningen worden aangehouden voor het verrichten van betalingsverkeer. Wel is in de wet opgenomen dat gelden - voor zover die het drempelbedrag van het schatkistbankieren niet overschrijden - voor een periode tot 3 maanden alleen mogen worden uitgezet bij financiële ondernemingen met ten minste een A-rating, afgegeven door twee ratingbureaus. Een ratingbureau is een bedrijf dat de kredietwaardigheid beoordeelt van bedrijven, banken, nationale en lokale overheden, en non-profitorganisaties, alsmede van door hen uitgegeven schuldbewijzen. De meest bekende ratingbureaus zijn Moody’s, Standard and Poor’s en Fitch. Positieve saldi op bankrekeningen kunnen worden gezien als zeer kortlopende uitzettingen. Daarom is er voor gekozen om deze eis met betrekking tot de kredietwaardigheid ook toe te passen op tegenpartijen waarbij de gemeente een rekening-courantstelsel aanhoudt.
Als de rating van een bank via welke de gemeente haar betalingsverkeer laat verlopen zodanig verslechtert dat deze onder de gestelde norm zakt, dan dient binnen een jaar een aanbesteding van het betalingsverkeer plaats te vinden. Hierbij wordt het betalingsverkeer ondergebracht bij een bank die wel aan de gestelde eisen voldoet.
Artikel 4Aangaan overeenkomsten met banken
De bepaling dat de concerncontroller alle formulieren, met uitzondering van betaalopdrachten, ondertekent is nodig om hem in staat te stellen invulling te geven aan zijn taak op basis van artikel 2.
Uitgangspunt is dat het betalingsverkeer verloopt via de huisbank. Indien specifieke dienstverlening niet door de huisbank kan worden geleverd of het laten verlopen van betalingsverkeer via de huisbank tot hoge kosten of risico’s leidt, dan kan dergelijk betalingsverkeer via een andere bank verlopen.
Artikel 6Openen, wijzigen en sluiten bankrekeningen
In een aantal gevallen voert de gemeente de administratie voor derden en voert uit dien hoofde ook betalingsverkeer uit voor die derden. Dit betalingsverkeer mag niet over gemeentelijke bankrekeningen lopen. Deze organisaties moeten daarom op eigen naam en risico hun rekening bij een bank openen. De gemeente heeft hierin alleen een beheerstaak.
De bankrekeningen zijn ingericht naar betalingsprocessen. Dat wil zeggen dat elk afzonderlijk betalingsproces via een aparte bankrekening verloopt. We spreken dan ook van procesrekeningen. Uit het verleden, toen er nog sprake was van volledig decentraal betalingsverkeer, resteert nog een aantal bankrekeningen waarop nog sporadisch betalingen en ontvangsten plaatsvinden. Deze bankrekeningen zullen worden afgebouwd.
Een procesrekening kan, afhankelijk van het specifieke betaalproces worden gekenmerkt als betaalrekening, ontvangstrekening of treasuryrekening. De opdeling van bankrekeningen en het toepassen van ‘limieten’ op de betaalrekeningen leidt tot beheersing van risico’s en tot inzicht in de ontwikkeling van de liquiditeit. Bij het vaststellen van de bovengrens laat de concerncontroller zich voorzien van informatie van het desbetreffende organisatieonderdeel met betrekking tot de betaalstromen en het advies van de treasury met betrekking tot de hoogte van de bovengrens.
Het hanteren van de ‘nul’ als ondergrens op een betaalrekening voorkomt het ‘rood staan’. De bovengrens moet aansluiten op de reële gemiddelde geldstroom. De ‘bovengrens’ moet ook niet worden gezien als een gefixeerde stand. Bij opening wordt de eerste grens door de concerncontroller meegegeven. Deze ‘grens’ is dynamisch en wordt door de treasury op basis van de feitelijke ontwikkelingen periodiek beoordeeld en kan op advies van de treasury door de concerncontroller worden herzien.
Door middel van aanbestedingsprocedures worden periodiek geldvervoerders in staat gesteld hun product te presenteren. Op basis van de aanbesteding sluit de gemeente een overeenkomst waaraan de diensten zijn gebonden. De concerncontroller is bevoegd dergelijke overeenkomsten namens de gemeente te ondertekenen. Dit artikel is ook van toepassing op contant geldautomaten en parkeerautomaten.
Bij de periodieke beoordeling van banken worden aspecten zoals klanttevredenheid, productassortiment en prijsstelling bekeken en worden de bancaire condities en voorwaarden doorgelicht.
Artikel 9Algemene vereisten administratieve organisatie betalingsorganisatie
De nadere uitwerking van de betalingsorganisatie in AO/IC-procedures waarborgt dat:
In elk organisatieonderdeel moeten maatregelen worden getroffen voor een goede werking van de interne controle. Een zeer belangrijke maatregel daarvoor is het tot stand brengen van functiescheiding. De scheiding dient zich te richten op de activiteiten met een feitelijk extern gevolg zoals de betaling. Maar ook dienen er waarborgen binnen het te gebruiken systeem te zijn. Dit geldt dan voor personen die zich bezighouden met de invoer van stamgegevens (crediteurenadministratie, e.d.). Maar ook een functioneel (systeem) beheerder, die in staat is om alle lokale instellingen tot functiescheiding te wijzigen, mag geen bevoegdheid hebben om betaalopdrachten in te voeren, te autoriseren of te verzenden. Dit kan bewerkstelligd worden door een gebruiker met de bevoegdheid tot functioneel beheer geen autorisatie te verstrekken met tekenbevoegdheid of de bevoegdheid tot verzenden van betaalopdrachten. Dit is ook van toepassing op de plaatsvervangers.
Het hier gehanteerde begrip van kluis is breder dan het begrip kluis ter uitvoering van het verzekeringsbeleid. Het is aan het lid van de concerndirectie om voor zijn organisatieonderdeel het risico ten aanzien van de kluis goed in te schatten. Het spreekt immers voor zich dat de eisen te stellen aan een kluis voor het bewaren van enkele ‘ov-chipkaarten’ geheel andere zijn dan de eisen ten aanzien van een kluis waarin aanzienlijke sommen geld en grote aantallen verhandelbare waardepapieren zijn opgeborgen. De kluis is nadrukkelijk niet een kas. Het beheer van kas en kluis zullen dus ook afzonderlijk uitgewerkt moeten worden.
De kassier is verantwoordelijk voor het beheer van contante geldmiddelen en waardepapieren. Onder beheer is hier te verstaan enerzijds de bewaarfunctie en anderzijds de betaalfunctie. Bij uitsluiting van alle andere functionarissen is de kassier bevoegd tot dergelijke handelingen. Dit laat overigens onverlet dat deze betaalfunctie gebonden is aan procedures. Naast de kassier kunnen eventueel één of meer subkassiers worden aangewezen, die onder de verantwoordelijkheid van de kassier de kassiersfunctie uitoefenen.
De kassier oefent de beschikkingsbevoegdheid uit over de hem in beheer gegeven kassen en waardepapieren. Onder beschikkingsbevoegdheid wordt in dit verband verstaan de feitelijke uitname uit de kas of de daadwerkelijke storting in de kas. De kassier is daarom nooit tekeningbevoegd (geen bevoegdheid tot autoriseren) en moet de registratie aan een andere functionaris overlaten.
Voorts ziet hij toe op de rechtmatigheid binnen het kasverkeer. Dit impliceert dat betalingen niet geschieden dan nadat de betrokken budgetbeheerder opdracht heeft gegeven en schriftelijk autorisatie is verkregen van minimaal twee tekeningsbevoegden. Met betrekking tot de ontvangsten stelt hij vast of de ontvangst een functionele grond heeft. Ontvangsten worden niet gerealiseerd dan tegen afgifte van een ontvangstbewijs (kwijting).
Artikel 11Saldoregulatie bankrekeningen
Voor procesrekening wordt op werkdagen door de treasury beoordeeld of het saldo moet worden aangevuld. Op basis van de voormeldingen van betalingen bepaalt de treasury de omvang van de aanvulling, zie ook artikel 19. Voor niet-procesrekeningen geldt dat één keer per maand de saldi worden gereguleerd. Bij uitzondering worden niet-procesrekeningen op verzoek van het betreffende gemeentelijke organisatieonderdeel tussentijds aangevuld.
Artikel 12Gebruikersbeheer EB-systemen
Een account in het EB-systeem is de toegang van een gebruiker tot dat EB-systeem. Onder autorisaties wordt in dit verband verstaan de handelingen die een gebruiker in het EB-systeem mag verrichten.
Een gebruiker dient in het bezit te zijn van een token om toegang te krijgen tot een EB-systeem. De ontwikkeling van dit soort ‘elektronische identificatiemiddelen’ gaat zo snel dat er nog geen adequaat Nederlands begrip voor ”token” bestaat. Iedereen gebruikt nu een eigen aanduiding, zoals smartcard, digipass, card reader, etc. Al deze instrumenten hebben als functie de authenticiteit van de handeling vast te stellen en daarmee de rechtmatigheid van de verwerking door de bank.
Er zijn verschillende aanleidingen voor het beëindigen van een account. Bijvoorbeeld bij uitdiensttreding, dan verzoekt het lid van de concerndirectie om beëindiging.
Ook de treasury kan een account laten beëindigen; dit is het geval wanneer de gebruiker geen geldige VOG heeft overlegd, sprake is van misbruik of als de gebruiker uit dienst blijkt te zijn zonder dat dit door de concerndirectie gemeld is of anderszins de account niet meer zal gebruiken. De gebruiker zal hierover worden bericht en worden gevraagd de tokens onklaar te maken (bankpas doorknippen) en te retourneren.
Artikel 13Verklaring omtrent het gedrag
Gebruikers van het EB-systeem dienen een geldige (niet ouder dan vier jaar) VOG te kunnen overleggen die in ieder geval is gericht op functieaspect 21 (“met contante en/of girale (digitale) waardepapieren omgaan”).
Artikel 14Uitvoeren van betalingen
Er zijn twee groepen van tekeningsbevoegden: een tekeningsbevoegde is ingedeeld in één van de twee groepen en is dus ofwel geautoriseerd om de eerste elektronische handtekening ofwel de tweede elektronische handtekening te plaatsen.
Er zijn twee soorten machtigingen tot incasso: Standaard Europese incasso en Zakelijke Europese incasso. Voor een zakelijke incasso geldt dat de machtiging bij de bank moet worden aangemeld ter registratie, voorzien van een handtekening van de rekeninghouder. Incassi onder deze machtiging kunnen niet gestorneerd worden. Storno staat voor “storting terug op rekeningnummer opdrachtgever” en is het terugdraaien van een automatische incasso nadat het geld al op de rekening van de ontvanger is gestort. Een Standaard Europese machtiging kan ook door niet-rekeninghouders getekend worden en wordt alleen naar de incassant gestuurd. Hierbij is storneren wel mogelijk.
Het afgeven van een machtiging is in wezen gelijk aan een betaalbaarstelling. Dit geldt zeker in het geval van een zakelijke machtiging die niet gestorneerd kan worden. Daarom dient de machtiging door de budgethouder en een tweede functionaris getekend te worden.
In het machtigingenregister dienen per machtiging in ieder geval de volgende gegevens vastgelegd te worden: datum afgifte, NAW gegevens incassant, doel incasso, bedragen incasso, termijnen incasso, looptijd incasso.
Het heeft de voorkeur om contant geld en cheques dagelijks af te storten, tenzij de kosten van transport, logistieke en/of risicoaspecten niet opwegen tegen het dagelijks afstorten. De procedures met betrekking tot het aanhouden en storten van contant geld en cheques worden vastgelegd in de kasinstructie.
Artikel 17Gebruik betaalkaarten
Een betaalkaart is een pas waarmee betalingen kunnen worden verricht. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen kredietkaarten (creditcards) en debetkaarten (debetcards).
Bij een kredietkaart worden betalingen op een later moment verrekend en wordt in feite op het moment van betaling krediet opgenomen bij de uitgever van de kredietkaart. Hieronder vallen ook de aankoopkaarten (purchasing cards) die worden toegepast om bepaalde goederen bij specifieke leveranciers te verkrijgen tot een afgesproken maximum. Hierbij kan gedacht worden aan een kaart waarmee kantoorartikelen kunnen worden afgenomen bij een specifieke leverancier tot een afgesproken maximum per te factureren periode.
Een debetkaart is een pinpas of een bankkaart, waarmee bij betaling een directe verrekening plaatsvindt met de bankrekening. Onder de debetkaarten worden hier ook verstaan de kaarten die kunnen worden opgeladen vanuit een bankrekening en waarmee dan later betalingen worden gedaan, zoals een ov-chipkaart.
Het schriftelijke verzoek aan de concerncontroller voor de aanvraag of gebruik van een kredietkaart dient via het standaard 'Aanvraagformulier kredietkaarten' plaats te vinden. Hierin dient minimaal de volgende informatie verstrekt worden:
Voor debetkaarten geldt dat deze altijd gevoed moeten worden vanuit een gemeentelijke bankrekening op basis van een goedgekeurde transactie in enig gemeentelijk 'expert' systeem en bedoeld als alternatief voor het gebruik van contant geld. Voorbeelden zijn onder andere betaalkaarten ten behoeve van een specifieke groep uitkeringsgerechtigden (zonder vaste woon- of verblijfplaats), betaalkaarten inzake maatwerkbudget door 'wijkmanagers' en betaalkaarten die gebruikt worden voor het testen van parkeersystemen.
Een verstrekte bankgarantie komt ten laste van de kredietfaciliteit van de gemeente, wat wil zeggen dat de gemeente minder kredietruimte heeft. De kosten betreffen eenmalige kosten voor het opmaken en versturen van de bankgarantie en een periodieke fee.
Voor het indienen van het verzoek dient gebruik gemaakt te worden van het “Aanvraagformulier bankgarantie”.
De informatie met betrekking tot betalingen en ontvangsten is voor de treasury van belang in het kader van benodigde saldoregulatie (zie artikel 11) en de liquiditeitenplanning (zie artikel 32).
Artikel 20Bevoegdheden en verantwoordelijkheden financiering
De concerncontroller is ondergemandateerd voor de uitvoering van de treasurytaken.
Artikel 21Bevoegdheden en verantwoordelijkheden transacties
De rente op de geld- en kapitaalmarkt heeft een zeer volatiel karakter en offertes hebben een korte duur. De meeste overeenkomsten komen in eerste instantie mondeling tot stand. Het is noodzakelijk om ook naar de tegenpartijen te kunnen aangeven wie namens de gemeente transacties kan afsluiten op de geldmarkt. De treasurer of zijn plaatsvervanger kan transacties uitvoeren op de kapitaalmarkt met betrekking tot langlopende leningen, uitzettingen en derivaten. De concerncontroller wijst handelaren aan die transacties op de geldmarkt mogen uitvoeren. Hierbij kan hij voorwaarden stellen. De voorwaarden kunnen betrekking hebben op gewenste deskundigheid, te gebruiken instrumenten, bedrag per transactie. Van belang is dat alle transacties goed worden vastgelegd. Op het transactieformulier wordt bij het aantrekken van gelden of uitzetten van gelden in ieder geval vastgelegd het type transactie, de tegenpartij, datum en tijdstip van de transactie, stortingsdatum, looptijd, hoofdsom, rente of koers waartegen de transactie is afgesloten, transactiekosten en de functionaris die de transactie heeft gedaan. Bij koop of verkoop van derivaten moet op het transactieformulier in ieder geval vastgelegd worden het soort derivaat, de datum en tijdstip van de transactie, tegenpartij, looptijd, onderliggende waarde van het instrument, uitoefendatum/periode, valutadatum, bijkomende kosten en de functionaris die de transactie heeft gedaan.
Artikel 22Tegenpartijen en intermediairs bij transacties
De gemeente doet alleen zaken met partijen van goede naam en faam. Dat wil zeggen dat tegenpartijen integer zijn en geen doelen nastreven of activiteiten verrichten die strijdig zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde. Bancaire partijen en partijen waarmee derivaten worden afgesloten moeten onder toezicht staan van instellingen zoals DNB, andere centrale banken of de ECB of andere door een overheid aangewezen toezichtsorganen.
Artikel 23Financieringsinstrumenten
De instrumenten genoemd onder de letters a. tot en met c. worden gerekend tot de kortlopende financieringsmiddelen. De instrumenten genoemd onder de letters d. tot en met g. worden gerekend tot de langlopende financieringsmiddelen.
Artikel 24Instrumenten voor uitzetten overtollige middelen
De instrumenten genoemd onder lid 1 letters a. tot en met d. worden gerekend tot de kortlopende uitzettingen. De instrumenten genoemd onder de letters e. tot en met h. worden gerekend tot de langlopende uitzettingen.
De gemeente mag alleen op rekening-courant gelden aanhouden als deze gemiddeld over een kwartaal het drempelbedrag dat geldt met betrekking tot het verplichte schatkistbankieren niet wordt overschreden. Conform de Wet financiering decentrale overheden mogen de uitzettingen genoemd onder het eerste lid letter b. tot en met h. alleen plaatsvinden bij de schatkist of bij mede-overheden.
Artikel 25Toegestane derivaten
De afgelopen jaren is, vooral vanwege affaires rond corporaties, een redelijk negatief sentiment ontstaan rond derivaten. Dat zou de vraag op kunnen werpen of derivaten voor overheden al dan niet tot een onbegaanbaar terrein behoren. Dit is niet waar: de wetgever erkent dat derivaten een rol kunnen spelen bij de beheersing van renterisico’s en staat het gebruik ervan dus toe. Voorwaarde is wel dat financiële derivaten alleen mogen worden afgesloten ter beperking van financiële risico’s. Voordat wordt overgegaan tot het afsluiten van derivaten dient dit inzichtelijk te worden gemaakt, zie ook artikel 34. Daarnaast mogen gemeenten geen niet-effectieve positie innemen omdat in dat geval de risico’s worden vergroot in plaats van afgedekt. Een niet-effectieve positie ontstaat als er wel een derivaat is afgesloten, maar er geen onderliggende leningen zijn of financieringsbehoefte bestaat. Mocht die positie ontstaan, dan dienen er noodzakelijke maatregelen genomen te worden om dit binnen redelijke termijn weer ongedaan te maken.
Artikel 26Vervroegde aflossing leningen
In de voorwaarden van een (onderhandse) lening kan een clausule zijn opgenomen dat de geldnemer op van tevoren vastgestelde momenten het recht heeft om gebruik te maken van vervroegde aflossing. Hiervoor dient meestal een boeterente te worden betaald, waarbij de hoogte van de boeterente afhangt van de resterende looptijd van de lening. Bij vervroegde aflossing kan voordeel worden behaald, wanneer het rentepercentage van een nieuwe lening met dezelfde modaliteiten voor de resterende looptijd lager is dan het rentepercentage van de bestaande lening.
Indien het rentevoordeel aanmerkelijk groter is dan de boeterente, is het interessant om de lening vervroegd af te lossen.
Artikel 27Herstructurering of afkoop leningen, uitzettingen of derivaten
Bij herstructurering vinden buitencontractuele aanpassingen van contracten van opgenomen of uitgezette leningen of derivaten plaats. Omdat dit buitencontractuele wijzigingen betreffen, dient onderhandeling tussen geldgever en geldnemer plaats te vinden en deze wijzigingen kunnen alleen plaatsvinden indien beide partijen akkoord gaan. Een voorbeeld is voortijdige afkoop van leningen. Een ander voorbeeld is een herstructurering door middel van het wijzigen van het aflossingsschema of de looptijd. Ook kan tegen betaling van een eenmalige vergoeding het rentepercentage van bestaande opgenomen geldleningen worden verlaagd.
Artikel 28Instemming concerncontroller
Transacties op de kapitaalmarkt hebben een looptijd van 1 jaar of langer. De bedragen die met deze transacties gepaard gaan en de bijbehorende renteverrekeningen zijn over het algemeen hoog. Daarom legt de treasurer voordat hij een transactie op de kapitaalmarkt afsluit een voorstel voor aan de concerncontroller. In dit voorstel komen de specifieke aspecten van de voorgestelde transactie (zoals doel, omvang looptijd en andere bijzondere bepalingen) aan de orde. Na instemming van de concerncontroller kan de treasurer de transactie op de kapitaalmarkt afsluiten.
Artikel 29Offertes geldleningen
Nadat is vastgesteld wat de omvang van de financieringsbehoefte is, voor welke looptijd, in welke vorm en wat het gewenste verloop is, worden op de geld- of kapitaalmarkt offertes gevraagd. Dit kan direct bij banken of andere geldgevers, maar ook via intermediairs (geldmakelaars). Wanneer het kortlopende geldleningen betreft gebeurt dit telefonisch. Voor langlopende geldleningen wordt een aankondiging gedaan met daarin de voorwaarden van de betreffende lening. De offertes worden in dat geval per e-mail uitgebracht. De offertes worden zodanig uitgevraagd dat de geoffreerde rentetarieven direct vergelijkbaar zijn (effectief percentage inclusief eventuele provisies tegen dezelfde renteconventie). De offertes worden geregistreerd op een transactieformulier.
Alle leningen, uitzettingen en derivaten dienen te worden vastgelegd in een beheersysteem, dat voortdurend actueel dient te worden gehouden.
Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van gemeenten. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (voor gemeenten 8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. In de Wet fido wordt de gemiddelde korte financiering (de netto vlottende schuld) per drie maanden getoetst aan de kasgeldlimiet.
Hiertoe wordt het gemiddelde genomen van de korte financiering op de eerste dag van de drie kalendermaanden in een kwartaal.
De ontvangsten en uitgaven van de gemeente zijn niet optimaal gespreid over het jaar. Daarom is een tijdelijke overschrijding (meestal één of twee kwartalen) van de kasgeldlimiet soms onvermijdelijk en ook toegestaan in de wet. Pas als de kasgeldlimiet voor het derde achtereenvolgende kwartaal wordt overschreden, dan moet een kwartaalrapportage en een plan om binnen de kasgeldlimiet te blijven ter goedkeuring aan de provincie worden gestuurd.
In dit artikel wordt geregeld dat de concerncontroller voorafgaand toestemming moet geven voor een overschrijding van de kasgeldlimiet en wederom voor een overschrijding in een tweede achtereenvolgende kwartaal. Het college moet voorafgaande toestemming geven om de kasgeldlimiet voor een derde achtereenvolgende kwartaal te overschrijden.
Het renterisico op de vaste schuld wordt in de Wet fido gedefinieerd als de mate waarin het saldo van rentelasten en rentebaten van de gemeente verandert door wijzigingen in het rentepercentage op leningen en uitzettingen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer. Het renterisico bestaat uit twee componenten: herfinanciering van de aflossingen op de vaste schuld en renteherzieningen op de vaste schuld. Naast de reguliere aflossingen op de bestaande schuld wordt in deze berekening ook betrokken de jaarlijks doorrollende herfinanciering onder de renteswaps. Hoewel deze laatste categorie tot zeer beperkte renterisico’s leidt (de renterisico’s worden namelijk bijna geheel afgedekt door de renteswaps), wordt uit voorzichtigheidsoverwegingen toch deze benadering gekozen. Hiermee is de berekening van het renterisico prudenter dan de Wet fido voorschrijft.
Artikel 32Intern liquiditeitsrisicobeheer
Om te kunnen bepalen welke transacties de treasury moet verrichten op de geld- en kapitaalmarkt, is inzicht nodig in de toekomstige liquiditeitsposities. Hierbij is een liquiditeitenplanning een noodzakelijk instrument. De liquiditeitenplanning dient inzicht te geven in de liquiditeitspositie en -behoefte van een gemeente. Op basis van een zo nauwkeurig mogelijke voorspelling van de in- en uitgaande geldstromen kan de treasury tijdig actie ondernemen om tekorten aan te vullen en overschotten uit te zetten. Naast deze functie is de liquiditeitenplanning een hulpmiddel om de rente-exposure te bepalen en het dagelijkse saldo te beheren. In artikel 19 is geregeld dat de treasury informatie krijgt van de organisatieonderdelen over de in- en uitgaande geldstromen.
Om valutarisico’s uit te sluiten mogen geen transacties worden gedaan in andere valuta dan euro’s.
Zie de toelichting op artikel 25.
De gemeentelijke financieringsmiddelen bestaan uit externe financieringsmiddelen en interne financieringsmiddelen. De externe financieringsmiddelen zijn krediet op rekening-courant en kort- en langlopende leningen. De interne financieringsmiddelen zijn onder andere reserves en voorzieningen, maar ook bijvoorbeeld afkoopsommen erfpacht.
Financieringsmiddelen genereren rentelasten. Over de externe financieringsmiddelen moet immers rente worden betaald. In navolging van de voorkeursmethode uit het Besluit Begroting en Verantwoording geldt tevens als uitgangspunt dat de financieringswijze (interne of externe financiering) geen rol mag spelen bij de kostprijsberekening van gemeentelijke taken. Dit is de reden dat er intern wordt gerekend met een rentevergoeding over de interne financieringsmiddelen. De beschikbaarheid van de interne financieringsmiddelen vermindert de behoefte aan rentedragend vreemd vermogen, waardoor de rentekosten worden verlaagd. Met behulp van de interne financieringsmiddelen wordt dus rente op vreemd vermogen ‘bespaard’. Daarom wordt de rentevergoeding die wordt toegerekend aan de interne financieringsmiddelen de 'bespaarde rente' genoemd. Aan reserves, voorzieningen en andere door het college aangewezen financieringsmiddelen zoals afkoopsommen erfpacht wordt de bespaarde rente toegerekend. Als uitgangspunt geldt dat het percentage van de bespaarde rente gelijk is aan dat van de omslagrente.
Aan van hogere overheden verkregen middelen moet soms volgens de subsidiebeschikking rente worden toegerekend en deze rente moet ten goede komen aan het beleidsdoel waarvoor deze middelen zijn verstrekt. In dat geval wordt de korte rente toegerekend. Deze wordt bepaald bij de begroting en afgeleid van de tarieven die de schatkist hanteert voor deposito’s van 1 jaar, afgerond op 0,25%.
De gemeente past totaalfinanciering toe. De financiering van de vaste activa maakt onderdeel uit van de totaalfinanciering. Hiertoe wordt omslagrente berekend over de boekwaarde van de vaste activa. In het vijfde en zesde lid worden de uitzonderingen hierop aangegeven. Dit heeft te maken met de looptijd en het risicoprofiel van dergelijke investeringen.
De bespaarde rente over de interne financieringsmiddelen wordt binnen de financieringsfunctie als een last opgenomen. De bespaarde rente is echter geen uitgave zoals de werkelijke rente op opgenomen geldleningen, maar blijft binnen de eigen begroting en kan weer worden aangewend voor andere doeleinden. De bespaarde rente komt dus weer ten goede aan de gemeentelijke producten. In dit artikel wordt weergegeven op welke wijze dat gebeurt.